Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de voorlopige trambussen voor Spartacuslijn 2 Hasselt-Maasmechelen
Vraag om uitleg over de Spartacuslijn 2
Verslag
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Op 8 mei 2020 hebben we vernomen dat de Vlaamse Regering De Werkvennootschap de opdracht heeft gegeven te onderzoeken welke infrastructurele ingrepen nodig zijn om een trambus te laten rijden tussen Hasselt en Maasmechelen, bij Limburgers gekend als lijn 2 van het Spartacusproject. Volgens wat we konden lezen, zou die trambus langs het volledige tracé van lijn 2 zo veel mogelijk in een eigen bedding rijden. Iedere stap vooruit op het vlak van mobiliteit en van investeringen in het openbaar vervoer in Limburg juichen we uiteraard alleen maar toe. Om iedere Limburger effectief te geven waar hij op mobiliteitsvlak recht op heeft, lijkt het me absoluut aangeraden het volledige Spartacusplan op termijn te realiseren.
Het was dan ook een beetje vreemd te vernemen dat van lijn 1, van Hasselt-centrum naar Maastricht, geen sprake meer zou zijn in een project waarin al miljoenen euro’s zijn geïnvesteerd, onder meer in studies en onteigeningen, en waarvoor momenteel zelfs al effectief infrastructuurwerken worden uitgevoerd.
Wat lijn 1 betreft, weten we dat er een knelpunt is in Hasselt. Het stadsbestuur wil een aanpassing van het tracé, dat in plaats van door de Heilig-Hartwijk over de kleine ring zou lopen. We weten dat de meerderheidspartijen in de Vlaamse Regering een politiek akkoord hebben gesloten. Vermits nu een andere piste wordt bewandeld, is er blijkbaar nog geen akkoord met De Lijn. We hebben al kunnen lezen dat dit ook aan Nederlandse zijde de gemoederen beroert.
Ik heb altijd begrepen dat de verbinding tussen Hasselt-centrum en de campus in Diepenbeek voor lijn 1 en voor lijn 2 cruciaal is en dat beide projecten met elkaar zijn verbonden. In die zin vind ik het verrassend dat we nu opeens het geweer van schouder willen veranderen. Dat is verrassend omdat al vele euro’s in lijn 1 naar Maastricht zijn geïnvesteerd, maar ook omdat het traject tussen Hasselt en Diepenbeek voor beide lijnen hetzelfde is. Ik heb dat toch altijd zo begrepen. Door voor een trambus te kiezen, wordt het knelpunt in Hasselt alleszins niet opgelost, tenzij we er natuurlijk voor kiezen die trambus niet in een eigen bedding te laten rijden. Als hij gewoon over de kleine ring rijdt, zal hij echter, net als wij, regelmatig stilstaan. Ik heb ook gelezen dat de trambus over de E314 zou rijden, wat ook een loskoppeling van het oorspronkelijke traject betekent. Ik maak me daar wat zorgen om. Indien de trambus niet in een eigen bedding zou rijden, zal hij evenzeer in de file komen te staan. We hebben ook kunnen lezen dat de trambussen volgens de nieuwe studie van Tractebel, mits ze overal in een eigen bedding kunnen rijden, vier minuten langer over het traject zouden doen dan de oorspronkelijk geplande sneltram. Als we rekening houden met de verbetering van de trambussen, die dan een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur zouden halen, zou dit tot anderhalve minuut worden gereduceerd.
Minister, tot slot heb ik ook gelezen dat u de intentie hebt die sneltram te realiseren. We weten allemaal dat de realisatie van lijn 1 en lijn 2 van het Spartacusproject in het Vlaams regeerakkoord staat ingeschreven. Ik zou u hierover een aantal vragen willen stellen.
Waarom is beslist het geweer van schouder te veranderen en lijn 1, waarin toch al veel is geïnvesteerd, on hold te zetten? Zo lijkt het alleszins. Waarom is beslist opeens de piste van een trambus op lijn 2 te onderzoeken? Is er al duiding bij de budgettaire impact van die keuze? Is er al overleg geweest met de Nederlandse partners?
Indien ervoor is gekozen een trambus op lijn 2 te realiseren, waarom is er dan niet voor gekozen op lijn 1 ook al met een trambus te starten? Er is immers toch een overlapping tussen een gedeelte van de tracés? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de gewenste aanpassingen van het traject in Hasselt? Is daar geen oplossing nodig voor een trambus op lijn 2?
We hebben gelezen dat het dossier aan De Werkvennootschap is overgemaakt. Waarom hebt u ervoor gekozen het dossier bij De Lijn weg te halen?
Zoals ik al heb gezegd, hebben we gelezen dat de nieuwe trambussen een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur hebben. Volgens de studie van Tractebel zou dit betekenen dat slechts anderhalve minuut langer over het traject wordt gedaan. Waarop is dat gebaseerd? Hoe is dat berekend? Zouden we inzage in die studie kunnen krijgen?
U hebt gesteld dat u wel degelijk een sneltram wilt realiseren. Hoe ziet u uiteindelijk de omschakeling van trambus naar sneltram? Is er zicht op de bijkomende investeringen die dit met zich zou meebrengen?
Ik hoef u tot slot niet te vertellen dat het volledige Spartacusplan een globale mobiliteitsvisie is, gebaseerd op knooppunten waar mensen vlot van de ene op de andere vervoersmodus kunnen overstappen. Wordt dat knooppuntensysteem behouden in de visie met trambussen? Blijft u, als minister, achter de volledige realisatie van het Spartacusplan staan? Kunt u hiervoor een timing vooropstellen?
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik wil bij het begin van mijn vraagstelling nog even het belang van Spartacus in zijn totaliteit beklemtonen. Voor ons als CD&V is Spartacus nooit gegaan over lijn 1 of lijn 2 of lijn 3, maar is dat een totaalproject, een ruggengraat van efficiënt openbaar vervoer dat wij in Limburg willen hebben, en waar we recht op hebben. Als we vanuit het federale België van destijds kijken, waar alles vertrok vanuit Brussel en misschien een stukje vanuit Antwerpen, zijn we in het oostelijk gedeelte van het land heel erg slecht bedeeld. We hebben dus dringend nood aan snelle en efficiënte lijnen, en daarbij is Spartacus een totaalproject dat moet worden gerealiseerd.
Wat lijn 1 van Spartacus betreft: we moeten daar niet flauw over doen, we hebben daar al wel wat watertjes doorzwommen. Vorige legislatuur was er de brug in Maastricht. Maar al die problemen zijn uiteindelijk ook opgelost. Vandaag zijn we toch ook zover dat we stilaan verder kunnen met lijn 1 van Spartacus. Want in tegenstelling tot wat mevrouw Robeyns doet, laten uitschijnen dat iedereen daaraan twijfelt of dat het geweer van schouder wordt veranderd, is dit niet een kogel uit het geweer halen en vervangen door een cartouche. Dit is een cartouche bijsteken. Dit is extra inzetten op het Spartacusplan.
Over lijn 1 denk ik ook dat er geen onduidelijkheid kan bestaan over de wil om vooruit te gaan. En ik denk dat er ook weinig twijfel is bij de Nederlanders, mevrouw Robeyns. Ik heb hier een brief die gisteravond nog werd bezorgd aan alle leden van de provincieraad in Nederlands Limburg en aan de gemeenteraad in Maastricht. Die zeggen heel verheugd te zijn dat ze kunnen meedelen dat de belangrijke fase 2 van de aanbestedingsprocedure, de gunningfase, binnenkort van start zal gaan. De planning is gericht op medio juni. Die zekerheid staat dus zelfs zwart op wit op papier in Nederland. Ik denk dat men aan beide kanten van de grens heel erg vooruit wil met dit project. En dat mag ook duidelijk de intentie weergeven die er is om met dit project onverkort verder te doen. Ondertussen bekijkt men in Hasselt inderdaad hoe men daar het tracé nog kan aanpassen, met de procedure die er vandaag is. Die gunning is dus heel duidelijk.
Ik vind het toe te juichen dat men extra inspanningen doet voor Spartacuslijn 2. Minister, ik moet zeggen dat ik in 2015 zelf de piste van de trambussen eens heb gesuggereerd. Ik ben toen samen met een aantal collega’s gaan kijken in Metz, eigenlijk wel vanuit de filosofie dat het een opstap moet en kan zijn naar een lightrail. Het belangrijke in dit verhaal is natuurlijk dat we met trambussen weliswaar sneller kunnen gaan, maar voor die trambussen is er natuurlijk ook wel een vrije bedding nodig, anders is het niet meer dan een ander soort bus die in de file staat aan te schuiven, net zoals de gewone bus. Het uiteindelijke doel moet nog altijd die snelle en efficiënte verbinding zijn vanuit het Maasland naar Hasselt. Voor ons kan dit inderdaad een opstap zijn naar een snelle verbinding die er moet komen.
Hoeveel vrije bedding zal er gerealiseerd worden voor de voorlopige trambussen die op Spartacuslijn 2 zullen rijden? Want dat is natuurlijk erg belangrijk voor de efficiëntie van die lijn 2.
Kunt u ons bevestigen dat het finale doel nog steeds een lightrail of een evenwaardig voertuig blijft? Hoe ziet u dan die overgang?
Een derde erg belangrijke vraag gaat natuurlijk over het knooppunt in Hasselt. Kunt u misschien al iets zeggen over hoe u de afwikkeling daar ziet, zodat daar een duidelijke en efficiënte verknoping is?
Ten slotte vraag ik natuurlijk ook naar de timing. Vanaf wanneer verwacht u dat de trambussen zullen kunnen rijden?
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, goede collega’s, wat collega Ceyssens net heeft gezegd, is dat het hele verhaal van de trambus altijd moet worden gezien in het perspectief van een sneltram, een soort van opstapmodel. Minister, wat u hier hebt gedaan vind ik een hele goede zaak.
Als het gaat over grote infrastructuurprojecten en zelfs als alle politieke partners het met elkaar eens zijn, is tien jaar niets. Ik weet heel goed waarover ik spreek als het gaat over Spartacus. Ik zie mijzelf nog zitten in de regering met Kathleen Van Brempt naast mij. Zij werd toen onverwacht minister van Mobiliteit en ze vroeg toen aan mij: ‘Waarvoor staat Spartacus eigenlijk?’ Dat was immers nog een idee van wijlen Steve Stevaert. Op dat ogenblik was de zaal te klein om de stemmen van overeenstemming, van unanimiteit over het belang van dit project, allemaal geteld te krijgen. We zaten toen, goede collega Vandeput, ook al samen in de regering, en dat was iets waarbij we ook samen aan één koord trokken.
Minister, dat u nu die opdracht toewijst aan De Werkvennootschap vind ik ook een goede zet. Zo haalt u ook druk weg bij De Lijn, want ze kunnen nu niet zeggen dat ze met capaciteitsproblemen kampen. U geeft dat aan een partner die erop berekend is om grote infrastructuurprojecten te trekken, om die ook daadwerkelijk op de rails te zetten – een beeldtaal die hier heel goed gekozen is. Ondertussen legt dat ook het volle gewicht en de volle verantwoordelijkheid bij De Lijn om nu ook voluit voor die sneltramverbinding tussen Hasselt en Maastricht te gaan en daar werk van te maken.
Collega Ceyssens heeft er al naar verwezen: dit is een internationaal dossier, grensoverschrijdend, waar de gemeente Maastricht en ook de provincie Nederlands Limburg een dikke vinger in de pap hebben. Zij lagen ooit zelf aan de bron van wat vertraging: de ongelukkige saga van de zogenaamde Wilhelminabrug in 2014. Ondertussen hebben ze daar én voor betaald én ten tweede zitten ze ook helemaal op onze golflengte en kijken ze ongeduldig uit naar de verdere stappen die wij zetten. Dit is ook een dossier waar de minister van Infrastructuur en Waterstaat van Nieuwenhuizen bij betrokken is en waarvoor zij ook budgetten vrijgemaakt heeft. In de communicatie die nu de ronde doet, zeggen zij aan de provincieraad van Nederlands Limburg dat er nu dringend werk gemaakt moet worden van de aanbesteding, en vooral van de verbinding tussen Maastricht en Hasselt tot aan het Kolonel Dusartplein, om die al zo snel mogelijk door De Lijn in aanbesteding te brengen.
Collega Vandeput, daarnaast moet men dan het tweede deel achteraf doen, die aanbesteding in de binnenstad van Hasselt conform de politieke akkoorden bij het begin van deze legislatuur. We moeten ons niet laten afremmen, niet de wet van de traagste laten opleggen, maar proberen de zaken in beweging te houden. Het is inderdaad een heel globaal pakket: een lijn 1, 2 en 3. Het gaat niet alleen over mobiliteit, maar dit zijn ondertussen ook grote dossiers van politieke geloofwaardigheid geworden. Ondertussen kijkt immers heel Limburg nu ook met een begrijpelijke onrust naar waar men uiteindelijk gaat landen. Daarom vind ik het ook goed, minister, wat u met lijn 2 gedaan hebt: zeggen dat u niet bij de pakken blijft zitten, dat u zich niet het tempo laat opleggen door de traagste, dat u de koe bij de horens vat en De Werkvennootschap in stelling brengt. Op die manier kan er werk gemaakt worden van dat tweede tracé.
Collega Robeyns heeft ook gelijk: er is natuurlijk heel wat overlap. Van Hasselt tot Diepenbeek zitten ze op hetzelfde traject en het ene is dus gekoppeld aan het andere. Ze zijn als het ware elkaars opschortende voorwaarde om de hele zaak tot een goed einde te brengen.
Voor lijn 1 kijken de Nederlanders naar midden juni als datum om de aanbesteding te lanceren. Minister, ik weet dat u wat dat betreft nooit uw verantwoordelijkheid ontloopt en dat u daar De Lijn ook verder bij de les moet houden. Ze hebben daar een heel apparaat voor vrijgesteld gekregen om met die lijn 1 bezig te zijn. Het regeerakkoord kennen ze ondertussen van binnen en van buiten en ze weten ook wat de temperatuur in deze commissie is rond deze dossiers. Dus wat dat betreft: voortmaken!
Ik heb de volgende concrete vragen betreffende lijn 2 en ook de optie van De Werkvennootschap waardoor een doorstart kan worden gemaakt met die bewuste lijn 2 tussen Hasselt en Maasmechelen.
Welke timing voorziet u voor de inzet van trambussen op de Spartacuslijn 2? Hoe beïnvloedt de inzet van trambussen de timing voor de realisatie van de tramlijn tussen Hasselt en Maasmechelen?
Hoe reageert u op de bedenkingen van TreinTramBus over de te lage snelheid van trambussen binnen het knooppuntenmodel, wat de basis is waarop het hele Spartacusproject gestoeld is?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, u kent het dossier alle drie door en door. Het Spartacusverhaal gaat terug tot 2003, 2004. Er werd beslist dat Limburg sowieso nood had aan hoogwaardig openbaar vervoer. Er werden destijds drie lijnen uitgetekend: lijn 1, lijn 2 en lijn 3.
Ik ga onmiddellijk in op de vragen, maar een deel van de eerste vraag is al door de heren Ceyssens en Keulen beantwoord. Ik heb zeker niet het geweer van schouder veranderd door ook in te zetten op lijn 2, absoluut niet. Ik kan daarvoor heel duidelijk verwijzen naar het regeerakkoord inzake de ‘grote projecten’. Daarin staat duidelijk dat lijn 1 en 2 simultaan moeten verlopen en een verdere doorstart moeten kennen. Vandaar dat ik het dossier lijn 2 opgevraagd heb. Wat bleek? De laatste keer dat het bij de Vlaamse Regering voorlag, dateert van 2014. In navolging daarvan heeft men in 2015-2016 nog een startnota opgemaakt. Veel verder dan dat is het niet gekomen. Eigenlijk lag het dossier, denk ik, sinds 2016 in alle stilte ergens op een bureau.
Ik verwijs opnieuw naar het regeerakkoord. Lijn 3 zit in de Noord-Zuidverbinding waarvoor De Werkvennootschap momenteel bezig is met de verdere uitrol. U zult zeker mijn engagement hebben om in te zetten op lijn 1 en 2 om dat nu snel op de rails te krijgen. Uiteraard ook lijn 3. Ik heb zeker geen procedure on hold gezet. Blijkbaar verdenkt men mij er nogal snel van om dossiers on hold te zetten. Dat heb ik absoluut niet gedaan, noch in dit dossier, noch in andere dossiers. Integendeel, ik wil dat het snel vooruitgaat. Daarom hebben we op een gegeven moment aan Vervoermaatschappij De Lijn gevraagd om ons een stand van zaken rond lijn 2 te geven. Vervolgens hebben we in samenspraak met De Werkvennootschap aan De Lijn gevraagd om een indicatieve studie te maken om te zien of het niet sneller kan gaan als we in eerste instantie voor lijn 2 al kiezen voor een trambus op een volledige vrije bedding, en dit als opstap naar een tram.
Zoals de heer Ceyssens zegt, is dat hier ter sprake gekomen in 2015-2016. Daar is toen niet verder op ingezet. Inmiddels hebben we het verhaal Vlaams-Brabant van het Brabantnet, waar ook in afwachting van een tram gekozen is voor deze trambussen. Als het daar kan, en het kan relatief snel, waarom zouden we dat dan bij ons ook niet overwegen? Het meest doorslaggevende is misschien wel: als men van punt A naar punt B een tramspoor moet aanleggen, kunnen die trams pas rijden als het spoor er volledig ligt, terwijl als we kiezen voor een trambus en er zijn nog tracés waar onzekerheid of onduidelijkheid is, men toch al de trambussen kan laten rijden. Zodoende kan Limburg toch al een hoogwaardige openbaarvervoerlijn hebben, maar het is wel de bedoeling een vrije bedding te hebben. Het mag niet de bedoeling zijn dat die trambussen eigenlijk gewoon veredelde of grote bussen zijn. Neen, zij moeten een vrije bedding hebben om wel degelijk aan snelheid inzake reistijden te kunnen genereren.
Hebben we daaromtrent overlegd met de Nederlandse partners? Ik heb met hen overlegd over lijn 1. Daar kom ik straks op terug. Wat lijn 2 betreft, daar zijn zij uiteraard niet bij betrokken, want die gaat van Hasselt tot Maasmechelen en gaat de grens niet over.
Mevrouw Robeyns, u vroeg waarom we kiezen voor een trambus op lijn 2 en niet gelijktijdig ook al voor een trambus op lijn 1. Wij hebben een indicatieve studie gevraagd. Die is gemaakt door Tractebel. Ik wil die studie zeker ter beschikking stellen. Daarin heeft men zelfs in eerste instantie zowel voor lijn 1 als voor lijn 2 een soort calculatie gemaakt. Voor lijn 2 was die zeker interessant. Het dossier van lijn 1 is echter veel verder gevorderd. Ik denk dat dat ook al is gezegd. Dat heeft niet stilgelegen sedert 2016. Men heeft daar heel wat stappen in gezet. De belangrijkste stap was die van 24 mei 2019. Toen is de selectieleidraad voor lijn 1 goedgekeurd. Ik denk dat het geen optie is om dat project terug te draaien. Integendeel, we willen ook dat tracé zo snel mogelijk implementeren.
Er werd gevraagd naar de stand van zaken van de gewenste aanpassing van het traject in Hasselt. Dan gaat het over het tracé voor Hasselt tot aan het Dusartplein. Eigenlijk is het tracé van lijn 1 tussen het Dusartplein en Maastricht vrij duidelijk. Natuurlijk zitten we ter zake wel met een MER-studie (milieueffectrapport) van 2008. Die moet worden geactualiseerd. Er moet natuurlijk ook nog een omgevingsvergunningsprocedure worden doorlopen. Met dat tracé kan men echter verder. De aanbesteding daarvoor loopt. In mei 2019 is de selectieleidraad goedgekeurd. De raad van bestuur van De Lijn heeft in december 2019 en maart 2020 zijn goedkeuring gegeven aan het verdere verloop inzake de uitrol en het verder uitwerken van de aanbesteding voor de consortia die daarop hebben ingetekend. Dan gaat het zowel over de infrastructuur als over het rollend materieel, de aankoop van de trams.
Waar precies moet die sneltram nu gaan rijden in Hasselt? Dat zal straks ook zo zijn voor de trambus, want zoals terecht werd opgemerkt, zijn de tracés voor lijn 1 en lijn 2 voor Hasselt tot aan Campus Diepenbeek gelijkaardig. Voor Hasselt is er een technische werkgroep opgestart in maart van dit jaar. Als ik het goed voorheb, komt die maandelijks samen om wijzigingen qua techniciteit verder te onderzoeken. In die werkgroep zitten De Lijn, het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV), het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), de stad Hasselt, Tractebel en het studiebureau Bureau voor Urbanisme (BUUR), dat ook werkt in het kader van de aanpassing van de stationsomgeving in Hasselt. Ik hoop alleszins dat we eind dit jaar meer zicht zullen hebben op de resultaten van die technische werkgroep, zodat we ook wat Hasselt betreft snel vooruit kunnen en we een en ander verder kunnen laten uitrollen.
Betekent dat een vertraging voor lijn 1? Neen. We hebben juridisch laten checken of we voor lijn 1 niet al verder kunnen met het tracé van het Dusartplein richting Maastricht, ook wat de aanbestedingsprocedures en dergelijke betreft, om te voorkomen dat daar een vertraging zou zijn. Er is al verwezen naar de brief van Maastricht. Dat is ook door Maastricht bevestigd.
Waarom heb ik ervoor gekozen om het dossier weg te halen bij De Lijn? Ik heb dat al gezegd. Na de startnota van juni 2016 was het dossier bij Vervoermaatschappij De Lijn zowat stilgevallen. Vervoermaatschappij De Lijn heeft aangegeven dat zij op dit ogenblik te weinig interne projectmedewerkers hebben om het project volledig te lanceren en op de rails te trekken. Tegelijk moet ik toch ook meegeven dat we De Werkvennootschap nu net in het leven hebben geroepen om projecten met een complexe mobiliteitsinfrastructuur te trekken, om daar snel een en ander in te kunnen faciliteren en daarin vooruitgang te boeken. Daarom hebben wij aan De Werkvennootschap gevraagd of zij bereid waren om dit dossier te trekken.
Er zijn veel vragen over de timing. Ik begrijp dat iedereen hier snelheid wil en waarschijnlijk zal vragen om veel ambitie aan de dag te leggen.
Ik ben alleszins tevreden – en dat mag hier ook eens worden gezegd – dat, nadat de Vlaamse Regering op 8 mei die beslissing heeft genomen, De Werkvennootschap onmiddellijk een bestek voor een verdere studie heeft gelanceerd. Het is de bedoeling dat het studiebureau in augustus of september 2020 gekend zal zijn, en dat we dan zo snel mogelijk vooruit kunnen gaan, zodat er zeker duidelijkheid is tegen het einde van deze legislatuur.
Die studieopdracht is allesomvattend. Het gaat niet alleen over waar die trambus moet rijden en hoe de vrije bedding er moet uitzien. Er wordt ook gekeken naar aanpassingen en procedures, naar aanpassingen van omgevingsvergunningen en dergelijke. Het is echt de bedoeling om tot het einde van de rit te gaan, om het dan maar zo te zeggen.
Wij willen daarin vooruit. Wij weten dat de mobiliteitsnoden in Limburg hoog en urgent zijn. Toen het Spartacusdossier in 2003-2004 werd gelanceerd, zag de mobiliteit in Limburg er nog heel anders uit dan nu. Toen was er al nood aan een hoogwaardig openbaar vervoer. Dat is vandaag nog veel meer het geval. Dus willen we dat zo snel mogelijk realiseren.
Er waren vragen over lijn 3. Daar hebben we het over de onderzoeksfase van het complex project Noord-Zuid Limburg. We juichen allemaal de procedures toe om grootschalige infrastructuurprojecten mogelijk te maken. Maar helaas moeten we vaststellen, in het kader van het eerste complex project, de sluis in Zeebrugge, dat er al twee verzoekschriften tot nietigverklaring tegen het voorkeursbesluit zijn ingediend. Iets soortgelijks doet zich nu voor met het tweede complex project ‘Realisatie Extra Containerbehandelingscapaciteit in het Havengebied Antwerpen’ (CP ECA). Daar zijn ook al twee verzoekschriften tot nietigverklaring. We hopen dat we voor het complex project Noord-Zuidverbinding Limburg in het voorjaar 2020 een voorkeursbesluit hebben. Ik hoop dat alle participanten die daar deelnemen aan de draagvlakcreatie en aan de diverse overlegstructuren, zich houden aan hun engagement, en dus het voorkeursbesluit dat straks zal volgen, mee ondersteunen. Anders staat en valt heel onze procedure complexe projecten.
Mijnheer Ceyssens, het is de bedoeling dat de voorlopige trambussen die op Spartacuslijn 2 rijden, een volledig vrije bedding krijgen, zoals het ook de bedoeling was voor een tram als dusdanig. De tram als dusdanig zullen we niet op de 3-14 kunnen laten rijden, maar het is alleszins de bedoeling om maximaal te werken met een vrije bedding. Ook wat dat betreft, moet ik verwijzen naar de studie die vanaf augustus-september gaat beginnen. Ik hoop dat we daarover zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen.
Er is ook het verhaal van de evolutie van de trambussen. Ik weet dat sommigen ervan uitgaan dat een trambus een maximale snelheid van 70 kilometer per uur houdt. Mevrouw Robeyns, u hebt zelf de cijfers aangehaald. Het tijdsverschil op het tracé voor lijn 2 bij een klassieke trambus die we kennen vanaf 2016, is een goede 3,5 minuten, gerekend van Hasselt tot aan het gemeentehuis van Maasmechelen. Als men rekent tot aan Ter Hulst, is dat iets meer omdat dat binnen Maasmechelen zelf een tijdsverlies geeft. Als we kijken naar een modernere versie van de toekomstige trambussen – men rekent er wel op dat die nog heel wat technologische vernieuwingen zullen ondergaan – dan komt de indicatieve studie van Tractebel tot de conclusie dat er een tijdsverschil kan zijn van anderhalve minuut tussen een sneltram en een trambus op een vrije bedding op lijn 2.
Ik denk dat ik alle vragen grotendeels heb beantwoord. We kijken zo snel mogelijk uit naar die nieuwe studie voor lijn 2 wat betreft het verhaal waar De Werkvennootschap mee bezig is. Om nog even terug te komen op Spartacuslijn 1: we willen daar zeker geen remming in. Die boodschap moet heel duidelijk zijn. Voor de aanbesteding van de infrastructuur zijn op de vergadering van de raad van bestuur van maart van de Vervoermaatschappij De Lijn drie consortia geselecteerd. Daar gaat men verder mee in overleg. Die drie consortia zal sowieso gevraagd worden om snel duidelijkheid te geven over het verhaal Dusartplein tot aan Maastricht en eventueel voor het verhaal van Hasselt als dusdanig, waar we kijken naar wat uit die technische werkgroep komt. We hopen daar zo snel mogelijk duidelijkheid over te krijgen en dat dan in een tweede fase te doen.
Wat betreft het rollend materieel, zijn er twee consortia geselecteerd op de vergadering van de raad van bestuur van maart 2020. Wat dat betreft hopen we dat alles zo snel mogelijk verloopt. We hebben op het laatste overleg met de administratie alsook met de Vervoermaatschappij De Lijn nog heel expliciet gevraagd om snel werk te maken van die aanpassing van de MER-procedure. Een MER van 2008 kan geen goede basis zijn voor een omgevingsvergunning. We vragen om zo snel mogelijk samen te zitten met de MER-cel, werk te maken van de aanpassing van die MER-procedure en vervolgens van de omgevingsvergunning. Iedereen die hieromtrent vragen heeft gesteld, wil maar één ding, en dat is zo snel mogelijk overgaan tot realisatie. Dat willen wij natuurlijk ook.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, dank u wel voor het uitgebreide antwoord en voor een aantal verduidelijkingen. Ik vind het belangrijk dat u bevestigt dat u volledig achter de realisatie van Spartacus in zijn totaliteit blijft staan en dat de trambus een opstap moet zijn naar de sneltram of de lightrail. Hoe u die omschakeling van trambus naar sneltram dan effectief ziet, daar stel ik me nog wel wat vragen bij, maar ik veronderstel dat het misschien iets te vroeg is om daar concrete antwoorden op te geven. Ik ben ook heel blij dat u zegt dat het absoluut niet de bedoeling is om vertraging op lijn 1 te veroorzaken, integendeel.
Collega Ceyssens, ik was niet op de hoogte dat de Nederlanders de bedoeling hebben om de aanbesteding in juni te doen. Dat is positief. Gaat dan het probleem Hasselt in een werkgroep geparkeerd worden? Hopelijk niet geparkeerd, maar wel opgelost. In tussentijd gaat men van Dusart tot Maastricht proberen verder werk te maken. De essentie van Spartacus is natuurlijk dat het een knooppuntsysteem is, waarbij men vlot van de ene naar de andere modus kan overstappen. Die aansluiting richting het station van Hasselt is belangrijk. Ik denk dat iedereen het daarover eens is.
Minister, of het nu een trambus of een sneltram wordt, ik veronderstel dat het knooppuntidee behouden blijft, ongeacht de vervoersmodus die wordt uitgevoerd.
U mag die studie zeker aan ons overmaken. Er wordt gesteld dat de trambus 80 kilometer per uur kan rijden. Dat is uiteraard de maximumsnelheid en het gaat natuurlijk om gemiddelde snelheden. Het lijkt me straf dat de trambus over heel het tracé 80 kilometer per uur zou kunnen rijden, maar als de studie dat heeft bevestigd, zal het wel zo zijn.
We hebben hier zeker het laatste nog niet over gezegd. U bent geëindigd met iedere stap in de goede richting. Ik wil dat bevestigen. Als we hier vragen om uitleg stellen, is dat met dezelfde bezorgdheid. We willen namelijk dat er op het vlak van het openbaar vervoer in Limburg – want dat is heel het Spartacustraject – zo snel mogelijk stappen vooruit worden gezet.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, ik ben blij te horen dat het de bedoeling is de trambus langs het volledige tracé in een vrije bedding te laten rijden, want op die manier zal er tijdswinst zijn. Dat voertuig zal niet zo snel rijden als een lightrail, maar de meeste tijd wordt verloren door stil te staan. Als we nu voor een volledig vrije bedding gaan, vind ik dat een heel belangrijke stap vooruit.
In het schrijven aan de Nederlandse raadsleden lees ik in de laatste zin dat het de ambitie blijft om tegen 2024 over lijn 1 te kunnen rijden. Ik denk dat dit nogmaals aantoont dat de intentie er is om geen tijd te verliezen.
U kunt er vandaag misschien nog niet op antwoorden, maar wat de link tussen beide vervoersmodi ter hoogte van de Universiteit Hasselt betreft, blijf ik op mijn honger. Ik wil me zeker niet met de stadsplanning in Hasselt bezighouden, maar dit is heel belangrijk. De Universiteit Hasselt is een absoluut mobiliteitsknooppunt voor onze provincie en daarbuiten. In het masterplan van de Universiteit Hasselt werd oorspronkelijk in 7 hectare bijkomend parkeerterrein voorzien. Dit toont aan dat het een belangrijke mobiliteitspool is. We moeten erop inzetten dat die universiteit met andere vervoersmodi kan worden bereikt. Hierdoor is de link tussen de Universiteit Hasselt en het station natuurlijk heel belangrijk, net zoals de afstemming tussen lijn 1 en lijn 2 ook heel belangrijk is. Wordt dat opgenomen door De Lijn, door De Werkvennootschap of door de technische werkgroep die nu in Hasselt bestaat? Ik zou graag een antwoord krijgen op de vraag wie de verantwoordelijkheid draagt om dat knooppunt verder te ontwikkelen.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, het is volgens mij een waarheid als een koe dat de publieke opinie in Limburg dit dossier natuurlijk met argusogen volgt. Met uw uiteenzetting en uw antwoord op deze vragen om uitleg hebt u die publieke opinie een heel duidelijke en geruststellende boodschap gegeven. U blijft helemaal trouw in lijn met de inhoud van het Vlaams regeerakkoord. We hadden ook niets anders verwacht. Ik denk dat uw boodschap ook een belangrijk signaal in de richting van Nederland is. Wat lijn 1 en vooral het gedeelte tussen het Kolonel Dusartplein in Hasselt en Maastricht betreft, rollen we het stappenplan uit, conform de selectieleidraad die de Vlaamse Regering op 24 mei 2019, twee dagen voor de verkiezingen, heeft goedgekeurd.
Wat ook belangrijk is, is dat u trouw blijft aan het concept van de sneltram. De trambus moet altijd in het perspectief worden geplaatst van een uiteindelijke opstap naar een volwaardige lightrail in de vorm van een sneltram. Het is duidelijk dat u niet wilt stoppen, temporiseren of tegenhouden. U wilt net dat de mobiliteitsdossiers in beweging geraken, en dat siert u. Zeker op het ogenblik waarop u vaststelt dat Mozes niet naar de berg gaat en dat de berg dan naar Mozes moet gaan, bewandelt u alternatieve paden. Dat is wat de publieke opinie ten goede aanrekent. U blijft niet bij de pakken zitten. U laat zich geen tempo opdringen door de traagsten, maar u zorgt ervoor dat zaken die al te lang muurvast zitten, weer loskomen en in beweging geraken.
De heer Danen heeft het woord.
De droom van wijlen Steve Stevaert was inderdaad een hoogwaardig openbaarvervoernetwerk in Limburg. De kernen waren drie tramlijnen. Maar als ik na vijftien jaar zie wat daarvan overblijft? Lijn 2 wordt mogelijk een trambus. Ik heb begrepen dat een trambus eigenlijk een bus is die zich als tram vermomt, maar groter is. Lijn 3, naar het noorden, wordt nog onderzocht; ik hoop daar op een goede uitkomst. En met lijn 1 zijn er gigantisch veel problemen. Dat is wat ervan overblijft. Die droom is dus toch voor een stukje een nachtmerrie geworden.
Ik wil kort verwijzen naar die raadsbrief waar collega Ceyssens naar heeft verwezen. Ik heb die inderdaad ook gekregen. Ik heb er twee heel korte vragen bij, ten eerste rond de gunning van die eerste stap, zijnde Maastricht tot het Kolonel Dusartplein van lijn 1. Ik zou graag van u weten wie precies gunt, wat er wordt gegund en onder welke formule dat is, want voor mij was het gegeven dat er zou worden gegund toch relatief nieuw, zeker het stuk dat zou worden gegund. De laatste weken was mij dat natuurlijk wel duidelijk aan het worden, maar toch was dat voor mij relatief nieuw. Vandaar die vragen: wie gunt, wat wordt er gegund, onder welke formule?
Vervolgens wordt er in die raadsbrief ook, weliswaar in ietwat ambtelijke taal, gezegd dat men in de gaten houdt in hoeverre de situatie in Hasselt aantoonbaar leidt tot meerkosten. In dat geval zeggen zij dat de meerkosten die aan onze zijde zouden worden gemaakt in rekening worden gebracht bij de Vlaamse partners. Is dat doorgesproken, bent u daarvan op de hoogte en hoe ziet u dat dan? Wie is dan die Vlaamse partner? Is het Hasselt die dat gaat betalen, het Vlaamse Gewest of De Lijn? Dat is mij niet helemaal duidelijk. Ik denk wel dat er duidelijkheid moet komen om daar uitspraken over te kunnen doen. Tot daar mijn bijkomende vraag.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik sluit als enige niet-Limburger aan in deze discussie. De collega’s hebben al heel wat ervaring, maar voor mij is dit dossier nieuw. Maar ik denk toch dat het onze taak is om alle grote infrastructuurwerken hier in Vlaanderen op te volgen.
Minister, ik dank u voor de uitleg. Ik ben al heel wat wijzer, ook dankzij de vragen van de collega’s. Maar ik denk dat het evident is, zoals collega Ceyssens zegt, dat de Limburgers inderdaad recht hebben op het openbaar vervoer dat ze verdienen. Het is inderdaad toch een heel belangrijk project.
Als ik het bekijk, is dat een project waar men al zestien jaar lang op aan het voortborduren is. Ik denk dat het toch stilletjes aan in een definitieve plooi mag komen te vallen. Zestien jaar voor een project, en we zijn er nog bijlange niet. We hebben net gehoord dat Spartacuslijn 3 eigenlijk nog maar in de beginfase zit. We zijn dus nog ver van die realisatie. Naar ik gezien heb, zou in 2024 Spartacuslijn 1 operationeel moeten zijn. Als ik hier hoor dat daar toch nog wat knooppunten en moeilijkheden zijn, denk ik dat dat ook op de helling komt.
Dit gezegd zijnde is het inderdaad een belangrijk project. Het moet zo snel mogelijk worden gerealiseerd, want het kan ook serieus wat druk weghalen van het Limburgse wegennet. Ik had op de website van De Lijn gezien dat men zegt dat er 20.000 wagens – die cijfers zijn misschien al achterhaald – van de Limburgse wegen zouden kunnen worden weggetrokken. Dat is niet niks.
Limburg is ook in volle ontwikkeling, dus ik zou zeggen: laat ons daar inderdaad een tandje bij steken en er volop voor gaan, zodat de Limburgers effectief hebben wat ook andere provincies hebben. Dat is wat ik wilde meegeven. En ik hoop natuurlijk in dit dossier nog een pak ervaring en heel wat wijsheden op te doen.
De heer Vandeput heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Ik kan collega Keulen natuurlijk moeilijk overtreffen, want hij komt van uw eigen partij. Maar in zijn lofbetuigingen voor u als minister in dit dossier zou ik toch mijn volle aansluiting met de woorden van de heer Keulen willen uitdrukken. Ik denk dat u moed hebt getoond, minister, want het is al een paar keer gezegd, en ook de Limburgers begrijpen het allemaal niet meer. Dat is een dossier in zijn geheel dat al sinds 2003 loopt. Daar worden roemruchte namen in genoemd. Maar het is eigenlijk moeilijk vooruitgegaan.
Dan kun je twee dingen doen. Je kunt ofwel altijd hetzelfde blijven doen. Maar u hebt er alvast voor lijn 2 voor gekozen om een ander traject te nemen. Het is te zeggen: het gaat nog altijd tussen Hasselt en Maasmechelen, maar het zal wel op een andere manier gebeuren.
Ik heb het zelf mogen meemaken nu ik vandaag dicht bij het dossier sta: ik kan de collega’s geruststellen dat er in die technische werkgroep gewerkt wordt. Sommigen zouden graag hebben dat daar sneller vooruitgang gemaakt zou worden, dat men sneller antwoorden zou geven op de eigenlijke wensen van de mensen rond de tafel, dat men af en toe eens echt zou luisteren naar wat de besognes zijn van de betrokken partijen. Maar goed, er wordt vooruitgang gemaakt.
Als je mij vandaag vraagt of het haalbaar is over de kleine ring – het alternatieve tracé dus – dan is het volmondig: ja. Dat wordt vandaag ook technisch uitgewerkt. De discussie gaat nu nog – en we spreken dan over traject 1, van 33 kilometer – bij wijze van spreken over een 120 centimeter. In dat kader denk ik dat er technisch grote stappen vooruitgezet zijn.
Door te kiezen voor een andere benadering voor de uitrol van lijn 2, denk ik dat u aansluiting neemt met wat de toekomst gaat brengen. Ik begrijp van de heer Danen dat hij nog altijd de ‘boekskes’ leest en de verslagen van vijftien jaar geleden. Als we vandaag over een trambus spreken en in de toekomst over een trambus zullen spreken, zal dat niet meer over een trambus zijn, maar over een spoorloze tram, een ‘trackless tram’. Als wij hoogwaardig openbaar vervoer willen in Limburg, zal dat alleen maar werken als dat effectief kwaliteitsvol is voor de reizigers, als dat hoogfrequent is en als dat betrouwbaar is.
Wat we ook hebben afgesproken in het regeerakkoord en wat voor Limburg zeer belangrijk is en voor de N-VA belangrijker dan lijn 1, is de verbinding tussen Hasselt Universiteit en Genk en verder door naar de Maaskant. Daar kunnen we ook economisch het meeste impact hebben op het leven in Limburg. U zegt ook dat u daar niet opnieuw het tracé of de procedure gaat doorlopen die we nu al zo lang doorlopen in verband met die rails tussen Hasselt en Lanaken, met dan de doorstoot naar Maastricht. In dat kader zeg ik: vooruit met de geit! Toon maar uw voluntarisme zoals u vandaag al gedaan hebt. Ik heb daar het volle vertrouwen in, ik durf zelfs meer te zeggen: de trambus kan rustig op de kleine ring de eigen bedding met een desgevallende tram delen. Nog verstandiger zou misschien zijn om eens te kijken of er via een trambus ook op lijn 1 niet nog veel sneller vooruitgang gemaakt zou kunnen worden dan vandaag het geval is.
Ik rond af: minister, nogmaals proficiat. Ik denk dat u met uw keuze om dit in eerste instantie te laten uitwerken door De Werkvennootschap een goede keuze maakt, dat partners die in het verleden bewezen hebben dit dossier moeilijk vooruit te kunnen brengen, misschien een tunnelvisie ontwikkeld hebben waarbij het moeilijk is om nog alternatief te kunnen denken. In dat kader heb ik er alle vertrouwen in dat we heel snel tot realisatie kunnen overgaan van een volwaardig vervoer van alvast lijnen 1 en 2 in Limburg. Voor lijn 3: laat ons hopen dat uw onderzoeken met betrekking tot het complexe project Noord-Zuid ook daar de nodige antwoorden zullen bieden.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, zeker zij die lovende woorden uiten. Maar de trambus is nog niet aan het rijden, dus toch nog wat geduld.
Ik heb ook nog een aantal bijkomende vragen genoteerd. Mevrouw Robeyns, u had het over trambus-sneltram. We hebben dat natuurlijk goed nagevraagd. Een trambus kan ook rijden op een plaats waar de sneltram kan. Het verhaal van Hasselt Centrum tot aan Campus Diepenbeek dus, waar zeker snel werk gemaakt moet worden van hoogwaardig openbaar vervoer, want op dit ogenblik is het daar een mobiliteitskluwen tot en met. Die trambus kan rijden op de plaats van de sneltram, maar als we alleen naar een sneltram kijken, is de ondergrond anders dan wanneer er ook een trambus moet kunnen rijden. Dat is eigenlijk het enige verschil, voor de rest kan dat zijn beloop gaan. Daar zijn dus niet te veel zorgen over te maken.
Gisteren is er een gemeenteraadszitting geweest in Maastricht en Maastricht wilde vooral van ons weten hoe het nu met lijn 1 zit. Daarom hebben wij hen dinsdag, nadat we alle nodige informatie nog eens opgevraagd hadden bij het Departement Mobiliteit en ook bij De Lijn, gezegd hoe de aanbesteding loopt, met datgene dat ik daarstraks al gezegd heb: de aanbesteding infrastructuur, de aanbesteding van het rollend materieel, respectievelijk drie en twee consortia die daar nu mee bezig zijn.
Ik kom dan eigenlijk al aan de vraag van de heer Danen. U vraagt wie wat gunt en onder welke formule. De Vlaamse Regering heeft de selectieleidraad al goedgekeurd in mei 2019, zowel voor de infrastructuur als voor het rollend materieel. We houden daaraan vast. De uitrol van die selectieleidraad heeft ertoe genoopt dat op de vergadering van de raad van bestuur van december 2019 en vervolgens ook op die van maart 2020 respectievelijk de consortia werden aangeduid, enerzijds opnieuw infrastructuur en anderzijds rollend materieel. Men gaat met die consortia natuurlijk verder in onderhandeling. Het is niet zo dat ze alle drie worden aangeduid. Finaal zal een van de drie of een van de twee overgaan tot het aanleggen van infrastructuur of leveren van tramtoestellen. Dat is het verdere verloop daarin. Dat zit allemaal bij Vervoermaatschappij De Lijn. Zij zullen dat verder regelen.
U vraagt naar de meerkost. Wie gaat een mogelijke meerkost in Hasselt betalen? Het verschil tussen het initiële tracé – de heer Vandeput kan dat nog beter uitleggen, hij had het over 120 centimeter – door de Heilig Hartwijk en het tracé over de kleine ring, is qua het leggen van rails en het innemen van oppervlakte erg klein. Op de kleine ring is het wellicht nog iets kleiner. Misschien komt er een bocht meer, dat weet ik nu nog niet, maar het is minimaal. Verder is in het regeerakkoord duidelijk opgenomen dat we opteren voor het kleineringtracé. We zullen dat bekijken. Natuurlijk vraagt De Lijn aan ons een engagement voor als er meer kosten komen. Het is logisch dat de Vlaamse overheid zich voor eventuele meerkosten garant stelt. Ik zie daar geen verschil in. Men kan natuurlijk bijkomende vragen gaan stellen; bijvoorbeeld als Lanaken straks zal zeggen dat het rondom heel Lanaken een trambus wil – ik wil niemand op ideeën brengen –, komt er een verschil. (Opmerkingen)
Als men bijkomende eisen gaat stellen die helemaal afwijken van het initiële tracé, is dat natuurlijk iets anders. Ik denk dat we niet zover moeten gaan.
Mijnheer Ceyssens, u vraagt nog specifiek naar het volledige tracé. Ik kan – ook voor uw andere vraag – nog eens expliciet verwijzen naar de beslissing van de Vlaamse Regering van 8 mei. We gelasten De Werkvennootschap om in samenspraak met de lokale besturen te voorzien in maximaal een eigen bedding voor het gekozen hoogwaardige openbaarvervoersysteem. Voor een maximale eigen bedding – dat ga ik wel zeggen – ga ik me nu niet engageren om dat overal te realiseren. Het kan soms wel zijn, zeker in een eerste fase. Voor mij is belangrijk dat die trambussen snel kunnen gaan rijden. Als er hier nog, door een omgevingsvergunning, een issue of wat dan ook van onduidelijkheid is, dan zal die daar misschien even niet op een vrije bedding rijden, totdat het issue rond de vrije bedding opgelost is. Het voordeel van een trambus is, ook al ligt de hele vrije bedding nog niet klaar, dat die bij wijze van spreken morgen al kan rijden – al is dat vrij snel, natuurlijk. Een sneltram kan maar van punt A naar punt B als alle rails er liggen. Dat is het grote verschil.
Ik ben blij te horen dat de technische werkgroep zeer veel vooruitgang boekt rond de uitvoeringsfase en de onduidelijkheid in Hasselt en dat men die timing haalbaar ziet.
Ik zal nog even zeggen wat in het besluit van de Vlaamse Regering staat. Alvorens de uitvoeringsfase aan te vatten, wordt De Werkvennootschap expliciet gelast om voor het tracé tussen het station van Hasselt en Campus Diepenbeek, waar lijn 1 en 2 samen sporen, een voorstel uit te werken rekening houdend met de versnelde realisatie van een hoogwaardige openbaarvervoerverbinding in Limburg en de implicatie van een tracé langs de kleine ring. De bedoeling is dat De Werkvennootschap en De Lijn snel gaan samenzitten – ze zitten al samen in de technische werkgroep –, om te kijken hoe ze over dat specifieke tracé zo snel mogelijk een consensus vinden over de realisatie.
Ik hoop dat we heel snel van start kunnen gaan met de studie die De Werkvennootschap heeft uitgeschreven.
Misschien moet we voorstellen, zoals ook gebeurt met Lantis en De Werkvennootschap inzake de R0, regelmatig opvolgingsvergaderingen te hebben met het studiebureau dat straks werk maakt van de uitrol van lijn 2, maar uiteraard is er ook wat lijn 1 betreft zeker het engagement dat we snel voortwerken, en hopelijk ook voor lijn 3.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord en de inspanningen die u doet. Ik ben ervan overtuigd dat u het oprecht goed meent met die dossiers. Ik denk dat het belangrijk is dat dat openbaar vervoer kwaliteitsvol, hoogfrequent en betrouwbaar is, dat het snel en efficiënt is. Collega Vandeput heeft dat ook gezegd. Die vrije bedding is dus belangrijk. Iedereen hier zegt het: dit dateert inderdaad al van 2003, 2004. We zijn daar al heel lang over bezig. Collega Vandeput, ik hoop dus dat die 120 centimeter in Hasselt ons ook niet eindeloos zal bezighouden.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Minister, op mijn beurt dank ik u voor uw antwoord. Ik had u daarstraks heel even over ‘volledige bedding’ horen spreken, maar dat zal een verspreking zijn geweest. (Opmerkingen)
Er moet inderdaad zo snel en zo veel mogelijk vrije bedding worden gerealiseerd. Collega Danen, dan wordt een trambus echt wel meer dan een bus die vermomd is als tram. U vroeg zich af wat de mensen die die plannen hebben gemaakt, zouden vinden van wat er vandaag van is geworden. Ik ben het niet eens met dat toontje dat u hanteert. Plannen maken is één zaak. Dat is dikwijls veel gemakkelijker dan ze uiteindelijk realiseren, en we moeten bekijken hoe we dat op de best mogelijke manier kunnen doen. Ik heb destijds die trambus ook al ooit voorgesteld voor lijn 1, precies omdat men dan voor sommige stukken al vooruit zou kunnen gaan en per vrije bedding die men realiseert, winst zou kunnen maken. We hadden die lightrail daar, met die ambitie qua snelheid. Het moet onze ambitie blijven om met diezelfde snelheid reizigers van punt A naar punt B te vervoeren. Ik denk dat die reiziger vooral bekommerd zal zijn over de snelheid waarmee hij van punt A naar punt B kan. Of dat voertuig dan uiteindelijk over een spoor of op wielen rijdt, of bij wijze van spreken over een kussen zweeft, ik denk dat vooral comfortabel, snel en efficiënt reizen in dezen een absolute must is.
Minister, ik ben dus blij dat de ambitie voor lijn 1 blijft om in 2024 te rijden. Ik denk dat we vandaag al snel een stap vooruit kunnen zetten voor het opstarten van Spartacuslijn 2, met die trambussen. Wat ons betreft: zo rap mogelijk.
De heer Keulen heeft het woord.
Minister, het ideale is de vijand van het goede. Men kan inderdaad met principes blijven uitpakken en de theoloog uithangen. Ik denk dat mensen ons eigenlijk vooral afrekenen op wat we doen. Ik denk dat u met de keuze voor De Werkvennootschap een belangrijk signaal geeft. U brengt opnieuw beweging in het dossier van lijn 2 Hasselt-Maasmechelen, dat vastzat. Ik vind dat ook indirect een belangrijk signaal aan De Lijn, dat ze daar ook niet bij de pakken moeten blijven zitten en ook niet de theoloog moeten uithangen, maar opnieuw beweging moeten brengen in dat dossier van lijn 1. Ook daar gaan we die openbaarvervoermaatschappij op een zeker ogenblik op afrekenen. Ze hebben daarvoor mankracht gekregen. Ze hebben daar budgetten voor. Er is ook het regeerakkoord. Van de uitrol van die lijn 1 moet nu dus ook verder werk worden gemaakt, conform de wettelijke procedures.
Minister, ten slotte, ik hoef u dat niet te zeggen, maar zal het toch uitspreken: blijf inderdaad ook verder investeren in goede relaties met de Nederlanders, want in dezen zijn zij ook onze bondgenoot.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.