Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de medewerkers om me te verwittigen. Ik ben voorzitter van een andere commissie, die in vergadering is, vandaar. Ik vind dat niet fijn, want eigenlijk kom ik heel graag naar deze commissie. Ik wil deze thematiek ook van nabij volgen. Ik kan echter maar op één plaats tegelijk zijn.
Voorzitter, minister, geachte leden, volgens de nieuwe regeling van de Europese Unie kunnen lidstaten en regio’s aangeven aan de Europese Commissie, maar ook aan fabrikanten, dat ze bepaalde genetisch gemodificeerde organismen niet of nog niet willen toelaten op hun grondgebied. De deadline voor die zogenaamde opt-out was in een eerste fase 3 oktober. Nogal wat Europese lidstaten, waaronder al onze naaste buren, hebben aan de Europese Commissie laten weten gebruik te willen maken van de opt-out. Mijn schriftelijke vraagstelling is achterhaald: ik zei erin dat het er negen waren, maar ondertussen zijn het er nog een pak meer.
Die opt-out is een eenvoudige procedure: die verloopt via een briefje aan de Commissie ter zake. Het gaat onder meer over Frankrijk, over delen van het Verenigd Koninkrijk – niet Engeland, maar wel Schotland en Wales –, over Nederland, over Duitsland, dacht ik. Ook onze Waalse buren hebben geopteerd voor die opt-out. Zoals het er nu naar uitziet, zal een meerderheid van de Europese landen en deelstaten eigenlijk neen zeggen tegen de komst van ggo’s op hun grondgebied. Indien ze dat niet doen, dan moeten ze natuurlijk per aanvraag telkens afwegen of ze dat product toelaten op hun grondgebied, maar de opt-out is een algemene uitstap uit het systeem.
Momenteel gaat het eigenlijk maar over één concreet dossier dat de aanleiding is geweest voor deze procedure. Minister, ik weet ook dat de procedure in de voorronde op Europees niveau heel veel voeten in de aarde heeft gehad, en het eigenlijk ook wel een compromis van een compromis is geweest. Het gaat dus momenteel maar over één dossier, dat van ggo-gewas MON810, een maïssoort van Monsanto met een ingebouwd pesticide. Er zitten echter natuurlijk ook nog een aantal andere soorten, vooral maïssoorten, aan te komen.
Minister, 3 oktober is ondertussen voorbij, en dus heb ik de volgende vragen. Heeft Vlaanderen bij de Europese Commissie of bij Monsanto – want het kan ook bij de producent – voorbehoud aangetekend tegen het gebruik van MON810? Waarom wel of waarom niet? Had u hierover overleg met uw Waalse of Brusselse collega’s of met uw collega’s uit onze buurlanden? Ik had een centrale vraag niet gesteld, omdat de datum toch is verstreken: ik neem aan dat Vlaanderen niet deelneemt aan die totale opt-out, zoals het Waalse Gewest dat bijvoorbeeld wel doet.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Geachte leden, voor alle duidelijkheid en om geen misverstanden te doen ontstaan: het is niet zo dat er binnenkort ggo’s kunnen worden geteeld in lidstaten die geen opt-out hebben ingeroepen. Het zijn niet de lidstaten zelf, maar in eerste instantie de Europese Unie die toelating moet geven voor die ggo’s. Die toelating gebeurt via een expertencomité, waarin de lidstaten ook zetelen. Als die experten het niet eens geraken, wat vaak wel eens gebeurt, gebeurt het via een beslissing van de Europese Commissie. Indien de Europese Unie geen teelttoelating zou geven of de huidige toelating voor MON810 die er al is, niet zou verlengen, dan zullen die ggo’s nergens in Europa worden geteeld. De lidstaten hebben op dit moment inderdaad de vraag gekregen om een keuze te maken, terwijl eigenlijk achteraf zou kunnen blijken dat die keuze er helemaal niet toe deed, omdat de kans bestaat dat de Europese Unie überhaupt geen toestemming geeft voor de toelating of hernieuwing van de acht voorliggende ggo’s.
Het is ook niet zo dat lidstaten die nu wél die opt-outmogelijkheid hebben gebruikt, met zekerheid geen ggo’s zullen toelaten op hun grondgebied. De lidstaten kunnen te allen tijde hun opt-out intrekken. De komende weken zal duidelijk worden wat de beweegredenen waren voor die opt-out, en of daar al dan niet verder op wordt ingegaan. Het valt dan ook niet uit te sluiten dat sommigen de opt-out inriepen om tijd te winnen en de beslissing nog wat voor zich uit te schuiven, tot op het moment dat er binnen de Europese Unie een beslissing wordt genomen. Men moet dus goed weten dat men na die beslissing van die opt-out daar telkens op kan terugkomen.
Men moet ook weten dat de opt-outkeuze geen betrekking had op ggo’s in het algemeen, maar op acht specifieke maïs-ggo-dossiers. De lidstaten hebben op dit moment dus niet een algemene keuze of brede opt-out moeten formuleren. Stel dat de Commissie een toelating zou geven voor de acht ggo’s, dan hebben alle lidstaten dus nog een tweede opt-outmogelijkheid verderop in het proces. Als Europa dus op een bepaald moment beslist die acht ggo-maïssoorten binnen te laten, dan kunnen wij nog altijd een opt-out vragen. Dat Vlaanderen in deze fase geen uitsluiting heeft aangevraagd voor zijn grondgebied, sluit niet uit dat we dat in een latere fase zouden kunnen doen, als we wetenschappelijke vragen zouden hebben.
MON810, de maïs-ggo van Monsanto, is werkzaam tegen een insect, de maïswortelboorder. Het is op dit moment de enige ggo die in Europa is toegelaten. In theorie zou die dus ook bij ons in Vlaanderen kunnen worden geteeld, maar dat gebeurt niet, omdat MON810 resistent is tegen een insect dat bij ons niet voorkomt. Eigenlijk zijn we dus bezig met een theoretische discussie: het probleem rijst vandaag niet. Het gaat dus over een hernieuwingsaanvraag van de bestaande teelttoelating voor MON810, dat bij ons niet wordt gebruikt. Er zijn dus verschillende fasen en momenten voor die opt-out. Die heb ik daarnet al geschetst.
We hebben inderdaad dus beslist om niet in te gaan op die opt-out in een eerste fase, omdat het eigenlijk een theoretische discussie is. Het is ook zo dat voor het Vlaamse ggo-beleid objectieve en wetenschappelijke inzichten altijd de leidraad zijn. We blijven daar ook bij. Ik heb dat al een paar keer gezegd. We houden ons heel strikt aan die lijn. We moeten ook streven naar sterke risicoanalyses, want het is ook cruciaal dat, als er een kans bestaat op een veiligheidsrisico voor mens en leefmilieu, dat voor ons niet kan. We blijven dus bij die objectieve lijn, en op basis daarvan was er nu absoluut geen reden om die opt-out te vragen, aangezien het eigenlijk veeleer een theoretische discussie is. Op het moment dat er een nieuwe vraag komt, of dat er nieuwe beslissingen worden genomen, zullen we bekijken wat we doen. We blijven dus consequent bij de houding die we altijd hebben aangenomen. Dat zullen we ook blijven doen.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw verhelderende antwoord. Voorzitter, u ziet dat we altijd kunnen bijleren. Dit is inderdaad een theoretische discussie, waar we op zich niet verder mee komen. Ik wil er vandaag ook niet verder ten gronde over discussiëren. Ik denk ook niet dat dat aan de orde is. Minister, wel wil ik het volgende opmerken over die objectieve en wetenschappelijke inzichten. U weet net zo goed als ik dat er zelfs in de wetenschappelijke wereld niet alleen verschillende meningen, maar ook verschillende inzichten zijn. Het is heel erg moeilijk, ook voor de politiek, denk ik, om finaal af te wegen of er al dan niet risico’s zijn bij bepaalde rassenteelten enzovoort.
We blijven dit verder opvolgen en zullen zien wat er gebeurt.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, ik ben blij dat de heer Caron hier geraakt is omdat we anders ggo’s en Monsanto niet in één adem zouden hebben horen uitspreken. Ondertussen hebben vijftien lidstaten te kennen gegeven geen ggo’s in hun land te willen toestaan. Dat betekent niet dat Vlaanderen daarin moet meestappen. Met de kennis die we in huis hebben, zijn we goed geplaatst om het wetenschappelijk onderzoek te staven. Dat stelt me dan ook gerust. Er is een concreet voorbeeld aangehaald van een bepaalde maïssoort, maar dat is nu niet van toepassing. We kunnen stellen dat Europa erg streng is in de regelgeving met betrekking tot de toepassing van ggo’s. Naast het wetenschappelijke aspect mogen we daardoor stellen dat we heel veilig zitten in Europa. Uw Europees parlementslid, de heer Staes, noemt ggo’s een volstrekt overbodige technologie, maar waar blijft het bewijs dat dit het geval is?
Minister, in hoeverre is de opt-out juridisch waterdicht? Kunnen bedrijven hiertegen juridische stappen ondernemen?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik deel uw standpunt dat we dit genuanceerd en pragmatisch moeten bekijken. Alles moet wetenschappelijk onderbouwd zijn op het vlak van veiligheid voor de gezondheid, het leefmilieu enzovoort. Ik ben blij dat u de dingen in de juiste context plaatst. Het is soms nogal verwarrend. Als ik u goed heb begrepen, kan elke lidstaat op elk moment nog een opt-out nemen. Het is momenteel nog geen definitieve keuze. Kunt u dat bevestigen?
Een tijd geleden hebben we hierover al eens vragen gesteld. Toen ging het vooral over de verschillen binnen één lidstaat tussen de gewesten op het vlak van co-existentieregels. Toen hebt u gezegd dat pas op het ogenblik dat een lidstaat beslist om ggo-teelt toe te laten en de buurlidstaat of het buurgewest beslist om dat niet te doen, duidelijke afspraken moeten worden gemaakt. Het is nu nog niet echt aan de orde, maar er begint zich een duidelijk patroon af te tekenen dat bepaalde landen of gewesten tegen ggo’s zijn en willen kiezen voor de opt-out. Is het niet moment om hierover al voorzichtig overleg te beginnen?
Ik onthoud vooral dat de problematiek genuanceerd moet worden benaderd en wetenschappelijk gefundeerd moet zijn.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om terug te komen op mijn vraag van vorig jaar over het gebruik van ggo’s in de aardappelteelt. Daar worden we wereldwijd en in Vlaanderen geconfronteerd met tonnen sproeistoffen. Dat is zeker niet altijd voordelig voor het leefmilieu. Het wetenschappelijk onderzoek op dat vlak moet zeker een kans krijgen om verder te gaan.
Minister Schauvliege heeft het woord.
De bedrijven die dit aanvragen, hebben nog een beroepsmogelijkheid. Ik heb een schema bij dat duidelijk aangeeft hoe de procedure in Europa in elkaar zit. Het is wel in het Engels, maar ik wil het graag onder de leden verspreiden.
Het is ook niet zo dat we geen regeling hebben. Nu al is er een co-existentieregelgeving waaraan iedereen moet voldoen. We moeten volgens Europa inderdaad afspraken maken met onze buurlanden en buurregio’s. Met Wallonië is dat niet echt nodig omdat we daar al afspraken hebben gemaakt. We zullen moeten nagaan hoe het zit met onze buurlanden. Onze analyse is dat we daarmee wegkunnen, maar we bekijken het verder.
Ik stel voor dat u het Europese schema instudeert en dat we volgende week examen afnemen. (Gelach)
De heer Caron heeft het woord.
De heer Vanderjeugd zet mij ertoe aan om toch nog iets te zeggen. Als wij op de stoel van mevrouw Schauvliege zouden zitten, kozen we voor de opt-out. U kent ons standpunt.
Ik wil dit echter ook een positieve invulling geven. We zijn grote voorstander van het technisch en landbouwkundig onderzoek zoals het vandaag gebeurt door enkele instituten, zoals het ILVO en de provinciale onderzoeksinstituten. De opmerking van de voorzitter over pesticiden in de aardappelteelt indachtig, is het zo dat er al veel verbetering is gerealiseerd. De productieopbrengsten zijn veel hoger dan twee decennia geleden. Dat is daaraan te danken. We kunnen nog meer resultaten verkrijgen door daar verder op in te zetten. Ik twijfel er ook niet aan dat dit zal gebeuren. Door de goede samenwerking tussen de provincies, het ILVO enzovoort te stimuleren, helpen we de kwaliteit van onze landbouw meer vooruit dan met een soort geloofsbelijdenis in de ggo’s. Ik wil met dit betoog het geloof in het onderzoek en de kwaliteit ervan beklemtonen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.