Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Ik stel mijn vraag naar aanleiding van de publicatie van de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) die een aantal weken geleden in mijn postvakje zijn gevallen. Die VRIND zijn een onwaarschijnlijke bron voor vragen om uitleg.
Een punt binnen die VRIND viel me echt op: de problematiek van het landbouwareaal in de gangbare landbouw versus het areaal in de biolandbouw. De tendens bij de gangbare landbouw kennen we intussen: minder bedrijven en schaalvergroting. Die tendens kennen we niet alleen in Vlaanderen, het gaat over een internationale ontwikkeling. Merkwaardig is dat zich in de biolandbouw een omgekeerde tendens voordoet. Het aantal bedrijven stijgt weliswaar, maar het areaal per bedrijf daalt. Dat wijst op een schaarste aan gronden.
– Jos De Meyer treedt als voorzitter op.
Ik ken jonge bioboeren die een bedrijf willen starten, maar daarbij komt steevast de klacht terug die ook in de VRIND staat, met name de problematiek om zelf grond te verwerven om te kunnen starten met een nieuw bedrijf. De regels zijn behoorlijk streng om zich als biobedrijf te kunnen ontwikkelen en benoemen. Bovendien worden zij geconfronteerd met een dalend areaal en een stijgende grondprijs wat de toegang tot het beroep van zelfstandig landbouwer bemoeilijkt. We weten allemaal dat er een zekere vorm van speculatie is ontstaan op die grond. Dat heeft te maken met de spanning en een gebrek aan open ruimte en beschikbaarheid, wat die spanning alleen maar opdrijft.
Indien het een verhaal zou tussen landbouwers onderling, zou men nog kunnen zeggen dat de markt speelt en dat dit een normale tendens is. Hier spelen echter een aantal grotere investeringsmaatschappijen een rol. Ik kan uit mijn eigen omgeving concrete voorbeelden geven, indien u dat zou willen. Die maatschappijen hebben niet altijd de bedoeling om daar op langere termijn landbouwgrond van te maken, maar hebben andere speculatieve bedoelingen omdat die grond op termijn meer kan opbrengen.
Intussen sluiten die investeringsmaatschappijen, zeker wanneer het landbouwgrond betreft in de ruimtelijke uitvoeringsplannen, interessantere overeenkomsten met traditionele en grotere bedrijven dan met die kleinere biobedrijven.
Minister, deelt u mijn mening dat de eerder kleinschalige biolandbouw het moeilijker heeft om aan grond te raken dan de grootschalige, veelal traditionele landbouwbedrijven en dat deze trend zich versterkt?
Vindt u het nodig dat de overheid hierin corrigerend optreedt om te vermijden dat er enerzijds monopolies op landbouwgrond ontstaan en anderzijds nieuw opstartende bedrijven niet kunnen starten? Als u die zorg deelt, hoe wilt u daar dan op ingrijpen?
Acht u het nuttig dat er een kader uitgewerkt wordt voor landbouwgronden die vandaag nog in bezit zijn van openbare besturen, bijvoorbeeld OCMW’s? Daar zit men niet in een speculatieve omgeving en zou men iets kunnen doen ten gunste van de kleine startende biolandbouwbedrijven.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Caron, u zegt in uw vraag dat een en ander het gevolg zou zijn van een beleid. Het is natuurlijk een feit dat de schaalgrootte van de bedrijven omgekeerd evenredig met het aantal bedrijven evolueert. Wanneer we daarbij kijken naar de VRIND-statistieken van 2015 of het Landbouwrapport (LARA) 2014, dan zien we dat de evolutie in Vlaanderen een normale evolutie is die zich trouwens niet alleen in de primaire sector afspeelt maar ook in andere economische sectoren. Er is nu eenmaal schaalvergroting, ook op andere vlakken.
Hoe komt dat? Bij dalende marges anticiperen de bedrijfsleiders door meer eenheden van hetzelfde product te produceren om zo hun inkomsten veilig te stellen en de kostprijs te drukken. De continue verbetering van de techniek en de technologische ontwikkelingen maken het mogelijk om meer te produceren per ondernemer.
Er is natuurlijk ook een link waar we niet blind voor kunnen zijn, namelijk die tussen schaalvergroting en andere schakels in de keten. We stellen daar vast dat zowel toeleverende bedrijven als dienstverlenende bedrijven en afnemers van de productie daar een rol in spelen.
Er moeten ook heel wat investeringen gebeuren om te voldoen aan milieuvoorschriften, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Dat zorgt ervoor dat de kosten verhogen en dat wordt gestreefd naar schaalvergroting om die kostprijs naar beneden te halen en op te vangen.
Hoe zit het met onze biologische landbouw? Uit het rapport ‘De biologische landbouw in Vlaanderen 2015’ blijkt dat er een groei was tussen 2010 tot 2014 van 34 procent. De voorbije vijf jaar kwamen er jaarlijks dus gemiddeld 7 procent biolandbouwers bij in Vlaanderen. Niet alleen het aantal bioboeren neemt toe, ook het areaal dat men biologisch bewerkt. De gemiddelde areaalgroei over dezelfde periode bedraagt 5 procent. Daaruit kunnen we afleiden dat de strategische plannen biologische landbouw wel degelijk hun vruchten afwerpen.
In 2014 is er 3,8 miljoen euro uitgetrokken voor de biosector, wat ondanks de financiële schaarste 6,7 procent meer is dan in 2013. We nemen dus wel degelijk onze verantwoordelijkheid. De Vlaamse overheid heeft de voorbije jaren belangrijke inspanningen gedaan, dat kan niemand ontkennen.
Er zijn geen specifieke aanwijzingen dat de klein- of grootschaligheid van de biologische landbouwbedrijven een invloed zou hebben op de beschikbaarheid van gronden. Er zijn evenmin aanwijzingen dat het voor biobedrijven moeilijker zou zijn om aan gronden te geraken dan voor gangbare landbouwbedrijven. Feit is wel dat het voor biologische landbouw essentieel is dat de gronden voor lange tijd beschikbaar blijven. En dat is soms een knelpunt. Gronden die voorheen voor gangbare landbouw werden gebruikt, moeten immers een omschakelingsperiode van minimaal twee jaar doorlopen vooraleer ze als biologisch worden beschouwd. Die omschakelingsperiode is Europees geregeld en dus in alle lidstaten dezelfde.
Vzw De Landgenoten is een coöperatieve die zich inzet voor de biologische landbouw en via een biogrondfonds privaat kapitaal verwerft om landbouwgronden op te kopen en te verhuren aan bioboeren. Het is van belang dat gronden voor lange tijd beschikbaar zijn, en daar willen zij een antwoord op bieden.
Die vzw is tijdens de vorige legislatuur opgestart en heeft daar ook steun voor gekregen. Wij geloven in dit project en vinden dat het nog ruimer bekend mag worden gemaakt. Het spreekt voor zich dat gronden voor een lange termijn ter beschikking stellen van landbouwers, ook voor de gangbare landbouw, een belangrijk aandachtspunt is. De grond is immers schaars en er zijn meerdere vragen om die grond te gebruiken. Een belangrijk instrument daarbij is de pachtwetgeving.
Alle input die wij hebben gekregen over de pachtwetgeving wordt momenteel geëvalueerd. Bedoeling is na te gaan hoe we die regelgeving eventueel kunnen bijsturen. Daarbij zal ook worden bekeken hoe we kunnen inspelen op de biolandbouw.
Op dit moment is er geen specifiek beleid inzake gronden die in het bezit zijn van openbare besturen zoals OCMW’s, maar ik merk wel dat heel wat lokale besturen die gronden hebben – en dan zet ik even mijn petje van minister van Leefmilieu en Natuur op – op zoek zijn naar een valorisatie van die gronden. Zij zijn momenteel op zoek naar geld. Het Agentschap voor Natuur en Bos krijgt massaal vragen om gronden op te kopen van gemeenten en OCMW’s, maar ook daar zijn de budgetten natuurlijk beperkt. Het is ook niet de bedoeling dat wij alle gronden opkopen. Vaak gaat het over natuur- en bosgronden. Wij moeten zien hoe we daarmee omgaan en welke prioriteiten we daarbij stellen. Echte landbouwgrond wordt weinig voorgesteld. We kunnen wel eens een rondvraag doen of er nog mogelijkheden zijn. Het is echt bijzonder moeilijk om specifiek gronden ter beschikking te stellen van biolandbouw, dat zou dan voor de volledige landbouw moeten gebeuren.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik denk dat de situatie duidelijk geschetst is. Er zijn in het verleden stappen gezet, dat ga ik niet ontkennen, en ook nu worden nog stappen gezet. Toch heb ik de indruk dat we in een stagnatie zitten.
Minister, ik denk dat ik het woord ‘beleid’ zelfs niet heb uitgesproken in mijn inleiding. Het is wel mogelijk dat het in mijn oorspronkelijke tekst staat.
Beleidsmatig moet er een tand worden bijgestoken om die problematiek aan te pakken en op te lossen. Ik wil daar vandaag geen boude uitspraken over doen in de ene of in de andere richting. Wanneer we echter zien dat over een periode van vijf jaar het aantal biolandbouwers met 34 procent stijgt en het areaal met 5 procent, dan is er duidelijk een probleem. In Nederland bijvoorbeeld ligt de gemiddelde oppervlakte van biolandbouwers een stuk hoger dan in Vlaanderen. Wij hebben heel veel deeltijdse bioboeren of bioboeren in bijberoep. Ik bedoel daar niets negatiefs mee, maar het toont wel aan dat het een moeilijke sector is.
Als we daar een stimulans willen geven, dan zal er toch een pakket aan maatregelen moeten worden genomen. Die problematiek van beschikbaarheid van grond zal daar zeker een rol in spelen. Minister, u hebt zelf de complexiteit geschetst. Het duurt twee jaar voor men na de ingebruikname van die grond, de geteelde producten bioproducten mag noemen. Bovendien moet men ook de zekerheid hebben die grond lang genoeg te kunnen gebruiken. Wanneer bij een eerste ronde in de pachtwetgeving, een andere landbouwer die grond verwerft, kan men opnieuw naar grond op zoek gaan en investeren.
Er moet iets gebeuren. Ik zal me nog eens verder verdiepen in deze problematiek en daar later misschien nog op terugkomen. Volgens mij ligt hier een opportuniteit waarvoor geen overheidsgeld vereist is, maar waarbij een beperkte set van ingrepen in een actieplan mogelijkheden kan bieden.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik wil wijzen op het belang van het beschikbaar stellen van die gronden. Dat geldt voor biobedrijven omdat het daar niet anders kan en omdat men fysiek verplicht is een aantal jaren te wachten voor een bedrijf kan worden omgeschakeld naar een biobedrijf. Voor de gangbare landbouw is die problematiek grotendeels gelijkaardig. Het beschikken over gronden op een duurzame wijze en voor een langere termijn is ook daar heel belangrijk. Het verschil is wel dat de gangbare landbouwers de mogelijkheid hebben om seizoenpachten af te sluiten. Dat betekent dat zij jaar na jaar gaan shoppen op verschillende plaatsen om voldoende gronden te kunnen verwerven. Dat is geen gezonde situatie. Het is de taak van de minister en het kabinet om daar in het kader van de hervorming van de pachtwetgeving een antwoord op te bieden zodat de duurzame groei van die bedrijven kan worden gegarandeerd en bestendigd. Dat geldt zeker voor de biobedrijven, maar eigenlijk ook voor de gangbare bedrijven. Ik denk dan ook niet dat het zin heeft om daar een onderscheid te maken.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de heer Dochy. Het is voor elk startend bedrijf moeilijk om aan gronden te komen, of het dan gaat over een biobedrijf of over een ander bedrijf.
De hervorming van de pachtwetgeving lijkt me een unieke kans om daarop te anticiperen en te kijken hoe dit eventueel kan worden opgevangen. We kennen allemaal het verhaal van de pensioenboeren die op hun gronden blijven zitten. We hebben nu de kans om daar eventueel te voorzien in een beperking. Zo zou het voorkooprecht kunnen worden beperkt tot kinderen of kleinkinderen, maar zouden die gronden verder opnieuw worden vrijgemaakt.
Onze fractie vindt ook dat een eigenaar van een grond zelf zou moeten kunnen beslissen wat er op die grond gebeurt. Ik weet dat dit voor sommigen onbespreekbaar is. Waarom kan er niet een bepaald areaal worden voorbehouden aan mensen die hun grond ter beschikking stellen van de landbouw, bijvoorbeeld op voorwaarde dat daar bioproducten op geteeld worden? Minister, kunt u onderzoeken of het mogelijk is om percelen voor te behouden voor eigenaars die wat willen? Het is dan niet de landbouwer, maar de eigenaar die beslist hoe er wordt geteeld.
Langdurige pacht is bijzonder belangrijk. Minister, ik wil toch nog eens verwijzen naar mijn vraag van een aantal weken geleden over de pachtwetgeving waarbij ik vroeg naar een betere monitoring van alles wat te maken heeft met pachtgronden in Vlaanderen. U hebt toen gezegd dat dit bijzonder moeilijk is maar dat er wel een bevraging gebeurt bij de stakeholders. Ik meen echter dat we in alle discussies over de pachtwetgeving opnieuw met deze vragen en situaties zullen worden geconfronteerd. Een betere kennis van de feitelijke situatie lijkt me essentieel in die discussies.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, we zijn van de biolandbouw naar de pacht opgeschoven in de discussie. Daarop wil ik niet te veel vooruitlopen. Ik wil nu even de tijd nemen om alle suggesties die zijn binnengekomen goed te bekijken, en dan met een voorstel te komen. Hier zijn ook suggesties gedaan. Die zijn allemaal welkom, we nemen ze mee in de afweging die we zullen maken. Zodra we zelf een aantal voorstellen hebben kunnen uitwerken, kunnen we hier het debat verder voeren over de pacht. Bedankt voor alle inzichten.
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer Dochy, het is waar dat de problematiek gelijk is voor de gangbare en de biolandbouw, maar de gangbare landbouw heeft het voordeel dat, door de structuur van de familiale bedrijven die een langere geschiedenis hebben dan de biolandbouw, zij sneller aan gronden komen. Dan komen we weer bij de Pachtwet uit. Er zijn ook problemen, maar het is net iets gemakkelijker. Het is moeilijker als je geen structuur hebt van ouders en grootouders, om er zo in te rollen.
Mijnheer Engelbosch, u doet een interessante suggestie. Wie eigenaar is, mag een zekere inspraak hebben, zolang hij eigenaar blijft. Er zullen wel heel veel grenzen zijn aan die vrijheid, maar ik deel dat idee. Het is een manier om stappen vooruit te zetten.
Ik ben medeoprichter van een natuurgebiedje in mijn omgeving. Aangrenzend is er een landbouwbedrijf waarvan een deel van de gronden bestemd was voor industrie, omdat ze aansluiten bij een ander industriegebied. Maar de landbouwer wilde er verder op blijven werken en wilde, ook voor zijn nageslacht, dat het aansloot bij de natuurlijke omgeving. Het is een heel mooi gebied. Hij heeft zelf aan de overheid gevraagd om het om te zetten in landbouwgrond en hij heeft dan de afspraak gemaakt dat de natuurelementen zelfs mogen worden versterkt. Er zijn ook landbouwers die zulke zaken genegen zijn, waarom niet. Ik sluit me erbij aan om het voor eigenaars mogelijk te maken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.