Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de aanpak van de Vlaamse Regering inzake een maatschappelijk debat over de toekomst van de Europese Unie
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, op 1 maart 2017 publiceerde de Europese Commissie het ‘Witboek over de toekomst van Europa’. Hierin schetst de Europese Commissie, met name commissievoorzitter Jean-Claude Juncker, vijf scenario’s die elk een vooruitblik geven op hoe de Europese Unie er in 2025 mogelijk zou kunnen uitzien. We kunnen natuurlijk niet ontkennen dat Europa zich in een crisissituatie bevindt. Voor het eerst heeft een belangrijke lidstaat, niet een stichtend lidstaat maar toch een belangrijke lidstaat met een belangrijke economie, zich bij referendum uitgesproken om uit de EU te treden. Maar er blijft toch nog altijd een crisissfeertje hangen, een ‘parfum de crise’ – dat is ondertussen een gevleugeld begrip in ons land.
Scenario 1 gaat ervan uit dat alles bij het oude blijft: de status quo, niet minder maar ook niet meer EU-bevoegdheden. Scenario 2 legt enkel de interne markt als gemeenschappelijk beleid voor: enkel één grote markt, enkel vrijhandel, geen EU-rol voor migratie of defensie, en ook geen versterking voor de eurozone. In scenario 3 kunnen lidstaten die verdere samenwerking wensen dan in scenario 1, dit doen. Dit houdt dus meerdere snelheden in, en een samenwerking tussen landen die verder willen gaan. Op de laatste informele top heb ik de Belgische eerste minister, samen met zijn collega’s uit Nederland en Luxemburg, horen pleiten om te komen tot een Europa met verschillende snelheden. Scenario 4 schuift naar voren dat de EU minder doet, maar wat ze wel doet, moet ze dan wel efficiënter doen. Dat is dus een eurorealistisch scenario: minder Europa en een efficiënter beleid op de kerntaken van Europa. Uiteindelijk is er het laatste scenario: alle lidstaten beslissen om veel meer samen te doen. Dat is de federale sprong: meer samenwerking op alle vlakken. Ik zal geen namen noemen, maar ik denk dat iedereen wel weet welke fractieleider binnen het Europees Parlement dit scenario steunt.
Het witboek is volgens Juncker het begin van een beslissingsproces waarbij de Europese Commissie samen met het Europees Parlement en de lidstaten een reeks debatten over de toekomst van Europa zal organiseren in steden en regio’s in heel Europa. Zelf ben ik lid van de het Comité van de Regio’s. Minister-president, u bent er ook lid van geweest. Ik weet dat dit geagendeerd staat op de eerstvolgende plenaire vergadering van het Comité van de Regio’s, waar ook eurocommissarissen en onderhandelaar Michel Barnier aanwezig zullen zijn en waar er een eerste debat zal worden gevoerd op het niveau van deelstaten, lidstaten, regio’s, maar ook van steden en provincies.
In het licht van de ‘Visie op de toekomst van de Europese Unie’, een visienota die door de Vlaamse Regering en uiteraard ook door ons wordt gesteund, heb ik enkele vragen.
Minister-president, wat is uw inhoudelijke reactie op het witboek van de Commissie? Ik denk dat u in het kader van het Europese semester volop bezig bent met onder andere het Vlaamse hervormingsprogramma. Volgens mij staat dit een van de komende weken op de agenda, zoals dat de voorbije jaren het geval was.
In hoeverre passen een of meerdere scenario’s in de visie op de EU van de Vlaamse Regering? En welke scenario’s passen absoluut niet in die visie?
U was in de hele discussie over de brexit zo wijs om de verschillende scenario’s voorop te stellen. Zo’n negen maanden later weten we welk scenario het geweest is. Misschien moet u ook hier proactief zijn en met de Vlaamse Regering kiezen welk scenario het meest ideale voor Vlaanderen zou zijn en dan uiteraard ook voor het federale niveau.
Wat is uw reactie op het format dat de Commissie aanreikt? In hoeverre is het volgens u aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, dan wel aan de lidstaten en de deelstaten, om te beslissen over de toekomst van de EU? We zitten dan natuurlijk met twee andere krachten: het communautaire en het intergouvernementele.
Hoe zal Vlaanderen als deelstaat die belangrijke bevoegdheden heeft op dat Europese niveau – waar er dan binnen België telkens afspraken over gemaakt worden – proberen te wegen op dit debat, dat ongetwijfeld ook op dat interfederale niveau zal worden gevoerd?
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, deze vraag is niet enkel voor Zeebrugge of Antwerpen belangrijk, maar voor alle havens en voor alle Vlamingen. Ze gaat over de toekomst van de EU. Dat is de schoot waarin ons hele politieke bestel zich op dit moment kan en mag ontwikkelen.
Omdat we daarover de laatste tijd heel veel vragen gehoord en gezien en gevoeld hebben, heeft de Europese Commissie de noodzaak aangevoeld om in het offensief te gaan en met een aantal scenario’s naar voren te komen. Het is goed dat zij zich niet in één of twee scenario’s heeft opgesloten, maar dat ze een heel breed palet van opties om te bediscussiëren naar voren schuift. Ze heeft nu eenmaal vastgesteld dat het debat woedt en dat het geen zin heeft om het niet aan te gaan. Ik vind het heel positief dat de Europese Commissie en de Commissievoorzitter, die daar dan het gezicht van is, met dit initiatief naar buiten komen.
De heer Vanlouwe heeft de context geschetst: brexit; het oplevende nationalisme in een aantal lidstaten, waardoor ze zich opnieuw tot de natiestaat gaan bekennen eerder dan tot een Europees verbond van staten en volkeren; een sterk wantrouwen bij de enen omdat Europa te ver weg is, en bij de anderen een wantrouwen omdat Europa hen veel te dicht op de huid zit; warme en bevroren conflicten aan de grenzen van Europa; het terrorisme dat ons vaak in het hart raakt omdat onze burgers er op de meest onverwachte plaatsen het slachtoffer van worden. Er is dus onzekerheid, er zijn vragen: waar moet het naartoe?
Het interessante is dat er een debat kan worden geopend op basis van heel wat scenario’s. In zijn voorwoord daarbij schrijft Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker dat er de komende maanden hierover in heel Europa een debat zal worden gevoerd, onder meer in het Europees Parlement en in de nationale parlementen. Ik denk dat wij ons hierdoor aangesproken moeten voelen. Dat debat zal er volgens Juncker ook zijn bij de lokale en regionale overheden, en in het maatschappelijke middenveld in de brede zin van het woord. Juncker richt een oproep tot alle krachten en alle politieke verantwoordelijken binnen de EU, om elk op zijn niveau dit debat te voeren.
Het nieuwe elan dat Juncker op die manier in het Europese project hoopt te krijgen, legt een belangrijke rol weg voor Europa en de inwoners. Dat is belangrijk.
We hebben met de Vlaamse Regering een aantal krachtlijnen en een visiedocument op Europa ontwikkeld. Dat is goed. Dat is in het parlement besproken. Er is een terugkoppeling geweest. Vlaanderen – het parlement en ook de regering – heeft als overheid voor een deel dit huiswerk gedaan. Maar de vraag zal nu zijn om het debat open te trekken, om veel mensen en organisaties mee in het debat te trekken.
De vraag is niet zozeer waar de Vlaamse Regering naartoe wil. Daarover hebben we inderdaad al iets gehoord. De vraag zal vooral zijn hoe we het middenveld daarin zullen betrekken. Onze middenveldorganisaties zijn lid van Europese koepels die ook het debat gaan voeren. In die zin kunnen we het belang daarvan niet onderschatten. Werkgevers, werknemers, consumenten, natuur- en landbouwverenigingen gaan niet alleen aan ons hun adviezen geven, zij gaan ook via hun koepels de Europese Commissie en het Europees Parlement bevruchten met hun inzichten. Ik hoop en ik dénk, zoals velen hier aanwezig, dat er tegen het einde van het jaar wat duidelijkheid kan komen en dat de koers waarop we verder moeten inzetten, dan meer gestalte gaat krijgen.
Minister-president, wat is uw visie ten aanzien van het witboek en de daarin uitgetekende vijf scenario’s?
Welke stappen zult u zetten om binnen de regering op grond van het witboek over de toekomst van Europa een debat te voeren en aanbevelingen te formuleren? Dit eventueel vanuit de tekst die tot stand is gekomen, die als basis kan dienen om een standpunt in te nemen.
Om de Europeaan dichter te betrekken bij de toekomst van de EU heeft de Commissievoorzitter ook een rol weggelegd voor het middenveld in de brede zin van het woord. Minister-president, op welke wijze zal u het maatschappelijke debat in Vlaanderen organiseren en stroomlijnen zodat hieruit aanbevelingen naar voren kunnen komen?
Zal de Vlaamse Regering een informatiecampagne over het witboek starten om de Vlaming bewust te maken over de rol die hem of haar is toebedeeld in dit grote denkproces?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega’s, dank u wel voor deze vragen naar aanleiding van de lancering van het witboek.
De Vlaamse Regering heeft niet gewacht op de lancering van een Europees witboek om een eigen visienota op de EU te ontwikkelen. We hebben die nota heel ruim verspreid. We zien dat er behoorlijk veel aandacht voor is in diplomatieke en academische kringen. We worden daar ook op aangesproken. Met die visienota hebben we een zekere voorsprong om aan het debat deel te nemen.
De Europese Commissie heeft niet gewerkt met een ‘executive order’, als ik dat woord mag gebruiken, maar met vijf mogelijke scenario’s, die illustratief zijn: er is geen keuze gemaakt. Het is de bedoeling een debat te starten en om een proces op gang te brengen. Tijdens de volgende vier maanden zal de Commissie nog vijf afzonderlijke discussienota’s opmaken en verspreiden, met name over: de sociale dimensie van Europa, het benutten van de mondialisering, de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU), de toekomst van de Europese defensie en de toekomst van Europa’s financiën.
Zonder al te veel in details te treden, wil ik toch zeggen dat de vier of de vijf scenario’s delen bevatten van onze visienota. Onze visienota spoort in mindere of in meerdere mate met vier van de vijf scenario’s. Niet met scenario 2. Dat scenario houdt het terugplooien op de interne markt in en staat het verst af van onze visienota. Scenario 3, over gedifferentieerde samenwerking, zit in onze visienota. Scenario 4 ook, dat heel concreet stelt dat we minder gaan doen, maar dan wel efficiënter, waarbij vragen worden gesteld bij een aantal onderdelen van het huidige Europese beleid. Denk aan minder regulering, wat wij ook bepleiten.
Uiteraard zijn er ook elementen uit scenario 1, dat zegt dat we doorgaan op dezelfde voet. Ook in onze visienota zitten elementen van continuïteit. Dan is er ook nog scenario 5, waarbij we pleiten om veel meer samen doen. Door het feit dat het illustratief is en dat er meerdere mogelijke scenario’s zijn, kunnen we niet zeggen dat onze visienota volledig met een van de scenario’s spoort. In meerdere of mindere mate zijn van de vier scenario’s die ik genoemd heb elementen terug te vinden in onze visienota. Scenario 2, het terugplooien op de interne markt, is een scenario dat het verst weg staat van de visienota.
We moeten voor ogen houden dat het op dit moment weinig zin heeft om gedetailleerd in te gaan op al deze scenario’s. Het is nu duidelijk dat het in de toekomst zal gaan over een combinatie ervan, zoals dat het geval is voor onze toekomstvisie op de EU. Voor de Vlaamse Regering is de toekomst van de EU heel belangrijk. Deze periode is cruciaal in de Europese geschiedenis, waarbij de EU in haar fundamenten belaagd wordt door heel wat crisissen. Voor het eerst in de geschiedenis verlaat een lidstaat de EU. Voor het eerst worden in verschillende lidstaten kiescampagnes gevoerd in het teken van een exit uit de EU. Een aantal crisissen in de Europese Commissie hebben geleid tot wantrouwen. Voor het eerst zeggen heel wat mensen dat er grote nadelen verbonden zijn aan het systeem zoals het nu bestaat. Denk maar aan sociale dumping en fiscale shopping.
Het is belangrijk dat we nu werk maken van een realistische benadering. In onze visienota leggen we een aantal klemtonen. Een ervan is het verdiepen van de interne markt. We hebben ervoor gepleit dat de digitale unie, de energie-unie en de transportunie beter zouden worden uitgewerkt. Een slagkrachtig handelsbeleid, daar hebben we het al over gehad in de marge van het brexitdebat. Het versterken van de buitengrenscontrole en van het Schengengebied is nodig wanneer de interne grenzen open zijn. Het aanpakken van sociale dumping en fiscale shopping is een van de elementen in onze visienota. Er is nood aan een sterker buitenlandbeleid van de EU, die een economische reus is op lemen diplomatieke voeten en ook inzake defensie niet sterk is. Meer samenwerking tussen de veiligheidsdiensten vinden we eveneens prioritair.
De tijd is nu niet rijp voor verdragswijzigingen of voor het voeren van grote institutionele debatten. We moeten integendeel op concrete punten aantonen wat de meerwaarde is van de Europese Unie voor de burger. De EU levert welvaart op, dat was ook te horen in het debat daarover in Nederland. De uittredende premier gaf aan welke invloed een exit van Nederland uit de EU zou hebben op de welvaart, de werkgelegenheid enzovoort. We hebben geen nood aan verdragswijzigingen, maar mogelijk wel aan verbeteringen die ertoe doen. Zoals in het plan-Juncker staat in onze visienota dat er een EU moet kunnen zijn met verschillende snelheden, zonder dat dit leidt tot een Europa ‘a la carte’. Als je deelneemt aan een versterkte samenwerking, doe je ‘the full monty’ mee en kan er geen keuzemenu binnen de versterkte samenwerking mogelijk zijn.
Overige randvoorwaarde voor een soepelere versterkte samenwerking is uiteraard dat ze altijd ‘open’ moet zijn en dus de toekomstige deelname van lidstaten die op een later tijdstip willen toetreden, mogelijk moet maken. Bovendien kan uiteraard nooit de essentie van de interne markt in het gedrang komen. De Commissie zal dus sterk over deze basisprincipes moeten waken.
Het witboek van de Commissie is maar één stap in een groter proces van deliberatie over onze gezamenlijke toekomst. Het is de bedoeling dat daar nu uitvoerig over gedebatteerd wordt. Ik heb al een paar keer, met enige nostalgie, gezegd dat ik stam uit de tijd van de Hendrik Brugmans Kringen, die in diverse Vlaamse gemeenten debatteerden over Europa. Dat debat wordt aan de basis niet of nauwelijks nog gevoerd. Ik ben blij dat dit parlement, en in het bijzonder deze commissie, actief werk maakt van een Vlaams Europees beleid. Ik ga ervan uit dat in de lijn van Verklaring 51 – destijds heb ik hemel en aarde bewogen om aan het Vlaams Parlement die subsidiariteitstoetsbevoegdheid te verlenen – dit parlement ook dat debat zal voeren. U bent dat aan uzelf en zeker aan uw kiezers verplicht. Wij zullen de geijkte kanalen gebruiken zoals DGE, maar ook ICBB of het Overlegcomité.
Mijnheer Vanlouwe, ik vind het goed dat de Commissie geen blauwdruk voorlegt, maar verschillende scenario’s voor debat. In het witboek wordt ook geen voorkeur gegeven, er wordt op hoofdlijnen ingegaan op de rol van de Unie in elk van de scenario’s. Er worden ook enkele pro’s en contra’s en praktijkvoorbeelden gegeven die er toch wel voor zorgen dat dit document als basis kan dienen voor het debat. Commissievoorzitter Juncker heeft ook duidelijk aangegeven dat er nu tijd en ruimte is voor een breed debat.
Het is mijn hoop dat op het einde van dit reflectieproces, tegen de Europese Raad van december 2017, niet alleen een scenario, maar ook een toekomstvisie het daglicht zal zien, waar we ons achter kunnen scharen. Het zou goed zijn dat die visie mobiliseert en perspectief biedt, maar die ook rekening houdt met de elementen waaraan we gehecht zijn: subsidiariteit, behoud van onze eigen democratie, eenheid in verscheidenheid, samenwerking waar dat een meerwaarde biedt en autonomie van de lidstaten en, in ons geval, van de deelstaten waar dat niet zo is.
De Vlaamse Regering neemt actief deel aan het interfederale debat en zal op die manier het standpunt van ons land hierover mee bepalen. We hebben het competitief voordeel dat we onze visienota hebben. We doen dat met het besef van het grote belang van de Europese Unie voor Vlaanderen. Onze welvaart is in grote mate afhankelijk van die ene interne markt. 70 procent van onze export gaat daar naartoe. Als je zou becijferen wat gesloten grenzen voor ons zouden betekenen, dan zou dat een ontstellend groot effect hebben. We zijn bij de drie meest geglobaliseerde landen ter wereld. Het zou een doemscenario zijn voor onze welvaart en voor onze economie. Er zouden tiendduizenden, zo niet honderdduizenden jobs kunnen sneuvelen.
We gaan deelnemen aan zoveel mogelijk debatten. Ik zal daar ook zelf initiatief toe nemen. Vooreerst zal ik op 29 maart deelnemen aan het debat in dit parlement met professor Koen Lenaerts, voorzitter van het Hof van Justitie. Op 10 mei zal ik ook aan het plenaire debat over de ‘staat van de Unie’ met de eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie, Frans Timmermans, deelnemen. Met diezelfde Europese commissaris heb ik tijdens ons onderhoud van 2 februari 2017 afgesproken om ook in Vlaanderen een Europese burgerdialoog te organiseren. Ik gaf het departement Buitenlandse Zaken de opdracht om het idee van een Europese burgerdialoog verder uit te werken in samenwerking met de communicatiediensten van de Commissie. Samen met Frans Timmermans kijk ik ernaar uit om actief in dialoog te kunnen treden met Vlaamse middenveldorganisaties, en zoveel mogelijk geïnteresseerde burgers en studenten van onze hogescholen en universiteiten.
Ik heb ook de uitnodiging van de burgemeester van Gent aanvaard om deel te nemen aan de Europese Stedentop die waarschijnlijk in mei 2018 zou plaatsvinden in het kader van het EUROCITIES-voorzitterschap van de stad Gent. Voorts heb ik ook vleva gevraagd om, voortbouwend op zijn werk in de aanloop naar de Vlaamse toekomstvisie op de EU, het toekomstdebat in Vlaanderen te blijven voeden, inclusief over de aangekondigde discussienota’s. Op 31 mei zal ik in elk geval zelf in debat gaan met de vleva-partnerorganisaties over de toekomst van de Unie. Dit is meteen de gelegenheid om het nieuwe samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Regering en vleva af te sluiten. In dat samenwerkingsakkoord zal vleva gevraagd worden om zichtbaarder te zijn in de Vlaamse samenleving, meer decentraal het debat over de EU te voeden en samen te werken met de vijf EU-directcentra in Vlaanderen. Voorts zal ik dit jaar ook ‘Flanders in Dialogue’ uitrollen. Momenteel lopen hierover gesprekken met vleva, Vzw 'de Rand' en De Warande. Het is de bedoeling dat we een conferentiereeks in Brussel opzetten voor een breed Europees en internationaal publiek. Dit lijkt me ook de ideale gelegenheid om deze expats beter te betrekken bij het beleid van de Vlaamse Regering en met name met betrekking tot deze dossiers die een duidelijke EU- of buitenlanddimensie hebben.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president ik dank u voor uw antwoord. We zagen in de media dat er verdeeld is gereageerd op het witboek van Europees Commissievoorzitter Juncker. Zo vond de hoofdeconoom van De Tijd dat hiermee een gevaarlijk spel werd gespeeld. Hij verwees naar het à-la-cartemenu dat op tafel werd gelegd door de Commissievoorzitter. Ik vond het ook niet altijd heel vrijblijvend. Tegelijkertijd werd er gewezen op een gebrek aan inspiratie. Het enige wat gebeurt is het oplijsten van vijf scenario’s, zonder dat daar veel creativiteit bij komt kijken. Het voordeel is inderdaad dat er geen blauwdruk werd opgelegd. Niets wordt van bovenuit opgelegd, wat in het verleden in Europa misschien te vaak is gebeurd. Misschien is het ook positief ten aanzien van de eurorealistische aanhang in Europa dat er een scenario mogelijk is van minder Europa, maar met verdieping, een verbetering en een efficiëntere werking op beperkte domeinen. De Vlaamse Regering heeft op dit stuk inderdaad al proactief werk verricht met de EU-visienota die we het voorbije jaar hebben besproken. We weten ondertussen ook dat er op het federale niveau gekozen wordt voor een Europa met verschillende snelheden. Dat is een systeem dat al bestaat in Europa: we kennen Schengen en de eurozone. Sommige EU-lidstaten maken deel uit van de Schengenzone, andere maken daar geen deel van uit. Hetzelfde geldt voor de eurozone. Met de keuze van ons land voor een Europa met verschillende snelheden, kunnen we ervan uitgaan dat we met een ‘coalition of the willing’ die gebaseerd is op de essentie van de interne markt, wordt samengewerkt. De interne markt zorgt voor welvaart, niet enkel in ons land maar ook in Oost-Europese lidstaten, waar het welvaartsniveau gestegen is doordat ze ook de vruchten geplukt hebben van die interne markt.
Het kan natuurlijk ook niet zijn dat men aan cherrypicking gaat doen en enkel kiest voor de mooie stukjes van Europa. Wanneer men meedoet, moet men meedoen, maar lidstaten kunnen misschien kiezen of ze later al dan niet toetreden tot dat verhaal.
Minister-president, u hebt ons ertoe aangezet gebruik te maken van de subsidiariteit. We kennen verklaring 51 van het Verdrag van Lissabon, waarbij een deelstaatparlement, ons Vlaams Parlement, wordt aangezien als een component van het nationale parlement. We gaan dus op hetzelfde niveau staan op het vlak van de subsidiariteit. Die subsidiariteit is dan ook niet het meest evidente systeem. In artikel 5 van het Verdrag van Lissabon is voorzien dat een gele of oranje kaart kan worden getrokken. Een lidstaat die bezwaren heeft, moet inderdaad een bepaalde meerderheid zoeken. Dat kan worden overruled. Ik heb er ooit vragen over gesteld, en het blijkt dat dat systeem van subsidiariteit in Europa op enkele handen te tellen is. Maar we moeten onszelf op de borst kloppen. Het kan ook beter bij ons, het kan beter op het federale niveau en in andere deelstaten, maar ook in andere lidstaten, omdat er een bepaalde complexiteit is en een mogelijkheid tot overrulen door de Europese Commissie.
In het Vlaams Parlement hebben we al een subsidiariteitscongres georganiseerd, waar niemand minder dan EU-commissievicevoorzitter Frans Timmermans is komen praten, en ook de voorzitter van het Comité van de Regio’s omdat die regio’s belang hebben bij de zoektocht naar het juiste niveau. Dan duiken er verhalen op. Misschien zal het wat minder zijn dan de gele of rode kaarten. Het Verenigd Koninkrijk zei: ‘Waarom niet een rode kaart trekken wanneer er een initiatief van Europa op ons afkwam?’ Daartegenover staat de vraag: waarom niet een groene kaart trekken om als lidstaat aan Europa een signaal te geven waarom er geen initiatief wordt genomen?
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord, en met het feit dat de Vlaamse Regering bijzonder proactief werkte met de EU-visienota en met de stelling die u hier hebt verdedigd dat we zullen gaan naar een Europa met verschillende snelheden, uitgaande van de essentie van de interne markt.
De heer Kennes heeft het woord.
Het debat over de nota zelf wil ik vandaag niet voeren. Ik ben wel tevreden met uw antwoord, minister-president, omdat ik voel dat u dat debat mee wilt aangaan in het Vlaams Parlement en op andere plaatsen in Vlaanderen. U wilt ook initiatieven van het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (vleva) mee ondersteunen. U hebt naar de drie fora verwezen en gezegd dat vleva daarmee verder gaat. Voor vleva is het inderdaad een uitdaging om dat debat meer decentraal te brengen in Vlaanderen. In Duffel kennen we hen, maar in Vlaanderen moet het debat wat verder van Brussel ook worden gevoerd. Ik ben ervan overtuigd dat vleva daar een belangrijke rol in kan spelen om dat debat aan te zwengelen. Via hen kan dit debat met de minister-president en andere politici en belangrijke Europese leiders daar waar het hoort, dicht bij de mensen in Vlaanderen, worden gebracht.
Er zijn data naar voren geschoven voor afspraken die wij als parlement niet mogen missen. De commissievoorzitter wil het Europese debat ook naar hier brengen. Daarin hebben we hem altijd gesteund. U hebt terecht gezegd dat de visienota van de Vlaamse Regering niet in een van de vijf sporen kan worden ingepast. Het is niet zo dat de Vlaamse Regering voor 1, 3 of 5 kiest. U hebt terecht gezegd dat er elementen in zitten die ergens in de verschillende sporen aansluiting vinden. Dat maakt het net iets rijker. We moeten het debat heel intelligent verder voeren. Er is veel goede wil bij de Vlaamse Regering en zeker ook in het parlement om dat debat op vele plaatsen in Vlaanderen te voeren.
Mevrouw Turan heeft het woord.
De voorzitter heeft ons vorige week het witboek toegezonden. Ik heb het ook ontvangen, maar ben er nog niet volledig door. Er zijn inderdaad een aantal scenario’s. Los van de inhoud is het proces hier heel belangrijk. Europa zit in een crisis, dat weten we allemaal. We moeten er het momentum van maken om er een positieve draai aan te kunnen geven. We horen heel veel jonge mensen vragen: ‘Hebben ze ons gevraagd om in Europa te zitten?’ Anderen zeggen: ‘Europa moet dit en dat doen.’ Het feit dat we het debat aangaan en het proces goed uitstippelen, is bijna even belangrijk als het eindpunt waar we zullen komen.
Minister-president, u bent met Europa bezig. In het regeerakkoord stond ook al hoe belangrijk het is dat we Europa dicht bij Vlaanderen halen. U hebt enkele data opgesomd van plaatsen waar u gaat spreken en debatteren. Maar we moeten het breder trekken dan de persoonlijke momenten waarop u of wij gaan spreken. Ziet u het eigenlijk niet zitten om met de minister van Onderwijs af te spreken dat debat ook in de scholen bij de laatstejaars te voeren? U kunt het ook met de steden bekijken, want er zijn verschillende burger- en stedelijke initiatieven. Moeten we het daar ook niet bespreken? Als we Europa willen doen slagen, moeten we daar vooral veel draagvlak voor creëren. Dat draagvlak is vandaag aan het afzwakken, wat aan extremisten de vrijheid geeft om ermee te doen wat ze willen.
Vleva kan het initiatief nemen en dat is oké. Dat heeft al initiatieven genomen naar steden in het kader van de brexit. Ik blijf wel op mijn honger zitten inzake dat proces. Ik wil u echt vragen om uit te zoeken hoe uitgebreid we dat kunnen houden, hoeveel mensen we ermee kunnen bereiken. Uiteraard heeft de Vlaamse Regering een visienota, maar het gaat me daar niet om. Over de nota’s die er nog gaan komen, zal goed worden nagedacht met de Vlaamse diensten en met uw ambtenaren, maar ik zie hier een opportuniteit om het breder te trekken. Dat zie ik vandaag niet in uw antwoord.
Vergeef me mijn gebrekkige dossierkennis, want ik ben even stand-in voor mijn collega. Minister-president, u gaf een goed antwoord. Samen met u betreur ik dat de thematiek niet meer leeft op de vloer in Vlaanderen of in intellectuele kringen. Het is tot de ‘politique politicienne’ gaan behoren en beroert te weinig de gemoederen des volks. U verwees zelf naar de Brugmann Stichting. Is Europa nog een thematiek die leeft in Vlaanderen? Kunnen we dat aanwakkeren en sensibiliseren?
Als we alleen discussiëren over het institutionele kader van Europa – de vijf scenario’s enzovoort – riskeren we dat het ook geen levendig project meer is voor de toekomst, dat het iets is wat de harten en geesten van mensen niet beroert. Het institutionele is meestal niet de drijvende kracht om een debat te voeren. De vraag is of op die Europese agenda niet ook andere, vooral economische elementen ter sprake moeten komen – u noemde de democratie – en ook de interne democratie in Europa. Ik denk ook aan fiscale afspraken, inkomensherverdeling en sociale zekerheid. Dat is trouwens een van de vijf nota’s die de commissie belooft over de sociale toekomst en dimensie van Europa. We mogen er niet alleen een institutioneel-economisch project van maken, maar ook een project dat nog meer dan vandaag – zonder te kiezen voor een van de vijf scenario’s – bepalend is om de rechtvaardigheid en kwaliteit van Europa te versterken.
Minister-president, ik hoop dat u niet alleen nu het debat voert, maar straks ook met de vijf nota’s van de Commissie, die verbredend zijn ten opzichte van de huidige bevoegdheden van Europa. Dat debat is een noodzaak om meer belangstelling en warmte voor Europa los te maken in Vlaanderen.
Het witboek geeft misschien een aanleiding om het Europese verhaal opnieuw te beschrijven en te dragen. De impact van Europa op het dagelijkse leven is enorm groot, alleen beseffen we dat zelf te weinig. In die zin is daar misschien een rol weggelegd voor het parlement in samenwerking met de regering, maar toch voornamelijk voor het parlement als vertegenwoordiger van de burger. We kunnen dat eens bekijken in een regeling der werkzaamheden.
Ik zeg dat omdat de positieve gevolgen van het samenzijn in Europa als evident worden beschouwd en omdat de minder prettige aspecten van de Europese samenwerking uiteindelijk de zondebok worden van – ik druk mij zacht uit – te weinig dappere beleidslieden in onze landen of deelstaten. Dat aspect moeten we toch eens bekijken.
Hoe we dat vorm moeten geven is een ander verhaal. Kan het met een heel eenvoudige beschrijving gaande van ‘Zou u graag weer peseta's omwisselen om in Spanje een pintje bier te kopen?” tot ‘Wist u dat wat op uw verpakking staat en goed is voor de gezondheid, uiteindelijk voor heel Europa hetzelfde is?’? Dat zijn zaken die we duidelijk moeten maken. We bespreken dit uiteraard beter eerst in het Bureau en in de commissie om te reflecteren over hoe we dat kunnen doen. Het parlement kan dat dan uitdragen, zeker gegeven het feit dat het Vlaamse niveau een belangrijk deel van die directe bevoegdheid heeft.
Ik neem mij voor dat het pand aan de overkant dat veeleer institutioneel bekijkt. Wij kunnen dat misschien praktisch bekijken. Ik maak deze reflectie nadat ik hoor wat de collega's hier naar voren brengen. Men mag gerust kritisch zijn over de consumptie zoals die vandaag bestaat. Als je de zaken die verbeterbaar zijn niet wilt zien, dan loop je in dezelfde negatieve piste die weinig dappere beleidslieden Europa als een soort zondebok gebruiken: het zijn niet wij die dat willen, het is omdat die zondebok ons dat oplegt. We moeten er geen tekening bij maken, we kennen voorbeelden genoeg.
Deze bemerking wil ik toch even maken in de rand zonder dat die een antwoord behoeft. Het is wel een oefening die vanuit een parlementaire reflex, als vertegenwoordiger van de burger, zeker aandacht verdient, los van het werk dat we in de commissie doen. We hebben toch al enkele stappen vooruit kunnen zetten om de directe invloed van Vlaanderen binnen zijn beleidsdomein naar Europa de juiste plaats te geven. Deze randbemerking wil ik toevoegen aan de terechte bedenkingen en uw zeer geapprecieerde antwoord, minister-president.
Voorzitter, ik ben het heel erg met u eens. Sommigen zeggen dat het debat weg is, maar dat is niet juist. Het debat leeft ongelooflijk. Als je kijkt naar de sociale media, dan is er nog nooit zoveel debat geweest. Ook de emotie is niet weg. Er is heel veel emotie. Het is niet het streven van de jaren 50,60 of 70 pro Europa, nu is het een aversie en een zich afzetten tegen Europa, soms met foute argumenten en cijfers, maar ook met een aantal terechte bekommernissen.
Waar absoluut geen behoefte aan is, is de politieke klasse die nog eens vanuit een vermeende ‘moral highground’ de mensen de les gaat lezen en zegt dat ze er niets van snappen. Voorzitter, ik denk inderdaad dat je met heel praktische voorbeelden moet komen. Denk de Europese Unie weg. Wat zijn dan de praktische consequenties? Men moet de mensen ernstig nemen. De keuze om de unie te verlaten, kan een valabele keuze zijn, maar heeft wel gigantische consequenties, die men erbij moet nemen. Op die ernstige manier moet het debat worden gevoerd. Dan ben ik ervan overtuigd dat het gezond verstand zal zegevieren. Nog eens een campagne voeren van bovenaf met veel poeha die bijna een soort ritueel wordt, bijna een soort religiositeit heeft en zegt ‘Hoe durft men tegen de Europese constructie te zijn, jullie idioten’, zal heel weinig effect hebben. Dat zal alleen de overtuigden nog eens overtuigen. (Opmerkingen van Güler Turan)
Het komt er heel dikwijls op neer. Ik heb soms de mogelijkheid om in de Europese instellingen rond te lopen. Het is daar unisono. U kunt zich het discours dat u daar hoort niet voorstellen. Het is een eenvormig discours. Als je dan kijkt naar de verkiezingsresultaten, dan vraag je je af waar al die mensen zitten die zo tegen zijn in de Europese instellingen. Je vindt er geen enkele, hetzij hier en daar iemand volledig in de periferie, compleet gemarginaliseerd. Ik zeg dat vanuit een democratische bekommernis en omdat ik denk dat de Europese Unie in essentie heel veel goede dingen in zich draagt.
Vergelijk het met andere continenten en kijk hoe men dit in Afrika en Zuid-Amerika probeert te kopiëren. De Russen proberen een soort Sovjet-Unie te herstellen, maar dat lukt allemaal niet. Bij ons lukt het nog redelijk. Dat is een unieke prestatie, maar je moet er heel voorzichtig mee omgaan. Het is onmiskenbaar zo dat de constructie nu in handen is van mensen die lappen om de oren geven van wie kritische vragen durft te stellen. Dat is niet de manier om ermee om te gaan. Op die manier breng je net de hele constructie in gedrang. Net op de praktische consequenties wijzen, lijkt mij een efficiënte manier om het debat verder te voeren.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dit een heel goede gedachtewisseling en ik wil alle leden daarvoor bedanken.
Het is zeer goed – dat is ook de teneur van wat heel leden hebben gezegd – dat de Europese Commissie niet met één scenario komt, niet zoals wij met één visie komt. Het is goed dat ze verschillende scenario’s voorlegt, want anders breng je geen debat op gang. Als dat niet het geval was, zou je meteen de reflex krijgen waar de heer Van Overmeire naar refereert: het is weer eens in Brussel beslist en het is ja of neen, het is slikken of niet. Nu gaat men eigenlijk heel breed met alle mogelijke scenario’s. Dat schept inderdaad de mogelijkheid tot debat, dat naar mijn mening ook een noodzakelijk debat is.
Het verschil met onze visienota is duidelijk. Wij gaan uit van een inhoudelijke visie, terwijl dit vooral institutionele scenario’s zijn, waarbij men ofwel niets doet, ofwel op dezelfde koers blijft, ofwel afbouwt, ofwel meer doet, ofwel à la carte kaart werkt enzovoort. De scenario’s maken nog niet meteen inhoudelijke keuzes. Wij kijken wel hoe in hoeverre een en ander spoort. Ik hoop dat het debat dat nu op deze manier wordt aangetrokken, uitmondt in een gedragen visie. Eindigen en zeggen: ‘we kiezen voor dit of dat scenario’, is weinig wervend.
Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat het debat zo breed mogelijk moet worden gevoerd. Ik sta uiteraard open voor debatten in het onderwijs. Ik ben trouwens al naar het Europacollege geweest voor een internationaal publiek. Dat was een boeiende gedachtewisseling. Laatstejaarsscholieren uit alle mogelijke scholen komen ook heel zeker in aanmerking. Ik doe dat ook met het middenveld. Ik heb het al gedaan met het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (vleva). Het is mijn wens dat we erin kunnen slagen dat vleva meer decentraal kan werken, meer op het terrein zou kunnen komen dan alleen maar in Brussel, hoe goed de beoordeling ook is. De beoordeling van vleva is bij het middenveld, de actoren heel goed. Men is heel tevreden over de aanpak.
Het staat u uiteraard vrij om te doen wat u denkt te kunnen doen. In onze visienota roepen we ook op tot parlementaire debatten. Het is niet aan mij om daar een initiatief in te nemen. Ik geef alleen mee dat de visienota ondertussen niet alleen integraal naar het Engels maar ook naar het Frans en het Duits is vertaald. Ik heb die nota niet verstuurd naar andere parlementen, niet naar deelstaatparlementen, maar wel naar de Europese parlementsleden omdat die natuurlijk de regelgever zijn. Er zijn er heel veel verstuurd, allemaal digitaal, behalve naar een aantal diplomatieke contacten waar het een hard copy is geworden. Het staat u uiteraard vrij om daar gebruik van te maken als basis voor het debat, zonder dat dit daarom een nota is die door elk lid van dit parlement wordt gedeeld. Het kan ook een kapstok zijn om eventueel in dialoog te gaan. We staan open om daaraan mee te werken, zonder in te breken in de autonomie van dit parlement.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.