Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, na de tussenkomst van de heer Brusselmans te hebben gehoord, snapte ik waarom u hem daarnet wilde overslaan. Ik zal hier de pagina omdraaien en het hebben over geldproblemen bij jongeren.
U weet dat veel jongeren een studentenjob hebben of wat bijklussen om wat extra geld te hebben om leuke dingen te doen. Er zijn ook heel veel jongeren voor wie het inkomen dat zij verdienen essentieel is in het familiebudget. Voor hen moeten wij aandacht hebben.
De federale overheid heeft noodzakelijke maatregelen genomen. Wij gaan dat hier in het Vlaams Parlement niet oplossen. Dit zal te maken hebben met het afbouwen van de lockdown en het heropstarten van de horeca, waar heel veel studentenjobs te vinden zijn.
Uit het onderzoek van Febelfin, waarop ik deze vraag heb gebaseerd, kwam een interessante en vrij bedreigende conclusie naar boven. 23 procent van de jongeren doen aan beleggingen en investeringen. Een kwart is daarmee begonnen sinds de coronacrisis. Maar er is bij die jongeren een gebrek aan financiële geletterdheid. We moeten nadenken over wat wij nog extra kunnen doen om die financiële geletterdheid bij onze jongeren te stimuleren en te verhogen en om ervoor te zorgen dat zij zichzelf niet in financiële problemen werken met leningen of beleggingen waarmee ze te veel risico nemen, waardoor ze al in het begin van hun carrière – om het zo te zeggen – met een achterstand zouden starten.
Minister, wat kan de overheid doen om die jongeren sterker te maken op de financiële markten? Hoe kunnen we hen beter informeren over de risico’s? Hoe kunnen we de financiële geletterdheid stimuleren?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Coenegrachts, bedankt voor uw vraag over dit zeer belangrijke thema. Het gaat niet alleen om de financiële kennis van jongeren maar ook om de geldproblemen bij jongeren. Dat is een brede problematiek. We weten dat de coronacrisis heel belangrijke economische en sociale gevolgen heeft, niet het minst voor jongeren. Ik denk aan studenten die voor een stuk rekenen op studentenjobs voor de financiering van hun studies, maar evengoed aan kinderen en jongeren die in een situatie zitten waarin zij misschien zakgeld krijgen, wat nu minder evident is voor de ouders, of aan mensen die starten in hun loopbaan en het moeilijk hebben om daarin de eerste stappen te zetten, mensen die bijvoorbeeld in precaire statuten zitten, freelancers en dergelijke meer, die het financieel moeilijk hebben.
Ik ben het helemaal met u eens dat niet alleen de financiële realiteit belangrijk is, maar zeker ook de financiële kennis: hoe om te gaan met budgetten, met dalende inkomsten? Dit is een heel belangrijk thema.
Een van de sleutelcompetenties die de basis vormen voor de eindtermen in het secundair onderwijs is inderdaad: ‘economische en financiële competenties’.
Dit toont heel duidelijk het belang aan van financiële kennis van kinderen en jongeren om ze maximaal te wapenen en er bewust mee te leren omgaan, en zeker ook om te vermijden dat ze worden geconfronteerd met financiële moeilijkheden eenmaal ze hierin een verantwoordelijkheid krijgen. Ik stel ook vast dat heel veel jongeren daar zelf actief mee omgaan.
Ongeveer een kwart van de jongeren is bezig met beleggen. Dit lijkt me tot op zekere hoogte een instrument dat kan helpen om kennis en ervaring op te doen. Voor sommige jongeren is dat nuttig, anderen zijn daar minder mee bezig. Ik denk dat dat ook het geval is voor de leden van deze commissie.
Jongeren vinden elkaar ook en leren ook bij in informele settings, bijvoorbeeld in het jeugdwerk. Geldinzamelingsacties horen bijvoorbeeld bij de kerntaken van heel wat jeugdwerkers. Sommige groepen zijn hier zeer creatief in. Feit is dat ze op een informele manier zo wel heel wat financiële vaardigheden opdoen. Ik denk dat dat deze legislatuur ook nog versterkt kan worden, dat we ook verder kunnen kijken hoe men in het jeugdwerk private inkomsten kan aanboren, gaande van de klassieke pannenkoekenslagen tot nieuwe manieren, om daar win-wins mee te doen.
Via het Gamefonds werd een tijd geleden het spel Sold out! ontwikkeld, dat expliciet kan bijdragen aan de financiële geletterdheid van jongeren. Sold Out! is een game over duurzame consumptie voor jongeren. Het spel is gericht naar klasgroepen in de tweede graad secundair onderwijs. De spelers ontdekken tijdens Sold out! de ecologische, economische en sociale gevolgen van hun dagelijkse aankopen en keuzes.
In mijn beleidsdomeinen zitten rond dit thema momenteel geen specifieke bijkomende initiatieven in de pijplijn. Het onderwijs is uiteraard prima geschikt om een financiële basiskennis bij te brengen.
Jongeren kunnen natuurlijk ook terecht bij heel wat initiatieven binnen de jeugdsector. De meest relevante lijkt mij WAT WAT te zijn, onze informatiewebsite vanuit Vlaanderen. Op het webplatform van WAT WAT is er een vaste tag ‘geld’, waar jongeren heel wat artikels vinden die een antwoord geven op diverse vragen. Ik denk bijvoorbeeld aan vragen als: hoe kan ik sparen, hoe kan ik bijverdienen, hoe vermijd ik dat ik te veel geld uitgeef, hoe werkt een kredietkaart, wat is pensioensparen en wanneer kan ik ermee beginnen, enzovoort. Onlangs hebben ze bij WAT WAT het artikel over belastingen nog helemaal up-to-date gebracht, een thema dat in ons land jammer genoeg nog bijzonder belangrijk is.
Ook FairFin werkt hierrond en richt zich op de doelgroep plus-18-jarige, werkende en studerende jongeren. Zo maakten zij onder meer een eigen educatief pakket 'Hé, dat is mijn geld!', dat gericht is op het middelbaar onderwijs.
Met andere woorden: wanneer de actualiteit maakt dat jongeren nood hebben aan informatie over deze thema’s, zijn er vandaag verschillende kanalen om hierop in te spelen. We zullen dat ook blijven opvolgen de komende tijd.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide overzicht aan instrumenten die vandaag worden ingezet om die financiële geletterdheid bij onze jongeren te stimuleren. Ik denk inderdaad dat jeugdverenigingen daar een belangrijke rol in spelen, maar natuurlijk is niet iedereen actief in het georganiseerde jeugdwerk. Daar komt het onderwijs natuurlijk ook bij kijken. Het is misschien ook nuttig dat we de brug slaan naar Febelfin, naar de bankensector zelf, die natuurlijk tracht producten te verkopen aan jongeren, maar die toch ook een verantwoordelijkheid zou kunnen opnemen naar het begeleiden, naar het informeren van die jongeren. We kunnen daar de sector ook bij betrekken en op die manier de financiële risico’s voor jongeren beperken.
Ik ben blij met uw engagement ter zake en ik kijk uit naar de toekomstige initiatieven rond het jeugdwerk.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Minister, bedankt voor het uitgebreide antwoord. Ik zou op mijn beurt ook een pluim willen steken op de hoed van al die jeugdorganisaties die hierrond actief zijn en tijdens deze coronacrisis toch wel uitmuntend werk geleverd hebben.
Collega Coenegrachts, ik dank u ook voor de vraag, die goed en nuttig was.
Zo goed en nuttig als deze vraag om uitleg is, zo fout en onnodig is de opmerking die u net hebt gemaakt. U hebt gesteld dat u er begrip voor hebt vragen om uitleg van mezelf of van mijn partij in het Vlaams Parlement niet aan bod te laten komen. Het is een beetje hetzelfde als wat u gisteren hebt gedaan toen u weigerde een onderzoekscommissie op te richten in verband met de fouten die de Vlaamse Regering in de coronacrisis heeft gemaakt. U wilt de beerputten niet openleggen. U wilt het deksel op de beerputten van de Vlaamse Regering houden. En ik begrijp die redenering. Ik heb er alle begrip voor. Ik neem het u ook niet kwalijk. Als ik naar de verkiezingen en de huidige peilingen kijk, weet ik dat een kat in het nauw rare sprongen maakt.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, als het om het maken van sprongen gaat, vond ik dat laatste ineens een heel vreemde sprong.
Mijnheer Coenegrachts, het gaat hier om een terechte vraag. Ik deel uw bezorgdheid, vooral om het feit dat ook heel wat studenten deze zomer in financiële moeilijkheden zullen komen. Ze hebben minder kansen om studentenjobs uit te oefenen. Andere kinderen en jongeren zullen financiële moeilijkheden krijgen of nog meer krijgen, maar zij moeten hun gezin gedeeltelijk mee onderhouden.
Minister, u hebt de link met het onderwijs gelegd. Het is belangrijk dat kinderen die zich, bijvoorbeeld in het secundair onderwijs, nu niet met hun normale schoolwerk kunnen bezighouden, de band met hun school dreigen te verliezen. Dat is iets waar we echt bezorgd om moeten zijn. We moeten ervoor zorgen dat er door de coronacrisis geen grotere schooluitval komt. We zien dat het aantal schoolverlaters de laatste jaren fel is gestegen. In de periode 2014-2015 ging het om 9,6 procent en in de periode 2017-2018 ging het om 11,9 procent. Dat is echt een constant stijgende lijn.
Ik denk dat we met de jeugdsector moeten nagaan hoe we ervoor kunnen zorgen dat jongeren niet nog massaler zullen afhaken door wat nu met de coronacrisis gebeurt. Dat is misschien een kleine zijsprong, maar het is toch iets relevanter dan de zijsprong van de vorige spreker.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, tijdens de vraagstelling en de aansluitingen werd al duidelijk dat hiervoor zeker een rol is weggelegd voor het onderwijs. De problematiek is niet nieuw. Er zijn onderzoeken, onder meer van Febelfin in 2010, van Argenta in 2013 en van Intrum in 2018. Het is een bekend probleem.
Ik wil even terugkomen op de rol van het onderwijs. De sleutelcompetentie ‘financieel-economische competenties’ is in de nieuwe eindtermen opgenomen. Verschillende mensen en ikzelf hopen dat er in die zin al verbetering zal komen. Ik zie ook dat met het spel en dergelijke plezante manieren worden aangegrepen om deze kennis bij jongeren te versterken.
Minister, zult u de link met het onderwijs aankaarten bij de minister van Onderwijs om een wisselwerking te creëren? Zo kan het aanleren of vergaren van die competenties in het onderwijs door het jeugdwerk worden gesteund of versterkt.
Verder blijf ik erop terugkomen dat communicatie essentieel is. Dat is mijn stokpaardje. Naar aanleiding van het moment van het jaar waarop over de belastingen wordt gecommuniceerd, heb ik er daarstraks al naar verwezen. Het gaat dan om hoe de belastingaangifte moet worden ingevuld en hoe hiermee moet worden omgegaan. U hebt aangehaald dat communicatie afhankelijk is van de actualiteit, maar er zijn ook vaste periodes van het jaar waarin bepaalde communicatie relevant is. Het einde van het schooljaar kan zeker een van die momenten zijn. Jongeren denken aan afstuderen, aan een eerste job, aan alleen gaan wonen en aan een huis huren. Op dat moment is het zeker ideaal om, naast de communicatie op de website, ook langs andere kanalen die beschikbaar zijn en die jongeren meer gebruiken in te zetten op relevante informatie over financiële kennis. Zult u hier verder op inzetten?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik dank iedereen voor de bijkomende bedenkingen en vragen met betrekking tot deze vraag om uitleg.
Collega Perdaens, in de timing van de planning van WAT WAT en van Awel houdt men natuurlijk rekening met de relevante momenten. Met de belastingen bijvoorbeeld. De deadline voor de belastingaangifte nadert. Andere momenten zijn het afstuderen en het begin van het schooljaar. Ik ga ervan uit dat men daar de komende maanden in de timing rekening mee zal houden, niet alleen op de website, maar ook via de mediakanalen, de social media, onder meer via Instagram. Wie weet, wilde collega Vaneeckhout – hij is niet aanwezig – zelfs via TikTok gaan. Alle gekheid op een stokje, dit is effectief iets wat meegenomen wordt.
De link tussen Onderwijs en Jeugd is evident. In het onderwijs maakt het deel uit van de eindtermen. Het jeugdwerk speelt daar ook op in. Er zijn op dit moment goede contacten tussen de verschillende jeugdorganisaties en het onderwijsveld. Dat is een zeer nuttige kruisbestuiving
Mijnheer Anaf, ik deel uw bemerking dat het een bredere problematiek is die zeer acuut zal worden. Het overstijgt in zeer ruime mate de bevoegdheid Jeugd. Het gaat ook over de organisatie van studentenarbeid, over de aanrekening van de uren. Natuurlijk kijken we reikhalzend uit naar de beslissing van de Nationale Veiligheidsraad voor de horecasector. Ik bevestig dat heel veel mensen in hun jonge jaren in de horeca hebben gewerkt, dat is vandaag nog altijd het geval. Als de horeca weer op volle toeren kan draaien, zal men ook in de zomer hopelijk gebruik kunnen maken van heel wat jobstudenten.
Mijnheer Coenegrachts, ik denk effectief dat Febelfin hierin een sterke partner is. Zij hebben ook al heel wat initiatieven genomen, samen met de banken, om ook jongeren daarin te betrekken. Ik vind het een goede suggestie om bij de initiatieven ter zake ook die samenwerking te versterken.
De heer Coenegrachts heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de opmerkingen van de collega’s. Ik heb weinig toe te voegen, behalve dat er in de politiek af en toe momenten voorbijkomen, kansen voorbijkomen, om te zwijgen. Ik vrees dat de heer Brusselmans die zojuist gemist heeft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.