Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Ik zou willen starten met een uitspraak van de voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG): ‘Vlaamse Regering trakteert op kosten van de gemeenten’. Dat is een uitspraak van Luc Martens, ook CD&V-burgemeester in Roeselare. Waarom heeft burgemeester Martens die uitspraak gedaan?
Minister, sinds de invoering van de beleids- en beheerscyclus (BBC) vormt de opmaak van een correcte meerjarenplanning de ruggengraat van het financieel beleid van onze lokale besturen. Op de werkvloer stel ik vast dat er steeds meer lokale besturen zijn die zich stilaan die techniek van BBC eigen hebben gemaakt. En omdat planmatig werken nu eenmaal een grondige voorbereiding vereist, gaan steeds meer gemeenten vroeger aan de slag met de opmaak van hun budget. Voor zover ze al niet bijna afgerond zijn, is het nu zonder enige twijfel het moment waarop het budget 2016 en ook de aangepaste meerjarenplanning vorm krijgen in de gemeenten. Uw administratie verspreidde haar jaarlijkse begrotingsrichtlijnen ook mooi op tijd. Op 10 juli 2015 viel de omzendbrief betreffende de aanpassing van de meerjarenplannen 2014-2019 en de budgetten 2016 in de bus. De omzendbrief bevatte overigens weinig schokkende berichten, zodat de financieel beheerders van de verschillende gemeenten en OCMW’s in feite met een gerust gemoed aan hun taak konden beginnen.
Maar, er is wel degelijk een maar, ondertussen bereikte ons het bericht dat de Vlaamse Regering alsnog roet in het eten gooit. Immers, de vergoeding die de Vlaamse overheid betaalt aan de gemeenten voor de door haar toegekende korting op de onroerende voorheffing op materieel en outillage, in de volksmond ook belasting op de drijfkracht genoemd, verdwijnt. In 2014 ging het om een bedrag van 47,9 miljoen euro, dat uiteraard vooral naar de industriële gemeenten gaat. Gemeenten die door het wegvallen van deze compensatie meer verliezen dan de stijging van hun Gemeentefondsaandeel tussen 2013 en 2014, zouden het verschil nog vier jaar bijgepast krijgen, goed voor een totaalbedrag van 13 miljoen euro. In totaal leveren de lokale besturen dus opnieuw – en ik leg wel degelijk de nadruk op het woord opnieuw – 35 miljoen euro in.
De techniek om met de ene hand, die van de indexering van het Gemeentefonds met 3,5 procent, wat volgend jaar goed is voor 81,3 miljoen euro, te geven om het vervolgens met de andere hand, die van de besparingen die u doorvoert, terug te nemen, wordt opnieuw toegepast.
Wanneer zal de Vlaamse Regering aan alle gemeenten het concrete effect van deze maatregel bezorgen? In mijn vraag stond initieel nog: hoe reageert u op de kritiek van de VVSG, maar het is ondertussen veel ruimer geworden als ik ook De Tijd van afgelopen weekend er mag bijnemen. Dus, hoe reageert u op de kritiek van de VVSG, maar ook van de vele lokale besturen, van de gemeenten, van de schepenen van Financiën, dat deze Vlaamse besparing de gemeentelijke meerjarenplannen doorkruist en bovendien de lokale investeringscapaciteit verder aantast? Plant u decretale initiatieven om in de toekomst te vermijden dat een overheid belastingkortingen toekent, waarvan de factuur integraal door een andere overheid wordt gedragen? Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister.
Minister Homans heeft het woord.
Sta me toe te beginnen met de opmerking dat ik het een beetje vreemd vind dat deze vraag in deze commissie wordt geagendeerd. Dit is eigenlijk puur een bevoegdheid van mijn collega van Financiën en Begroting. In 2009 is dus door minister Van Mechelen, die toen ook bevoegd was voor de financiën en de begroting, de ‘mat en out’, zoals het in de volksmond ook wordt genoemd, – want daar hebt u het over, mijnheer De Loor – als maatregel genomen in het kader van het fiscaal pact.
Ik zal antwoorden, mijnheer De Loor. Maakt u zich geen zorgen. Als men elke maatregel van de Vlaamse Regering die een eventuele impact heeft op de lokale besturen, hetzij positief, hetzij negatief, blijft agenderen in deze commissie, dan kunnen alle andere commissies het beste worden geannuleerd.
Mijnheer De Loor, u vraagt wanneer de Vlaamse Regering deze maatregel bekend zal maken en wat de impact zal zijn op de lokale besturen. De bevoegde minister, mevrouw Turtelboom, heeft een exacte berekening laten maken door de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL). Vorige week vrijdag is die op hun webstek gezet, zowel de informatie over de maatregel als de gevolgen voor de individuele gemeenten. Bovendien zal eind deze week een brief vertrekken vanuit VLABEL naar alle gemeenten met een raming van wat ze kunnen inschrijven in hun budget inzake inkomsten uit de opcentiemen uit de onroerende voorheffing. Voor alle duidelijkheid, deze dienst valt niet onder mijn bevoegdheid. Er zal hierbij rekening worden gehouden met de begrotingsmaatregel die u zelf hebt aangehaald.
U vraagt hoe ik reageer op de kritiek van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Als minister van Binnenlands Bestuur ben ik daar niet ongevoelig voor, maar ik herhaal wat ik aan het begin van mijn antwoord heb gezegd. Als we zo doorgaan en ik al deze vragen moet beantwoorden, dan kunnen we het beste alle andere commissies afschaffen, en dan houden we één verenigde commissie over. Mij niet gelaten. Ik ontloop mijn verantwoordelijkheid niet. Ik sta bekend als iemand die durft te antwoorden op vragen.
De meerjarenplanning, zoals de lokale besturen doen met de BBC, is noodzakelijk en nodig om na te gaan wat de financiële situatie is van de gemeenten op termijn, bij ongewijzigd lokaal beleid en bij ongewijzigde externe omstandigheden. Dat is een goede manier om een begroting te voeren.
U hebt voldoende ervaring op lokaal niveau om te weten dat een meerjarenplanning geen statisch maar een dynamisch gegeven is. Soms heeft men een tegenvaller in de lokale begroting en soms heeft men een meevaller. De indexsprong bijvoorbeeld is een behoorlijke meevaller voor de lokale besturen.
Ik ben het fundamenteel oneens over wat u zegt over hoe de Vlaamse Regering omgaat met de lokale besturen. We zitten in budgettair moeilijke tijden waar we op een begroting van 38 miljard euro bij aanvang van deze legislatuur een besparing hebben moeten doen van ongeveer 1,4 miljard euro, doordat de bevoegdheden vanuit het federale niveau zijn overgedragen naar dit niveau maar dan ondergefinancierd. We zullen dit debat niet heropenen, maar alle middelen naar de lokale besturen zijn gevrijwaard. Ik spreek over het Gemeentefonds met ongeveer 2,3 miljard euro per jaar. Dat is behoorlijk veel. Daarnaast is ook de groeivoet van 3,5 procent van het Gemeentefonds gevrijwaard. Dit betekent ongeveer jaarlijks – dit stijgt natuurlijk – 83 miljoen euro. De Eliacompensatie bedraagt ongeveer ook 83 miljoen euro en is ook volledig buiten schot gebleven.
Mijnheer De Loor, het is uw volste recht om kritiek te geven, maar kom niet zeggen dat deze Vlaamse Regering niet het beste voorheeft met de lokale besturen. Ik heb het over het financiële aspect. Tijdens de toelichting van de resultaten van de paritaire commissie zult u echter zien dat het niet alleen gaat over financiële draagkracht van de lokale besturen, maar ook over het geven van meer vertrouwen en meer autonomie.
U vroeg ten slotte of ik decretale initiatieven plan. Neen, zulke decretale initiatieven hebben totaal geen zin. Ik kan u natuurlijk ook niet antwoorden namens de Federale Regering. U zult uw sp.a-collega’s in de Kamer moeten aanspreken om die vragen te stellen. Ik bevestig dat we ten aanzien van de lokale besturen al heel wat inspanningen doen met de Vlaamse Regering. We geven meer dan genoeg vrijheid en middelen. Als u nog meer details wilt, dan stel ik voor dat u deze vraag stelt in de commissie waar ze eigenlijk thuishoort.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord, maar niet voor het inhoudelijke aspect. Ik heb deze vraag in deze commissie ingediend omdat u als minister van Binnenlands Bestuur de belangenbehartiger bent van de steden en gemeenten. Ik verwacht van de belangenbehartiger dat die in de bres springt en opkomt voor de lokale besturen, ook wat betreft de financiën. Ik stel vast dat het pingpongspel tussen minister Turtelboom en uzelf nog niet beëindigd is.
Ik stel me nog altijd de vraag van wie het voorstel kwam om deze unilaterale besparingsoperatie door te voeren. Blijkbaar bestaat daar binnen de Vlaamse Regering onenigheid over, ook over wie daar het beste over communiceert of niet over communiceert. Het lijkt me logisch dat deze vraag hier wordt behandeld omdat dit een zeer grote impact heeft op de financiën van de gemeenten, op hun dagelijkse werking, op hun inkomsten en uitgaven, op het beleid dat ze voeren en op de investeringen die ze kunnen doen.
Ik stel vast dat ik niet alleen sta met mijn kritiek. Ik heb daarnet verwezen naar de uitspraak van de voorzitter van de VVSG, burgemeester Luc Martens, dat deze Vlaamse Regering trakteert op kosten van de gemeenten. Ik kan u ook het lijstje geven van schepenen van Financiën die gecontacteerd zijn. Anders dan u gaan ze niet licht over de genomen maatregel.
Er staat zelfs dat de lokale besturen razend zijn. Volgens de Gentse schepen van Financiën van Open Vld is dit onaanvaardbaar: “We zullen extra besparingen of investeringen moeten schrappen.” De CD&V-schepen van Financiën van Leuven neemt vergelijkbare woorden in de mond. U kunt dan ook niet zeggen dat we alleen staan met die kritiek. De lokale besturen zijn inderdaad razend over deze maatregel. Ik nodig iedereen in deze commissie uit om in de eigen gemeente en/of omliggende gemeenten na te gaan wat dit betekent op jaarbasis en voor de meerjarenplanning tot 2019.
Minister, ik stel opnieuw vast dat u daar heel licht over gaat. U zegt dat een meerjarenplanning een dynamisch gegeven is. Dat klopt, maar ik meen me uit uw beleidsnota toch te herinneren dat u heel sterk inzet op het Belfortprincipe. Wat hier gebeurt, dat is met twee voeten vooruit tackelen en ingaan tegen het Belfortprincipe.
Ik ben van oordeel dat deze Vlaamse Regering zich als een onbetrouwbare partner toont. U houdt zich immers niet aan eerder gemaakte afspraken. Ik heb er gisteren uw beleidsnota nog eens op nagelezen. Daarin hebt u de mond vol van vertrouwen geven aan lokale besturen. In de eerste strategische doelstelling van uw beleidsnota staat: ‘Bestuurskrachtige steden en gemeenten met meer bevoegdheden en autonomie.’ Als autonomie betekent dat u unilaterale besparingen gaat opleggen halverwege de legislatuur, dan moeten we dat men een grove korrel zout nemen.
Uw tweede strategische doelstelling luidt: ‘Vlaanderen en de gemeenten: samen besturen in vertrouwen.’ Wat dat woordje vertrouwen betreft, wil ik u aanraden om een andere strategische doelstelling te definiëren. Een van uw operationele doelstellingen luidt: ‘Respect voor het Belfortprincipe’. Hoe veel verder kan iets van het Belfortprincipe staan als deze beslissing van deze Vlaamse Regering?
De vierde strategische doelstelling luidt: ‘Financieel verantwoordelijke besturen’. Ik denk dat we daar allemaal voor zorgen in het kader van de beleids- en beheerscyclus. Iedereen heeft zijn meerjarenplanning en -begroting opgesteld. Wanneer de Vlaamse Regering dan plots met een besparingsoperatie, de zoveelste op rij, komt, stellen de financieel verantwoordelijken zich daar de nodige vragen bij.
Minister, uw daden en die van de Vlaamse Regering staan haaks op uw woorden. Wanneer deze operatie effectief plaatsvindt, dan zou ik zelf durven voorstellen om bepaalde belangrijke delen uit uw beleidsnota te herschrijven. Die zijn hier echt niet meer van toepassing. Wat u doet, staat haaks op wat er in uw beleidsnota staat. Dit is onverantwoord gedrag voor een minister van Binnenlands Bestuur.
Ik heb al eerder gezegd dat u de belangenbehartiger bent van de steden gemeenten. Maar van een belangenbehartiger verwacht ik net het omgekeerde van wat u hier nu doet. U treedt het Belfortprincipe met voeten, u doorkruist de gemeentelijke meerjarenplanning en u tast de lokale investeringscapaciteit aan. De lokale besturen zijn verantwoordelijk voor meer dan 50 procent van de publieke investeringen. Door deze daad tast u de lokale investeringscapaciteit opnieuw aan. U blijft de facturen en besparingen maar afwentelen op de steden en gemeenten.
We hadden eerder al de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen, goed voor 18 miljoen euro, en de besparingen op de sectorale subsidies en de niet-indexering daarvan. En nu is er de afschaffing van de vergoeding van materieel en outillage.
Minister, u hebt zelf gedurende een beperkte periode lokale bestuursverantwoordelijkheid gedragen en u weet dus dat die middelen broodnodig zijn. Ik stel vast dat u voor de steden en gemeenten een onbetrouwbare minister bent en dat u niet enkel schuldig verzuim pleegt, maar dat u samen met de Vlaamse Regering meedoet aan de hold-up van de gemeenten.
Ook de provincies krijgen van hetzelfde laken een pak. Concreet betekent deze ingreep voor de provincies een minderontvangst van 10,84 miljoen euro. Ook dat is de zoveelste hold-up bij de provincies. Misschien moet burgemeester Martens zijn kritiek aanpassen door te zeggen dat de Vlaamse Regering niet enkel trakteert op kosten van de gemeenten maar ook op kosten van de provincie.
Minister, ik ben gechoqueerd, en ik ben niet de enige. Bent u bereid om decretale initiatieven te nemen? Ik wil u verder ook suggereren om bepaalde belangrijke stukken uit uw beleidsnota te herschrijven.
De heer Doomst heeft het woord.
We moeten naar de blote cijfers durven te kijken. Het gaat hier over een stijging van 3,5 procent voor het Gemeentefonds. Ik denk dat andere sectoren zouden likkebaarden wanneer zij dit in het vooruitzicht zouden hebben. Ook het Elia Fonds blijft overeind. Het gaat hier over aanlokkelijke stijgingspercentages. Maar ik denk wel, minister, dat heel wat gemeenten en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten het moeilijk hebben met de wijze waarop dit is aangebracht. Dit kwam heel plots uit de lucht vallen. Er zou wat meer vooroverleg mogen zijn over bepaalde dossiers met de betrokken instanties. Daar moeten we de minister van Economie op aanspreken.
Het probleem is ook dat de ingreep niet gelijkmatig over de verschillende steden en gemeenten is verdeeld. Is de lijst van VLABEL de exacte lijst? Komt er nog meer informatie? Moeten we dat aan minister Turtelboom vragen? Blijft de compensatie zoals die in het vooruitzicht is gesteld, overeind tot 2019?
Mevrouw Pira heeft het woord.
We zijn daar vorige week al op ingegaan tijdens de plenaire vergadering naar aanleiding van de Septemberverklaring van de minister-president. We moeten het geheel bekijken. Onze partij juicht de intentie van de minister over de bestuurskracht van en het vertrouwen in de lokale besturen erg toe, maar is bezorgd over het geheel van maatregelen dat deze regering neemt en die onze lokale besturen op een of andere manier moeten verwerken, hetzij met besparingen, hetzij met nieuwe maatregelen in het kader van de interne staatshervorming. Zo moet het OCMW worden ingekanteld in de gemeente, en ligt daar een hypotheek op die niet vooruitgaat vanwege de juridische vraag die nog niet is opgelost. Wat de provincies betreft, gaat een deel naar de gemeenten en een deel naar de Vlaamse Regering. Het is soms wat zoeken.
Er is inderdaad een groeivoet van 3,5 procent. Ik heb daar vorige week ook op gewezen, maar van die groeivoet wordt gepeuzeld. Vorig jaar waren er de gesubsidieerde contractuelen en de besparingen op de zeven beleidsdomeinen. Straks gaan we het ook nog hebben over decentralisatie. Als we alle maatregelen bekijken waarmee de lokale besturen worden geconfronteerd, dan kan dat niet anders dan te wegen op de bestuurskracht. Het wordt een beetje een onoverzichtelijk geheel. Ik zal dan ook in de toelichting na het volgende agendapunt vragen naar een realistisch tijdpad, zodat de lokale besturen het nog kunnen behappen.
Voor deze Vlaamse Regering aantrad, hadden de lokale besturen na de gemeenteraadsverkiezingen ook al een oefening achter de rug. Er waren heel wat nieuwe besturen en dan waren er ook de besparingen. Wij maken ons zorgen of dit allemaal goed komt.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer De Loor, u hebt welgeteld één concrete vraag gesteld, met name of ik bereid ben een decretaal initiatief te nemen. Mijn antwoord is hetzelfde als in mijn initiële antwoord: neen, ik zie het nut daar niet van in.
Mijnheer Doomst, wat VLABEL betreft, heb ik u al gezegd dat dit niet mijn bevoegdheid is. Het is ook de administratie van VLABEL die de communicatie en dergelijke voor haar rekening neemt. Zij heeft daar onmiddellijk na onze beslissing over gecommuniceerd. Ik geef u gelijk dat het belangrijk is dat de lokale besturen snel op de hoogte worden gebracht, maar dat is natuurlijk nog iets anders dan vooraf in overleg gaan. VLABEL heeft die lijst vorige vrijdag online gezet. Ik had in mijn initieel antwoord op de vraag van de heer De Loor gezegd dat er eind deze week een brief zal vertrekken naar elk lokaal bestuur met de exacte raming per bestuur.
Uw vraag over die compensatie moet ik eigenlijk niet beantwoorden want dat is niet mijn bevoegdheid, maar ik vind u zo sympathiek dat ik dat toch zal doen. Ja, die compensatie zal duren tot minstens eind deze legislatuur.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik begrijp dat u zo snel mogelijk van deze vraag af wilt. Dat is ook de reden voor het pingpongspelletje tussen u en minister Turtelboom. Dat verbaast me dus niet. Wat me echter wel verbaast, mijnheer Doomst, is dat u nogal licht over deze ingreep gaat, net als de minister. Ik hoor en lees andere zaken in de media en op het werkveld, ook van partijgenoten van u. Zij zijn daar niet zo happy mee en gaan daar niet zo licht over. We mogen daar niet licht over gaan en ik nodig iedereen uit om die lijst te consulteren en na te gaan wat die specifiek betekent voor de verschillende gemeenten. Voor de grote steden gaat het over grote bedragen maar ook voor de kleinere gemeenten met veel industrie betekent dit een harde klap.
Vanuit dit parlement en vanuit Brussel is dat gemakkelijk gezegd. De lokale bestuurders, de burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters zullen wel ploeteren en proberen het hoofd boven water te houden. Het verbaast me dan ook dat u daar zo licht over gaat, mijnheer Doomst. Er is dan wel een groeivoet van 3,5 procent, maar daarnaast zijn er de besparingen, de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen, de besparingen en niet-indexering van de sectorale subsidies. Het gaat over voor de lokale besturen broodnodige middelen.
Minister, kunt u bevestigen dat de cijfers voor de provincies, 10,84 miljoen euro, een besparing inhouden door diezelfde ingreep?
De beslissing van deze Vlaamse Regering om deze besparing door te voeren is nog geen beslist beleid en moet nog door dit parlement worden goedgekeurd. Daar zijn wij, en in het bijzonder de leden van de meerderheid, verantwoordelijk voor. Ik zou een oproep willen doen om, als u het echt niet eens bent met deze ingreep, met deze unilaterale besparing, die dan niet goed te keuren.
Collega’s, ik wil als waarnemend voorzitter van de commissie opmerken dat we als commissie goed moeten waken over de vragen die hier geagendeerd worden. Dat heeft niets te maken met de politieke achtergrond van de minister noch met die van mezelf. Als we een goede werking van deze commissie beogen, moeten we ervoor zorgen dat de vragen op de juiste fora gesteld worden. Ik zal hier met de voorzitter van de commissie over spreken. Heel wat elementen uit deze vraag van de heer De Loor zouden aan een andere minister gesteld moeten worden.
Ik weet niet, mijnheer De Loor, of u dat nog in een andere commissie zult doen. Maar het is duidelijk dat hier een aantal dingen niet beantwoord kunnen worden. Ik zal het daarover hebben met de voorzitter van deze commissie. Ook u bent ondervoorzitter. Ik neem aan dat we eens met zijn drieën moeten samenzitten om een aantal zaken te beoordelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.