Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het schoolverlatersrapport van VDAB
Vraag om uitleg over het schoolverlatersrapport van VDAB
Verslag
Minister, naar goede jaarlijkse gewoonte werd het schoolverlatersrapport 2020 van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) bekendgemaakt, verplichte lectuur voor elke leerling, ouder en iedereen die betrokken is bij een studiekeuze in de komende dagen, weken of maanden. We kunnen daarin lezen in welke mate opleidingen al dan niet aanslaan op onze arbeidsmarkt. De studie toont een aantal trends die aansluiten – dat is geruststellend – bij de beleidskeuzes die in Vlaanderen worden gemaakt.
Zo toont het rapport het belang van werkervaring aan. Traditiegetrouw zijn er goede cijfers voor de leertijd, een opleidingsvorm die van oudsher duaal wordt georganiseerd met een relatief laag aantal werkzoekenden na één jaar, meer bepaald 11,6 procent. De andere opleidingsvorm die duaal wordt georganiseerd, namelijk het deeltijds beroepssecundair onderwijs, haalt een werkzoekendenaandeel dat bijna dubbel zo hoog ligt, maar toch nog een stuk beter is dan het aandeel werkzoekenden bij ongekwalificeerde uitstroom. Ook een specialisatiejaar dat zich veelal richt op een combinatie van leren en praktijk op de werkvloer, doet het percentage werkzoekenden smelten doorheen de verschillende opleidingstrajecten. Met een specialisatiejaar is men duidelijk veel beter voorbereid op de arbeidsmarkt.
Ten slotte zien we ook dat sommige evoluerende maatschappelijke noden met succes beantwoord worden door het onderwijs- en opleidingsveld, bijvoorbeeld in het domein maatschappelijke veiligheid waarvoor in het West-Vlaamse VIVES opleidingen zijn gecreëerd. Het aantal schoolverlaters daar neemt toe en ook deze vinden vlot de weg naar de arbeidsmarkt. Ook bij de zorgberoepen zien we een toename van het aantal schoolverlaters, maar helaas te weinig om de grote tekorten aan arbeidskrachten op te vullen.
Dat neemt niet weg dat er in het rapport een aantal cijfers zitten die ook enige ongerustheid met zich meebrengen. VDAB noemt het zelf zorgenkinderen op onze arbeidsmarkt. Dan gaat het over de mensen die zonder diploma op de arbeidsmarkt komen en we stellen vast dat zij het steeds moeilijker hebben. In het rapport lees ik: “In 2018 verlieten 70.606 jongeren in Vlaanderen de school. Een jaar later is 8,9 procent of 6262 van deze schoolverlaters op zoek naar werk. Na een gestage daling van het werkzoekendenpercentage tussen 2013 en 2018 (van 13,0 procent in 2013 naar 8,9 procent in 2018) blijft het in juni 2019 steken op 8,9 procent. (…) Een diploma blijft de beste garantie voor een goede start van een professionele loopbaan, maar zeker op een continu veranderende arbeidsmarkt zullen vakoverschrijdende vaardigheden en levenslang leren steeds belangrijker worden.”
Minister, welke conclusies trekt u uit dit rapport? Welke beleidsacties vloeien daaruit voort? Welke initiatieven kan VDAB nog meer nemen in zijn werking om ongekwalificeerde en zeer laaggeschoolde jongeren intensiever en maatgerichter te begeleiden naar een job?
Het aantal STEM-schoolverlaters is stijgend in het beroepssecundair onderwijs en ook hun aandeel in de professionele bachelors stijgt. Bij masters en in het technisch secundair blijft het aandeel STEM-schoolverlaters eerder stabiel. Welke zaken kunnen we doen om het aantal STEM-schoolverlaters, zeker bij meisjes, nog op te krikken? Deze groep vindt immers bijzonder vlot de weg op de arbeidsmarkt. Misschien kan deze economische crisis nog meer dan voorheen de STEM-richtingen promoten, zoals ook in de relanceresolutie is gevraagd.
Het rapport toont aan dat het aantal schoolverlaters in onderwijsberoepen sterk is gedaald. Dat is zorgwekkend tegen een achtergrond van een vergrijzend onderwijspersoneel en van de toename van leerlingen. Wat kunt en wilt u doen om de instroom in de onderwijssector te verhogen?
De coronacrisis zorgt voor een mogelijk probleem van ongekwalificeerde uitstroom of voor een mogelijke groei van neetjongeren (not in education, employment or training). Worden hieromtrent proactief en in overleg met het onderwijsveld initiatieven genomen? Zo ja, welke?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op dinsdag 9 juni stelde u, minister, het 33ste schoolverlatersrapport voor. Het gaat om een onderzoek over de jongeren die in 2018 de school hebben verlaten. Een jaar later wordt bekeken wie als werkzoekend ingeschreven is. De resultaten geven ons een indicatie van de tewerkstellingskansen van de schoolverlaters in Vlaanderen.
Daar waar we in 2013 tot 2018 een gestage daling van het aantal werkzoekende jongeren zagen, blijkt dit cijfer in 2019 stabiel gebleven, voornamelijk door een groeivertraging van onze economie.
In het rapport wordt er dieper ingegaan op de zorgopleidingen. Het is algemeen bekend dat er een nijpend tekort is aan arbeidskrachten, zeker in deze coronatijden. Bovendien zorgt de vergrijzing van de maatschappij ervoor dat de vraag naar zorgpersoneel alleen maar zal toenemen.
De huidige coronacrisis maakt ook duidelijk hoe belangrijk een goede en kwaliteitsvolle gezondheidszorg is om in uitzonderlijke situaties te blijven functioneren. Voldoende en goed opgeleid zorgpersoneel is een absolute meerwaarde.
Minister, overweegt u, naar analogie van het STEM-actieplan, ook een actieplan uit te werken om de verschillende zorgopleidingen nog meer in de verf te zetten?
Welke zijn uw conclusies over deze cijfers met betrekking tot zorgopleidingen en het schoolverlatersrapport in het algemeen?
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, er is niet veel gras meer voor mijn voeten. Ik zal dus niet te veel herhalen.
We hebben het schoolverlatersrapport gezien: 9 procent van de jongeren heeft na een jaar geen job. De daling die er de voorbije jaren is geweest, is nu gestopt. De grote bekommernis is welke invloed corona daarop zal hebben. Want dit rapport is nog precorona.
Vooral het diploma blijkt belangrijk: 30 procent van jongeren zonder diploma zijn nog altijd werkloos. STEM is heel belangrijk, net als mensen in de zorg krijgen.
Dit is mijn korte samenvatting van wat de collega's al voortreffelijk hebben gezegd. Maar ik heb natuurlijk zelf ook wat vragen, die voor een stuk gelijklopen met die van mijn collega's. Hier en daar zijn er echter afwijkingen of aanvullingen.
Minister, welke conclusies trekt u uit dat rapport?
Ik kijk ook een beetje vooruit: welke algemene verwachtingen hebt u van de evolutie van jongerenwerkloosheid ten gevolge van de coronacrisis?
Wat zal VDAB doen met dit rapport? Welke extra inspanningen zal zij nemen voor de jongeren?
Heeft de samenwerking met Onderwijs al vruchten afgeworpen? Kunt u daarover al iets zeggen?
Verder heb ik een aantal vragen rond het duaal leren. Is er al een effect op de jobkansen van jongeren? Ik pols toch ook even – dat blijf ik met veel plezier doen – naar uw plannen rond de gemeenschapsdienst. Hebt u er al zicht op of u jongeren, die na twee jaar nog geen job hebben, daarin zult inschakelen?
Ten slotte heb ik nog een vraag rond STEM-profielen. Ook de collega’s hebben daar al naar gevraagd. Welke inspanningen zullen er worden gedaan om de aandacht hiervoor gaande te houden nu we door de coronacrisis toch ook wel hebben gezien dat er handen tekort zijn? We wisten dat natuurlijk al langer, maar het is nu enorm naar boven gekomen in de zorg en ook in onderwijs. Ik dank u voor uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de zeer interessante vragen. Ik zal ze zo goed mogelijk bundelen.
Het is, zoals jullie hebben opgemerkt, een precoronarapport. De tendensen die we zien, zullen dus wellicht een breuk kennen. Maar de vaststellingen die we doen, zullen wel actueel blijven. Daarvan ben ik overtuigd.
Een eerste belangrijke vaststelling is dat een diploma telt. Van de schoolverlaters die zonder diploma de arbeidsmarkt betreden, is bijna één op de drie na één jaar werkzoekend. Bij schoolverlaters die een getuigschrift of diploma secundair onderwijs behalen, is één op de tien werkzoekend na één jaar. Het komt er dus op aan om blijvend inspanningen te doen om die ongekwalificeerde uitstroom terug te dringen. En dat brengt me tot een volgende vaststelling, die ik eigenlijk positief vind.
De tweede vaststelling is namelijk dat werkervaring het verschil maakt. We zien dat het kunnen aantonen van werkervaring zeer waardevol is wanneer je een job wilt vinden. Dat blijkt uit de relatief lage werkzoekendenpercentages bij schoolverlaters uit de leertijd, namelijk 11,6 procent – collega Bothuyne wees er al op.
Collega Ongena, voor duaal leren is het nog te vroeg om uitspraken te doen, aangezien duaal leren dit jaar organiek werd uitgerold na drie jaar proefdraaien. Ik hoop echt dat de uitstroomcijfers inzake duaal leren alleen maar zullen verbeteren. Ik hoop ook dat de verdere uitvoering en verbreding ervan mogelijk zullen zijn en ervoor kunnen zorgen dat leerlingen die, zoals ik al vaker heb gezegd, mevrouw Vandromme, ‘geen zittend gat hebben’, met veel goesting voor dat duaal leren zullen kiezen, omdat dat een ideale weg is naar een diploma en even waardevol is als het theoretische traject.
Een derde vaststelling is dat een STEM-diploma toekomst biedt op de arbeidsmarkt. Van de jongeren die afstudeerden met een diploma uit een STEM-richting, is maar 6 procent na een jaar op zoek naar werk. Dat is geen nieuwe vaststelling, want onze arbeidsmarkt schreeuwt om technische en wetenschappelijke profielen. Het huidige actieplan loopt af, en het is mijn intentie, zoals ook in de beleidsnota staat, om naar een nieuw actieplan 2020-2030 toe te werken in samenwerking met collega Weyts, bevoegd voor Onderwijs. We zullen daarbij aandacht moeten hebben voor het verhogen van de instroom in de STEM-opleidingen, het tijdig om- en bijscholen in STEM en voor STEM-jobs. Het is mijn ambitie om nog voor het reces een conceptnota naar de Vlaamse Regering te brengen.
Een belangrijk aandachtspunt zal zijn om ook meisjes warm te maken voor STEM. Dat is een evergreen. We zien dat jongeren genderklassieke keuzes maken: jongens kiezen voor STEM, meisjes veeleer voor zorg. Nochtans zijn er in die laatste sector ook meer en meer STEM-beroepen. We moeten daar ook op focussen, dat je ook in de zorg heel veel richtingen in de wetenschappen hebt, waar we elk talent warm voor moeten maken.
Ik had deze week trouwens overleg met de mensen van het STEM-platform. Ik heb hen gevraagd of postcorona de vraag naar STEM-profielen even groot zou blijven. We zien dat jongeren op de arbeidsmarkt die pas een diploma hebben, nu sneller hun job verliezen, zeker als ze met een interimcontract werken. Maar dat is geen enkel probleem, zeggen de mensen van het STEM-platform, STEM-profielen blijven acuut gevraagd worden en STEM blijft een zeer goede weg naar een job.
De vierde en laatste vaststelling is een heel persoonlijke uitsmijter: West-Vlamingen vinden het vlotst de weg naar de arbeidsmarkt. Ik laat even een stilte neerdwarrelen in deze zaal, om het goed te laten doordringen. (Gelach)
Er zijn heel veel vragen gesteld over welke initiatieven VDAB neemt of zal nemen voor kwetsbare en laaggeschoolde jongeren, zeker gezien de coronacrisis. Ik heb die vragen eigenlijk al een paar keer beantwoord, maar ik zal nog eens een inspanning doen. Voor het geval u zou twijfelen aan mijn inspanningen, kunt u de boeiende en zeer lezenswaardige antwoorden terugvinden op de website van het Vlaams Parlement. Er was onder andere vraag 2374 van mevrouw Gennez op 4 juni en vraag 2448 van mevrouw Sleurs op 11 juni.
Wat zijn de klemtonen? Ik begin met de cijfers. We zien nog geen opvallende evoluties in de cijfers van de coronacrisis op neetjongeren. Verwacht wordt dat we de eerste evoluties ervan na de zomer zullen zien. We weten dat neetjongeren bij een crisis vaak de eerste slachtoffers zijn, doordat bijvoorbeeld interimcontracten worden stopgezet, maar ook de eersten zijn die weer een job vinden als de arbeidsmarkt aantrekt. Het is dus nog even afwachten. VDAB en de partners staan klaar om de jongeren die niet aan de slag raken, snel in de dienstverlening op te nemen. Daarvoor worden een aantal maatregelen genomen. Zo voorziet VDAB in een gerichte en gepersonaliseerde opvolging. Jongeren kunnen online via chat vragen stellen aan onze sollicitatiecoaches over hoe ze moeten solliciteren. Eind juni vindt er een webinar plaats, specifiek voor schoolverlaters, met extra tips over hoe je moet solliciteren, inschrijven, het verschil maken tijdens je gesprek enzovoort.
We zetten in op warme overdracht. Per provincie en per regio maakt VDAB afspraken met de gespecialiseerde trajectbegeleiding, om te zorgen voor een warme overdracht voor de jongeren uit deeltijds leren en het buitengewoon secundair onderwijs. Er is een ESF-oproep (Europees Sociaal Fonds) in voorbereiding om kwetsbare jongeren door gespecialiseerde partners te laten begeleiden. Ik wil die oproep nog voor het reces lanceren. Dat zal de opvolger zijn van de huidige werkinlevingsprojecten voor jongeren, die eind dit jaar aflopen. VDAB zal begin juli een reclamecampagne lanceren, gericht op jongeren en schoolverlaters, waarbij vooral wordt ingezet op social media, gezien de goede resultaten van de vorige online jongerencampagnes. Een affiche in een bushokje is minder effectief dan een online campagne, als het over jongeren gaat.
In mijn beleidsnota staat dat wie actief werk zoekt en er na twee jaar niet in slaagt om werk te vinden, kan worden verplicht om het competentieversterkend activeringstraject verder te zetten in gemeenschapsdienst. Uiteraard moet dat maatwerk zijn, waar mijns inziens de afstand tot de arbeidsmarkt primeert boven leeftijdsvoorwaarden. Maar het ene is niet incompatibel met het andere. Onze administratie onderzoekt op dit ogenblik in welk kader we die gemeenschapsdienst kunnen invoeren. Er zijn ook wat juridische obstakels die we moeten overwinnen. Dat dossier ligt niet stil. We zijn heel actief aan het zoeken hoe we dat als een activerend instrument kunnen inzetten.
Dan kom ik bij het luik ‘Zorg en Onderwijs’, collega’s Bothuyne en Vandromme. Onderwijs ligt mij na aan het hart, dat weten jullie. Toen ik minister van Onderwijs werd, zei mijn vader: eens je gebeten bent door de onderwijsmicrobe, laat die je nooit meer los. Ik denk dat collega Gennez, collega Vandromme en anderen dat wel kunnen bevestigen. De vorige legislatuur hebben we een aantal maatregelen genomen om de instroom kwalitatief te versterken en het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Er werden toen fundamenten gelegd.
Wat voor mij van belang is – en dat wil ik hier toch wel melden – is dat het vanaf volgend academiejaar voor werkzoekenden mogelijk zal zijn om de verkorte educatieve master te volgen, waarmee je aan de slag kunt in de hogere graden van het secundair onderwijs. Dat is de eerste master die VDAB structureel erkent als onderwijskwalificerend opleidingstraject met VDAB-opleidingscontract of OKOT. Dat betekent dat werkzoekenden die de opleiding volgen, kunnen rekenen op ondersteuning van VDAB. De opleiding is gratis voor hen, ze behouden hun uitkering en ze krijgen daarbovenop een vergoeding voor kinderopvang, transport en cursusmateriaal. Uiteraard zal die gericht zijn op cursisten die een knelpuntgerichte vakdidactiek volgen zoals economie, fysica, informatica, Frans, chemie … Deze opleiding biedt een oplossing voor een grote groep potentiële zij-instromers die al beschikken over een masterdiploma en interesse hebben in het lerarenberoep.
Collega Vandromme, wat de zorgsector betreft, maakt het schoolverlatersrapport zeer duidelijk dat leerlingen uit zorgopleidingen vlot aansluiting met de arbeidsmarkt vinden vanwege de ‘dubbele vergrijzing’. Enerzijds is er de stijgende zorgvraag als gevolg van de vergrijzing van de globale bevolking en anderzijds zijn er uitstromende babyboomers uit de zorgsector. Dus doordat mensen langer leven en door de grote pensioneringsgolf, is er een grote vraag naar arbeidskrachten in de zorgsector. Wie kiest voor een zorgopleiding en die met succes beëindigt, is dus zeker van een job. Zoals jullie in het rapport kunnen lezen, zijn er wel verschillen. De ene zorgopleiding leidt gemakkelijker naar een job dan de andere.
Om de instroom te versterken, is samenwerking tussen opleidingspartners, sectoren en een aantal beleidsdomeinen cruciaal. VDAB sluit daarom aan bij de taskforce van het kabinet Welzijn, geleid door de zorgambassadeur, rond de knelpunten in de zorg en neemt samen met gespecialiseerde partners heel wat acties om de beeldvorming over de sector te versterken, de instroom en matching te verbeteren, maar ook kandidaten via heroriëntering of opleiding toe te leiden naar de zorg.
Dat gebeurt met succes want in 2019 zijn er meer opleidingen die georganiseerd of erkend werden door VDAB gestart in de zorg dan in 2018. In totaal ging het in 2019 om 7119 gestarte opleidingen tegenover 6930 cursisten in 2018. Daarmee steeg het aantal cursisten dat een opleiding in de zorgsector startte met een mooi percentage.
Toch ben ik ervan overtuigd, collega’s, dat het in het zog van de coronacrisis belangrijk zal zijn om de maatschappelijke waardering voor de zorg maximaal te verzilveren door bijvoorbeeld de zorgopleidingen van VDAB extra in de kijker te zetten. Hiervoor zal VDAB in nauw overleg met de sector extra acties ondernemen om werkzoekenden met een hart en passie voor de zorg gericht toe te leiden en op te leiden.
Dat was een hele boterham, collega’s, maar jullie hadden maar liefst veertien vragen gesteld.
Dank u wel, minister. In vergelijking met de lengte en de inhoud van het schoolverlatersrapport zijn veertien vragen er eigenlijk nog opvallend weinig, want het is een zeer omvattend rapport dat heel onze arbeidsmarkt, en vooral de instroom op onze arbeidsmarkt, overschouwt. Er zijn daar nogal wat uitdagingen. Ik ben blij te horen dat u op heel korte termijn inspeelt op een aantal daarvan. Ik denk aan de conceptnota die aangekondigd werd.
Uit de cijfers blijkt eens te meer dat werkervaring een cruciaal element kan zijn om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt. Er is een hele hervorming inzake het duaal leren. Worden op dat vlak de komende weken of maanden nog nieuwe stappen gezet, inzake het uitbreiden van het aanbod maar misschien vooral ook inzake het promoten van het aanbod? Want we hebben een systeem, maar op dit moment zijn het geen grote aantallen jongeren die daar hun weg in vinden.
Een elementje dat daarnaast staat, maar niet onbelangrijk is, is de leertijd. Die blijft bestaan als een duale opleidingsvorm voor jongeren met een iets ander profiel dan diegenen die voor het duaal leren kiezen. De cijfers van het schoolverlatersrapport bewijzen ook elk jaar opnieuw dat die leertijd wel degelijk een waarde heeft. Op welke manier wordt die in stand gehouden, eventueel gepromoot en gepositioneerd ten aanzien van het echte duaal leren zoals we dat hier decretaal in de vorige legislatuur hebben vormgegeven? Ik denk dat het duidelijk is dat die leertijd zijn waarde heeft, maar zonder investering en zonder steun kan die waarde niet worden gegarandeerd voor de toekomst.
Het OKOT-systeem lijkt me ondertussen zijn waarde voor de Vlaamse arbeidsmarkt heel uitdrukkelijk te hebben bewezen. Ik ben ook blij dat we daar voor onderwijs een bijkomende stap kunnen zetten. Zijn er nog stappen die zullen worden gezet om bijkomende onderwijskwalificerende trajecten aan te bieden? Ik denk dat, zeker met de crisis op de arbeidsmarkt die nu op ons afkomt, daarvan kan worden gebruikgemaakt om bijvoorbeeld mensen te herscholen in de richting van de zorgsector of andere knelpuntberoepen, om hun een nieuwe carrièrestart te geven en tegelijk een antwoord te geven inzake de knelpuntberoepen in de betrokken sectoren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank voor uw antwoord. Ik heb nog een aantal aanvullingen. U verwees er zelf al naar dat de leerlingen uit West-Vlaanderen de beste leerlingen van de klas zijn. Ik vroeg me af of daar analyses van worden gemaakt: hoe komt het precies dat ze de besten van de klas zijn? (Opmerkingen van Axel Ronse)
Collega’s hebben er ook op gewezen: werkervaring maakt het verschil. Dat is ook binnen duaal leren belangrijk. Minister, u weet dat ik een bijzondere aandacht hebt voor de specifieke doelgroep van de leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) die nog niet arbeidsrijp zijn, arbeidsbereid zijn. De uitdagingen wat hen betreft, liggen niet alleen binnen Onderwijs en Werk, maar ook binnen Welzijn. Vanmiddag stel ik een vraag aan de minister in verband met het naadloos flexibel traject (NAFT). Men moet ervoor zorgen dat die leerlingen, die echt wel een zeer grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, ook worden ondersteund. Ik ben ervan overtuigd dat ook u die doelgroep een warm hart toedraagt.
Wat zorg en de link met wetenschappen betreft, dat kan ik alleen maar onderschrijven. Ik kijk ook uit naar het nieuwe ESF-project als opvolger voor de werkinlevingsprojecten. Minister, ik denk dat het onderwijs toch nog altijd de oplossing biedt, ook in deze coronacrisis, want als we een oplossing willen vinden, dan moeten we een oplossing vinden voor het virus, en er is maar één oplossing, namelijk een goed vaccin vinden. Dat kan alleen met goed opgeleide wetenschappers, mensen die in de toekomst voor een STEM-opleiding en een STEM-job kiezen. We kijken uit naar wat volgt en naar de acties die u aankondigde.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw omvangrijke antwoorden. Het is gezegd: dit is natuurlijk een precoronarapport. We zijn nu een coronavirus verder. Ik vind het echt wel belangrijk dat we op twee zaken heel sterk inzetten.
We weten dat nu al 9 procent van de jongeren na een jaar zonder job zit. Minister, wellicht zullen dat er door de coronacrisis meer worden, dus het lijkt me heel goed dat u toch wat conclusies trekt uit dat rapport en op sommige sporen extra gaat inzetten. We kijken ook uit naar uw plannen ter zake.
Een tweede belangrijke conclusie betreft de noodkreet in de zorgsector. Ik denk dat collega’s dat ook al hebben gezegd. We wisten dat dat een probleem was, die arbeidsmarktkrapte was daar al groot, maar de coronacrisis heeft ons nog eens met de neus op de feiten gedrukt. Nog meer dan betere verloningsvoorwaarden lijkt de vraag in de sector me immers vooral een vraag naar meer handen te zijn. Ik denk dus dat ook de Vlaamse Regering op dat vlak echt wat stappen vooruit moet zetten.
Ik heb nog een kleine bijkomende vraag. Minister, naar aanleiding van het rapport hebt u een vurig pleidooi gehouden voor het zevende jaar in het bso, omdat blijkt dat zij die na zes jaar stoppen, nog zwakker op die arbeidsmarkt komen: 15 procent heeft nog geen job na een jaar, terwijl dat nog maar 8,5 procent, ongeveer de helft, is voor zij die hun zevende jaar wel doen. Hebt u al met uw collega van Onderwijs besproken wat u zou kunnen doen om leerlingen in het bso aan te moedigen om dat zevende jaar te doen?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, op een schriftelijke vraag in februari antwoordde u dat er ongeveer 17.600 – ik citeer uit het hoofd – mensen tekort waren om de jobs in de zorgsector in te vullen in de komende jaren. Dat zal er postcorona niet beter op zijn geworden. Tegelijk bleek ook dat zowel inzake onderwijsopleidingen als zorgopleidingen VDAB achterop hinkte. Ik denk dat we daar een tandje moeten bijsteken om die jobs in te vullen.
We hebben het per definitie over jongeren in dit rapport want het gaat over schoolverlaters. VDAB telt nu in elke provincie een aantal bemiddelaars met een rol als jongerenconsulent. Zij zouden bij uitstek de link moeten zijn tussen actoren uit het onderwijs, jeugdwerk en welzijn en ze zouden binnen VDAB diegenen moeten zijn die zeer outreachend naar de doelgroep werken. Hebt u er al enig zicht op wat de jongerenconsulenten concreet doen en hoe we van daaruit gericht kunnen inzetten op de laatste restgroep van bijna een op de tien Vlaamse jongeren die een jaar na afstuderen nog altijd niet aan de slag zijn?
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de uitgebreide antwoorden. U hebt daarmee al heel wat vragen beantwoord, maar ik heb er toch nog enkele.
Dit onderzoek toont aan dat het aantal schoolverlaters stagneert. Dit kan te wijten zijn aan de groeivertraging in de economie. Het zijn cijfers van vorig jaar en ondertussen hebben we te maken met de grootste naoorlogse economische crisis. Het is dan ook belangrijk om deze situatie goed te monitoren en ervoor te zorgen dat de schoolverlaters deze crisis snel kunnen overbruggen en vlot de stap naar de arbeidsmarkt kunnen zetten.
In het rapport zien we een aantal cruciale aspecten die de positie van schoolverlaters bepalen. De minister heeft dit ook al een aantal keren aangekaart. Er is nog steeds een ongekwalificeerde uitstroom van 9 procent die het bijzonder moeilijk heeft op de arbeidsmarkt. Een dalende of vertraagde economische conjunctuur heeft dan ook een enorme impact op deze jongeren. Een op de drie ongekwalificeerde schoolverlaters is na een jaar nog steeds werkloos. Er wordt aangegeven dat jongeren die twijfelen aan een diploma in deze coronatijden toch moeten doorzetten. Het is dan ook ontzettend belangrijk om hen een hart onder de riem te steken en hen vooral te motiveren om toch dat diploma te behalen. Het versterkt namelijk hun positie op de arbeidsmarkt. Daarom moeten we absoluut inzetten op sensibilisering van jongeren en hen bewust maken van het belang van een diploma. Welke mogelijkheden ziet u daarvoor?
We zien in het onderzoek ook de belangrijke oplossingen voor de problematiek, namelijk de werkervaring. Werkervaring kan de lacune die het gebrek aan een diploma creëert, deels wegwerken. Duaal leren biedt hier een erg mooi alternatief als er schoolmoeheid is of als men niet meer op de schoolbanken wil zitten. Duaal leren is nog heel recent. We kunnen de impact dan ook nog niet inschatten, maar we kennen wel het succes. We moeten kwaliteitsvolle leerwerkplekken vinden die duurzaam zijn. Minister, kunt u een stand van zaken geven over het aantal leerwerkplekken in Vlaanderen? Zien we een toename?
Wat betreft de zorgopleidingen is de uitstroom naar de arbeidsmarkt hoog, wat een positieve evolutie is. We ervaren het echter ook als een absoluut knelpuntberoep. We kennen allemaal de berichten over de problemen met betrekking tot werkbaar werk in deze sector. Dat bepaalt mee het imago en de aantrekkelijkheid van de job. Welke initiatieven worden er nog genomen om de problematiek van werkbaar werk in deze sector weg te werken?
U hebt het ook gehad over de STEM-opleidingen. Ik ben alvast blij te horen dat u nog bijkomende initiatieven zult nemen en hierover in overleg zult gaan met Vlaams minister van Onderwijs, Ben Weyts.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, ik heb nog twee heel concrete vragen. De eerste vraag sluit aan bij die van mevrouw Gennez. Ze vraagt of VDAB als jobcoach de mensen effectief toeleidt naar een job. Daarbij aansluitend, vraag ik me af of de mensen van VDAB op basis van individuele voorkeurencompetenties zelf voorstellen doen van opleidingen aan jongeren. Hoe pakken ze dat aan? Zetten ze die mensen effectief aan tot het volgen van een opleiding?
En twee, hebt u zicht op de drempels die er zijn voor de jongeren om een opleiding te volgen? Wat zijn de redenen waarom ze dat wel of niet zouden doen?
Minister, de commissie heeft een grenzeloos vertrouwen in uw parate kennis.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik zal starten met de vraag over de West-Vlaamse leerlingen. Uit het onderwijsrapport blijkt effectief dat West-Vlaamse leerlingen het motorblok zijn – zoals men dat zegt – van het secundair onderwijs in Vlaanderen. Er is een onderzoek gebeurd waarbij men heeft bekeken hoe leerlingen die in de schooljaren 2008-2009 tot 2013-2014 een diploma haalden, het jaar nadien presteerden in het hoger onderwijs. Daaruit blijkt dat vanuit het aso de West-Vlamingen de meeste studiepunten behalen. Ook de tso’ers, vooral uit de richting industriële wetenschappen, doen dat. Men heeft nog veel studierichtingen in het tso onderzocht, en daaruit blijkt dat West-Vlamingen twintig keer de beste resultaten behalen in het hoger onderwijs. (Opmerkingen van Imade Annouri)
De vraag is gesteld, collega Annouri, dus moet ik ze beantwoorden. U kunt toch niet verwachten dat ik daar geen antwoord op heb. Bovendien word ik uitgedaagd over mijn parate kennis, dus moet ik dat toch zeggen.
Wat wel opvalt, is dat West-Vlamingen vaker kiezen voor een opleiding hogeschool. Ze doen het niet alleen omdat er geen volledig uitgebouwde universiteit in hun provincie is, maar ook omdat de scholen doorgaans voorzichtige studieadviezen geven. Socioloog Mark Elchardus heeft onderzoek gedaan en zegt dat West-Vlamingen hard werken, mikken op veilig, en gezagsgetrouwer zijn op school. Voilà, dat was helemaal op mezelf van toepassing.
Dat was het antwoord op de eerste vraag, een vraag van collega Vandromme, die nu weg is, maar die ik veiligheidshalve – en ook omdat ik er goesting in had – toch heb beantwoord. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Het stopt nu hoor, maakt u zich geen zorgen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Dat is duidelijk.
Meneer Bothuyne, vanuit Syntra Vlaanderen loopt er, samen met de sectoren in het onderwijsveld, een communicatiecampagne, specifiek gericht naar de directies, als ambassadeur, maar ook naar de jongeren en hun ouders. We doen eigenlijk maatwerk en we voeren geen campagnes in het algemeen.
Wat duaal leren betreft, hebben we gisteren gemeld dat de sectorconvenanten belangrijk zijn in de strijd tegen discriminatie. Maar die sectorconvenanten zijn ook van belang voor duaal leren, omdat dat een van de pijlers wordt waarvan binnen verschillende sectoren gevraagd wordt om extra op in te zetten.
Collega Bothuyne, leertijd blijft bijzonder waardevol. Er is een goede overdracht voorzien van Syntra Vlaanderen naar VDAB, met dank voor de goedkeuring van het decreet gisteren. Maar we moeten zien hoe we dat op termijn nog goed kunnen inkantelen.
OKOT is een zeer waardevol instrument. Maar we moeten goed kijken naar de kortste weg naar de arbeidsmarkt en de duurzaamheid. Daarom is de verkorte master een goed idee, omdat je maar een jaar tijd nodig hebt en er bovendien een heel grote uitstroom is naar werk, zeker wanneer je kiest voor de vakken die knelpuntgericht zijn.
Collega Vandromme, werkervaring telt binnen onderwijs, maar zal niet voor iedereen de ideale oplossing zijn. Ook hier moeten we proberen maatwerk te doen.
Collega Ongena, ik ben er nog niet zeker van dat de ongekwalificeerde uitstroom zal stijgen. We weten wel dat, in tijden van arbeidsmarktkrapte, jongeren zeer fel worden aangetrokken door de arbeidsmarkt. Vorig jaar nog heb ik hier verteld hoe jongeren die een vakantiejob doen in tijden van arbeidskrapte soms door de werkgever worden gevraagd om te blijven. Men zegt dan dat dat diploma niet zo belangrijk is. Als er minder arbeidskrapte is, als er een beetje crisis is, merk je dat jongeren meer de neiging hebben om langer op te schoolbanken te blijven zitten. Het is nog afwachten of we noodzakelijkerwijze een knik zullen hebben. Wat wel zeker is, is dat een aantal jongeren de connectie met de school hebben verloren door corona. Maar de vraag is of ze in september terug naar school zullen gaan of zullen wegblijven van de schoolbanken.
Uw vraag over het zevende jaar is bijzonder interessant. U weet dat we in de hervorming van het secundair onderwijs een evolutie kennen. Nu krijg je na het zevende jaar je volwaardige diploma secundair onderwijs. Straks zal het zo zijn dat je na zes jaar je volwaardige diploma secundair onderwijs krijgt. De scholen maken zich daar wat zorgen over. We zullen grote inspanningen moeten doen om jongeren te stimuleren om toch dat zevende jaar te doen. Werkgevers weten dat als je een zevende jaar, zo’n specialisatiejaar in het beroepsonderwijs, hebt gedaan, je gewoon veel beter voorbereid bent op de arbeidsmarkt. We moeten zorgen dat de jaren ervoor kwalitatief zijn. Na zes jaar een diploma, dat is een wijziging, maar dat zevende jaar zal zeker nog zijn nut hebben.
Collega Gennez, het versterken van de instroom in de zorg is een zaak van velen. VDAB heeft daar zeker een rol in te spelen, maar ook onderwijs en de sector zelf. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid die we moeten dragen.
Jongerenconsulenten werken in intensieve en persoonlijke dienstverlening. Ze begeleiden jongeren, maar wat misschien nog belangrijker is, is dat ze ook bouwen aan netwerken en lokale partnerschappen. Het is van belang dat we de jongeren niet van het kastje naar de muur sturen, maar dienstverleningen van een aantal partners rond hen bouwen. Dat zal de essentie van de nieuwe ESF-oproep zijn, om die netwerkvorming sterker te maken voor jongeren.
Collega Claes, u weet dat we de werkbaarheidscheques uitgebreid hebben naar de social profit. Dat was al lang een vraag van de social profit. Dat is nu gebeurd. Dat kan een antwoord zijn op de eerste zorg die u geuit hebt.
Het schoolverlatersrapport tout court is belangrijk als signaal aan de jongeren en hun ouders dat een diploma werkt. Ik vind het belangrijk om dat mee te geven: als je een diploma hebt, ben je minder kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Maar ik geloof ook heel sterk in een warme overdracht tussen onderwijs en de arbeidsmarkt.
Met de werkbaarheidscheques kunnen organisaties en bedrijven investeren in werkbaarheidsanalyses. Er zijn op dit ogenblik ESF-oproepen rond werkbaarheid, waarbij we instrumenten aanbieden om aan de slag te gaan rond werkbaarheid. Je kunt met de cheque dus een analyse doen, om dan je werkbaarheid te verhogen door de dingen die in de ESF-oproep aangeboden worden.
Het aantal leerwerkplekken ken ik niet uit het hoofd, collega Claes. U kunt dat als een schriftelijke vraag stellen. Ik wil ze ook opvragen en aan de commissie bezorgen. Het is wel zo dat de sectorale partnerschappen hun taak opnemen. Ook in de duale addenda komt dat aan bod. Zodra we de cijfers hebben, zal ik ze u bezorgen.
We hebben een campagne gelanceerd rond werkbaar werk, samen met sociale partners. Ook de Vereniging voor Social-Profit Ondernemingen (Verso), dat verantwoordelijk is voor de social profit, doet mee. Ik suggereer u om eens naar werkbaarwerk.be te surfen. Daar vindt u ook een pak extra info.
Collega Malfroot, een VDAB-bemiddelaar kijkt naar wat de afstand tot de arbeidsmarkt is en of competentieversterking aangewezen is. Je hebt daarvoor een cluster zorg en onderwijs, met bemiddelaars die de kennis daarover hebben. Het is wel een aandachtspunt voor VDAB dat men ook voldoende aanklampt. We moeten het ijzer smeden als het warm is en de werkzoekenden er dan ook maximaal warm voor maken. Het is een terecht aandachtspunt dat u aanhaalt.
Ik heb verder geen opmerkingen. Wordt vervolgd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.