Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Het al dan niet verplicht maken van mondmaskers is al weken, om niet te zeggen maanden, een punt van discussie, zowel in de Wetstraat als de Dorpstraat. Uiteindelijk komt de problematiek op de tafel van de lokale besturen. Zo besliste vorige week de burgemeester van Deinze om verder te gaan dan de beslissing van de Veiligheidsraad die het dragen van mondmaskers ten sterkste aanraadt maar niet verplicht. De invoering van de verplichting tot het dragen van een mondmasker in winkels werd echter meteen door de waarnemend gouverneur, op instructie van minister De Crem, vernietigd.
Opnieuw heerst er hierdoor verwarring bij de bevolking. Dit is opnieuw het gevolg van de manier waarop met de steden en gemeenten wordt omgegaan in deze coronacrisis. Al sinds het begin van de crisis worden steden en gemeenten aan hun lot overgelaten. De Nationale Veiligheidsraad slaagt er niet in om duidelijke maatregelen te nemen en schuift vaak de hete aardappel door naar de steden en gemeenten. Al meermaals is vanuit het Vlaams parlement de vraag gesteld om proactief met de lokale besturen te overleggen wanneer de Veiligheidsraad een volgende stap zet. Ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) roept naar aanleiding van dit dossier nogmaals op tot meer en beter overleg en wijst ook op de bijzonder laattijdige publicatie van ministeriële besluiten, die er pas vorige week dinsdagavond zijn gekomen.
Vandaar volgende vragen.
Minister, bent u het eens met de vernietiging van de beslissing van de burgemeester door de waarnemend gouverneur van Oost-Vlaanderen? Welke concrete stappen hebt u reeds ondernomen om de communicatie en de betrokkenheid tussen de Nationale Veiligheidsraad en de lokale besturen, zowel proactief als reactief, te verbeteren sinds de uitbraak van het coronavirus? Hebt u de garantie dat de minister-president de nood aan dat overleg op de Nationale Veiligheidsraad voldoende laat blijken? Zult u de federale overheid aanspreken of laten aanspreken op de laattijdige publicatie van de ministeriële besluiten?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, bedankt voor uw vraag. Eerst en vooral: de beslissing van de burgemeester in Deinze werd door de gouverneur correct vernietigd, omdat die beslissing niet conform het juist geschetste bevoegdheidskader werd genomen, onvoldoende gemotiveerd was, betrekking had op het dragen van maskers in enkele private inrichtingen, en omdat er na voorafgaand overleg met de gouverneur geen bereidheid aanwezig was om de beslissing in te trekken.
Elke gemeente heeft een eigen specificiteit en botst elke dag op specifieke problemen en uitdagingen. De gemeenten moeten die uitdagingen beantwoorden met maximaal respect voor het wettelijke kader – het Vlaamse en het federale. Indien er discussie is, dient er een bemiddeling plaats te vinden tussen de burgemeester en de gouverneur. In het geval van Deinze heeft die bemiddeling geen resultaat opgeleverd. De gouverneur heeft gevraagd om het besluit in te trekken. De burgemeester van Deinze heeft het besluit niet ingetrokken, waardoor de gouverneur is moeten overgaan tot de vernietiging van het besluit.
Het toezicht op de lokale besturen is een Vlaamse bevoegdheid, die wordt uitgeoefend door de Vlaamse Regering en bij delegatie door de minister van Binnenlands Bestuur en de provinciegouverneurs. Maar bij de beslissing tot vernietiging van dit specifieke burgemeestersbesluit is het feit dat we ons nog steeds in de fase van het federale rampenplan bevinden, de reden waarom de gouverneur heeft geopereerd in uitvoering van de federaal bevoegde minister.
Zoals ik reeds meermaals heb herhaald, leveren lokale besturen excellent werk op het werkveld. Ik kan daar alleen respect voor hebben. Ze trachten er met de middelen die ze hebben, alles aan te doen om het coronavirus in te dijken en een nieuwe golf te voorkomen. Ik heb het volste vertrouwen in lokale besturen.
Er zijn ook andere maatregelen die kunnen worden genomen en die wel volledig passen in de naleving van het federale rampenplan. Ze zijn creatief en inventief en worden door mij ook gesteund. Ik geef het voorbeeld van de gemeente Geraardsbergen, waar burgemeester De Padt een cartoon laat afficheren in handelszaken, die aanspoort om voor een mondmasker te kiezen. De gemeente Deinze had ook zo’n affiche klaar met de inhoud: “Mijn mondmasker beschermt jou. Jouw mondmasker beschermt mij.” In de stad Leuven heeft het lokale bestuur, de burgemeester, als organisator van de markt, het dragen van mondmaskers verplicht, zowel voor de marktkramers als voor de marktbezoekers. De stad Sint-Truiden verplicht haar inwoners bij het loketbezoek aan het stadhuis een mondmasker te dragen. Er zijn nog andere voorbeelden, en die vindt u op de website van Vlaanderen Helpt.
Daarnaast wil ik ook wijzen op onze collectieve en individuele verantwoordelijkheid. Er moet bij iedereen, bij elke burger, een besef bestaan dat een zekere discipline en respect voor regels nodig is. Zij dragen daarin ook een verantwoordelijkheid.
U vraagt mij welke concrete stappen ik heb ondernomen om de communicatie en de betrokkenheid tussen de Nationale Veiligheidsraad en de lokale besturen proactief en reactief te verbeteren. De informatie die we ontvangen vanuit de federale overheid en vanuit de Nationale Veiligheidsraad wordt altijd zo snel als mogelijk verspreid naar lokale besturen. Alle kanalen worden aangewend om de informatie zo snel als mogelijk bij de burgemeesters en de sector zelf te brengen, bijvoorbeeld via de nieuwsbrief van het Coördinatie- en Crisiscentrum Vlaamse Overheid (CCVO). Ik kan daarbij verwijzen naar eerdere vragen om uitleg en de plenaire debatten daarover.
We hebben de vraag om meer en snellere communicatie en de betrokkenheid van lokale besturen bij de beslissingen van de Nationale Veiligheidsraad ondersteund. De minister-president heeft dat meermaals aangekaart op de vergaderingen van de Nationale Veiligheidsraad. De deelstaten zijn in de Nationale Veiligheidsraad immers vertegenwoordigd door de minister-president. Binnen de Vlaamse Regering hebben we heel regelmatig overleg over corona. We zitten binnen de Vlaamse Regering ook op één lijn over de aanpak van corona. We onderschrijven als Vlaamse Regering, zoals eerder gezegd, het belang van een goede betrokkenheid van lokale besturen.
Ik heb mijn bezorgdheden daarover meegedeeld aan de minister-president. Hij kent die bezorgdheden uiteraard, want hij is zelf burgemeester. Ik heb hem dus niet moeten overtuigen van het belang van de nood aan overleg. De minister-president heeft die bezorgdheden en de vraag overgemaakt op de vergaderingen van de Nationale Veiligheidsraad. We blijven erop hameren dat men op federaal niveau, zoals we in Vlaanderen proberen te doen, de lokale besturen beter en sneller zou betrekken.
U vraagt me nog of ik de federale overheid zal aanspreken op de laattijdige publicatie van de ministeriële besluiten. Ik heb vorige week in deze commissie al aangegeven dat ik deze frustratie begrijp. Het is heel moeilijk om niet kritisch te zijn over de laattijdige publicatie van ministeriële besluiten. Ik begrijp dat het een complexe situatie is. Ik weet ook dat iedereen zijn best doet.
Mijn uitgangspunt is daarbij altijd dat ik mij maximaal van kritiek probeer te onthouden op een andere minister op een ander beleidsniveau. Maar bij de laatste ministeriële besluiten was dat niet zo eenvoudig. Ik zal de federale collega’s daar via de geijkte kanalen nogmaals op aanspreken. Het federale niveau heeft er volgens mij ook belang bij om een goede verstandhouding te onderhouden met de lokale besturen en om, als ze zaken oplegt die rechtstreeks van toepassing zijn op lokale besturen, dat zo tijdig mogelijk te doen, zoals ook de Vlaamse overheid dat moet doen.
De heer De Loor heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Het is inderdaad al meermaals in deze commissie, maar ook in de plenaire vergadering, aan bod gekomen. Het blijft een pijnpunt dat die lokale besturen zo weinig worden betrokken, zo weinig worden geïnformeerd. Het is nochtans zo dat ook de komende dagen, weken en maanden die druk op de lokale besturen hoog zal blijven betreffende de exitmaatregelen. Het is ook belangrijk dat die exitmaatregelen waar worden gemaakt op het terrein. Het is dan ook belangrijk dat er een draagvlak voor gevonden wordt, zodat de inwoners ze ook kunnen respecteren en ook weten waar ze aan toe zijn.
De VVSG heeft vorige week woensdag, op 1 juli, opnieuw aan de alarmbel getrokken, opnieuw meer betrokkenheid gevraagd. Het was al de zoveelste keer dat dat gebeurde. Het is gebeurd in onze commissie naar aanleiding van de gedachtewisseling. Het is hier al ter sprake gekomen naar aanleiding van vragen om uitleg. Het kwam hier aan bod tijdens de tweede gedachtewisseling en naar aanleiding van actuele vragen. Het blijft een pijnpunt, minister. Het is dus wel goed dat daar verder op gehamerd wordt, want ook de burgemeesters en de steden en gemeenten blijven in de vuurlinie staan. Ze staan al vanaf dag 1 in de vuurlinie. Dat zal ook de volgende dagen, weken en maanden zo blijven. Er wordt dikwijls gezegd dat de lokale besturen de speelbal zijn van de federale overheid door de late publicatie van die ministeriële besluiten. Dat merk je ook aan de reactie van sommige burgemeesters.
Minister, bent u ervan overtuigd dat de lokale besturen voldoende ondersteund worden om die exitmaatregelen uit te voeren? Of is extra ondersteuning noodzakelijk, zodat dergelijke situaties en taferelen in de toekomst vermeden kunnen worden?
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat het belangrijk is om toch ook even te benadrukken dat er genoeg voorbeelden zijn dat het eigenlijk heel eenvoudig is om die lokale besturen goed te betrekken. Ik herinner me nog heel goed een vrijdagavond eind mei toen de draaiboeken voor de jeugdkampen en de jeugdwerking gepresenteerd moesten worden door de jeugdverenigingen zelf en de minister van Jeugd. Wel, dat waren draaiboeken die opgemaakt waren samen met de VVSG en door de jongeren. Daarover werd de weken vooraf niets gelekt. Het is dus heel duidelijk dat dat kan, dat samenwerken in alle discretie.
Er is samengewerkt met de taskforce Welzijn bij de opstart van de lokale economie. Ook u, minister, hebt de hand gereikt aan de lokale besturen en dat heeft tot goede resultaten geleid. Ze hebben dus het vertrouwen gekregen van Vlaanderen. Ik denk dat ze dat ook moeten krijgen van de Veiligheidsraad. Want onze lokale besturen, dat zijn onze burgemeesters, schepenen en raadsleden maar zeker en vast ook – ik wil die niet vergeten – onze personeelsleden die heel hard hebben gewerkt en de hele tijd in de frontlinie hebben gestaan. Ze verdienen dus alle vertrouwen, ook dat van de Veiligheidsraad, minister. Ik wil u oproepen om daarop te blijven hameren. Ik denk ook dat we zelf het engagement moeten opnemen vanuit deze commissie om via alle kanalen die we zelf hebben op die nagel te blijven kloppen ten aanzien van het federale niveau.
De heer Vandeput heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega De Loor probeert hier een manifeste demonstratie van onkunde of in ieder geval desinteresse in het lokale niveau vanwege de federale overheid te importeren binnen de Vlaamse Regering en binnen deze ruimte. Dat is jammer, want er is in dit huis altijd gezegd dat, zowel tijdens de coronacrisis als tijdens de afbouw van de maatregelen, de taak van de lokale overheden superbelangrijk is en blijft. Want dat is de overheid die te maken heeft met de concrete zaken op het terrein en daarvoor het dichtst bij de burger staat. Ik verwijs in dat kader graag naar wat de heer Warnez komt te vertellen in verband met alle protocollen en de manier waarop het moet.
Maar als er grote frustratie is op het lokale niveau dan mag die ook wel eens worden geuit. Het gaat hier over een federaal falen, over een besluit van een minister, enkele uren voor het in werking treden van de maatregelen. Men moet dan nog het geluk hebben dat het via het juiste e-mailadres wordt toegezonden. Vlaanderen doet dat van zijn kant en een minuut erna krijg je van het Vlaamse Kenniscentrum de mail door. De frequently asked questions (FAQ) komen drie dagen nadat het ministerieel besluit werd uitgerold en in voege moet zijn. We moeten dus durven het probleem aan te wijzen waar het zit.
Ik heb graag dat er hier wordt verwezen naar de minister-president die rond de tafel zit met de Nationale Veiligheidsraad. Maar ik herinner mij de eerste vraag die ik destijds in de plenaire vergadering aan minister Somers heb gesteld, over de ondersteuning van lokale niveaus. Ik heb toen ook aangehaald dat u maar eens moet kijken, wanneer de Nationale Veiligheidsraad een persconferentie geeft of in vergadering gaat, hoeveel vertegenwoordigers van Vlaanderen mee aan tafel zitten. Dat is er welgeteld één. We mogen dus duidelijk stellen dat, als er geen lokale reflex is, dat voor een stuk ook komt doordat op federaal niveau de reflex naar dat lokale niveau, uitgezonderd wanneer het kan worden gebruikt, totaal niet aanwezig is.
Wat de aanleiding van uw vraag betreft: ook ik, als burgemeester van een centrumstad, sta geweldig op mijn autonomie. Maar ik ben mij er ook van bewust dat, wanneer ik als burgemeester een besluit neem, dat juridisch 100 procent juist moet zijn en in de juiste kaders moet worden uitgeschreven. Want anders kan dat het voorwerp uitmaken van een vernietiging, wat in dezen jammer is. Als de burgemeester van Deinze een signaal wil geven en een duidelijke actie wil nemen, dan is dat hem toegestaan, maar natuurlijk wel zoals het hoort.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik hoor collega Vandeput wat fellere taal spreken over de Federale Regering en ik vind dat volledig terecht. Maar, minister Somers, ik verwacht dat soort felle taal daarover toch ook van u. U schudt al van nee en zegt dat u zo weinig mogelijk kritiek wilt geven op andere ministers en andere niveaus. Maar u bent het toch die steeds – en doorgaans ook terecht – vol lof spreekt over onze lokale besturen en over de burgemeesters. U zegt – ook terecht – dat zij het dichtst bij de mensen staan en het best weten wat er in hun gemeenten gebeurt.
Wel, wij zien hier daarvan een perfecte illustratie. Wij zien een burgemeester – en voor alle duidelijkheid, die is, zoals u weet, niet van mijn partij, maar van CD&V – Jan Vermeulen, die zeer goed onderbouwt waarom hij die beslissing om de mondmaskers te verplichten in de supermarkten heeft genomen. Hij zegt dat het steeds drukker wordt, dat steeds minder mensen een mondmasker dragen en dat hij zich daarover zorgen maakt. Hij zegt het niet met die woorden, maar het komt erop neer dat hij het voorzorgsprincipe toepast. En hij doet dat, voor alle duidelijkheid, met de virologen voor de verandering vrij tot zelfs zeer eensgezind achter zich. Dat is ook een redelijk unicum. We hebben dat nog niet vaak meegemaakt. Maar op dit moment zijn alle virologen het erover eens dat die mondmaskers zouden moeten worden gedragen, ook in supermarkten.
Het is overigens niet de eerste keer, want ik heb hier een artikel van 1 maart, enkele weken voor de coronalockdown echt losbarstte, waarin een andere burgemeester, overigens verre van iemand waarvoor ik sympathie koester, de heer Maingain, burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe. Hij wilde in zijn gemeente de toegang ontzeggen tot openbare plaatsen zoals scholen, crèches, sportcentra en andere aan mensen die uit een risicogebied wat betreft corona terugkeerden. Hij werd toen ook zeer fel teruggefloten door mevrouw De Block, federaal minister van Volksgezondheid, maar als ik dat nu opnieuw lees, dan had de heer Maingain een punt. Ook hij was een burgemeester die in het kader van de volksgezondheid de juiste beslissing wilde nemen en het voorzorgsprincipe wilde toepassen.
Er wordt continu gewaarschuwd voor een tweede golf. Ik denk dat de burgemeester van Deinze, de heer Jan Vermeulen, voor wie ik wat dit betreft zeer veel respect heb, wellicht in de toekomst wel eens gelijk zou kunnen krijgen, wat ik niet hoop. De federale overheid slaat eens te meer in deze coronacrisis een modderfiguur. Minister, ik herhaal dat ik had gehoopt dat u daar feller tegen zou reageren en dat hij het feller zou opnemen voor die burgemeesters en die lokale besturen.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, u haalt twee zaken door elkaar. Er is de terechte kritiek dat de burgemeesters heel laat het ministeriële besluit hebben gekregen. Zo konden zij zich onvoldoende voorbereiden op de nieuwe situatie die gecreëerd werd door dat besluit. Daarop kan er terecht kritiek worden geleverd.
Een andere zaak is dat wanneer een burgemeester maatregelen neemt, hij dat doet binnen een juridisch kader, zeker met zijn voorbeeldfunctie in onze democratische rechtstaat. Als een burgemeester dat wettelijke kader negeert, terecht of ten onrechte denkend dat hij een betere beslissing neemt, welk gezag heeft de samenleving dan nog om aan een burger te vragen de regels na te leven? Ook die individuele burger kan op zijn manier terecht of ten onrechte denken dat hij de wet niet hoeft na te leven, naar het voorbeeld van zijn burgemeester. Daarom is het belangrijk dat een burgemeester zich binnen de democratische rechtsorde conformeert aan de spelregels. Dat is hier het federale kader, bij uitzondering in deze heel specifieke situatie van het federale noodplan, en het is federaal minister De Crem die waakt over de eenheid van dat kader. Politiek kan erover gediscussieerd worden of het een goed kader is en of het verder moet gaan of niet. Maar dat is een beslissing die in het geëigende orgaan moet worden genomen en die we niet allemaal individueel kunnen nemen, want dan zou er geen rechtstaat meer zijn maar chaos. Ik ben tegen chaos, misschien zijn anderen wel voor chaos. Ik geloof niet in chaos. Dat vind ik een goed maatschappelijk ordeningsprincipe. Daarom moet men in een rechtstaat die regels volgen. (Opmerkingen Sam Van Rooy)
Nee, dat is niet flauw. We leven toch in een democratische rechtstaat. Ofwel zegt u: iedereen mag zijn goesting doen naar eigen inzichten. Ik ben daar niet voor. Er zijn regels en die moeten gerespecteerd worden. U bent trouwens de eerste om dat te vragen als het over andere zaken gaat, en terecht. Ook hier moeten wij ervoor zorgen dat die rechtstaat wordt gerespecteerd. Dat is een eerste zaak.
Een tweede zaak is de volgende. Er is de Nationale Veiligheidsraad. Ik begrijp perfect de vraag van de VVSG om meer betrokken te worden. De vereniging wil in de Nationale Veiligheidsraad zetelen. Ik heb nagegaan wie daarin zit. Dat zijn de federale premier, de vicepremiers, de ministers bevoegd voor de justitie, de landsverdediging, de binnen- en buitenlandse zaken, de administrateur-generaal voor de Veiligheid van de Staat, het hoofd Algemene Dienst Inlichtingen van de Veiligheid, de commissaris-generaal van de Federale Politie, de directeur van het OCAD, de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van het Crisiscentrum, de vertegenwoordiger van het College van procureurs-generaal, de federale procureur en de voorzitter van het directiecomité van de FOD Buitenlandse Zaken, en toegevoegd de ministers-presidenten.
Als je morgen zou zeggen dat het belangrijk is om de VVSG ook rechtstreeks in de Veiligheidsraad te laten zetelen, dan krijg je overmorgen eenzelfde vraag van de werkgeversorganisaties, van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO), van de vakbonden. Dan zit je binnen de kortste keren met een groot congres.
Hoe belangrijk ik het ook vind dat de gemeenten gerespecteerd worden, het is de taak van alle politici die daarin zitten en van wie het overgrote deel weet hoe een lokaal bestuur werkt, om daar mee over te waken. En ik heb ter zake heel veel vertrouwen – u mag me dat niet kwalijk nemen, en mijnheer Vandeput zal me dat zeker niet kwalijk nemen – in mijn minister-president. Ik heb er vertrouwen in dat hij dat zal aankaarten. Hij is zelf burgemeester, hij weet hoe belangrijk die lokale besturen zijn, we hebben daar regelmatig over gepraat. En ik ben ervan overtuigd dat er binnen die Nationale Veiligheidsraad nog andere mensen zullen zijn die daar aandacht voor hebben.
Maar je ziet wel dat er in deze crisis een aantal momenten zijn geweest waarop de gemeentebesturen te laat en soms ook te onduidelijk informatie hebben gekregen. (Opmerkingen van Sam Van Rooy)
Of slechte informatie. Of te weinig informatie.
Maar het verhaal moet volledig verteld worden. Er zijn ook heel veel momenten geweest waarop iedereen zijn uiterste best heeft gedaan – collega Warnez heeft ernaar verwezen – om die gemeentebesturen goed te informeren. En het overgrote deel van de gemeentebesturen heeft ook voldoende daadkracht, voldoende veerkracht en voldoende flexibiliteit om problemen op het terrein aan te pakken.
Kunnen de dingen dus beter? Ja. Is het totale chaos? Neen. Zijn er de voorbije weken dingen geweest die beter konden? Ja, en dat heb ik in de commissie ook gezegd en ik blijf dat ook zeggen. Maar is de informatie gedeeld en overgemaakt? Ja, dat hebben we gedaan.
Dit vraagt dus blijvende aandacht – en daarom is uw vraag ook terecht –, zodat lokale besturen maximaal gerespecteerd worden, tijdig geïnformeerd worden en alle informatie krijgen die ze nodig hebben om hun beleid goed te voeren.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik volg u volledig, als u zegt dat ook burgemeesters binnen een bepaald wetgevend kader moeten werken, zich dus niet zelf het recht kunnen toe-eigenen om daarvan af te wijken en zich moeten conformeren aan de geldende spelregels. Dat klopt. Maar toch stel ik vast dat er in Aalst een algemeen verbod op betogingen wordt uitgevaardigd tot 31 augustus, terwijl statische betogingen of manifestaties wel kunnen, tot 31 juli met vierhonderd personen en vanaf 1 augustus tot 31 augustus zelfs met achthonderd personen. Die burgemeester moet zich dan ook conformeren aan de spelregels. Dat is een bedenking die ik zeker nog wilde maken.
Het is nu jammer dat de heer Vandeput even naar buiten is, want ik wilde me nog even tot hem richten. Waar het mij om te doen is, is de bekommernissen en bezorgdheden van de lokale besturen en de burgers hier weer te geven en aan te kaarten. Er moet in het kader van de volksgezondheid een draagvlak gevonden worden. En ik zeg dat hier niet alleen, want de afgelopen weken hebben een aantal burgemeesters al een noodkreet geslaakt en een open brief gelanceerd, meer dan terecht, en ook de VVSG heeft al een paar keer aan de alarmbel getrokken. De pijnpunten blijven dus tot de dag van vandaag bestaan. Daarom heb ik mijn vragen hier ingediend.
Minister, u zegt dat u de bezorgdheden al geuit hebt en de heer Vandeput spreekt over het federale falen. Ik vind het al te gemakkelijk om dat zo te zeggen – en ik ben blij dat de heer Vandeput ondertussen opnieuw onder ons is. Onze minister-president maakt deel uit van de Nationale Veiligheidsraad. U zegt, minister, dat u uw bezorgdheden en de bezorgdheden die hier in deze commissie aan bod gekomen zijn, al aan de minister-president overgemaakt hebt. Ik geloof u. Niemand vraagt hier dat de VVSG integraal deel zou uitmaken van de Nationale Veiligheidsraad, wel dat de belangen van steden en gemeenten daar verdedigd worden, dat ze betrokken worden en dat ze goed geïnformeerd worden. Als u dat voldoende aangekaart hebt bij de minister-president, dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel is hij niet daadkrachtig genoeg binnen de Nationale Veiligheidsraad, ofwel is hij onvoldoende voorbereid. Maar zolang burgemeesters, de VVSG en inwoners aan de alarmbel trekken, zal ik deze problematiek hier blijven aankaarten. Ik vraag daarvoor blijvende aandacht.
Dank u wel, mijnheer De Loor.
Normaal gezien moet de vraag nu afgehandeld zijn, maar ik zou toch willen vragen om te kijken naar onze staatsinrichting: er zijn drie gemeenschappen en drie gewesten, maar Vlaanderen heeft slechts één parlement en één regering, waardoor we ook met minder mensen aan tafel zitten dan de andere gewesten en gemeenschappen.
Maar ik geef u nog de kans om te repliceren, want u was de vraagsteller.
Ik ben altijd bereid om die discussie te voeren, voorzitter.
Ik denk trouwens dat de heer Vandeput daar daarnet ook al een allusie op maakte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.