Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, we hebben er vorige week al over gediscussieerd in de commissie Landbouw, maar ik wil ook in deze commissie een vraag om uitleg stellen over de bedreiging van de open ruimte en de landbouw door de omvorming van oude hoeves in Vlaanderen. Ik stel deze vraag om uitleg naar aanleiding van een artikel dat op 18 januari 2020 in De Standaard is verschenen. In dat artikel is de problematiek van de omvorming van oude hoeves naar andere functies, zoals feestzalen, transportbedrijven of bewoning, grondig behandeld. Het artikel maakt duidelijk dat oude hoeves op grote schaal naar woningen en zonevreemde bedrijven worden omgezet. Zo wordt aangegeven dat het platteland eigenlijk stilzwijgend wordt gekoloniseerd.
Uit een studie van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) blijkt dat jaarlijks 1000 landbouwbedrijven stoppen en 150 landbouwbedrijven starten. Dat betekent dat 850 bedrijfsgebouwen een andere bestemming moeten krijgen en 90 procent van die vrijgekomen hoeves verandert van functie, staat te koop of staat leeg. Sinds 1996 zijn 20.000 boerderijen op non-actief gezet en zijn 18.000 boerderijen in handen van niet-landbouwers gekomen. Een van de hoofdbestemmingen van die landbouwgebouwen is bewoning.
Volgens het ILVO koopt 40 procent van die eigenaars de woning om er paarden te houden of een gedeelte van de open ruimte te vertuinen. Vaak gaat het echter ook om een praktijk die wordt gestart, wat een ongewenste mobiliteitsproblematiek met zich meebrengt. In 20 procent van de gevallen wordt de hoeve omgevormd tot een nieuw bedrijf en ook dan duiken heel wat knelpunten op inzake mobiliteit, aantasting van het landschap, open ruimte enzovoorts. Veel van die nieuwe activiteiten zijn zonevreemd en er is nauwelijks in handhaving voorzien. Door deze praktijk is 15 procent van het agrarisch gebied in Vlaanderen door zonevreemde activiteiten ingenomen en wordt de open ruimte sterk aangetast.
Het spreekt voor zich dat die evolutie nefast is voor het behoud van de open ruimte op het platteland. We moeten de discussie voeren of we die vrijgekomen hoeves voor landbouwdoelstellingen willen behouden of willen openstellen voor andere functies die de open ruimte niet schaden. Als het antwoord niet tweemaal ja is, moet de afweging worden gemaakt of we de hoeve niet beter slopen.
Dit is niet enkel nefast voor het behoud van de open ruimte, maar ook voor de landbouw an sich. Aangezien die gebouwen door andere gebruikers worden gegeerd, wordt de prijs van de landbouwhoeves opgedreven en zijn die boerderijen vaak onbetaalbaar voor landbouwers, met alle gevolgen van dien. We zien dat het vaak goedkoper is nieuwe greenfields te ontwikkelen dan oude hoeves voor landbouw te hergebruiken.
Als die hoeves niet voor landbouw worden hergebruikt, komt daar als tweede element ook veel verharding bij. De evoluties die nu op tafel liggen, zorgen er eigenlijk voor dat de bouwshift verder dan ooit is. Ook de landbouwsector zelf ziet het probleem en trekt aan de alarmbel. Aangezien de sloopkosten heel hoog zijn en een functietoewijzing heel vlot mogelijk is, kiest de individuele landbouwer echter vaak waar voor zijn geld, wat ook logisch is. Hij verkoopt dan aan lucratieve prijzen.
Erkent u dat de omvorming van oude hoeves tot plattelandsvilla’s en allerlei bedrijven haaks staat op de doelstellingen van het beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV)?
Gaat u ermee akkoord dat een verhoogde handhaving cruciaal is in deze problematiek? Welke initiatieven zult u hierrond nemen?
De hoge sloopkosten zorgen ervoor dat weinig eigenaars bereid zijn te slopen, terwijl het nochtans een zeer belangrijke maatregel zou kunnen zijn om de open ruimte te herstellen. Bent u ertoe bereid de wenselijkheid van een financiële compensatie van de sloopkosten te onderzoeken, mits de open ruimte door de sloop versterkt wordt?
Voorziet u een strikter verbod op de functiewijzigingen en zonevreemd wonen? Welke andere oplossingen voorziet u voor dit probleem?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, zoals jullie weten, hebben we deze thematiek hier in de commissie al op 22 januari besproken. Ik kan in feite een aantal zaken herhalen, maar ook een aantal zaken toevoegen en specifieker ingaan op een aantal vragen.
De omvorming van hoeves en bedrijven is niet overal ongewenst. Ook in de open ruimte kunnen bepaalde gebouwen een nieuwe laagdynamische invulling krijgen. Daar is ook niks mis mee. Maar in overstromingsgevoelige gebieden, strategische landbouwgebieden of natuurkerngebieden moeten we wel goed opletten.
Herbestemming van leegstaande gebouwen in de open ruimte kan inderdaad door de bestaande generieke toepassing ongewenste gevolgen hebben die de visie van het BRV ondermijnen. Zoals in mijn beleidsnota aangegeven is en zoals ook in de strategische visie van het BRV staat, zal Vlaanderen regelgevende initiatieven nemen om de bouwshift in realiteit om te zetten. Mijn administratie werkt momenteel verder aan de beleidskaders en voorstellen voor een slimme aanpassing van de regelgeving.
In de strategische visie van het BRV is onder andere het volgende opgenomen: “Landbouwbedrijfszetels die vrijkomen, krijgen bij voorkeur een nieuwe agrarische functie door herstructurering of herontwikkeling. Pas in tweede orde kan een niet-agrarisch hergebruik op voorwaarde dat de functiewijziging (1) de draagkracht van de open ruimte niet overschrijdt, (2) geen onaanvaardbare mobiliteitsdruk genereert en (3) geen noemenswaardige bijkomende verharding of ruimtebeslag tot gevolg heeft.”
We gaan dus nakijken of en hoe de huidige generieke regeling rond zonevreemde functiewijzigingen verfijnd kan worden. Die regeling is op vandaag immers generiek en wordt door sommigen aanzien als dé regel in plaats van als uitzonderingsmaatregel. Net daar kan het nieuwe instrument van convenant–contractbenadering, zoals in het Instrumentendecreet opgenomen is, een meerwaarde betekenen. Dit is immers een gebiedsgericht instrument, in tegenstelling tot de huidige generieke regeling. Het moet ook benadrukt worden dat deze contracten tijdelijk zijn. Dit betekent dat na afloop teruggekeerd wordt naar de initiële situatie.
Zoals ik ook al gezegd heb in de commissie van 22 januari is het niet zo dat alle nieuwe activiteiten illegaal zijn, of het nu over wonen of andere functies zoals een architectenbureau gaat. Er zijn in het verleden wel degelijk rechtmatige vergunningen afgeleverd voor een omvorming van een voormalige hoeve tot een residentiële woning of voor een beperkte functiewijziging op basis van de regelgeving die op vandaag geldig is. Het is dus niet zo dat al die dingen illegaal en onvergund zijn en dat de sloophamer hier moet worden bovengehaald. Daar wil ik heel duidelijk over zijn, collega’s, want ook naar rechtszekerheid toe vind ik dat een belangrijk principe. Veel van die zaken – de meeste – zijn rechtmatig vergund. Heel wat mensen hebben ook inspanningen gedaan om van die oude hoeves iets heel moois te maken. Laten we dat dan ook respecteren. Ik ga in ieder geval niet de minister zijn die in al die plattelandsgebieden al die hoeves gaat neerhalen. Dat ga ik niet doen.
Het is wel zo – en dat is vorige keer in deze commissie ook al aan bod gekomen – dat er situaties zijn die niet vergund zijn. Daar moet inderdaad tegen worden opgetreden.
De handhaving ruimtelijke ordening is een gedeelde bevoegdheid tussen het Vlaamse Gewest, de lokale besturen en de politiediensten.
De gewestelijke handhaving geeft vandaag prioriteit aan overtredingen in ruimtelijk kwetsbare gebieden, bos en natuur, en signaalgebieden. Daarnaast wordt ook prioriteit gegeven aan overtredingen in landbouwgebied, die een onaanvaardbare hinder met zich meebrengen voor omwonenden, evenals aan vergunningsplichtige functiewijzingen en strafbare zonevreemde activiteiten.
Via de gezamenlijke prioriteiten met het lokale niveau wordt ook ingezet op niet-vergunde functiewijzigingen en zonevreemde woningen, het optrekken van niet-vergunde gebouwen in agrarische gebieden en niet-vergunde reliëfwijzigingen die een significante invloed hebben op de waterimpact. Het gaat dan over recente schendingen en functiewijzigingen waar kort op de bal kan worden gespeeld.
De handhavingsprioriteiten en het handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening werden respectievelijk vastgelegd in december 2016 en november 2015. Het is duidelijk dat beide aan herziening toe zijn en het lijkt me logisch dat de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen uit het BRV bij deze oefening ook aan bod komen.
Maar zoals gezegd, is hergebruik van hoeves niet altijd en overal verboden noch onwenselijk.
Zoals ook gezegd, zal ik aan de Vlaamse Regering een voorstel doen om de bestaande generieke regelgeving aan te passen in functie van de beleidsdoelstellingen en de principes van de strategische visie van het BRV. Ik heb in een voormalige commissie ook meermaals verwezen naar enkele studies waarin voorstellen worden gedaan om die regelgeving in overeenstemming te brengen met het BRV. Het is op dit moment nog te vroeg om hierover al uitspraken te doen.
De problematiek om onze landbouwgronden maximaal te vrijwaren voor voedselproductie, is ook al vele malen aan bod gekomen. Zoals ik heb gezegd, is vandaag nog zo'n 650.000 hectare in professioneel landbouwgebruik. Dat is ongeveer 50 procent van Vlaanderen.
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat die ruimte maximaal ten dienste van de landbouw blijft? Naast het verfijnen van de mogelijkheden van zonevreemde functiewijzigingen, denk ik bijvoorbeeld ook aan het aanduiden van strategische landbouwgebieden. In de strategische visie van het BRV wordt ook expliciet aangegeven dat de strategische landbouwgebieden behouden moeten kunnen blijven voor de beroepslandbouw in functie van de voedselvraag. Het gaat om grote aaneengesloten akkerbouw-, fruitteelt- en veeteeltgebieden alsook over kleinere productieve groenteteeltgebieden. We kunnen dat doen via de ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP's) of via de beleidskaders. Een derde piste is het invoeren van een algemeen voorkooprecht in die strategische landbouwgebieden. Dit zou neerkomen op een gigantische grondenbank op landbouwgebied. De Vlaamse Landmaatschappij (VLM) zou de gronden dan kunnen inzetten bij ruilverkavelingen. De vraag is natuurlijk wel in hoeverre dit een oplossing biedt voor het probleem, omdat dit zou vereisen dat landbouwers die gronden dan weer aankopen bij de VLM terwijl vandaag ook veel gronden in huur of pacht zijn.
In ieder geval, ik zal in overleg gaan en luisteren naar voorstellen van de landbouwsector zelf om die strategische landbouwgebieden te vrijwaren voor de voedselproductie. Nogmaals, naast de strategische landbouwgebieden en de natuurkerngebieden moeten we ook werk maken van verwerving en medegebruik in de multifunctionele open ruimte. Zomaar alles overal gaan verbieden, ga ik zeker niet doen.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
U hoort mij niet zeggen dat u de bestaande bewoning op het platteland nu moet beginnen af te breken, maar u hoort mij wel zeggen dat we in de leegstaande gebouwen die er nu zijn, geen extra kans mogen creëren om er meer gezinswoningen te realiseren.
Uw antwoord geeft mij die garantie helemaal niet. U opent die deur. Want ook met het Instrumentendecreet dat we volgende week zullen bespreken, geeft u extra mogelijkheden om meer gezinswoningen op het platteland te vestigen. Dat staat haaks op het openruimtebeleid dat u zelf wenst te voeren. Ik herhaal dus nog eens mijn vraag: we hebben hier 20 procent aan zonevreemde activiteiten op het platteland. Er is eigenlijk nauwelijks handhaving, nauwelijks controle op al die onvergunde, zonevreemde activiteiten, waarvan heel duidelijk werd aangetoond dat die effectief aanwezig zijn. Zolang u geen inspanningen levert om ook dat aan de kaak te stellen en die problematiek heel helder naar voren te brengen, zal die zonevreemde en onvergunde activiteit gewoon verdergaan.
Mijn grote zorg is dat u, in de plaats van een openruimtebeleid te activeren, net de mogelijkheid creëert om extra invulling te geven aan die gebouwen die nu leegstaan. En zo zet u die ‘urban sprawl’ verder. Daar is niemand mee gebaat, ook de landbouwers niet. Want het zal de prijs van de hoeves opdrijven in plaats van ze betaalbaar te maken. Mijn vraag is dan ook of u extra zult inzetten op handhaving voor zaken die nu niet zijn vergund, en waarvoor mensen in overtreding zijn? Zult u in extra middelen voorzien voor locaties waar afbraak echt noodzakelijk is, in plaats van te zoeken naar nieuwe invullingen, die op hun beurt extra lasten met zich meebrengen? Die nieuwe invullingen staan immers haaks op het BVR.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik had nog een bijkomende vraag, minister, in verband met de zonevreemde functies. U zegt dat we die nog verder moeten verfijnen. De beleidskaders hiervoor moeten momenteel nog worden gemaakt, in het kader van de uitvoering van die strategische visie van het BRV. Maar onze vraag is hoe de timing eruitziet voor het verfijnen van zonevreemde functies. Hebt u daar een timing voor?
De heer Nachtergaele heeft het woord.
Ik zou toch enige nuance willen aanbrengen in dit complexe debat. Als je die problematiek vanuit een andere hoek bekijkt, namelijk het woonaanbod op het platteland, dan zien we dat veel plattelandsgemeenten het moeilijk hebben om een betaalbaar woonaanbod op de markt te brengen. Tegelijkertijd heb je nog veel van die historische vierkantshoeves die grotendeels leegstaan. Dat is bebouwde ruimte waarvan het woonhuis bewoond is, maar waarvan de schuren niet worden omgevormd naar een andere, nuttige activiteit. Ik denk dat het geen kwaad kan om ook dat aspect eens in ogenschouw te nemen.
Ik geef een heel concreet voorbeeld: in onze gemeente Maarkedal hebben we geen woninguitbreidingsgebied meer beschikbaar, en zien we de woningprijzen omhooggaan. Maar we hebben heel wat hoeves waarvan drie vierde van de gebouwen leegstaat. We moeten toch eens durven na te denken over een nuttige, zachte bestemming voor die leegstaande gebouwen. Dat wilde ik toch even aan het debat toevoegen. Ik dank u.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik wil toch nog even aansluiten. Er wordt hier net aangegeven dat bepaalde gemeenten geen uitbreidingszones meer hebben. Maar dan komt mijn vraag: als men hoeves verkoopt als woongelegenheid, in welke mate hebben we het dan nog in de hand dat naburige percelen of tussenpercelen niet alsnog worden opgevuld met gewone woonpercelen? Want niet elke gemeente heeft de mogelijkheid om blijvend uit te breiden, dacht ik.
Er zijn gemeenten genoeg die daar wel de mogelijkheid toe hebben en die moeten dan ook die kans krijgen. Soms moeten we gemeenten ook beschermen tegen zichzelf om de lintbebouwing tegen te gaan.
Mijnheer Nachtergaele, mevrouw Schauvliege, ik kan alleen maar bekrachtigen dat indien we effectief naar een bouwshift willen gaan, we het bestaande patrimonium zullen moeten herbestemmen, want anders zullen we niet in de mogelijkheid zijn om zonder bijkomende verharding te voorzien in het aantal woongelegenheden waar we nood aan hebben. Plus 80.000 woongelegenheden in de komende jaren. Mensen die op zoek zijn naar een woning zullen we ergens moeten huisvesten.
U doet het voorkomen alsof de huidige regeling voor herbestemming van gedesaffecteerde landbouwbedrijven in strijd zou zijn met de beleidsvisie Ruimte Vlaanderen. Dat is niet zo. Er staat: “Er geldt een strikt kader voor hergebruik van voormalige landbouwbedrijfsgebouwen of andere bestaande zonevreemde bebouwing.”
Er geldt een strikt kader. We hebben in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) een regeling ingeschreven – geen uitzonderingsbepaling voor een bepaalde periode – dat onder bepaalde strikte voorwaarden gedesaffecteerde landbouwbedrijven kunnen worden herbestemd. Die regeling is bekrachtigd in het regeerakkoord en het staat in de VCRO.
Minister, ik hoor u dat graag zeggen. Anders gaan we bijkomende activiteiten en herbestemmingen toelaten binnen het agrarisch gebied. Daar moeten we bedachtzaam en weloverwogen mee omgaan. Er komt een beleidskader om daar regels voor te installeren en dat is een zeer goede zaak. Zoals u aangeeft, de contract-convenantbenadering om bepaalde gebouwen en percelen niet definitief te laten verdwijnen voor de landbouw, maar tijdelijk een andere invulling te geven omdat er nood aan is en er geen andere vraag is vanuit de landbouw, dat lijkt mij een goede piste. Het is een en-enverhaal: je zorgt voor benutting van het bestaande patrimonium zonder het definitief te laten verloren gaan voor de landbouw.
Dat biedt echt wel uitdagingen en ik ben blij dat we volgende week gaan starten met de bespreking van het ontwerp van Instrumentendecreet, zodat daar in de praktijk werk van kan worden gemaakt.
Collega's, veel is gezegd. Mevrouw Schauvliege, ik wil benadrukken wat u hebt geïnsinueerd. Ik heb niet gezegd dat we de regels gaan verruimen, integendeel. Ik heb gezegd dat we de regels gaan verstrengen, dat de landbouwzetels die vrijkomen bij voorkeur een agrarische functie moeten krijgen. In tweede orde kan een niet-agrarische herbestemming ook, maar er zijn drie voorwaarden aan gekoppeld: draagkracht, mobiliteitsvraagstuk en geen bijkomende verharding of ruimtebeslag. Daar was ik heel duidelijk over.
Dat is het verschil in visie, maar dat is geen probleem, dat mag en is altijd gezond. Ik zal de leegstaande hoeves die er vandaag zijn op het platteland niet met een bulldozer platgooien en daar open ruimte creëren. Dat ga ik niet doen en dat is ook niet gezond. In de commissie Platteland zeggen alle commissieleden dat er wat meer activiteit moet en dat het leefbaar moet enzovoort. Van twee dingen een: ik ga dat niet doen. We moeten goed nadenken, op een gezonde manier, met een goede balans en zonder bijkomende verharding, hoe we die leegstaande hoeves eventueel kunnen herbestemmen.
Er is ook een subsidieregeling voor slopen in geval van. Als men wil slopen, dan is er het decreet Leegstaande Bedrijfsruimten en er zijn onthardingssubsidies gepland. Er is ook het Instrumentendecreet, en het instrument van convenant-contractbenadering.
Er zijn dus verschillende instrumenten om ervoor te zorgen dat we de regels niet gaan verruimen, en dat er geen bijkomende verharding en ruimtebeslag is. U zegt dat dit weg moet voor de open ruimte. Nemen we die hypothese, dan is de vraag wie die landbouwer gaat vergoeden. Vergeet immers niet dat zo’n leegstaande hoeve vaak het pensioen is van een landbouwer. Dat is dus een gevoeligheid waarover we ook moeten nadenken. Er zijn voldoende instrumenten om ervoor te zorgen dat er geen bijkomende verharding, geen bijkomend ruimtebeslag is. Dat moet de doelstelling zijn. Mevrouw Brouwers, ik denk dat u het was die vragen stelde over de timing, de wijziging van het besluit, de functiewijziging enzovoort. We zijn bezig met de beleidskaders voor het BRV. Dat zal daarmee samengaan.
Wat handhaving betreft, heb ik geantwoord dat dat een gedeelde bevoegdheid is van Vlaanderen en de lokale besturen. Ik roep ook de lokale besturen op om ter zake in de nodige handhaving te voorzien, want niet alles kan worden verwacht van Vlaanderen, helaas.
Dan wacht ik ook de discussie over het ontwerp van Instrumentendecreet af. Ik denk dat dat binnenkort hier in het parlement ter bespreking wordt voorgelegd, met ook een hoorzitting.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik wil hier nog heel duidelijk stellen dat het niet zo is dat wij vragen om met de bulldozer overal gebouwen neer te halen. Wel moet er een oplossing worden gezocht voor nutteloze gebouwen, gebouwen die storen in de open ruimte. Dat kan niet zomaar een functie-invulling zijn.
Mevrouw Van Cauter, u geeft heel terecht aan dat er al heel veel mogelijkheden zijn om functiewijzigingen te realiseren, dat die ook worden benut. Ik stel alleen maar vast dat er naast de juiste regeling ook nog altijd heel veel overtredingen worden toegepast. Als we gewoon al screenen op het platteland, dan zien we de ene overtreding na de andere. Er is dus wel degelijk extra handhaving nodig om ervoor te zorgen dat al die ruime regels die er al zijn, niet nog ruimer worden geïnterpreteerd.
Minister, dan stel ik vast dat u die taak eigenlijk toewijst aan de lokale besturen, en dan weten we wat het resultaat is: geen enkel lokaal bestuur zal daar zeer actief werk van maken. Ik ben dus eigenlijk helemaal niet tevreden met het antwoord. Ik denk dat we op die manier helemaal niet zullen zorgen voor open ruimte, dat we alleen maar de prijs van de hoeves zullen opdrijven en dat we met de verkrotting van ons landbouwpatrimonium zullen blijven zitten. Ik vind het jammer.
De vraag om uitleg is afgehandeld.