Europa mag niet altijd optreden: de subsidiariteitstoets

EU vlag

Subsidiariteit

De Europese Unie mag alleen wetten maken wanneer het probleem dat men wil oplossen een Europese aanpak vereist en hetzelfde resultaat niet mogelijk is door een afzonderlijke regeling in elk land van de Europese Unie. Indien een Europese aanpak geen meerwaarde heeft, moet de Europese Unie zich onthouden en zijn de lidstaten zelf bevoegd. Dat noemt men het "subsidiariteitsbeginsel".

Controle door de nationale parlementen

De Europese Unie nodigt de nationale parlementen van de EU-landen uit om te controleren of de Europese wetsvoorstellen overeenstemmen met het subsidiariteitsbeginsel. De nationale parlementen moeten met andere woorden beoordelen of Europa wel het meest geschikte niveau is om het vooropgestelde probleem op te lossen.

De nationale parlementen ontvangen alle Europese wetsvoorstellen en krijgen acht weken tijd om te onderzoeken of de wetsvoorstellen in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel. Als een nationaal parlement oordeelt dat dit niet het geval is, laat het dit weten aan de Europese Unie.

Als een derde van de nationale parlementen een negatief advies geeft, moet de Europese instelling die het wetsvoorstel gedaan heeft het voorstel herbekijken. Indien het voorstel niet ingetrokken wordt, moet de betrokken Europese instelling motiveren waarom ze dat doet. 

Als de helft van de nationale parlementen een negatief advies uitbrengt over een voorstel van de Europese Commissie , moet het voorstel opnieuw bekeken worden. Indien het voorstel niet ingetrokken wordt, wordt het voorstel voorgelegd aan de Europese Raad en het Europees Parlement. Als een van beide instellingen van oordeel is dat het voorstel niet in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel wordt het niet verder behandeld.

Het Vlaams Parlement is een nationaal parlement voor Europa

In België zijn de beleidsdomeinen strikt verdeeld tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Over de beleidsdomeinen waarvoor de gemeenschappen en de gewesten bevoegd zijn (bijv. leefmilieu, landbouw, ruimtelijke ordening, onderwijs) mag het federaal parlement geen wetten maken. Een groot aantal Europese wetsvoorstellen gaan over onderwerpen die in België niet door het nationaal (federaal) parlement, maar wel door de regionale parlementen geregeld worden. Europa heeft de controle op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel echter alleen aan de  nationale parlementen toegekend en niet aan de regionale parlementen.

Om tegemoet te komen aan het Europese uitgangspunt dat alleen nationale parlementen   een subsidiariteitstoets mogen uitvoeren, heeft België bij de ondertekening van het Verdrag van Lissabon formeel verklaard dat “zowel de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat van het federaal Parlement als de parlementaire vergaderingen van de Gemeenschappen en Gewesten, in functie van de bevoegdheden die de Unie uitoefent, optreden als componenten van het nationaal parlementair stelsel of als kamers van het nationaal parlement” (verklaring n° 51). Op grond van deze verklaring nemen de Belgische regionale parlementen deel aan de subsidiariteitscontrole op de Europese wetsvoorstellen. Wanneer het Vlaams Parlement een subsidiariteitsadvies bezorgt aan Europa wordt daar uitdrukkelijk bij vermeld dat het Vlaams Parlement een kamer is van het Belgisch parlementair stelsel.

Samenwerkingsakkoord tussen de Belgische parlementen

Het federaal parlement en de regionale parlementen hebben in 2017 een akkoord gesloten met praktische afspraken over de manier waarop elk parlement volledig en onafhankelijk zijn subsidiariteitsbevoegdheden kan uitoefenen. Elk parlement kan afzonderlijk controleren of het voorstel van Europa overeenkomt met het subsidiariteitsbeginsel. Indien meerdere parlementen een subsidiariteitsadvies uitbrengen, worden ze gebundeld en namens het Belgische parlementair stelsel bezorgd aan de Europese instelling die het wetsvoorstel heeft ingediend. 

Scroll naar boven