Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik blijf het uit den treure herhalen. Natuurlijk zijn we het erover eens dat verplichte inburgering voor nieuwkomers een goede zaak is. Het is de beste manier om mensen te helpen om zo snel mogelijk hun plaats in de samenleving te vinden.
Maar we zijn het – en dat weet u ondertussen al – hoegenaamd niet eens over de manier waarop. De plannen die u hebt om de cursussen betalend te maken, om examens in te voeren die ook betalend zullen zijn, zijn voor ons compleet contraproductief, omdat het buitenland leert dat het enkel zorgt voor extra drempels. Wat ons betreft, zou deze regering beter bestaande drempels wegwerken, in plaats van er nieuwe op te werpen. Ik heb een schriftelijke vraag gesteld en uit het antwoord bleek dat er amper vooruitgang wordt geboekt wanneer het gaat over het voorzien van een toegankelijk en passend aanbod maatschappelijke oriëntatie (MO), een van de pijlers van het inburgeringstraject, voor mensen die vandaag al een inburgeringscontract hebben getekend.
Uw voorganger, minister Homans, had nochtans beloofd dat er tegen 2017 niemand meer op de wachtlijst zou staan. Dat blijken nu loze woorden, want in 2018 waren 1841 inburgeraars nog niet aan hun cursus MO begonnen wegens ‘geen passend aanbod’. Vandaag zijn er opnieuw 1764 die wachten op een gepast aanbod. Daarnaast kan net iets minder dan de helft, 45 procent, van de 700 inburgeraars die op ‘onbeschikbaar’ staan niet aan hun cursus MO beginnen omdat die onmogelijk te combineren valt met het werk of opleiding of de cursus Nederlands tweede taal (NT2). Dat wijst ook op de moeilijkheden die het agentschap heeft om zijn aanbod af te stemmen op de noden van de inburgeraars.
Mevrouw Homans weet het gebrek aan passend aanbod aan het feit dat sommige inburgeraars een zeer specifieke taal spreken en de moeilijkheid om een leerkracht te vinden die de cursus MO in die taal kan geven. Ook dat lijken de cijfers nu opnieuw tegen te spreken: als je kijkt naar de belangrijkste groepen van mensen op de wachtlijst MO wegens geen passend aanbod, dan gaat het over 218 personen die Arabisch spreken, 68 Koerdisch, 97 Spaans en 70 Turks. Dat zijn toch grote groepen die geen uitzonderlijk specifieke taal spreken.
We hebben, terecht, de mond vol van rechten en plichten, maar dat werkt in beide richtingen. Nieuwkomers hebben de verplichting om in te burgeren, wij hebben de verplichting om in aanbod te voorzien en dus te versterken.
Minister, welke stappen zult u zetten om in een passend aanbod MO te voorzien voor alle inburgeraars die een inburgeringscontract hebben getekend?
Op welke manier wil u het aanbod beter afstemmen op de noden van inburgeraars die vandaag in de onmogelijkheid zijn om een cursus MO te volgen omdat die niet te combineren valt met hun werk of opleiding?
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Goeman, laat mij u op mijn beurt feliciteren met uw blitzcarrière. U bent net in het parlement en bent al fractieleider. Dat gaat snel. Het is ook gevaarlijk, pas op. Ik wens u in elk geval veel succes. Het is een boeiende positie.
Wat uw vraag betreft, wil ik heel duidelijk zijn. Ik denk dat het Agentschap Integratie en Inburgering en de drie andere entiteiten die meewerken aan het inburgeringsbeleid voor een complexe uitdaging staan. Ik heb hen bezocht en vastgesteld dat er heel veel geëngageerde medewerkers zijn. Ze hebben een heel belangrijke taak. Ze staan in de frontlinie van het maatschappelijke debat. Hun taak bestaat erin mensen de tools te geven om zich in onze maatschappij te kunnen inpassen. Tegelijkertijd moeten die mensen ook kansen krijgen om als burger op een volwaardige manier bij te dragen aan onze samenleving.
We hebben daarvoor een traject gemaakt en een van de onderdelen is maatschappelijke oriëntatie. Het beleid moet erop gericht zijn om die mensen op korte termijn naar een cursus te leiden. Dat er vandaag zoveel wachtenden zijn – en daar hebt u gelijk in –, is voor mij niet aanvaardbaar. Dat kan niet. Het aantal mensen dat moet wachten om een cursus tijdig te kunnen volgen, is te groot. Het kan ook niet dat er veel inburgeraars niet naar de les kunnen komen omdat ze aan het werk zijn of in de Nederlandse les zitten. Het kan niet dat die twee zo slecht op elkaar zijn afgestemd. Dit moet worden aangepakt.
Een van de inzichten die ik de voorbije weken als kersvers minister heb ontwikkeld, is dat er heel veel werk is in het Agentschap Integratie en Inburgering. Ik heb daarom aan de regeringscommissaris van het agentschap een hele reeks vragen gesteld om een juist beeld te krijgen van de evolutie van het aantal wachtenden, maar dat is niet evident. Om een beter beeld te krijgen wil ik ook een visitatiecommissie in het leven roepen die de situatie zoals ze nu is, duidelijk in beeld brengt. Ik heb daarvoor al gesprekken gevoerd met de waarnemend directeur en de voorzitter.
U weet dat er een nieuwe directeur moet worden aangeworven. Op 1 december is er een transitiemanager aangesteld die zich onder meer zal bezighouden met de procesinrichting van de cursus, zodat het plannen en organiseren van de cursussen verder geoptimaliseerd wordt. Er komt een beter systeem om de inzet van de docenten te kunnen plannen.
Het agentschap zal meer inzetten op digitalisering. Er loopt onder meer een project rond ‘blended learning’, een combinatie van online en klassikaal leren. Ik heb zelf ook gewezen op de mogelijkheden van digitalisering. De manier van werken van het agentschap is eigenlijk niet echt modern – en dan druk ik me nog voorzichtig uit. Mensen moeten klassikaal een cursus maatschappelijke opleiding volgen op verplaatsing, en daarbij moeten hoog- en laaggeschoolden vaak samen les volgen. Er zijn toch modernere manieren om dat te doen. Er bestaan vandaag performantere methodes om die mensen informatie bij te brengen waarover zij vervolgens examen moeten afleggen, wat overigens nieuw is. Ik heb bij de medewerkers heel veel goede wil gezien, maar bij het management is er nog heel veel werk aan de winkel. Ik wil die uitdaging aangaan, maar ik beloof niet dat we dat op een-twee-drie in orde krijgen.
De cijfers die u noemt zijn inderdaad confronterend. Wanneer er wachtlijsten zijn van mensen die toch geen heel exotische talen spreken of talen waarover weinig mensen les kunnen geven, dan is dat een terechte kritiek, die ik ook deel. Het is mijn taak als minister om het agentschap de volgende vijf jaar naar een hoger niveau te tillen. Ik zeg niet dat dat mogelijk is in zes of acht maanden, maar ik beschouw het wel als een van mijn kerntaken.
Het agentschap heeft een geschiedenis. Er is een integratieproces geweest en er is de voorbije jaren werk verricht, maar we zijn er nog niet wat betreft de werking ervan; er ligt nog wel wat werk op de plank.
We moeten spreken over rechten en plichten, maar wanneer we aan mensen vragen om zich een aantal inzichten eigen te maken en we hebben een aanbod, dan moeten de mensen kunnen intekenen op dat aanbod en dat ook op een relatief korte termijn krijgen. Dat is in het belang van heel onze samenleving.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden. We zijn het erover eens dat het niet aanvaardbaar is dat er wachtlijsten zijn of dat mensen de verplichting niet gecombineerd krijgen met hun job of met een opleiding. Ik ben dan ook blij dat u vandaag erkent dat er een probleem is, zowel wat betreft het aanbod MO in verschillende talen als wat betreft de combinatie met werk en opleiding.
De situatie in het agentschap is inderdaad complex. We kennen allemaal de voorgeschiedenis, maar dat mag geen excuus zijn om er nu geen werk van te maken. Ik ben in die zin blij te horen dat u al een heel aantal stappen hebt gezet.
Wanneer u het hebt over de visitatiecommissie, gaat het dan over het hele agentschap of wordt er dan enkel gekeken naar het cursusaanbod? Ik hoor dat er ook een transitiemanager komt en dat u wilt nagaan hoe docenten beter kunnen worden ingezet. Wij zijn er zeker niet tegen dat de mogelijkheden van het digitale aanbod worden bekeken om van daaruit nieuwe pedagogische methodes te ontwikkelen.
Minister, ik ben het eens met uw conclusie dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij nieuwkomers om een inburgeringscursus te volgen. Daar zijn wij voorstander van, maar er ligt natuurlijk ook een grote verantwoordelijkheid bij u om het probleem dat zich vandaag voordoet, op te lossen. Ik hoor dat er stappen worden gezet, maar ik zal mijn taak als oppositielid blijven spelen om op te volgen of er de komende jaren daadwerkelijk schot in de zaak komt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
De discussie over de wachtlijsten is een steeds terugkerende discussie. Er is al herhaaldelijk uitgelegd dat het ook gaat over bepaalde inburgeringstrajecten die op dezelfde manier worden georganiseerd, waardoor het voor sommige mensen om allerlei redenen moeilijk is om deel te nemen aan dat traject. Men kan ons niet verwijten dat we daar niet in zouden investeren. Minister Homans heeft dat al gedaan en ook u zult dat opnieuw doen. Het is een van de prioriteiten en daar zal verder aan gewerkt worden.
Wat wij inderdaad vooropstellen, is dat er een inburgeringstraject op maat komt. Daarvan moet er werk worden gemaakt. Daarover zijn we het allemaal eens. De wachtlijsten moeten worden weggewerkt. Mensen die op een bepaald moment niet kunnen aanwezig zijn, moeten op een andere manier naar die cursus maatschappelijke oriëntatie worden toegeleid. Het is een soort van valse terugkerende discussie, waarvan er wel degelijk en zeker werk wordt gemaakt binnen deze Vlaamse Regering.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, ik wil geen discussie voeren over of het al dan niet een wachtlijst is. De cursus maatschappelijke oriëntatie is een oud zeer. Zowel over de inhoud van die cursus als over de manier waarop het aanbod precies gebeurt, werden er in het verleden al vragen gesteld.
Het is een goede zaak dat u zult bekijken hoe we die cursus op een meer moderne manier kunnen geven. In het nieuwe inburgeringsbeleid dat u zult voeren, 2.0, komen er natuurlijk facetten bij. Enerzijds zal het traject naar werk veel strikter in beeld komen. Daarbij zullen we nieuwkomers of mensen die een inburgeringstraject volgen sneller begeleiden richting een job of een opleiding die naar een job moet leiden. Maar er is natuurlijk ook uw vierde pijler, die ervoor zorgt dat die nieuwkomers ook een netwerk kunnen vormen, met buddytrajecten of stages. Dat zijn natuurlijk extra verplichtingen, extra verwachtingen die we bij die mensen leggen. Die zijn nodig, maar ze zullen de druk opvoeren om de combinatie met een job mogelijk te maken.
Het is echt belangrijk, wegens die bijkomende verplichtingen of eisen die we zullen stellen, dat we zowel de cursus NT2 als de cursus maatschappelijke oriëntatie op een andere manier invullen. Het is heel duidelijk dat we niet zullen rondkomen met de klassieke manier waarop dat nu gebeurt en dat het probleem alleen maar groter zal worden als we daar niets aan doen, gelet op die nieuwe zaken die er sowieso zullen bij komen.
Collega’s, het is heel belangrijk dat we de realiteit in de ogen kijken. Dat heeft niets te maken met stenen gooien, want daar houd ik niet van. We moeten naar de toekomst kijken. Maar we mogen onze kop ook niet in het zand steken. En daarom vind ik de vraag die u stelt, ook terecht. Het probleem is niet een probleem van middelen. We zullen de middelen zelfs uitbreiden. Als er vandaag ongerustheid is bij een aantal personeelsleden die daar contractueel werken, dan is dat een probleem van management, niet van middelen. Het is ook niet een probleem van betrokkenheid of engagement van de mensen die daar werken. Ik ben daar op de werkvloer geweest. Ik heb daar heel veel geëngageerde medewerkers gezien, mensen die echt het beste van zichzelf willen geven om nieuwkomers zo snel mogelijk onze taal bij te brengen en zo snel mogelijk de waarden en de praktijk van onze samenleving diets te maken. Zij willen dat absoluut. Ik heb veel respect voor de medewerkers die daar werken.
Maar er is een probleem van management. Als ik, als minister, cijfers of informatie opvraag, dan stroomt die niet accuraat en helder genoeg door. De interne knowhow binnen dat agentschap is niet sterk. Ik wacht nog altijd op een bepaald rapport van het Rekenhof. Ik zou dat graag krijgen. Er zijn daar dus toch dingen die we onder ogen moeten zien. Wachtlijsten alleen maar wegzetten als zijnde ‘het gaat hier alleen maar over mensen die bezig zijn op de werkvloer en daardoor die lessen niet kunnen volgen’ of ‘het gaat over exotische talen’, klopt niet. De aangehaalde cijfers zijn juist.
Het gaat over 97 mensen die Spaans spreken, 68 Koerdisch, 218 Arabisch en 70 Turks. Dat zijn substantiële groepen van talen waarvoor wij in principe voldoende mensen zouden moeten hebben die die lessen kunnen geven. En ongetwijfeld zullen daarin een aantal mensen zitten die al actief zijn op de arbeidsmarkt. Dat juichen we net toe, dat vinden we fantastisch. Het inpassen van het ene en het andere is daarbij niet gemakkelijk, zeker als je zeer klassikaal, ‘oldskool’ denkt. Maar ‘newskool’ moet dat toch op te lossen zijn.
Het moet toch mogelijk zijn om vandaag maatschappelijke oriëntatie te geven op basis van wat je op een tablet kunt vinden en dat dan ’s avonds in te studeren. Mijn schoonvader van 92 jaar heeft de voorbije twee jaar Engels geleerd via Duolingo en kan vandaag de BBC volgen. Mijn moeder van 80 jaar doet nu hetzelfde. Ze doen dat niet samen, hoor. Ze kunnen met Kerstmis niet met elkaar in het Engels praten. Maar als dat vandaag kan, dan moeten we nieuwkomers toch efficiënter onze taal en de basisinzichten in de fundamentele waarden van onze samenleving kunnen aanleren. Temeer omdat we nu beslist hebben om dat ook te examineren. Als iemand dus zegt dat hij dat thuis wil leren, dat examen wil afleggen en daarvoor zal slagen, desnoods met een paar extra lessen, dan moet dat toch mogelijk zijn?
We staan op dat vlak eigenlijk nergens, terwijl dat heel belangrijk is in onze samenleving. Inburgering en integratie is iets waar we veel over praten en waar we terecht veel belang aan hechten. Op het terrein valt daar nog ongelooflijk veel efficiëntiewinst te boeken. Als ik daar informatie over probeer los te krijgen, loopt dat stroef. Ik begrijp waarom dat niet gemakkelijk loopt. Ze zitten daar in transitie. Er is op dit vlak geen leidinggevend ambtenaar en er moet bijgevolg gewerkt worden met een transitiemanagement.
Er moet een rapport komen en we moeten ervoor zorgen dat we daar vooruitgang in boeken. Dat beschouw ik als een van mijn grootste opdrachten en ik denk ook dat daar de meeste winsten te boeken zijn. Beeld u in dat we erin slagen om dat efficiënter te organiseren, waardoor mensen die volgens ons regeerakkoord binnen de twee maanden door VDAB naar de arbeidsmarkt moeten worden geleid dat ook daadwerkelijk kunnen doen, ondertussen de Nederlandse taal leren en op een goede manier inzicht krijgen in ons maatschappelijk functioneren. Dan gaan we veel verder staan.
Ik ga u een voorbeeld geven, want ik wil toch uit de biecht klappen over wat mij frustreert. Vandaag zegt men: we moeten die lessen geven in ik weet niet hoeveel talen en we vinden niet altijd mensen die die heel specifieke talen spreken. Mensen komen uit Somalië, maar hier worden niet zomaar alle Somalische talen gesproken, dus moet er iemand gezocht worden die dat kan. Met de technologie van vandaag is het echter toch mogelijk om tien, twintig of dertig lessen op te nemen, zelfs op video, en door een vertaalbureau te laten vertalen. Daar moet dan één keer geld aan uitgegeven worden en het is voor altijd in die taal beschikbaar.
Voor alle duidelijkheid: we geven die lessen in de taal van die mensen, omdat ze nog Nederlands aan het leren zijn. Als je moet uitleggen wat bijvoorbeeld gelijkheid van man en vrouw in onze samenleving inhoudt, of vrijheid van meningsuiting, is dat heel moeilijk in het gebrekkige Nederlands dat ze op dat moment nog maar beheersen. Dan is het goed dat ze dat kunnen leren in een taal die ze goed beheersen. Vertaal dat dus één keer en je zult veel efficiënter aan de slag kunnen gaan. Ik vind dat de tijd op dat vlak soms heeft stilgestaan, dat men daar niet voldoende proactief, niet voldoende dynamisch bezig is. Ik wil dat veranderen. Ik ga daarvoor overleggen met dat transitiemanagement.
Nogmaals, in het verleden is daar veel werk geleverd. We komen uit een heel andere tijd. Er zijn grote stappen vooruit gezet. Ik kijk niet naar het verleden, ik kijk naar de toekomst. Maar ik wil wel een nulmeting. Ik wil wel weten waar we nu staan, omdat ik afgerekend wil worden, niet op het verleden, maar op het vandaag. Ik ga daar de volgende jaren aan werken, want ik vind dat heel belangrijk. Ik weet dat iedereen dat hier belangrijk vindt, maar we moeten dat wel nu doen. We mogen die kansen die zich nu aandienen om vooruit te gaan, niet laten liggen. En dan denk ik dat we met hetzelfde geld – want het is geen probleem van geld –, en met dezelfde mensen – want het is geen probleem van engagement bij de mensen –, maar met een andere filosofie, met een ander managementapproach en met een andere daadkracht, ver zullen raken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, u hebt het zelf gezegd, ‘you just need to get the job done’. Ik twijfel inderdaad niet aan de goodwill van het personeel van het agentschap. Ik denk dat u inderdaad gelijk hebt dat er wat het management betreft nog veel ruimte is voor verbetering. Dat zijn ook de echo’s die ik hoor.
Nu, het lijkt me iets te gemakkelijk om het alleen daarop te steken. Ik volgde het dossier toen natuurlijk nog niet van zo nabij op, maar ik meen me te herinneren dat daar in de vorige legislatuur toch veel mensen onder twijfelachtige omstandigheden zijn moeten vertrekken.
Kortom, ik kijk vooral uit naar dat rapport van het Rekenhof, dat ons een overzicht zal geven van wat er vandaag fout loopt bij het agentschap. Als die analyse echter eenmaal gemaakt is, moeten er natuurlijk stappen gezet worden. Dat heb ik al gezegd. Ik wou u gewoon nog kort even waarschuwen om niet door te schieten in die digitalisering. U zegt dat het u een interessante piste lijkt, maar ik wil toch even benadrukken dat niet iedereen vandaag mee is in die digitale samenleving en dat dat persoonlijk contact zeker in een ‘teaching context’ zeer belangrijk is, zeker als het gaat over de manier waarop onze samenleving functioneert. Dus om af en toe met video’s te werken, geen probleem, maar dat persoonlijk contact is voor ons cruciaal.
Ik herhaal gewoon tot slot: ik vind dat uw verantwoordelijkheid des te meer geldt, niet alleen omdat het verplicht is, maar ook omdat u het ook nog eens betalend zult maken. En het lijkt me toch te gek voor woorden dat men mensen laat betalen voor een service die niet wordt geboden. Ik reken dus op u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.