Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de oorzaken van fietsongevallen en de maatregelen om ze te voorkomen
Vraag om uitleg over fietsongevallen waarbij geen tegenpartij betrokken is
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, enkele weken geleden was er in de media aandacht voor een onderzoek over fietsongevallen. Voor één keer werd er niet naar de ongevallendata van de politie gekeken, maar naar de gegevens van de ziekenhuisopnames. Uit die gegevens bleek dat vier op de vijf ongevallen zonder gemotoriseerd voertuig gebeuren. Veel van die ongevallen zijn zwaar, maar ze worden ondergerapporteerd. Soms botsen fietsers met een andere fietser of met een voetganger. Maar bij bijna zeven op de tien ongevallen waarbij iemand in het ziekenhuis moet worden opgenomen, gaat het om een valpartij zonder andere betrokkenen of om een botsing met een obstakel.
We begrijpen uit het onderzoek dat paaltjes en putten een belangrijke oorzaak zijn. Daarom heb ik de volgende vragen voor u, minister. Welke beleidsaanpassingen zult u nemen na het gepubliceerde onderzoek? Overweegt u de paaltjes langs de fietspaden systematisch te vervangen door vergevingsgezinde of flexibele paaltjes? Overweegt u een apart team op te stellen voor de snellere herstelling van putten in de weg?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, ik wil op deze zonnige dag toch een vraag om uitleg over fietsongevallen stellen. Bij 70 procent van de ongevallen zijn geen andere weggebruikers betrokken. Dat zijn de zogenaamde eenzijdige ongevallen. Dit blijkt uit een analyse van de ongevallendata door de VUB en Universiteit Gent, in samenwerking met de Universiteit Utrecht en de Nederlandse Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).
Volgens de onderzoekers schatten de meeste fietsers het risico op ongevallen verkeerd in. Ze denken ten onrechte dat een verkeerssituatie veilig is als er geen gemotoriseerd verkeer aanwezig is. In de studie staat te lezen dat oneffenheden op de weg, obstakels, paaltjes en gladheid door ijs als oorzaken van ongevallen worden onderschat. Hierdoor passen fietsers zich onvoldoende aan. Uit het laatste fietsrapport van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) blijkt dat het merendeel van de fietspaden langs de gewestwegen eigenlijk niet aan de normen voldoet.
Deze onderschatting zou deels door de officiële ongevallenstatistieken worden veroorzaakt. Die statistieken baseren zich immers op de gegevens van de politiediensten en bij eenzijdige fietsongevallen komt de politie zeer zelden ter plaatse. Zoals al is vermeld, onderschatten de ongevallenstatistieken de realiteit. Veel fietsers schatten het risico van gemotoriseerd verkeer ten onrechte veel hoger in en onderschatten het risico op eenzijdige fietsongevallen.
In een interview op Radio 1 heeft een van de onderzoekers, de heer de Geus, gesteld dat het risico op zware eenzijdige fietsongevallen veel groter is met elektrische fietsen en speedpedelecs. Wie mensen kent die op een spoedafdeling werken, hoort dat ook dikwijls. Hij pleit voor een verplichte opleiding voor de gebruikers van speedpedelecs.
Minister, welke conclusies trekt u uit de analyse van de fietsongevallen door de VUB en Universiteit Gent? Welke initiatieven zullen worden genomen om de ongevallenstatistieken inzake fietsongevallen te verbeteren, zodat het echt risico op fietsongevallen dichter wordt benaderd?
Hoe staat u tegenover de idee om te voorzien in een verplichte opleiding voor de gebruikers van elektrische fietsen en speedpedelecs, omdat het risico op eenzijdige fietsongevallen voor deze categorie weggebruikers zeer hoog zou zijn?
Zullen op basis van dit onderzoek infrastructurele maatregelen worden genomen om het aantal eenzijdige fietsongevallen te verminderen? Zo ja, om welke maatregelen gaat het? Ik denk onder meer aan een betere wegdekkwaliteit en aan het vermijden van het gebruik van paaltjes langs de fietsinfrastructuur. De Fietsersbond stelt die vraag ook heel vaak. Hoe zullen onze wegbeheerders hierbij worden betrokken?
Zult u voorzien in informatiecampagnes om fietsers, in het bijzonder de gebruikers van elektrische fietsen, beter bewust te maken van het reële ongevallenrisico en, meer specifiek, van het risico op eenzijdige fietsongevallen?
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, driemaal is scheepsrecht. Ik ben een ervaringsdeskundige in het tegen de vlakte gaan. Ik heb even voor mezelf bekeken hoe vaak ik met de racefiets tegen de vlakte ben gegaan en het klopt: eenmaal was het door een aanrijding, en met betrekking tot al de andere keren laat ik in het midden of het aan de weg, obstakels, het wegdek of mijn eigen stuurvaardigheid lag. Het zal wel een combinatie van diverse factoren zijn geweest.
De VUB en Universiteit Gent hebben, samen met de Universiteit Utrecht en de SWOV, vastgesteld dat fietsers de veiligheidsrisico’s soms verkeerd inschatten.
De praktijk zegt, zoals al aangehaald, dat er bij meer dan 80 procent van de fietsongevallen geen tegenpartij, zijnde een ander gemotoriseerd voertuig, betrokken is.
Als je in de buurt van wagens komt – dat is zeer logisch – kijk je zeer goed waar de wagens vandaan komen. Dat wordt ook zo aangeleerd, net zoals oogcontact hebben met de andere bestuurders. Maar dan kijk je misschien wat minder op de baan, waar obstakels zijn zoals paaltjes, borduren, verhogingen en dergelijke.
Veilige fietspaden zijn natuurlijk de grootste zekerheid om ongevallen te vermijden, maar dat mag ons niet ontslaan van het sensibiliseren van fietsers om veilig fietsgedrag te vertonen om ongevallen te vermijden. Zelfs op de meest veilige fietssnelweg in Vlaanderen is het hebben van een ongeval een realistische kans als je als fietser een zeker risicogedrag vertoont. De voorbeelden die de onderzoekers aanhalen zijn bijvoorbeeld paaltjes, luisteren naar muziek, zoals mijn kinderen vaak doen op de fiets, te snel fietsen of zo weinig mogelijk remmen.
Dan zijn er ook nog eens de minder ideale omstandigheden. Bijvoorbeeld wanneer het lang droog is geweest en het heeft geregend, krijg je vaak een vochtige film op het wegdek die glibberig is. Dat zal nu ook weer gebeuren wanneer we na de droogte weer regen gaan krijgen.
Minister, zijn de bevindingen van deze studie in lijn met die van eerdere studies waar u weet van hebt? Bent u van oordeel dat de beleidsnota, het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) en de begroting 2020 voldoende hefbomen bevatten om het risico op dergelijke ongevallen, waarbij enkel de fietser of fietsers betrokken zijn, verder terug te dringen? Gaat u inzetten op extra sensibilisering om de fietser meer bewust te maken van die gevaren op de weg? Is er nood aan meer aandacht voor fietsopleidingen, zeker voor de speedpedelecs? Bent u van oordeel dat er voldoende aandacht is bij AWV en De Vlaamse Waterweg (DVW) voor screening van fietspaden, en de opvolging ervan?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega's, dank u wel voor de vragen over de enkelvoudige fietsongevallen waaromtrent een en ander in de pers verschenen is. Ik wil eerst even kaderen dat we voor de interpretatie van de resultaten van het onderzoek best naar het onderzoek zelf kijken en niet naar de berichtgeving ervan in de pers, want daar is toch wel wat discrepantie in. We hadden gisteren op ons kabinet nog een aangenaam onderhoud met een van de onderzoekers van het geciteerde onderzoek. Dat was heel boeiend en leerrijk. Het is dan ook belangrijk erop te wijzen dat het recente onderzoek vooral gaat over de perceptie van enkelvoudige fietsongevallen en dat het onderzoek gebeurde zowel in Nederland als in België, waarbij er ongeveer 2400 respondenten waren, waarvan ongeveer 840 in Nederland, ruim 1200 in Vlaanderen, 600 in Brussel en 174 in Wallonië. In het onderzoek in Vlaanderen werden enkel 40-plussers ondervraagd.
De onderzoeksvraag zelf is ook heel belangrijk. Ze luidde: door welk van de volgende drie soorten fietsongevallen belanden volgens u de meeste fietsers in het ziekenhuis? Dan waren er drie mogelijke antwoorden: een aanrijding met een auto, vrachtauto, brommer of een ander zwaar motorvoertuig; een botsing met een andere fietser of voetganger; een botsing met een obstakel zoals een paaltje of een val van de fiets. Dan was er een tweede vraag die luidde: door welk van de volgende drie soorten fietsongevallen belanden volgens u de minste fietsers in het ziekenhuis?
Uit het onderzoek blijkt dat in 80 procent van de gevallen waarbij mensen uit de bevraagde groep in het ziekenhuis belanden, dit te wijten was aan een enkelvoudig fietsongeval, dus waar geen ander voertuig bij betrokken was. Daarentegen is in 83 procent van de dodelijke ongevallen wel een motorvoertuig betrokken.
In 50 procent van die 80 procent enkelvoudige fietsongevallen, ligt de infrastructuur aan de oorzaak. Dat kan de infrastructuur zelf zijn, een put in de weg of iets dergelijks, maar het kan ook liggen aan het onderhoud of de staat, naargelang de weersomstandigheden: gladheid, bladval, sneeuw, ijzel en dergelijke meer.
Dit is allemaal belangrijk om het duidelijk te kaderen, gelet op de vragen die hieromtrent worden gesteld.
Ik ga dieper in op uw vragen, een 13-tal, maar sommige zijn overlappend.
De eerste vraag betreft de analyse die we kunnen trekken uit de studie. Uit de resultaten van deze studie kunnen we vooral onthouden dat bij de meeste fietsongevallen geen gemotoriseerd voertuig betrokken is, maar ook dat er bij de meeste dodelijke ongevallen wél een motorvoertuig betrokken is. Ik onthoud ook het belang van menselijk gedrag – ik weet niet, mijnheer Meremans, of dat specifiek op u slaat –, het gevaar van risicogedrag bij alle weggebruikers en ten slotte het belang van kwalitatieve en voldoende onderhouden fietsinfrastructuur, die liefst zo vergevingsgezind mogelijk ingericht is.
Recent werden de aanbevelingen omtrent vergevingsgezinde fietsinfrastructuur nog geactualiseerd. Dat hebben we in de commissie al meegegeven. Dat zijn, toekomstgericht, een aantal elementen die we zoveel mogelijk in het beleid willen opnemen om op vlak van fietsveiligheid de nodige stappen te kunnen ondernemen.
De tweede vraag was of de bevindingen van deze studie in de lijn liggen met eerdere studies waar we weet van hebben. De vaststelling dat bij de meeste fietsongevallen geen motorvoertuig betrokken is, is uiteraard niet nieuw. Dat bleek reeds uit eerdere studies, waarbij telkens ook een vergelijking is gemaakt tussen de politie- en ziekenhuisregistratie. Het onderzoek naar eenzijdige ongevallen betreft voornamelijk Nederlands onderzoek uit de periode 2008-2011. In het tijdschrift Transportation Research verschenen recent de resultaten van het onderzoek naar de perceptie over fietsongevallen. Dat was nog niet eerder onderzocht. Daaruit blijkt dat de meerderheid van de fietsers vooral ongevallen met een gemotoriseerd voertuig vrezen. De eerdere betrokkenheid van de ondervraagden bij ongevallen met of zonder een motorvoertuig had duidelijk een impact op die perceptie, wat voor zich spreekt.
Ik denk dat we niet onmiddellijk heel snel beleidsaanpassingen moeten doorvoeren. We kunnen in eerste instantie al verwijzen naar de beleidsnota. Daarin staat de duidelijk omschreven doelstelling: “Investeren in een verkeersveilig, kwalitatief en aantrekkelijk fietsnetwerk”. Als we daar allemaal ten volle op inzetten, komen we al voor een stuk tegemoet aan een aantal gemelde problemen en oorzaken van ongevallen, zeker wanneer het gaat over de infrastructuur. We moeten alles op alles zetten zodat als mensen zich van punt A naar punt B willen verplaatsen, dat op de meest veilige en conflictvrije manier kan.
Dat is uiteraard altijd een kwestie van beschikbare middelen die zo slim en efficiënt mogelijk moeten worden ingezet.
Daarnaast blijft educatie en sensibilisering een belangrijk aspect, want het menselijk gedrag is en blijft een zeer belangrijke factor in verkeersongevallen. We willen dan ook blijven inzetten op de vereiste kennis en vaardigheden. Een positieve sensibiliseringscampagne moet ons naar een verkeersveiligere attitude leiden.
De resultaten van het fietsonderzoek zullen uiteraard worden opgenomen in het lopende proces met betrekking tot de actualisering van het verkeersveiligheidsplan. Met dat vernieuwde plan willen we met nieuwe accenten en nieuwe aandachtspunten verdere stappen zetten om de verkeersveiligheid in Vlaanderen te verhogen.
Verder heeft AWV recent het volledig nieuwe deel voor kwetsbare weggebruikers van het Vademecum vergevingsgezinde wegen (VVW) uitgegeven. Dat deel is tot stand gekomen met de inbreng van een uitgebreide werkgroep met vertegenwoordigers van onder meer Fietsberaad Vlaanderen, de Fietsersbond, de Voetgangersbeweging en het Vias Institute. Die participanten hebben hun inbreng gehad in dit deel van het vademecum, dat specifiek kwetsbare gebruikers betreft.
Ik zal hier niet heel dat vademecum uit de doeken doen. Iedereen kan dat rustig consulteren op de website, maar ik kan meedelen dat de problematiek van de paaltjes op fietspaden uitgebreid aan bod komt. Er wordt alleszins gesuggereerd hoe, met vaak eenvoudige maatregelen, veel meer in de vergevingsgezindheid van fietspaden kan worden geïnvesteerd.
Het Vademecum vergevingsgezinde wegen zal in elk geval in het fietsvademecum worden geïntegreerd. Het aanpassingsproces voor het fietsvademecum is lopende. We hopen dat dit in het voorjaar van 2021 klaar zal zijn en dat we hiermee nog een heel duidelijk beleidsitem kunnen maken van alles wat met vergevingsgezindheid te maken heeft, onder andere met betrekking tot obstakels op fietspaden, en op die manier zo veel mogelijk eenzijdige ongevallen kunnen voorkomen.
De volgende vraag is welke initiatieven ik neem om de ongevallenstatistieken inzake fietsongevallen te verbeteren. Uit de politiestatistieken blijkt alleszins duidelijk dat de verkeersveiligheid van de kwetsbare weggebruikers de komende jaren een belangrijk aandachtspunt is. Het zal een uitdaging zijn om positieve stappen te zetten in de richting van onze langetermijndoelstelling, genaamd ‘vision zero’.
Het aandeel van de kwetsbare weggebruikers neemt toe in de verkeersongevallenstatistieken van de politie. Het aandeel van de eenzijdige fietsongevallen neemt in deze registratiebron geleidelijk aan toe. Dit bewijst dat hier alle aandacht aan wordt gegeven en dat dit ten volle in de politiestatistieken wordt opgenomen.
Tegelijkertijd heeft het Steunpunt Verkeersveiligheid de onderregistratie onderzocht. Voorheen heeft het vroegere Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) in 2013 met een studie aangetoond dat er een onderregistratie van het aantal fietsongevallen was en dat hier ten volle op moest worden ingezet. We blijven dit onderzoeken, met als doel alle ongevallen tussen fietsers en motorvoertuigen, ongevallen tussen fietsers onderling en enkelvoudige fietsongevallen ten volle op te nemen. Wat de registratie van ongevallen betreft, is het een en-enverhaal.
Samenvattend kan ik stellen dat er regelmatig onderzoeken worden uitgevoerd om zicht te krijgen op de mogelijke onderregistratie van verkeersongevallen. Het belangrijkste is dat we hier rekening mee houden in onze beleidsmaatregelen. We moeten maatregelen nemen om deze soms minder zichtbare groep in voldoende mate aan te pakken.
Ik kan verwijzen naar wat we eind 2019 tijdens de opmaak van de dynamische lijst van zwarte punten hebben beslist om de onderregistratie al deels aan te pakken. Daar is een extra weging voor voetgangers, fietsers en bromfietsers in opgenomen. Een lichtgewonde voetganger, fietser of bromfietser krijgt een gewicht van 1,7, wat vroeger 1 was. Zo komen de ongevallen met die kwetsbare weggebruikers op de zwarte punten veel meer naar boven.
Waarom hebben we dat gedaan? Specifiek om zodoende gerichter de locaties aan te pakken, ook die locaties waar alleen kwetsbare weggebruikers in aanmerking kwamen voor een ongeval en om zodoende tegemoet te komen aan het verhaal van de onderregistratie.
Dan kom ik bij de vragen over de paaltjes langs de fietspaden en of we die systematisch gaan vervangen door flexibele paaltjes, alsook de vragen rond andere infrastructurele maatregelen. De administratie staat in voor de aanleg van veilige, comfortabele en duurzame infrastructuur. We zetten de stijgende trend inzake investeringen in fietsinfrastructuur verder. U weet dat in het GIP 2020 (Geïntegreerd Investeringsprogramma) een bedrag van 180 miljoen euro – al 35 miljoen euro meer dan in 2019 – is uitgetrokken specifiek voor fietsinvesteringen. Op het einde van de legislatuur zal dit een bedrag zijn van 300 miljoen euro. Deze stijgende fietsinvesteringen moeten ertoe leiden dat we komen tot betere, comfortabelere en meer veilige fietsinfrastructuur die in lijn ligt met het verhaal van het fietsvademecum en het vademecum van vergevingsgezinde wegen.
Het is hier al een paar keer gezegd: mensen die gaan fietsen, denken er niet aan of een bepaald fietspad in beheer is van een lokaal bestuur of in het beheer van het gewest. Ook hier is het een verhaal van samenwerken. Daar waar het een gewestweg is, mijdt AWV zoveel mogelijk obstakels, zoals paaltjes op fietspaden en dergelijke. AWV heeft in zijn eigen dienstorder van 2015 opgenomen dat paaltjes op fietspaden niet gewenst zijn. Ook andere obstakels worden in principe niet toegestaan op fietspaden. We weten uiteraard dat niet alle fietspaden op dit ogenblik in perfecte toestand zijn. Wat dat betreft, is er nog wel wat werk aan de winkel. Maar bij nieuwe fietspaden of heraanleg van fietspaden worden er geen paaltjes of andere obstakels meer geplaatst omdat we weten dat dat vaak tot gevaarlijke situaties leidt. Uiteraard kunnen de lokale besturen bij de aanleg of herinrichting ook een beroep doen op die dienstorder of op het fietsvademecum en het vademecum vergevingsgezinde wegen.
Mevrouw Fournier vraagt of wij overwegen om een apart team op te stellen voor de snelle herstellingen van putten in de weg. Wat dat betreft kan ik vooral verwijzen naar het Meldpunt Wegen maar ook naar de wegentoezichters van AWV zelf. We krijgen uiteraard heel wat meldingen van kleinere gebreken. Meermaals zeggen we dat die meldingen ter harte moeten worden genomen, want het is heel belangrijk dat onze infrastructuur wel in perfecte toestand is. Als er meldingen zijn, moeten die onmiddellijk ter harte worden genomen en moet er onmiddellijk de nodige interventie op het terrein aan worden gekoppeld. Als het fundamentele gebreken zijn, dan moet dat opgenomen worden in het structurele onderhoud en dat zit mee in het investeringsprogramma.
Ik kan u wel meegeven, zoals gisteren al in de plenaire vergadering is gezegd, dat we al aan AWV hebben gevraagd om het proces van de aanpak van de meldingen eens duidelijk onder de loep te nemen, te beschrijven en te duiden, want we horen regelmatig dat sommige burgers en lokale besturen hun meldingen vaak moeten herhalen vooraleer daar een gevolg aan wordt gegeven. We zijn aan het kijken hoe we hier wat sneller en accurater op kunnen inspelen. Daaromtrent hebben we binnenkort een overleg met AWV gepland om daar kort op de bal te spelen.
Bijkomend kan ik zeggen dat op dit ogenblik nog altijd de structurele staat van de fietspaden wordt opgevolgd. Wat dat betreft, hebben we een tweejaarlijkse rapportage door de fietspadprofilometer. U kent dat waarschijnlijk. Om de twee jaar komt dat verslag naar boven, met daarin een volledige staat van onze fietspaden.
Ik ben geen voorstander van het invoeren van een verplichte opleiding, noch voor de elektrische fiets, noch voor de speedpedelecs. Veeleer dan verplichtingen op te leggen, denk ik dat het belangrijker is om te blijven inzetten op tal van educatieve en sensibiliserende projecten. Ik geloof veel meer in inzicht in de mogelijke gevaren en een bewustwording over de eigen verantwoordelijkheid om tot een duurzaam en veilig verkeersgedrag te komen.
We doen al heel wat qua sensibilisering en campagnes. We geven ook heel wat aandacht aan opleidingen die mensen vrijwillig kunnen volgen. Ik denk onder andere aan het project van de Vlaamse Stichting Verkeerskunde, ‘Safe2work’, waarbij vooral aandacht wordt gegeven aan veilig woon-werkverkeer en dienstverplaatsingen. We hebben ook de praktijkopleiding ‘Slim op de speedpedelec’. Er loopt op dit ogenblik een opleidingsaanbod op maat voor onder andere dienstenchequemedewerkers. Er zijn praktijkopleidingen voor werknemers die hun woon-werktraject afleggen met een elektrische fiets, ‘Slim op de e-bike’. Ook daar kan ten volle een beroep op worden gedaan.
Kortom, er zijn heel wat projecten en opleidingen lopende waarop men een beroep kan doen. Ook werkgevers kunnen daar een beroep op doen, om zodoende hun werknemers zich op de meest veilige manier te laten verplaatsen.
Ik denk dat het moeilijk is om echt te gaan zeggen dat men verplicht een opleiding moet volgen. Het ervaringsniveau verschilt natuurlijk van fietser tot fietser. Als we sommige fietsers gaan verplichten om een opleiding te volgen, terwijl ze misschien beter of behendiger met de elektrische fiets of de speedpedelec omgaan dan menig andere, zou dat niet in goede aarde vallen. Tegelijk hebben we ook hier weer het verhaal van de handhaving. Als we het effectief gaan verplichten, moeten we straks ook nog overal gaan controleren of men het ook effectief gedaan heeft. Ik geloof alleszins veel meer in sensibiliserende projecten en in opleidingsprojecten.
Voorzien we nog extra informatiecampagnes om de fietser beter bewust te maken van eenzijdige fietsongevallen? Ik heb de planning inzake campagnes rond fietsveiligheid opgevraagd bij de administratie. Er was er alleszins een gepland voor begin 2021. Veel meer kan ik daar vandaag nog niet over zeggen. We gaan kijken hoe dit verder moet worden uitgewerkt en waar specifiek de focus moet worden gelegd inzake de fietsveiligheid.
Mijnheer Meremans, u vroeg of in het GIP en de begroting 2020 voldoende hefbomen zitten om het risico op ongevallen terug te dringen. Ik heb al gezegd dat we heel wat extra investeringsmiddelen hebben uitgetrokken, specifiek voor de fietsinfrastructuur. Zal dat voldoende zijn? Ik denk dat we altijd meer middelen zouden willen en kunnen gebruiken, om zodoende nog meer tegemoet te kunnen komen aan de talrijke vragen die er zijn, maar u weet ook dat er soms andere obstakels zijn. Ik denk maar aan het verhaal van onteigeningen, bijkomende onderzoeken die moeten gebeuren en dergelijke. Dat kan wel al eens vertraging opleveren. Alleszins willen we zoveel mogelijk inzetten op die extra fietsinfrastructuur, om zoveel mogelijk te komen tot veiligheid voor onze fietsers.
De laatste vraag ging over de screening van fietspaden. Bij het Agentschap Wegen en Verkeer worden alle fietspaden regelmatig gescreend. Straks volgt weer een van de tweejaarlijkse rapporten ‘Staat van de fietspaden’. En wat betreft de jaagpaden, die hier al een paar keer aan bod zijn gekomen in de commissie, is het zo dat die een specifieke rol hebben inzake de beheer- en economische functie van waterwegen. Maar er is natuurlijk ook op heel wat plaatsen recreatief medegebruik. Wat dat betreft, zal De Vlaamse Waterweg sowieso blijven inzetten op de screening en opvolging van de staat van het jaagpad, zodat dat alleszins gebruiksvriendelijk is. De Vlaamse Waterweg trekt ongeveer 11 miljoen euro per jaar uit, specifiek voor de jaagpaden die ook in recreatief medegebruik zijn. We houden daar opnieuw zoveel mogelijk rekening met alle aspecten die opgenomen zijn in het Vademecum Fietsvoorzieningen, waarin ook een luik rond fietsen op jaagpaden is opgenomen.
Ik denk dat ik daarmee de hele waslijst aan vragen beantwoord heb. Als er nog bijkomende vragen zijn, hoor ik het graag.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw heel uitgebreide antwoord. U weet dat in deze commissie geen week voorbijgaat zonder dat de fiets aan bod komt. Dat komt niet van de oppositie of de meerderheid, want we blijven over alle fracties heen slechts een zaak herhalen, namelijk goede en veilige fietspaden. Het gaat niet enkel om de aanleg van meer fietspaden, wat ook belangrijk is, maar zeker ook om het onderhoud van de bestaande fietspaden.
We hebben de middelen. Zoals gezegd, gaat het tegen het einde van de legislatuur om 300 miljoen euro. We verwachten van u en uw administratie de nodige daadkracht. Aan uw antwoord te horen, bent u hier ten volle mee bezig. We hopen dan ook dat het binnen een klein aantal jaren allemaal efficiënter zal verlopen.
Ik heb naar aanleiding van uw antwoord nog een opmerking. U hebt gisteren, tijdens de plenaire vergadering, naar het meldpunt verwezen. Het is goed dat er een meldpunt is, maar de mensen verwachten ook een heel efficiënte opvolging. Het is terecht dat u dit wilt onderzoeken. Misschien kunt u met betrekking tot dat meldpunt dan eens in de commissie toelichten hoe het in de praktijk verloopt.
Voorzitter, ondertussen worden heel wat acties opgezet. U hebt er al naar verwezen. Vandaag is er de actie #ikfietsnaarhetwerk. Die actie kent veel succes. Meer dan 6000 bedrijven en 13.000 werknemers doen mee. In totaal gaat het om bijna 300.000 kilometer. Dit is echter een commerciële actie die door het bedrijf Cyclis is gestart, met sponsoring of steun van Sport Vlaanderen.
Minister, ik vind dat een beetje raar. Er zijn verschillende acties die soms door uw administratie en soms vanuit het beleidsdomein Sport worden gesubsidieerd of ondersteund. De specifieke actie #ikfietsnaarhetwerk lijkt me meer bij mobiliteit dan bij sport te horen. Maken het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) hierover bepaalde afspraken? Het beleidsdomein Toerisme past in feite ook in dat fietsgebeuren. Wie ondersteunt wat en welke acties gaan uit van de verschillende bevoegdheidsdomeinen?
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, zoals altijd hebt u heel uitvoerig geantwoord. Ik denk dat het een goede zaak zou zijn indien u op sensibilisering zou inzetten. Zoals ik van dokters heb gehoord, gaat het vooral om oudere mensen die van een gewone fiets op een elektrische fiets overschakelen. Die fietsen gaan soms snel en die mensen zijn wat onzeker. Wat sensibiliseringscampagnes ten aanzien van ouderen met een elektrische fiets betreft, kunt u misschien een klein tandje bijsteken of een nieuwe campagne in gang zetten.
U hebt het over het onderhoud van de Vlaamse wegen gehad. Ik ben zelf schepen van Openbare Werken in Brugge. Als er ergens een putje is, krijgen we veel meldingen. Het is moeilijk alle meldingen op te volgen. In onze stad krijgen we er meer dan 5000 per jaar. Ik kan me voorstellen dat het er bij de Vlaamse overheid nog veel meer zijn. Soms krijgen we meldingen over fietspaden die niet tot onze bevoegdheid behoren. Soms duurt het een beetje te lang en dan blijven de mensen herinneringen sturen. Het heel mooie fietspad van Brugge naar Knokke is een mooi voorbeeld. Dat fietspad is in zeer slechte staat, en zo zijn er nog fietspaden in Vlaanderen. Het is belangrijk dat het onderhoud en de meldingen goed worden opgevolgd. Dat is zeer belangrijk voor de bevolking. Het is een goede zaak dat u dat proces wilt verbeteren.
U kunt dat met bepaalde opvolgingssystemen doen. Wij doen dat ook.
Wij hebben een heel opvolgingssysteem bekeken waarbij de melding binnen de dertig dagen moet worden afgehandeld.
Blijven fietsen is inderdaad heel belangrijk en fietsen naar het werk ook. Ik vond ook de suggestie van de ‘7 km-club’, dat je alles wat binnen de 7 kilometer ligt met een gewone fiets kan doen, een leuke campagne. Ik denk dat we ook daar nog eens op kunnen inzetten. De coronatijd heeft heel veel mensen op de fiets gebracht omdat dat een manier was om eens buiten te zijn. Het mocht ook. Je moest ook afstand bewaren. Op die manier hebben heel veel mensen de fiets ontdekt. We hopen dan ook dat dat zo blijft.
De heer Meremans heeft het woord.
Alles is al gezegd. Minister, dank u voor het omstandige antwoord. Ik begrijp ook wel dat van vandaag op morgen niet alles kan. Ik heb toch nog een bedenking. Door corona zijn mensen meer de fiets gaan gebruiken en zijn meer knelpunten en onveilige situaties gemeld, wat ook logisch is. Ik ben zelf schepen van Mobiliteit in Dendermonde. Wij merken nu dat mensen ons komen melden waar er onveilige situaties zijn. Dat is naar boven gekomen, omdat meer mensen fietspaden gaan gebruiken, niet alleen voor het recreatief fietsen maar ook veel meer tijdens de week. Daarom is mijn vraag dat er voldoende ploegen beschikbaar zouden blijven deze zomer bij AWV om eventueel snel te kunnen reageren op vragen vanuit gemeenten en steden. Ik snap wel dat door de verlofperiode in de zomer een aantal dingen zullen blijven liggen of pas in september gebeuren, maar het is net in de zomerperiode dat veel mensen de fiets gebruiken. Ik hoop dat u uw diensten blijft aanvuren om voldoende mensen op het terrein te behouden om die ongemakken, en soms gaat het ook over signalisatie, aan te pakken.
We zullen geregeld in deze commissie over de fiets beginnen. Het is ook heel goed dat we bijna wekelijks daarover bezig zijn. Dat is positief. Het ontbreekt deze regering ook niet aan goede wil om met het bedrag dat voorzien is iets te doen. Wij hopen dat er daadwerkelijk iets verandert. Nogmaals, het aantal kilometer fietspaden is voor mij belangrijk, maar nog veel belangrijker is dat we het onderhoud kunnen doen en dat we de gevaarlijke punten kunnen wegwerken. Waarvoor dank.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Minister, ik had een vraag ingediend voor volgende week over wat maandag uitgekomen is in een veiligheidsrapport van Vias. De vragen hier gaan over studies die u een beetje countert, nuanceert, maar de rapporten blijven komen, we kunnen daar niet naast kijken. Vias heeft vastgesteld dat fietsers allesbehalve veilig zijn. Als je fietst, heb je veel meer kans op een dodelijk ongeval. ‘Veel meer’ wil zeggen dat een kilometer fietsen drieënhalf keer dodelijker is dan een kilometer in de auto zitten. Fietsers zijn dus extra kwetsbaar. Dat blijft maar terugkomen. Vijf minuten fietsen is veel gevaarlijker dan vijf minuten in de auto zitten. Zolang dat zo is, kunnen wij niet blijven zeggen dat het oké is of dat het wel in orde zal komen doordat er geld is. Minister, het is goed dat u in geld voorziet, we vinden dat fijn, maar het zou nog beter zijn als u heel veel druk zet op uw administratie om echt te starten met die werken om te komen tot veilige, brede fietspaden, tot meer en betere infrastructuur, tot meer fietscomfort. Er gaan nog studies komen. Het is zeer goed dat meerderheid en oppositie blijven zeggen dat het niet goed zit met de fietsverkeersveiligheid. Het moet beter. Het geld is er nu al, maar nu moeten de daden nog komen.
Ik wil ook nog een kanttekening maken. Die vraag komt niet meer terug, daarom praat ik er even over: ook voor voetgangers is het veel gevaarlijker op de weg dan voor wie in de auto zit, acht keer gevaarlijker. Dat is echt te betreuren want heel wat mensen zullen blijven redeneren dat wanneer het veiliger is in de auto, ze niet de fiets zullen nemen en niet te voet zullen gaan. Het is voor u een grote uitdaging om daar iets aan te doen. Het is voor ons allemaal wachten tot de volgende studie die weer zal aantonen hoe onveilig fietsen wel is.
Ook al zijn er veel mooie en goede zaken gebeurd en is het verhaal niet helemaal negatief, er is nog zeer veel werk aan de winkel om tot meer fietsverkeersveiligheid te komen.
De heer Verheyden heeft het woord.
Collega’s, minister, de veiligheid van de fietsers is in deze commissie inderdaad al herhaaldelijk aan bod gekomen, en dat zal niet de laatste keer zijn. Elke keer als ik die studies zie, ben ik niet echt verrast. Bijvoorbeeld, het aandeel van elektrische fietsen en speedpedelecs in de ongevallenstatistieken verwondert me niet, want er zijn ook steeds meer van die fietsen. Nu blijkt echter dat er, ondanks al die zwarte punten waar gemotoriseerde en zwakke weggebruikers elkaar ontmoeten, bij vier op de vijf zware fietsongevallen inderdaad geen auto is betrokken. In het verleden was het misschien al te gemakkelijk om altijd naar die automobilist te wijzen, die zogezegd niet veel verantwoordelijkheidszin heeft. Bij 83 procent van de ziekenhuisopnames van fietsers blijkt dus dat er geen gemotoriseerd voertuig betrokken was.
Ik wil zeker het aandeel van de ongevallen tussen fietsers en gemotoriseerde bestuurders niet minimaliseren, verre van. We moeten inderdaad inzetten op het wegwerken van die zwarte punten, hoe sneller hoe beter. Ik denk echter dat het toch ook wel belangrijk is dat men fietsers voor hun verantwoordelijkheid plaatst, want nu blijkt toch dat het niet altijd de auto’s zijn, maar vaak putten in de weg, het fietspad, mensen die niet opletten en dergelijke meer.
De collega’s stellen de vraag of het niet nodig is om meer opleidingen te geven voor rijden met elektrische fietsen of speedpedelecs. Ik ben blij dat ze zich daarmee eigenlijk achter het standpunt scharen dat ik hier in de commissie toch al een aantal keren heb geuit. Er zijn ondertussen al gemeenten die dat organiseren. Ik denk dat het belang van het vertrouwd raken met de elektrische fiets niet mag worden onderschat, zeker niet voor ouderen, die vaak verrast zijn door de snelheid en vaak moeilijker kunnen anticiperen op het overige verkeer. Minister, ik hoop dat u gehoor zult geven aan die vraag, die blijkbaar toch wars van partijgrenzen weerklinkt. Dat hoeft geen verplichting te zijn, maar ik denk toch wel dat u de gemeenten ertoe kunt aanzetten om een aanbod voor dergelijke opleidingen uit te werken.
Ook nog een belangrijk probleem dat niet mag worden onderschat, denk ik, is het dodehoekprobleem. Chauffeurs die in de stad moeten leveren, schatten soms ook de snelheid van die e-bikes of speedpedelecs slecht in. Ik denk dat ook de fietsers daarop moeten worden gewezen. Het is zeker niet altijd de fout van de chauffeur.
Uiteraard vinden wij het goed dat u 300 miljoen euro zult investeren in nieuwe fietsinfrastructuur. Ik ga er ook van uit dat er bij die nieuwe infrastructuur maximaal rekening zal worden gehouden met het beperken van hindernissen die tot ongevallen kunnen leiden, maar toch denk ik dat de meeste problemen op gemeentelijk niveau rijzen. Recent verscheen het Vlaams Fietsrapport 2020. Ofschoon amper 0,38 procent van de Vlamingen die enquête heeft ingevuld, kunnen we toch aan de hand van de uiteindelijke resultaten interessante bevindingen voor het lokale niveau maken. Inzake fietspadeninfrastructuur laat dat vaak toch nog steken vallen, zeker in de meer rurale gebieden. Ook de verlichting is vaak slecht, zodat fietsgebruikers te laat putten en dergelijke opmerken. De globale resultaten van die publieksbevraging zijn gematigd positief, maar er blijven vooral op het vlak van die fietsveiligheid nog heel wat verbeterpunten. Zowat zes op de tien respondenten verklaren dat het in de door hen beoordeelde stad of gemeente inderdaad aangenaam fietsen is, maar daartegenover staat dat slechts een op de drie het ook comfortabel fietsen vindt. Slechts een op de twee bevraagden, en dat is toch ook wel opmerkelijk, vindt dat, wanneer een straat opnieuw wordt aangelegd, ook de infrastructuur voor fietsers beter wordt.
Minister, in uw reactie op dat rapport zegt u dat de globale resultaten aangeven dat er in de gemiddelde Vlaamse stad of gemeente toch wel heel wat werk aan de winkel is om het veiligheidsgevoel van de fietser te verhogen en het fietscomfort te verbeteren. Ik denk dat dat inderdaad een project is waar we allemaal de schouders onder moeten zetten. Ik hoop dan ook dat u de gemeenten ertoe zult aanzetten om het Fietsrapport te consulteren, zodat ze hun fietsinfrastructuur onder de loep nemen en aldus zouden beginnen met het uitvoeren van de nodige aanpassingen aan die infrastructuur.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik dacht dat ik met de antwoorden op de dertien initiële vragen eigenlijk al alles had beantwoord, maar er zijn toch ook nog heel veel bijkomende vragen.
Fietsverkeersveiligheid is en blijft natuurlijk heel belangrijk. We hebben van bij aanvang gezegd, zoals het ook in mijn beleidsnota staat, dat we ten volle de kaart van verkeersveiligheid willen trekken. Het aantal dodelijke slachtoffers, maar ook het aantal slachtoffers met een zwaar lichamelijk letsel, moet drastisch naar beneden. Daar willen we ten volle op inzetten. En dat mag uiteraard geen holle slogan zijn.
Ik heb er geen enkel probleem mee om daar iedere week een debat over te voeren in deze commissie. Of het nu gaat over fietsverkeersveiligheid of verkeersveiligheid in het algemeen, we moeten daar met zijn allen ten volle op inzetten. Dat is vooral ook een gedeelde verantwoordelijkheid van eenieder. Ik denk enerzijds vooral aan de wegbeheerders als dusdanig. De heer Verheyden vraagt om lokale besturen daartoe aan te zetten. Ik denk dat lokale besturen zich ook al heel erg bewust zijn van de noodzaak om te zorgen voor veilige infrastructuur. Het zijn dus de wegbeheerders die verantwoordelijkheid moeten opnemen, en dat zijn niet alleen de lokale besturen, maar ook wij als Vlaamse overheid zelf. We moeten daar ten volle op inzetten. Anderzijds is het ook een gedeelde verantwoordelijkheid van elke weggebruiker, ongeacht de manier waarop men zich verplaatst.
Mevrouw Lambrecht, u verwijst naar de cijfers van Statistiek Vlaanderen die maandag bekend zijn gemaakt. Helaas betreur ik samen met u, en wellicht iedereen in deze commissie, dat die cijfers niet goed zijn. Het aantal zwaargewonden blijft hoog, maar ook het aantal dodelijke verkeersongevallen zit in een licht stijgende trend. Het is dus inderdaad alle hens aan dek om daar dringend iets aan te doen en daar dringend verandering in teweeg te brengen. Wij zijn daar ook al volop mee bezig. Ik heb al gezegd dat we met een aantal onderzoekers aan tafel gaan zitten, om te kijken hoe we daar een shift kunnen realiseren, zodat we toch weer naar betere cijfers kunnen evolueren.
U kent de doelstellingen tegen 2030 en 2050. Ik wil de lat altijd heel hoog leggen, maar zoals het op dit ogenblik gebeurt, vrees ik dat we die doelstellingen niet gaan halen. Natuurlijk, als men zich doelstellingen vooropstelt, moet het nog altijd vooral de betrachting zijn om die wel degelijk te kunnen halen. Dat wil niet zeggen dat ik de doelstellingen naar beneden wil schroeven, maar wel dat we dringend een heel aantal maatregelen moeten nemen om ten volle in te zetten op verkeersveiligheid.
Wat betreft het aantal fietsdoden was er in 2019 een lichte daling ten opzichte van 2018. Maar opnieuw: of het nu een fietsslachtoffer of een ander verkeersslachtoffer is, elk slachtoffer is er een te veel. Het brengt heel wat lijden bij families en mensen met zich mee. En dat moeten we dus voorkomen. Ook inzake het aantal fietsongevallen zien we dat er op lange termijn geen dalende trend is. We kunnen wel zeggen dat er steeds meer mensen zijn die fietsen, en dat laatste kunnen we uiteraard alleen maar toejuichen. We willen allemaal inzetten op de modal shift. Ik wil zeker niet de boodschap meegeven: fietsen is gevaarlijk, dus neem toch maar een ander vervoersmiddel. We moeten juist allemaal blijven oproepen om zich op duurzame wijze te verplaatsen, en dat op de meest veilige en comfortabele manier te doen. Fietsen blijft daar uiteraard een heel belangrijk aspect in. Dit is dus zeker geen oproep om niet te fietsen. Dat zegt u ook niet, mevrouw Lambrecht, maar ik wil dat toch heel duidelijk meegeven. We moeten er juist voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen blijven fietsen, maar dat moet natuurlijk in veilige omstandigheden zijn, vandaar die extra middelen. Dat is sowieso een positief element.
Ik ben ook blij dat vandaag een heel aantal collega’s zeggen dat bij de evaluatie van die extra middelen het niet over het aantal extra kilometers aan fietspaden gaat. De klemtoon moet vooral liggen op een groter aanbod veilige fietspaden en kruispunten.
Er moeten natuurlijk ook meer fietspaden komen. Daar ben ik van overtuigd. Ook dit is een en-enverhaal. Er moeten meer, maar vooral ook bredere en veiligere fietspaden met conflictvrije kruispunten komen. Dat is heel belangrijk.
Mevrouw Fournier, u hebt me een vraag gesteld over de diverse acties om mensen ervan te overtuigen de fiets te nemen. Het kan om commerciële acties of door de minister van Toerisme of de minister van Sport ondersteunde acties gaan, maar ik denk dat we elke actie om mensen aan het fietsen te krijgen alleen maar kunnen toejuichen. Daar is geen rechtstreeks overleg over geweest, maar het is heel belangrijk dat we mensen aan het fietsen krijgen.
Vanuit het mobiliteitsoogpunt moeten we vooral inzetten op het woon-werkverkeer en het woon-schoolverkeer. We moeten zo veel mogelijk mensen ertoe aanzetten de modal shift te maken en niet de wagen, maar een duurzaam vervoersmiddel te gebruiken. Ook de recreatieve verplaatsingen zien we liever met de fiets gebeuren.
Het kan een eigen fiets of een deelfiets zijn. We hebben gisteren nog campagne gevoerd met betrekking tot de blue bikes. Alle elementen zijn goed om zo veel mogelijk mensen aan het fietsen te krijgen. Het moet natuurlijk geen overkill zijn, maar daar zijn we op dit ogenblik nog niet aan toe.
Mijnheer Meremans, u hebt aangehaald dat meer mensen die fietsen, betekent dat ook meer knelpunten of problemen worden gesignaleerd. We hebben het hier al meerdere keren over het meldpunt gehad. Op dat vlak denk ik dat we een en ander kunnen bijsturen. Ik heb de administratie gevraagd in kaart te brengen hoe het bij het meldpunt op dit ogenblik precies verloopt. Binnen welke tijdsspanne wordt effectief tot actie overgegaan? Ik kan wel zeggen dat binnen dertig dagen een antwoord volgt, maar als dat antwoord luidt dat het probleem zal worden bekeken, heeft de indiener van de melding daar weinig boodschap aan. Het is heel belangrijk dat we zo snel mogelijk bekijken hoe heel dat meldingsproces verloopt en hoe we de diensten ertoe kunnen aanzetten om sneller gevolg te geven aan bepaalde elementen, zeker als het gaat om gebreken aan de weg die gevaarlijk kunnen zijn en aanleiding tot ongevallen kunnen geven.
Ik wil de studie waar ik naar verwezen heb zeker niet counteren, maar ik heb duidelijk geduid dat het om een studie van de perceptie bij een aantal specifieke doelgroepen gaat. De cijfers zijn niet goed, maar het grootste aantal dodelijke verkeersongevallen vinden we niet bij de enkelvoudige fietsongevallen, maar bij de ongevallen met gemotoriseerd verkeer. Bij 83 procent van de fietsongevallen waarbij doden vallen, is ook een motorvoertuig betrokken.
Ik wil dit niet nuanceren, want elk dodelijk ongeval blijft er eentje te veel, en daar moeten we op blijven inzetten. Het is opnieuw een en-enverhaal. Om er zo veel mogelijk fietsers op te kunnen laten rijden, is de infrastructuur heel belangrijk. De infrastructuur moet aan een heel goede screening van de veiligheid en de toegankelijkheid worden onderworpen. Om zich op een veilige manier te kunnen verplaatsen, gaat het daarnaast ook om het gedrag en de gewaarwording van de mensen zelf.
We blijven ten volle op sensibiliserende acties en opleidingsacties inzetten. Ik zal niemand verplichten. Ik zal de lokale besturen niet verplichten om opleidingen of vormingen aan te bieden. Heel wat lokale besturen en middenveldorganisaties stellen al tal van opleidingen ter beschikking, soms ten aanzien van specifieke doelgroepen. Ook in scholen worden specifieke opleidingen gegeven. Ik denk dat het goed is dat ten volle op de educatie wordt ingezet, maar ik blijf het een brug te ver vinden om dat te verplichten.
We blijven het meldpunt, de infrastructuur en alle mogelijke campagnes alleszins opvolgen. We blijven hier zeker ten volle op inzetten. Als we over meer verkeersveiligheid spreken, mag dat geen holle slogan zijn. Er moet ook daadwerkelijk verandering komen. Er moet sowieso een trendbreuk komen. Als ik het aantal dodelijke slachtoffers en het groot aantal mensen met lichamelijke letsels zie, moet er wel degelijk iets gebeuren.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, dank u nogmaals voor uw uitgebreide antwoorden op al onze vragen. U hebt er al een paar keer naar verwezen, ook in vorige commissievergaderingen, dat er een fietsvademecum op komst is in 2021. Het is de bedoeling dat de fietspaden nog beter zullen worden. Maar dat maakt ook dat het aantal fietspaden dat zal voldoen aan het fietsvademecum, sterk zal terugvallen. Ik denk dat we in ons achterhoofd moeten houden dat die cijfers kort na het nieuwe fietsvademecum niet echt heel positief zullen zijn, maar dat mag ons er niet van weerhouden om echt wel fundamenteel te werken aan het nieuwe fietsvademecum, met één doel, namelijk veiligere fietspaden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.