Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, het decreet Onroerend Erfgoed geeft u veel instrumenten om een performant beschermingsbeleid te voeren. Op basis van thematische of regionale inventarisaties kunt u een goede selectie maken van wat de status van beschermd erfgoed krijgt. Nieuwe inzichten in erfgoedzorg en herinventarisatiecampagnes van de reeds lang geïnventariseerde oude stadskernen leiden ook tot nieuwe afwegingen en zo blijft erfgoedzorg een dynamisch gegeven. Naast deze eerder structurele aanpak blijft, gelukkig maar, ook de ad-hocaanpak mogelijk.
De ad-hocaanpak ligt een stuk gevoeliger, dat begrijpen we. Er is een minder voor de hand liggend afwegingskader en soms krijgt u aanvragen die pas ontstaan bij een bedreiging. Een moeilijke afweging. Een groot eeuwenoud complex beschermen in het midden van een stad die al veertig jaar geïnventariseerd is nadat de ontwikkelaar en de erfgoeddienst van de stad tot een akkoord gekomen zijn? Het ligt moeilijk, het is een afweging: rechtszekerheid voor investeerders versus behoud van waardevol erfgoed.
Aan de andere kant is dit instrument bewust in het decreet gebleven om u de kans te geven in te grijpen wanneer waardevol erfgoed toch plots bedreigd wordt. In mijn stad Kortrijk stelt het probleem zich nu voor een pand dat dicht bij het stadhuis ligt. Ik wil nu niet op die concrete situatie ingaan, maar ze is wel de aanleiding van mijn vraag. U weet dat de Tweede Wereldoorlog bij ons zeer veel heeft beschadigd en de geallieerde bombardementen op het station, dat toen een formatiestation was, heeft de hoofdbrok van ons erfgoed vernietigd. Als men dan toch beseft dat er een ontzettend waardevol pand zou kunnen zijn, waarvan de gevel misschien niet onmiddellijk de waarde aantoont, en dan een sloopaanvraag ingediend blijkt te zijn, hoe evolueert dat dan? Het is nu niet de bedoeling om met u dit concrete geval uit te spitten in het kader van een vraag om uitleg. Maar ik had graag naar aanleiding van dit geval, een zicht gehad op de ad-hocbescherming.
Minister-president, hoeveel ad-hocbeschermingen hebt u ondertekend in deze legislatuur? Is er een evolutie doorheen de jaren? Hoe evalueert u zelf dit instrument? Is het effectief genoeg?
Ik heb nog geen systematisch onderzoek gedaan, maar ik heb me wel wat bevraagd. Het blijkt dat de dienst in kwestie moeite heeft om dat bij te benen. Het duurt maanden vooraleer ze de kans hebben om dergelijke ad-hocvragen grondig te kunnen onderzoeken en documenteren om toe te laten om daarrond een beslissing te nemen. Maar dan is het soms te laat in het kader van een aanvraag om een gebouw te slopen of grondig te verbouwen en kan het ‘kwaad’ al zijn geschied nog voor men een dossier heeft kunnen opmaken om de waarde van het pand na te trekken.
Hoe motiveert u dergelijke beslissingen? Ik heb er alle begrip voor dat het moeilijk is een afweging te maken tussen de waarde van een pand en het rechtmatige belang van de eigenaar die het pand wil activeren en het levend wil houden in het stadsgezicht of het commercieel wil uitbaten. Ik heb alle begrip voor die moeilijke afweging. Mijn vraag is vooral gesteld vanuit mijn bezorgdheid. Men heeft belangstelling voor het pand, het zou een uitzonderlijk pand kunnen zijn. Het is door de mazen van het net van de inventarisatie gevallen. Dat gebeurt nu en dan, om diverse redenen. Heeft men dan niet het probleem dat het te lang duurt vooraleer de bevoegde dienst het dossier kan opmaken, zodat het ondertussen al te laat kan zijn om een mogelijke bescherming uit te spreken? Hoe bouwt u uw beleid daarrond op?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega de Bethune, u hebt nu gevraagd wat het aantal beschermingen is in deze legislatuur, of bedoelde u toch sinds mijn aantreden?
U mag de cijfers geven die u hebt. Die zijn waardevol.
Ik zal ze u geven vanaf september 2009. Ik heb ze niet opgesplitst per regeerperiode. In 2014 waren er 17, in 2015 zijn er tot nu toe 20. Als ik terugga tot mijn aantreden, zoals u in uw schriftelijke versie van uw vraag om uitleg had gevraagd, dan is dat vanaf 2009 in de opeenvolgende jaren: 5, 14, 21, 10, 13, 17 en 20. Dat zijn er in totaal 99 tegenover 733 geografische en thematische beschermingen.
Bij 14 van die dossiers lag een acute dreiging aan de basis van de ad-hocbescherming. Die ad-hocbescherming beschouw ik niet als een apart instrument; het decreet voorziet erin dat je geografisch, thematisch en op ad-hocbasis kunt beschermen. Het is een bewuste beleidskeuze om ook die mogelijkheid open te houden.
Bij de ad-hocaanvragen zijn er drie soorten. De eerste soort is als er een acute bedreiging is. Als men plotseling ontdekt dat een pand of een landschap bedreigd is, kan er een vraag komen tot een ad-hocbescherming. Een tweede soort is wanneer het gaat over mensen die zich al dan niet verenigen om te ageren tegen een of ander project. Ze willen een ruimtelijke ontwikkeling in de stad tegengaan en om dat doel te bereiken, vragen ze een bescherming. Tot slot gebeurt het heel vaak dat de eigenaar zelf de stap zet en graag wil hebben dat zijn inspanningen om een pand te kopen en te bewaren, bekroond worden met een bescherming.
Ik evalueer die ad-hocbeschermingen positief. We motiveren ze zoals we alle andere beschermingen evalueren. Het goed moet over voldoende erfgoedwaarden beschikken om in aanmerking te komen voor een bescherming. Wij maken daarbij abstractie van de aanleiding tot de vraag. Mijn administratie weegt die erfgoedwaarden af en hanteert de databanken, de bestaande criteria, de nota’s en de algemene kennis waarover het agentschap beschikt. Zij vraagt soms het advies van externe experten. Zij maakt altijd een afweging die typologisch en geografisch wordt onderbouwd. Dan wordt dit getoetst aan een aantal criteria: de zeldzaamheid, de herkenbaarheid, de representativiteit, de ensemblewaarden en de contextwaarden. Er wordt bijkomend ook een advies gevraagd van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed.
In tweede instantie houd ik rekening met de motivatie van de aanvraag en met de private belangen van de eigenaar of investeerder. De afweging wordt altijd in het algemeen belang gedaan. Dat criterium is uiteindelijk doorslaggevend. Een bescherming overstijgt altijd het private belang. Het kan ook niet de bedoeling zijn dat je met een beschermingsaanvraag oneigenlijke nieuwe ontwikkeling wilt tegengaan of afgeleverde vergunningen probeert te dwarsbomen. Het is zeer uitzonderlijk dat in zulk geval de erfgoedwaarden zouden primeren op vergunningen die al verleend zijn of ontwikkelingen die toegestaan zijn, want dan doorkruis je een project dat soms al maanden of jaren loopt.
Ik win altijd ook voorafgaand het advies bij hoogdringendheid in. Als de adviestermijnen verstreken zijn, kan ik optreden. Bij lange doorlooptermijnen kan dan zelfs in het geval van dringende noodzakelijkheid aan de adviesaanvraag worden voorbijgegaan.
Mevrouw de Bethune heeft het woord.
Minister-president, dank u voor uw antwoord en voor de cijfers. Het is interessant om te zien dat u jaarlijks toch een tien tot twintig keer optreedt in bepaalde gevallen. U hebt drie omstandigheden genoemd waarin zich dergelijke aanvragen kunnen voordoen.
De aanleiding voor mijn vraag – en ik heb u er ook een schriftelijke vraag over gesteld – was een pand in Kortrijk waarvan bij de verkoop bleek dat het het oudste huis van Kortrijk zou kunnen zijn. De nieuwe eigenaar diende een sloopaanvraag in. Tegelijkertijd hebben verschillende mensen en groeperingen een aanvraag tot bescherming bij uw diensten ingediend. Ondertussen is het gevaar geweken, in die zin dat de nieuwe eigenaar zijn aanvraag tot sloop heeft teruggetrokken. Ik hoop dat in dat geval het dossier ten gronde zal kunnen worden onderzocht door de bevoegde instanties, om te bekijken of het pand al dan niet beschermd moet worden. Ik doe daarin geen voorafname, dat is mijn taak niet.
In dit dossier verloopt het goed, en zal men de kans hebben om het pand te onderzoeken op zijn erfgoedwaarde. Maar wat als de nieuwe eigenaar of promotor dit niet vrijwillig doet? Is er dan een systematische ingreep, zodat de overheid automatisch optreedt om te checken of het een waardevol goed is, zodat een sloop niet mag worden toegelaten? Dat was het vonkje dat bij mij die vraag deed knipperen.
Voor alle duidelijkheid: het artikel 6, punt 1, punt 3, waarnaar ik verwees, zegt uitdrukkelijk dat er kan worden voorbijgegaan aan die adviesvragen in het geval van dringende noodzakelijkheid. Dat betekent dat je op de dag zelf een voorlopig beschermingsbesluit kunt uitvaardigen, om te verhinderen dat er wordt gesloopt of dat er onherstelbare schade wordt aangericht. In dit geval was dit niet nodig. Het gaat om een laatmiddeleeuws pand, dat tot ieders verrassing opdook achter een negentiende-eeuwse neoclassicistische gevel. Dit laatmiddeleeuwse pand was in zijn essentie vrij goed bewaard. Gelukkig gaat de eigenaar daarin mee. Stel dat dit niet zo was, dan had ik nog altijd op basis van artikel 6, punt 1, punt 3, onmiddellijk kunnen optreden en pas later de adviesprocedures kunnen doen. Anders kom je natuurlijk hopeloos te laat, want er is een adviestermijn van dertig dagen. Tegen dan ligt het pand tegen de vlakte, natuurlijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.