Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal mijn vraag iets anders formuleren dan in mijn schriftelijke versie, want sinds de indiening ervan zijn er al een aantal zaken bekendgeraakt. Ik neem aan dat u ze kunt bevestigen, dat u er meer details over kunt geven. Ik besef ook heel goed dat ik met mijn vraag op de scheidslijn zit van de federale en de Vlaamse bevoegdheden. Gelet op de impact van de federale beslissingen en de mogelijkheden die ze creëren voor de Vlaamse bevoegdheden, en voor u, meen ik dat dit toch een pertinente vraag is.
In de oorspronkelijke notificaties van de Federale Regering met betrekking tot de zogenaamde taxshift en meer specifiek tot de lastenverlaging van het werkgeverstarief van 33 procent naar 25 procent, stond uitdrukkelijk vermeld dat de socialprofitsector en de nonprofitsector hun gebruikelijke aandeel zouden krijgen, net zoals dat in het verleden dikwijls werd toegepast.
Bij de uitwerking van die taxshiftmaatregelen, van die notificaties, kregen we van verschillende actoren het signaal dat er binnen de Federale Regering toch discussie was ontstaan over voormelde afspraak. Er zou discussie zijn geweest over de hoogte van het bedrag dat toekomt aan de social profit, maar ook over de techniek om het vastgelegde bedrag aan te wenden voor de sector.
U kent ongetwijfeld de klassieke techniek van de sociale Maribel, de sectorale fondsen, die een lastenverlaging rechtstreeks omzet in bijkomende nieuwe jobs. Ook die maatregel zou het voorwerp van debat geweest zijn. Gelet op voorgaande discussies die we al hebben gehad, is een bijkomende creatie van jobs niettemin noodzakelijk in bijvoorbeeld de woon- en zorgcentra, gelet op de toegenomen zorgzwaarte van de bewoners ervan.
Minister, gelet op de betrokkenheid van uw bevoegdheidsdomeinen en het Vlaams welzijnsbeleid in het algemeen, dat rechtstreeks de gevolgen draagt van de gevoerde discussies, heb ik voor u de volgende vragen.
Kunt u de bedragen die werden verspreid in de media en die variëren van 364 miljoen euro tot zelfs 476 miljoen euro in 2020, of van een dikke 140 miljoen euro tot 200 miljoen euro in 2016, formeel bevestigen?
Hebt u zicht op het aandeel van de Vlaamse sectoren in die cijfers?
Hebt u een uitkomst gekregen? Hebt u meegewerkt aan de verdeling van de middelen over de verschillende technieken die aangewend zouden kunnen worden?
Bent u betrokken geweest bij de discussie? Of hebt u getracht om proactief te reageren ten aanzien van uw federale collega’s met betrekking tot de techniek van de sociale Maribel voor de bijkomende creatie van werkgelegenheid in die sectoren?
Mijn vragen zijn dus iets anders geformuleerd, gelet op de informatie die verschenen is sinds 7 oktober.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, hiermee is bewezen dat heel af en toe problemen zichzelf oplossen als we de tijd zijn werk laten doen. In dit geval is het juist dat het antwoord een beetje is achterhaald door de actualiteit.
Mijnheer Bertels, ik heb vanuit het Vlaamse niveau natuurlijk niet de bevoegdheid om aanwezig te zijn, laat staan om een stem te claimen in het debat over de federale maatregelen. Ik neem aan dat u wel zult begrijpen dat ik binnen mijn eigen politieke familie ter zake wel mijn verwachtingen en zorgen heb geuit.
Ik heb samen met u vastgesteld dat er inderdaad beslist is dat er een deel van de inspanningen voor de loonkost naar de social profit gaat. Ik verduidelijk: naar de private social profit. Dat is een belangrijke nuance.
Ik neem aan dat u wel weet volgens welke logica in dit soort operaties wordt gewerkt. Er is de zogenaamde categorie 1. Daarin zit voor ons maar één grote groep, de gezins- en aanvullende thuiszorg. Daar is er sprake van een RSZ-verlaging, een werkgeversbijdrage.
Dan is er de categorie 2. Zoals ik het heb begrepen, gaat een deel van de middelen naar een verlaging van de RSZ en een deel wordt omgezet in een Maribeloperatie. Maar meer dan dat, de technische details en de consequenties voor de Vlaamse Gemeenschap, heb ik op dit moment niet.
Uiteraard proberen we op een bepaald moment te vernemen hoe het wordt omgezet in koninklijke besluiten en in de federale regelgeving. Dan kunnen we de impact ervan op onze Vlaamse sectoren inschatten. Zodra we dat weten, zullen we uiteraard ook bekijken op welke manier we, ook met het nodige overleg, daarmee aan de slag kunnen. Ik kan u echt niet meer zeggen, want noch formeel noch informeel beschik ik over meer informatie over de concrete details.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, u hebt in elk geval één zaak uitgeklaard. Deze namiddag was het antwoord van minister Turtelboom veel meer flou. U hebt heel uitdrukkelijk gezegd dat het gaat over de private social profit, niet over de openbare non profit. Minister Turtelboom liet daar deze namiddag nog twijfels over bestaan ondanks uitdrukkelijke vragen daarover. Ik dank u voor uw antwoord.
Ik begrijp dat u zegt dat u nog wacht op de uitwerking van de maatregel. Ik heb dan wel al een proactieve vraag voor u. U zegt dat een deel gaat naar de verlaging van de RSZ-bijdrage, wat ‘ten goede’ komt van de werkgevers. Zult u er dan als subsidiërende overheid, de Vlaamse subsidies aan aanpassen? Of mag het geld binnen de sector blijven? Ik vraag u dit heel uitdrukkelijk omdat minister Turtelboom vorige week zei dat het mag en vandaag dat het niet mag. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Of het mag dat het geld dat toekomt aan de sectoren bij de sectoren blijft? Blijkbaar is daarover een discussie aan de gang. Ik vraag het daarom nog eens expliciet aan u in de hoop er een duidelijk antwoord op te krijgen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb aansluitend nog een paar heel belangrijke vragen. Ik begrijp dat u zegt dat het een federale keuze is. Maar het is iets dat een heel sterke impact zal hebben op heel wat organisaties die onder uw bevoegdheidsdomein zullen vallen. Ik zou erop willen aandringen dat u proactief aan de Federale Regering laat weten dat de constructie met de sociale Maribel niet de gewenste constructie is.
Het lijkt gewoon veel logischer en eerlijker dat de RSZ-verlaging er voor alle actoren is. Zo niet zitten we opnieuw met een fonds dat zal herverdelen. Nu zouden we kunnen zeggen dat de RSZ-verlaging iedereen ten goede komt en dat kan misschien een verzachting zijn van de talrijke besparingen die er al zijn, zoals de niet-indexering op de werkingsmiddelen van de afgelopen jaren. Op die manier zouden we de sector een beetje meer zuurstof kunnen geven.
Mijn eerste vraag luidt dus of u proactief uw federale collega’s formeel op de hoogte wilt brengen van onze voorkeur voor een algemene RSZ-verlaging en voor een volledige uitrol van de taxshift in de social profit.
Het lijkt evident – en misschien moeten we dat nog eens beklemtonen – dat wanneer er dan eens een meevaller is voor de social profit, dat niet gepaard moet gaan met gelijkaardige besparingen. We hebben zo’n oefening gezien: op het moment dat de zorgverzekering werd verhoogd, werd er tegelijk bespaard op de overheid. Dit mag als extra zuurstof gaan naar de sector en moet niet worden gecompenseerd met een besparing links of rechts.
Als er dan toch een meevaller is, is het goed om dat zeer gericht in te zetten. Wat als een vloedgolf op ons afkomt, is de verzwaring van de zorg. Daar moeten we selectief op inzetten en het niet breed uitsmeren over de hele sector, want dan zijn de middelen verstrooid. Als we dan eens een meevaller hebben, heeft niemand er merkbaar baat bij.
De heer Bertels verwijst ook naar de woonzorgcentra, zij het dan de private social profit. We kunnen minstens inzetten op de schrijnende nood, veroorzaakt door de toegenomen zorg.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik spreek nu met voorzichtigheid. Ik weet niet in welke modaliteiten het zal komen. Ik heb het kader gegeven zoals ik het begrijp. Maar hoe dat concreet wordt ingevuld, moet blijken uit cijfers die ons een beeld kunnen geven. Het is een verhaal van macrobudgetten. Het moet dan worden verdeeld over de verschillende landsgedeelten. Er zijn trouwens ook nog federale sectoren zoals de ziekenhuizen. Op dit moment kan ik niet goed inschatten waarover we nu exact aan het spreken zijn. Zolang dat niet kan, hoed ik me voor het geven van vele perspectieven en het koesteren van hoop. Op zo’n moment kijk je beter eerst in alle objectiviteit waarover we spreken, om dan te kijken naar wat en hoe.
Ik zou niet graag hebben – eerlijk gezegd denk ik ook niet dat dat de bedoeling is van de federale maatregel – dat die middelen zomaar ergens onzichtbaar worden. Als dat federaal gebeurt, is dat vanuit een verwachting dat het iets te maken heeft met werkgelegenheid, behoud, creatie. In onze sectoren zijn er toch wel grote noden op dat vlak. Meer dan zeggen: als we weten waarover we spreken, zou ik graag met sociale partners praten over hoe we dat gaan aanpakken, kan ik op dit moment niet doen. Als dat duidelijker wordt, ben ik absoluut bereid tot elke uitleg. In de theorie spreken zonder te weten wat en hoe, is wat gevaarlijk. Op het moment dat we de gegevens kennen, moeten we met een aantal mensen spreken. Dat is nogal wiedes.
Als zou blijken dat een deel van de middelen via de techniek van de sociale Maribel gaat, dan heeft de federale overheid dat zo beslist omdat ze de zekerheid wil hebben dat die inspanning ook wordt omgezet in bijkomende tewerkstelling. Dat is de reden waarom men voor de sociale Maribel kiest. Daar bestaan procedures voor en geplogenheden, alles wat je wil. Zelfs als het in de sociale Maribel zou zijn, wat ik vanuit het standpunt van de sociale partners kan begrijpen, dan hoop ik dat we toch nog kunnen spreken. Ik denk dat bepaalde zaken toch meer prioritair zijn dan andere.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, de totale cijfers zijn inderdaad bekendgemaakt, en dus ook berekend, neem ik aan. De ervaring leert dat er dan ook deelcijfers kunnen worden bekendgemaakt. Ik neem aan dat die oefening bezig is. Anders kan men het totale cijfer ook niet berekenen. In de allereerste oefening neemt men het percentage van de loonmassa, maar daarna kun je dat lineair doortrekken om te zien wat er aan de verschillende Maribelfondsen toekomt.
De techniek van de sociale Maribel is inderdaad een goede techniek voor de creatie van rechtstreekse tewerkstelling. We moeten die dan ook gebruiken in deze oefening, al dan niet verdeeld met andere maatregelen. Een algemene verlaging voor iedereen, zelfs niet gericht op de lage lonen, is te algemeen. Dan riskeer je een non-effect te krijgen, onder meer voor tewerkstelling.
Minister, ik weet niet of u uw invloed kunt aanwenden, al dan niet via de interne kanalen van uw partij, maar met het niet toekennen van een lastenverlaging voor de publieke non-profitsector, geeft u een nog grotere concurrentiehandicap dan degene die er nu al is. Die zal alleen maar toenemen. Dat is geen goede zaak voor het behoud van een noodzakelijk deel publieke sector in die sociale sector.
De vraag om uitleg is afgehandeld.