Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
In de vorige regeerperiode werd het vernieuwde integrale decreet over bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed goedgekeurd, waarmee u nieuwe impulsen wilde geven aan de hele onroerenderfgoedsector. De belangrijkste taak voor deze legislatuur is dan ook de implementatie van dat decreet, waarvan het grootste deel in werking is getreden op 1 januari 2015. Een vlotte en consequente uitvoering van de nieuwe regelgeving is dan ook terecht een van de strategische doelstellingen in uw beleidsnota, minister-president.
Een andere belangrijke doelstelling in uw beleid is – en ik citeer – “de verdere evolutie van het agentschap Onroerend Erfgoed naar een oplossingsgerichte, betrouwbare en proactieve administratie”. Ik ben er net als u van overtuigd dat we enkel een breed draagvlak voor erfgoed kunnen bereiken door op een proactieve manier mee te denken met de eigenaars. Af en toe moet men een beetje water bij de wijn doen. Dat lijkt mij ook niet zo erg, als we er maar in slagen om op die manier erfgoeditems te bewaren, in ere te herstellen en open te stellen voor de brede bevolking.
Minister-president, wat zijn de eerste ervaringen op het terrein met het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet? Zijn er specifieke problemen aan het licht gekomen met betrekking tot het nieuwe decreet? In uw beleidsnota plant u in 2015 ook de opmaak van een indicatorenset voor de monitoring van de uitvoering en de effecten van het decreet. Wat is daarvan de stand van zaken? Welke concrete stappen hebt u gezet om de administratie Onroerend Erfgoed verder uit te bouwen tot een oplossingsgerichte en proactieve administratie? Welke initiatieven gaat u nog nemen?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega, u weet dat de bedoeling van het nieuwe Onroerenderfgoeddecreet is om meer eenvormigheid, grotere vereenvoudiging en meer rechtszekerheid te realiseren. Die doelstellingen gaan doorheen het decreet. Het is nog niet volledig uitgewerkt, er zijn nog uitvoeringsbesluiten die uitwerking moeten krijgen. Het is dus nog te vroeg voor een evaluatie. U weet dat we die bijzonder vroeg zullen doen, op vraag van de decreetgever, in het jaar 2017. In de loop van volgend jaar bereiden we die voor.
Zijn er al specifieke problemen? Ja en neen, ik zou het niet echt een probleem noemen. U weet dat we een nieuw instrument hebben: beheersplannen. We hebben vastgesteld bij de implementatie van het beheersplan dat er nog wat kinderziektes of onduidelijkheden zijn. Er zijn eigenaars en lokale besturen die met vragen zitten, die niet weten hoe ze het moeten aanpakken. Dat is heel normaal, het is een nieuw instrument, dat vraagt invulling. Het agentschap treedt daarover in dialoog en begeleidt zo goed mogelijk. Er zijn op dit ogenblik 205 beheerders bezig met het opmaken van een beheersplan. Ook de administratie haalt daar in wisselwerking lering uit en zal hier en daar het instrument nog wat verfijnen. Het agentschap stelt toch vast dat na toelichting de koudwatervrees of de terughoudendheid vermindert, en dat we dus op de goede weg zijn.
Dat instrument is zeer zinvol. Het is echt een goed nieuw instrument. Het beheersplan bij bescherming moet ertoe leiden dat er beter onderhoud komt en er meer doelgericht wordt gewerkt. Het is nieuw, dus het vergt wat inspanningen wederzijds om het volop te implementeren, maar ik zou het echt geen problemen durven te noemen. Ik signaleer het enkel als antwoord op uw vraag. Verder kunnen wij nog niet zeggen wat de evaluatie zal opleveren.
Uw tweede vraag heeft betrekking op de indicatorenset. Die is klaar en zal dus de basis vormen voor de evaluatie die we gaan doen in 2017.
Een proactieve, oplossingsgerichte administratie: u weet dat dat een bijzondere zorg is van mij met betrekking tot de hele administratie. Ik heb dat ook in de vorige periode als minister van Bestuurszaken gelanceerd. Onze administratie moet helemaal anders optreden ten opzichte van de medeburgers, de verenigingen, de ondernemingen, de lokale besturen, en mee zoeken naar oplossingen. U weet dat we het nodig hebben geacht om in het regeerakkoord melding te maken van de bijzondere inspanningen die de medewerkers van het agentschap zouden moeten leveren.
U weet ook dat de administrateur-generaal – hier aanwezig – daar echt een prioriteit van heeft gemaakt. Naar mijn aanvoelen zijn we op goede weg. De administratie heeft een onderzoek laten doen, een klantentevredenheidsbevraging. Dat werd uitgevoerd, maar het rapport is er nog niet. Op het moment dat we het rapport hebben, zullen we het van naderbij kunnen bekijken. Er is ook overleg gepleegd met diverse belangengroepen over hoe de afstemmingen en afspraken kunnen verbeteren.
Er is ook afstemming met andere beleidsdomeinen. Ik denk bijvoorbeeld aan landbouw, een domein dat altijd een heel delicate samenwerking vergt. We hebben dat heel goed gedaan, we hebben dat perfect gedaan met betrekking tot het erfgoed van de Eerste Wereldoorlog en de convenanten die we sluiten. We hebben ook publieke vergaderingen gehouden samen met de lokale besturen. Er zijn op dat vlak heel veel inspanningen geleverd met goed resultaat – dat mag ik wel zeggen.
Als het een indicator mag zijn – en ik zeg dit in aanwezigheid van mevrouw Vanblaere –: het is zo dat de klachten die bij mij op het kabinet binnenkomen, significant gedaald zijn. Vroeger waren er jammer genoeg vrij veel opmerkingen over de werking op het terrein, maar dat aantal is heel gevoelig gedaald. Mijn aanvoelen is dat we op heel goede weg zijn, dat de omslag niet alleen ingezet is, maar ook doorgevoerd is. Het is altijd zo dat een organisatie niet van bij het begin al helemaal gestroomlijnd is. We weten dat bepaalde buitendiensten heel snel een andere houding aannemen, bij anderen vergt dat soms iets meer inspanningen. Ik weet dat het management daar heel sterk op aangestuurd heeft. Ik kom – dat mag ik ook zeggen naast de opmerking over het geringe aantal klachten dat binnenkomt op mijn kabinet – heel vaak op het terrein en daar stel ik vast dat privé-investeerders en lokale besturen een grote tevredenheid uiten over de manier van samenwerken, uiteraard binnen de wet, binnen het decreet. Ze zeggen me vaak dat ze een administratie hebben ontmoet die heel coöperatief was en waarmee ze samen heel ver zijn kunnen geraken.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Voorzitter, de minister-president is altijd zo volledig in zijn antwoorden. Ik begrijp dat het een proces in wording is, dat het in volle evolutie is. Ik zal het met veel interesse opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.