Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Tijdens deze coronacrisis zijn er heel wat problemen geweest bij de aankoop en de levering van mondmaskers. Men spreekt over de mondmaskersaga en die is jammer genoeg ook nog niet ten einde. Denken we maar aan de berichten over de te lange levertijden, het ontbreken van de productiecapaciteit in Vlaanderen, problemen met de kwaliteitsgarantie en de samenwerking met bedenkelijke ondernemingen.
Er was het voorbeeld van een louche buitenlands postbusbedrijf met onrealistische levertermijnen dat een openbare aanbesteding binnenhaalt, terwijl we een pak uitstekende Vlaamse bedrijven hebben met goede referenties en ervaringen.
Daarnaast zien we ook veel hoopgevende situaties: mensen gaan zelf aan de slag, maatwerkbedrijven maken mondmaskers en spatmaskers en Vlaamse bedrijven zetten een eigen productielijn op. De afhankelijkheid van het buitenland maakt ons kwetsbaar. Sinds de crisis ligt de klemtoon meer dan ooit op ‘koop lokaal’. We moeten lessen trekken uit de afgelopen maanden en zorgen dat we het in de toekomst beter zullen aanpakken.
Minister, onze Vlaamse bedrijven – ik schreef eerst West-Vlaamse bedrijven omdat we ook een aantal West-Vlaamse bedrijven hebben die in deze sector werken – investeren in capaciteit om mondmaskers te produceren. Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat we in de eerste plaats focussen op de productie in Vlaanderen?
Wat is het plan van aanpak in deze context voor een Vlaamse strategische roulerende voorraad mondmaskers?
De lokale besturen kopen mondmaskers aan. Bij de ene gaat het al wat vlotter dan bij de andere. Dat kan veel beter gecoördineerd gebeuren. Welke lessen kan Vlaanderen als bevoogdende overheid daaruit trekken voor de toekomst?
Het is aan het Federaal Parlement om de aanbestedingsprocedure in dat specifieke geval tegen het licht te houden, maar zult u als minister dit probleem tijdens het overleg aankaarten of welke rol kan Vlaanderen hierin spelen?
Minister Crevits heeft het woord.
Als mevrouw De Vreese een vraag stelt, komt het woordje West-Vlaanderen er meestal toch wel een keer in voor, wat ik helemaal niet erg vind.
Na de uitbraak van het coronavirus, heb ik een team van het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO), ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en Catalisti, de speerpuntcluster chemie, en mijn kabinet de opdracht gegeven om te onderzoeken hoe we de productie van mondmaskers in Vlaanderen kunnen faciliteren en opstarten. Wij hebben contact gehad met heel wat initiatieven. Zij hebben heel veel bijkomende informatie opgevraagd, hebben ook altijd de technische en financiële haalbaarheid geanalyseerd en hebben gezocht naar synergiën en mogelijke samenwerkingen.
Ondertussen zijn er ook al enkele initiatieven opgestart om mondmaskers te produceren in Vlaanderen. Zo is er het initiatief van Van Heurck en Ontex voor de productie van chirurgische maskers, en deze week is de samenwerking aangekondigd tussen Universiteit Antwerpen en Cartamundi voor de productie van FFP-maskers (Filtering Facepiece Particles). Zowel Ontex als de Universiteit Antwerpen stonden in contact met VLAIO, PMV en Catalisti, maar besloten voorlopig zonder steun van de overheid de productie op te starten. Onze Vlaamse mensen komen niet elke dag in de krant met wat ze doen, maar er is wel een hele backoffice die helpt om te begeleiden, partners met elkaar in contact brengt en klaarstaat om steun te verlenen als dat wordt gevraagd.
Al heel snel bleek dat een aantal initiatieven voor de productie van mondmaskers – daar zit mijn grootste smart – te maken kregen en nog altijd hebben met een tekort aan geschikt filtermateriaal. Het gaat hier over de zogenaamde melt-blown grondstof. Voorlopig moeten die initiatieven de melt-blown grondstof vooral gaan aankopen in het buitenland, omdat er nog geen bedrijf is in Vlaanderen dat die melt-blown op grote schaal kan produceren voor chirurgische of FFP-maskers.
Onze mensen van VLAIO en Catalisti zijn nu aan het bekijken of ze de strategische productie van deze melt-blown grondstof kunnen verankeren in Vlaanderen. Dan zouden er heel veel van onze problemen zijn opgelost. Momenteel lopen gesprekken met geïnteresseerde bedrijven in Vlaanderen. De opstart van de productie van de melt-blown grondstof is dus van essentieel belang voor Vlaanderen, en is ook bijzonder complementair aan de initiatieven die de voorbije weken zijn opgestart om chirurgische en FFP-maskers te produceren in Vlaanderen. Hierdoor zouden zij deze melt-blown grondstof niet meer moeten gaan aankopen in het buitenland maar kan dit rechtstreeks in Vlaanderen geproduceerd worden. Daar zijn wij nu heel hard op gefocust.
U hebt zelf al gezegd, het is niet echt Vlaamse bevoegdheid. Vanuit onze bevoegdheden Economie en Innovatie, hebben we het team van VLAIO, PMV en Catalisti aan het werk gezet om die productie-initiatieven te bekijken, alsook de grondstof.
Minister-president Jambon en minister Beke hebben de voorbije weken samengewerkt om de aankoop van mondmaskers te organiseren. Dat is nog iets anders dan de productie. Ik focus mij op grondstofproductie en mondmaskerproductie. Mijn collega's zijn aan het kijken waar men ze kan aankopen, bijvoorbeeld voor de woonzorgsector of de thuisverpleging. Dit is gelopen in overleg met de federale collega’s. Zij zijn het best geschikt om u daar volledig over te informeren.
Minister Somers heeft verschillende initiatieven gebundeld van lokale besturen die mondmaskers willen aankopen en hij heeft een handleiding gemaakt voor de lokale besturen. Hierbij moet je een goed onderscheid maken tussen chirurgische en FFP- maskers en de zogenaamde comfortmaskers. De mondmaskers die lokale besturen hebben aangekocht gingen vaak over dit soort comfortmaskers. Die hebben niet dezelfde kwaliteit als chirurgische of FFP-maskers, maar kunnen wel gebruikt worden door burgers in het dagelijkse leven of op het openbaar vervoer.
Mevrouw De Vreese, onze teams concentreren zich hoofdzakelijk op de strategische productie van chirurgische en FFP-maskers in Vlaanderen, en niet op die comfortmaskers. Wat betreft de manier waarop de aankopen zijn verlopen en als het gaat over de verpleging en dergelijke, ligt heel de organisatie bij de minister-president en minister Beke. De tips voor de lokale besturen zijn die van minister Somers. Maar onze diensten zoeken naar een manier om die grondstof bij ons geproduceerd te krijgen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik bedank de minister voor haar antwoord. Het stemt mij natuurlijk zeer tevreden dat er van die kant uit zoveel inspanningen zijn gedaan, dat een hele backoffice daarmee bezig is, en dat we ons hier zeer goed van bewust zijn. Want we vragen van onze burgers om inspanningen te leveren om lokaal te kopen, maar dan moeten we zelf natuurlijk ook het goede voorbeeld tonen. Bij het uitschrijven van overheidsopdrachten moeten we ook een regionale reflex hebben, denk ik. Dat kunnen we doen door bij het uitschrijven wat meer gewicht te geven aan criteria zoals lokale verankering, Vlaamse tewerkstellingsopportuniteiten en kwaliteit.
De wet op de overheidsopdrachten moet het mogelijk maken om kleine en middelgrote ondernemingen meer toegang te geven tot overheidsopdrachten. In dit regeerakkoord en in de beleidsnota staat daarover het volgende: “Samen met de lokale besturen blijven we actief de lokale ondernemers steunen en zetten initiatieven op voor succesvolle e-commerce op hun maat. We ontwikkelen daarbij een strategie om het kopen bij Vlaamse ondernemingen en lokaal nieuw makerschap te stimuleren. Daarbij helpen we de lokale ondernemers om hun positie in de omwenteling naar fygitaal kopen te bepalen en indien nodig te ondersteunen.”
Eind 2019 publiceerde de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) een nota met als titel: Aanbestedende overheden “winkelhieren” nog niet genoeg. Daaruit blijkt onder andere dat kmo’s in dit land beduidend minder aanbestedingsprocedures binnenhalen dan andere landen, en dat 42 procent van de overheidsaankopen indirect naar het buitenland gaan. Er is dus nog wel wat werk aan de winkel.
Ten slotte is het zeer belangrijk dat de garantie op kwaliteit te allen tijde gewaarborgd en gecontroleerd wordt. De kafkaiaanse toestanden die we hebben meegemaakt met de aankoop van mondmaskers moeten we absoluut vermijden in de toekomst. We moeten er een les uit trekken.
We moeten aandacht hebben voor bedrijven, om die grondig te screenen op hun mogelijke frauduleuze of criminele achtergrond. Ik verwijs daarbij naar het voorbeeld van Avrox, dat zeer uitgebreid in de media is gekomen. Cowboys moeten we maximaal weren.
Minister, hoe kunnen we in het wettelijke kader van de overheidsopdrachten meer gewicht geven aan criteria zoals lokale of regionale verankering en lokale tewerkstelling? Hoe kunnen we onze opdrachten scherper stellen, zodat de kwaliteit wordt gegarandeerd? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat bedrijven met een frauduleuze of criminele achtergrond maximaal worden geweerd? Hoe zouden we dat nog extra kunnen doen?
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
Minister, collega’s, ik maak gebruik van de vraag van collega De Vreese om de discussie iets breder open te trekken dan enkel over de mondmaskers. We weten al een tijdje dat we een beetje achterophinken bij het Europese streefcijfer voor deelname van kmo’s aan overheidsopdrachten. Om dat geld in de lokale economie te houden werd in Limburg – niet in West-Vlaanderen, minister – een platform in het leven geroepen dat met respect voor de overheidsopdrachtenwetgeving toch de mogelijkheid biedt aan onze lokale ondernemers om kans te maken een overheidsopdracht binnen te halen.
Ondernemers kunnen zich op dat platform gratis registreren. Op basis van de werken, diensten en producten krijgt de onderneming dan een code wanneer een gemeente voor een overheidsopdracht een beroep wil doen op lokale ondernemers of ondernemers uit de buurt. Het platform genereert een lijst van ondernemingen die zich hebben geregistreerd, of die interesse zouden hebben in de opdracht. Uit de lijst van die geregistreerde bedrijven kunnen steden en gemeenten dan een keuze maken van bedrijven die ze zelf willen aanschrijven. Blijkbaar werd er eerder al een vergelijkbaar initiatief uitgerold in Gent.
Minister, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat de drempels die kmo’s ervaren om overheidsopdrachten binnen te halen, gesloopt moeten worden. Uiteraard moeten alle garanties van de overheidsopdrachtenwetgeving gerespecteerd worden, want het gaat nog steeds om publiek geld. En met dat geld moet het best mogelijke product of dienstverlening geleverd worden. Initiatieven rond deze platformen moeten een en-enverhaal zijn: garantie op prijs-kwaliteit maar toch een opportuniteit voor onze kmo’s en de lokale economie. In deze tijden, waarin lokale ondernemers zwaar onder druk staan, wil ik u toch vragen of u een manier ziet om deze mechanismen breder over Vlaanderen uit te rollen, minister.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega’s, ik heb misschien een lichtjes afwijkende mening in dit verhaal. Ik denk dat het collega Gryffroy was die gisteren nog in de plenaire in de discussie tegen zijn collega van Groen zei dat we moesten opletten dat we niet in een soort van protectionisme vervallen. Hij zei dat we ons niet mogen isoleren, en dat de handel die we in het verleden met al onze partners hadden en nog steeds hebben, heel belangrijk blijft.
Ik denk dat de heer Gryffroy het voorbeeld aanhaalde van diepvriesgroenten en spaghetti die we naar Italië verschepen.
Nu, collega’s, we zitten momenteel in een heel emotionele situatie wat mondmaskers betreft, maar persoonlijk denk ik niet dat we massaal moeten gaan stimuleren dat we de productie van laagtechnologische producten naar Vlaanderen moeten halen. Ik denk dat onze strategie altijd geweest is om hoogwaardige en hoogtechnologische industrieën van de toekomst te scheppen, om op basis daarvan het economisch weefsel in Vlaanderen te versterken. Door een emotionele opwelling – die zeer begrijpelijk is, want er zijn daar ontegensprekelijk problemen mee geweest – hebben we nu de reflex dat alles Vlaams moet zijn; we moeten niet alleen Vlaams kopen, maar ook Vlaams produceren, het liefst in West-Vlaanderen, als ik de collega zo hoor. Ik denk dat dat een slippery slope is. Als we een strategische stok achter de deur hadden gehouden, hadden we die problemen kunnen minimaliseren. Daar moeten ongetwijfeld lessen uit worden getrokken. Maar of de productie in Vlaanderen massaal aan te moedigen daar het antwoord op is, daar heb ik grote vragen bij.
Ik ben econoom van opleiding. Er bestaat zoiets als comparatieve voordelen. Die theorie bestaat al sinds de achttiende eeuw en is al keer op keer bewezen, ook door moderne economen. Die theorie stelt dat je je als land of regio sterk kunt houden door in te zetten op die dingen die economisch de meeste meerwaarde hebben en dat je de andere zaken beter laat produceren door andere gebieden om ze dan aan te kopen. Ik ga een voorbeeld geven: we zouden alle laagtechnologische productie, van mondmaskers tot paperclips, naar Vlaanderen kunnen halen, maar halen we daar het meeste voordeel uit? Neen, het meeste voordeel halen we uit de economische sectoren die de grootste toegevoegde waarde creëren. Als je de productie van het ene bevoordeelt ten opzichte van het andere, dan ga je uiteindelijk economische waarde verliezen. We moeten dus heel erg voorzichtig zijn met deze precaire situatie – waarvoor alle begrip – aan te wenden om de Vlaamse productie als de beste productie te gaan promoten. We komen daarmee op een heel gevaarlijk pad en gooien daarmee onze economische strategieën uit het verleden overboord.
Wat betreft het lokaal kopen, ben ik het ermee eens dat daar aandacht voor moet zijn. In Diest kijk ik als lokaal schepen ook natuurlijk altijd eerst naar handelaars die het dichtstbij gelegen zijn, maar bepalingen opleggen, zodat Vlaamse productie voorrang krijgt, dat is heel gevaarlijk.
Collega Vande Reyde, mag ik vragen om rustig af te ronden? Ik begrijp uw punt en ik denk dat iedereen het zo ondertussen wel begrijpt.
Mijn excuses, ik ben soms een beetje van de wereld.
U hebt ook een persoonlijk feit gecreëerd ten aanzien van collega Gryffroy, dus ik geef hem graag het woord. (Opmerkingen van Maurits Vande Reyde)
Het is niet omdat ik niet in beeld ben, dat ik het niet gehoord heb, Maurits. U hebt maar één stukje uit mijn tussenkomst van gisteren geciteerd, namelijk het spaghetti- diepvries en frietenverhaal. Maar ik heb ook gezegd – en dat is wat collega de Vreese wil aanduiden – dat we ook moeten gaan nadenken of bepaalde strategische producten niet beter hier bij ons geproduceerd worden, ook al is dat misschien duurder dan ze te laten produceren in China. Het gaat om strategische producten. Daarvan zeg ik wel dat we inderdaad moeten kijken om ze te gaan verankeren in die bestekken. Ik heb niet gezegd dat je dat volledig moet gaan doen, maar wel voor een aantal strategische producten.
Dank u voor deze correctie.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is niet de gewoonte dat twee Open Vld-leden op dezelfde vraag tussenkomen, maar ik sluit me toch wel aan bij collega Vande Reyde. (Opmerkingen van de voorzitter)
Collega Gryffroy, collega De Vreese ging echt wel verder. Ze pleitte ervoor om in aanbestedingsprocedures Vlaamse producten voorrang te geven en dat vind ik een heel gevaarlijk pad om te bewandelen. Als je dat gaat doen, dan ga je regelrecht in tegen waar wij als Vlaanderen heel veel voordeel uit gehaald hebben, namelijk een open economie. Als alle landen dat zouden doen, dan vrees ik dat de West-Vlaamse bedrijven niet genoeg zullen hebben aan de productie van eigen mondmaskertjes om overeind te blijven. Ik denk dus dat we daar echt mee moeten opletten en dat pad niet mogen inslaan. Ik begrijp de emoties en de bezorgdheden rond strategische goederen. Misschien moeten we eens kijken of we daarvoor op een rendabele manier een productielijn kunnen opzetten, maar ik zou toch echt willen waarschuwen om in alle emotie niet het verkeerde pad in te slaan en geen protectionistische reflex te kweken. Ik vrees dat we daar op langere termijn, maar ook op middellange termijn, serieus nadeel van zullen ondervinden. Dat is echt wel een boodschap die collega Vande Reyde gegeven heeft en die ik met heel veel plezier ondersteun.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Ongena, we hebben toevallig de eerste bijeenkomst van onze taskforce Export gehad. De minister-president en ikzelf zaten maandag samen met de mensen van Flanders Investment & Trade (FIT), het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) en de vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties. Weet u wat daar de grootste zorg is? Uiteraard de export opnieuw op gang trekken, maar ook: de interne Europese markt vrijwaren. Men maakt zich heel grote zorgen dat veel landen nu extra maatregelen zouden durven te treffen en dat dus de grootste concurrentie voor onze producten zal komen van onze eigen interne markt. Mijn basisstelling is dus: laat ons die interne markt absoluut vrijwaren, zodat we onze producten kunnen blijven uitvoeren, zeker onze landbouwproducten. Iedereen heeft het over de korte keten en dat we terug naar de boer moeten. Ik ben daar een hevige voorstander van. Maar we mogen niet vergeten dat onze landbouw op export gericht is. Ik vind dat au fond een goede zaak.
De eerste vaststelling, waarover collega De Vreese het heeft, is dat dit wel eens een reflex van veel landen zou kunnen zijn. Het is van belang dat we daar het speelveld gelijk houden. Als wij zeggen dat wij daar niet aan meedoen, moeten de anderen dat ook niet doen. Anders steken wij onszelf in een moeilijke positie. Dat moet intra-Europees zeker bewaakt worden.
Collega Vande Reyde, ik volg u niet helemaal. De hele crisis rond de mondmaskers heeft bij mij echt de zoektocht gestimuleerd. Zijn we, in uw redenering, niet te ver doorgeslagen? Moeten we niet bekijken of, in het kader van de veiligheid, sommige zaken niet beter bij ons worden gehouden? Daar vind ik mondmaskers, zeker de chirurgische en de FFP-maskers, wel een goed voorbeeld van. Op een bepaald moment had ik een chirurg aan de lijn die mij zei dat hij nog voor vijf dagen maskers had. Je kunt nu wel zeggen dat we een grotere voorraad moesten hebben, maar sindsdien zijn wij met onze administraties beginnen zoeken naar wie ze bij ons kan produceren en – en dat wist ik niet – waar de grondstof zit. Tot mijn vreugde zijn er al een aantal die zeggen dat ze gaan produceren, zonder dat ze steun vragen aan de Vlaamse overheid. Dat is een hele goede zaak! Dat betekent dat het kan als je er aandacht voor hebt. Maar het probleem van de grondstof is nog niet helemaal opgelost. Als we creatief nadenken, kunnen we ook dat opgelost krijgen. Dan staat niets nog in de weg, collega Vanryckeghem, dat ook lokale kmo’ers dat mee in het productieproces van een pak andere dingen opnemen. Er zijn nu maatwerkbedrijven die klaar zijn om in te spelen op die trend. Maar de grondstof is er niet. Er is een schaarste van grondstoffen. Je weet dat die grondstof niet aan de bomen groeit. Je weet dat het een kwestie van technologie is om die grondstof bij ons te krijgen. Dan staat niets het nog in de weg dat wij dat op een goede manier bij ons kunnen produceren.
Daar zit bij mij het à côté’tje of het accent dat ik wil leggen op het akkoord dat ik heb over het feit dat we een exporteconomie zijn. Het is wel goed dat we ons na deze crisis eens bezinnen en dat we bekijken of we niet bepaalde zaken nodig hebben bij ons en of we niet mee moeten zoeken hoe we op een uiteraard competitieve manier – ik heb niet gezegd dat we nog eens miljoenen euro steun zouden bijleggen – toegevoegde waarde in onze dienstverlening kunnen steken, om ervoor te zorgen dat dat bij ons ook gemaakt kan worden. Dan denk ik dat een paperclip nog iets anders is dan een mondmasker. Maar, collega Vande Reyde, ik verstond uw redenering en ik moet oppassen dat ik in mijn antwoord nu niet zelf te lang bezig ben.
Minister-president Jambon heeft in Terzake ook niet gezegd dat we alles in Vlaanderen moeten produceren. We moeten onze visie op wat strategische goederen zijn misschien een beetje aanscherpen. Dat debat zal de komende periode worden gevoerd. Dat is de reden waarom ik geïnteresseerd ben in die melt-blown grondstof. Ik wist niet dat die grondstof een probleem was. Ik heb daar ondertussen al heel wat lessen over gekregen.
Als je in je eigen regio tewerkstelling kunt creëren tegen een correcte prijs, dan creëer je ook een meerwaarde, natuurlijk. Maar goed, dit zijn zaken waarop we nu aan het werken zijn.
Ik zie dat er nu ook een heel grote flexibiliteit wordt getoond. Onze textielindustrie in Vlaanderen staat heel sterk. Nog eens, als dat grondstofprobleem opgelost raakt, denk ik dat we de rest ook kunnen oplossen.
Collega’s, het is niet omdat we op export georiënteerd zijn dat we het lokale kopen niet heel fel zouden mogen stimuleren. In die zin begrijp ik wat collega Vanryckeghem zegt. Ik ben ook lang schepen geweest. Op een bepaald moment hebben wij in onze aanbestedingen parameters opgenomen over de kilometers die mogen gereden worden, om dat nu net te stimuleren. Als een bedrijf weinig kilometers moet rijden om bij de werf te geraken, kan dat een positieve impact hebben op het geheel.
Je kunt er dus wel met objectieve criteria ook voor zorgen dat bedrijven uit de buurt zeker ook kansen hebben. Ik vind het helemaal niet fout dat we dat bekijken. Het zou wel fout zijn, mochten ze sowieso voorrang krijgen, zonder dat er enige objectieve maatstaf is, maar je kunt daar wel op een intelligente wijze mee spelen.
Collega Vanryckeghem, of we dat op het Vlaamse niveau moeten tillen, daar zou ik nog eens over willen nadenken, als u me toelaat. Ik vind het goed dat de provincie dat doet, dat daar ook lokale initiatieven worden genomen. Ik ben er nog niet helemaal van overtuigd dat we dat Vlaams moeten doen, maar ik neem het wel mee. We zullen wat in Limburg gebeurt, ook eens grondig bekijken, om te zien of dat iets heeft.
Ik heb dus geprobeerd, helemaal in overeenstemming met mijn partijachtergrond, om het ene en het andere in evenwicht te brengen.
Collega De Vreese, u hebt een ideologisch debat losgeweekt.
Binnen de meerderheid. Dat is nog het grappigste.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Ik denk eigenlijk dat collega Gryffoy daarnet ook zeer duidelijk is geweest. Het is helemaal niet zo dat we plotseling een compleet protectionistische reflex zouden hebben. Jullie trekken dat wat op flessen in dit debat. Mijn vraag ging heel duidelijk over mondmaskers en dergelijke meer. Het ene sluit het andere niet uit. Minister, ik heb u dat daarnet ook horen zeggen. De verklaringen van minister-president Jambon zijn op dat vlak ook zeer duidelijk geweest. Ik kan alleen nog maar eens benadrukken dat onze export in Vlaanderen enorm belangrijk is. De productie van mondmaskers had onze export echter niet doen kelderen. We hebben het daarover net ruimer gehad.
Minister, ik zie ook dat u maximaal inspanningen levert. De verontwaardiging bij de Vlamingen is echt wel enorm, dus ik vind echt wel dat we die inspanningen móeten leveren. De Vlaming vindt het ook echt onaanvaardbaar dat er bij zulke belangrijke dossiers onregelmatigheden gebeuren. Er moet nog verder worden uitgezocht wat daar precies aan de hand is. Ik heb dat daarnet ook gezegd. Dat zal wel federaal gebeuren. Minister, zoals u ook zei, bij het uitschrijven van een opdracht kunnen we wel focussen op Vlaamse tewerkstellingsopportuniteiten, garanties op kwaliteit en controle en natuurlijk – wat ik zeer belangrijk vind – het weren van bedrijven met een frauduleuze of criminele achtergrond.
We zullen het hier gegarandeerd nog verder over hebben. Er zullen uit dit debat misschien ook nog verdere vragen komen. Ik kijk daar zeker naar uit.
De vraag om uitleg is afgehandeld.