Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, naar aanleiding van de week van de borstvoeding roept de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid jonge moeders op om ook thuis zo lang mogelijk nog borstvoeding te geven aan hun pasgeboren kind. De begeleiding in ziekenhuizen is zeer goed, maar er wordt vastgesteld dat jonge moeders zodra ze thuiskomen en die begeleiding wegvalt, snel stoppen met borstvoeding geven.
Ondertussen adviseert de Wereldgezondheidsorganisatie om kinderen tot de leeftijd van 6 maanden uitsluitend borstvoeding te geven, maar om ook borstvoeding tot de leeftijd van 2 jaar als melkvoeding te blijven geven.
Vlaanderen heeft in zijn gezondheidsdoelstelling Voeding en Beweging 2009-2015 in subdoelstelling 3 de ambitie om meer jonge moeders borstvoeding te laten geven. Tegen 2015, dit jaar dus, zou dat cijfer 74 procent moeten bedragen. Niemand ontkent de meerwaarde van borstvoeding voor het pasgeboren kind. Daarvoor is voldoende wetenschappelijke evidentie aanwezig. Daartegenover staat dat een enorme druk wordt uitgeoefend op pas bevallen vrouwen om borstvoeding te geven en te blijven geven. Wie geen borstvoeding geeft, voelt zich al snel een slechte mama.
Recent keurde de commissie een resolutie goed met betrekking tot de detectie en behandeling van postnatale depressie. Voor vrouwen die zich in deze situatie bevinden, is het uitoefenen van druk om borstvoeding te geven, laat staan met de boodschap dat borstvoeding het best wordt gegeven tot de leeftijd van 2 jaar, niet wenselijk.
Minister, hoeveel vrouwen geven vandaag in Vlaanderen borstvoeding? Hoe staat u tegenover de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie om kinderen tot de leeftijd van 2 jaar borstvoeding als melkvoeding te blijven geven? Zult u de nieuwe gezondheidsdoelstelling met betrekking tot borstvoeding daaraan aanpassen? Hoe wordt omgegaan met het fragiele evenwicht van enerzijds de meerwaarde van borstvoeding en anderzijds de soms ongezonde druk die wordt uitgeoefend op pas bevallen vrouwen om borstvoeding te geven?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Kind en Gezin vraagt tijdens zijn contacten met gezinnen op 5 tijdstippen in het eerste levensjaar naar de voeding die gegeven wordt aan het kind: voeding op 24 uur, voeding op dag 6, voeding op 6 weken, voeding op 12 weken en voeding op 26 weken. Het al of niet geven van borstvoeding wordt uitgedrukt in percentages en gepubliceerd in het jaarlijks rapport Kind in Vlaanderen, dat ook op de website terug te vinden is.
We hebben cijfers per provincie en voor het Vlaamse Gewest op 24 uur. Vlaams-Brabant scoort het hoogst met 79,7 procent en West-Vlaanderen het laagst met 68,5 procent. Antwerpen met 78,1 procent, Limburg met 76 procent en Oost-Vlaanderen met 75,7 procent zitten er tussenin. Gemiddeld voor het Vlaamse Gewest is dit 76 procent.
De cijfers op 26 weken geven een heel ander beeld. Vlaams-Brabant blijft het best scoren met 9,9 procent en West-Vlaanderen het laagst met 5,6 procent. Antwerpen haalt 9,7 procent en Oost-Vlaanderen 9,5 procent. Limburg scoort 6,6 procent. Cijfers over langvoeders, dat is 2 jaar, zijn niet ter beschikking in de databank van Kind en Gezin.
Ik onderschrijf net als u de onmiskenbare voordelen van het geven van borstvoeding voor moeder, kind en de maatschappij. De promotie van borstvoeding is voor Kind en Gezin een duidelijke beleidskeuze. Hierin staat het advies om 6 maanden exclusief borstvoeding te geven centraal, gevolgd tot de leeftijd van 2 jaar, dat is de aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie, of zolang de ouders en het kind dit wensen.
Ik heb opdracht gegeven aan het Agentschap Zorg en Gezondheid om in samenwerking met Kind en Gezin de gezondheidsconferentie over voeding en beweging van eind 2016 voor te bereiden. De doelstellingen rond borstvoeding maken daar deel van uit.
Soms is borstvoeding niet of niet meer mogelijk of wenselijk. Kind en Gezin stelt in zijn fysieke contacten en in zijn communicatiedragers alles in het werk opdat ouders en aanstaande ouders in staat zijn een geïnformeerde voedingskeuze te maken. Naast talrijke informatie over borstvoeding, vinden ouders en aanstaande ouders hiertoe bij Kind en Gezin ook een antwoord op hun vragen over flesvoeding. Zonder afbreuk te doen aan het ontegensprekelijke belang van borstvoeding, hecht Kind en Gezin veel waarde aan het vinden van aansluiting bij ouders en respect tonen voor hun keuze. Als ouders een weloverwogen keuze maken voor flesvoeding, dan worden ze niet onder druk gezet tot het geven of blijven geven van borstvoeding.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dat laatste moet ik spijtig genoeg tegenspreken. Uit ondervinding weet ik dat vrouwen wel onder druk worden gezet en dat vroedvrouwen op de informatieavonden soms enkel en alleen spreken over borstvoeding. Als een vrouw dan oppert om toch eventueel flessenvoeding te geven, zo heeft iemand mij verteld, krijgt ze te horen dat zij daar eigenlijk niet over mogen spreken en dat ze een brochure krijgt. Dat lijkt me toch niet echt opportuun.
Wat denkt u persoonlijk van die 2 jaar borstvoeding?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Dit heeft twee aspecten. Ja, we moeten vrouwen zo goed en zo sterk mogelijk ondersteunen als ze kiezen voor borstvoeding. Dat is altijd een positieve keuze, de gezondheidseffecten zijn heel duidelijk. Laat me dat absoluut niet in twijfel trekken. Ik vind het positief dat daar sterk wordt op ingezet. Maar ik volg mevrouw Saeys dat dit niet mag omslaan in een druk of een overdreven druk. Ik merk in mijn omgeving dat vrouwen dat toch anders ervaren.
Ik wil daarbij een bruggetje maken. Als vrouwen na drie maanden weer aan het werk moeten – de moederschapsrust is zeer beperkt in ons land –, dan krijgen zij een hele mooie dikke brochure over de combinatie borstvoeding/werk. Dat komt bij veel vrouwen hard aan. Ze zouden liever wat langer thuisblijven en die borstvoeding waarmaken. Als we vrouwen echt de kans willen geven om zo lang mogelijk borstvoeding te geven, moeten we eens durven kijken of die moederschapsrust niet uitgebreid kan worden. Het geven van borstvoeding duurt geen kwartiertje, het is een ernstige opgave voor het lichaam en qua tijdsbesteding. De combinatie borstvoeding/werk is echt niet vanzelfsprekend.
We moeten het advies om tot 2 jaar borstvoeding te geven ernstig nemen, we moeten dat niet opzijschuiven, maar we moeten rekening houden met de maatschappelijke druk. We moeten een gezonde balans vinden en met de federale collega’s bekijken hoe we jonge moeders de kans kunnen geven om dit waar te maken.
De heer Persyn heeft het woord.
Met het risico om in herhaling te vallen, wil ik verwijzen naar mijn vroegere werkomgeving, met name Afrika. Daar was het de regel dat vrouwen twee jaar borstvoeding gaven. De Wereldgezondheidsorganisatie veralgemeent iets te gemakkelijk situaties die voorkomen in een groot deel van de wereld en hanteert die als algemene richtlijn voor de westerse wereld, los van het feit of er dan specifieke zorgnoden zijn. Mevrouw Saeys verwees er al naar: mama’s die dreigen in een postnatale depressie af te glijden of er al volop inzitten. We moeten de juiste middenweg vinden. Maatregelen die misschien voor een groot deel van de wereldbevolking een meerwaarde bieden, mogen we niet bijna dwangmatig opleggen en vrouwen een schuldgevoel aanpraten. De context is hier helemaal anders.
Moeten we naar een uitbreiding gaan van moederschapsrust of lactatieverlof? Dat is een andere vraag en vraagt een maatschappelijk debat. Feit is dat er gegevens zijn die aantonen dat de symbiose die heel intens is de negen maanden van de zwangerschap wellicht zeker nog negen maanden aanhoudt. Dat kan een tussenformule zijn, maar is een andere discussie.
Ik treed bij dat er rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke context en met de specifieke situatie en noden van de moeders in kwestie.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is zoals het vaak gaat met aanbevelingen over gezondheid en een gezonde levensstijl. Wat is de grens tussen aanbevelen en trachten te overtuigen en wanneer wordt het een druk die de eigen keuze onmogelijk maakt? Dit is niet de enige situatie waarin dit voorkomt bij preventieve gezondheidszorg. Ik denk ook aan screening, vaccinaties, enzovoort. De vraag is voortdurend wat de boodschap is en tot wanneer die boodschap toelaat dat iemand een weloverwogen keuze maakt. Wanneer wordt het meer dan dat?
In deze thematiek heb ik er geen zicht op hoe dit in de praktijk verloopt. Ik kan me wel voorstellen dat Kind en Gezin aan de ene kant en een aantal beroepsgroepen aan de andere kant boodschappen geven. Het is niet allemaal terug te voeren op de communicatiedragers van Kind en Gezin. Als er signalen zijn dat dit over de schreef gaat, dan lijkt het me logisch dat Kind en Gezin op de momenten dat ze overleg hebben met de groepen en naar aanleiding van het aanbod dat wordt gemaakt voor de Huizen van het Kind, probeert om een juiste en gezamenlijke communicatie te versterken.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het klopt dat theorie en praktijk totaal verschillende zaken zijn. Ik wil toch een nuance maken bij wat u zei met betrekking tot preventieve gezondheidszorg. U vergelijkt dit met vaccinatie, voeding of beweging, maar borstvoeding speelt zich toch af in een andere setting, namelijk in een zeer emotionele situatie. Er is volgens mij meer druk voelbaar. Ik ben benieuwd wat de aanbeveling zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.