Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed

vlaggen internationaal

Vlaanderen in Europa en de wereld

Vlaanderen moet zich als kleine en dichtbevolkte regio economisch staande zien te houden in een almaar meer globaliserende wereld. Het heeft wel een grote troef. Sinds vijfentwintig jaar heeft Vlaanderen de bevoegdheid om een zelfstandig buitenlands beleid uit te bouwen en een betekenisvolle rol te spelen op het internationale toneel. ‘Vlaanderen zal internationaal zijn, of niet zijn’. Dat vormde het leidmotief voor de Commissie voor Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden om zich grondig te beraden over de planning van haar werkzaamheden tijdens de legislatuur 2014 – 2019.

Een eerste resultaat van het werk van de commissie was een eenparig goedgekeurde missieverklaring. De commissie stelde daarin dat zij haar werking impactvol wilde maken door in te zetten op een efficiënte en doeltreffende invulling van het klassieke parlementaire werk, in nauw contact met het werkterrein, door werkverplaatsingen af te meten op hun toegevoegde waarde, met een parlementair vervolgtraject, en door invulling te geven aan oordeelkundige parlementaire diplomatie.

De commissie bracht een en ander in praktijk door de vinger aan de pols te houden op het terrein, bij de Vlaamse diplomaten. Door beperkte delegaties uit te sturen was het mogelijk om binnen het beschikbare budget werkbezoeken te brengen aan alle Algemene Afvaardigingen van de Vlaamse Regering. Die dertien Afvaardigingen staan in voor een kerntaak van het Vlaamse buitenlands beleid, namelijk het behartigen van de Vlaamse belangen in het buitenland. Ze onderhouden politieke betrekkingen in de EU, met overheden in het buitenland en in tal van internationale organisaties.

Op basis van de bevindingen bij deze buitenlandse werkbezoeken werkten vijf leden, zowel van de meerderheid als van de oppositie, een voorstel van resolutie uit met aanbevelingen. Met de resolutie gaven ze uitvoering aan de missieverklaring van de commissie om de internationale strategie van Vlaanderen in Europa en in de wereld te versterken.

Een omgevingsanalyse vormde de basis van de resolutie. Daaruit bleek onder meer dat de slagkracht van Vlaanderen in het buitenland in grote mate afhangt van de inzet en de kwaliteit van de Vlaamse vertegenwoordigers, zowel op het gebied van de diplomatie als van de handel en het toerisme. De commissie formuleerde negen aanbevelingen en uitdagingen voor de toekomst aan de Vlaamse Regering. In eerste instantie bevelen de commissieleden aan bij de federale overheid en de andere deelstaten aan te dringen de verouderde samenwerkingsakkoorden en de achterhaalde protocollijst op korte termijn te actualiseren. Op die manier kunnen de Vlaamse diplomatie en de regeringsleden van de deelstaten op een correcte manier worden ingeschaald op het buitenlandse forum. Verder hielden ze een pleidooi om verder in te zetten op samenwerking tussen de federale overheid en de andere deelstaten om het Vlaamse buitenlandse beleid te optimaliseren, met respect voor ieders bevoegdheden. Op het vlak van parlementaire diplomatie pleitten ze ervoor de krachten te bundelen en de parlementaire diplomatie bij het buitenlandse beleid te betrekken. Dit met het oog op een zo groot mogelijke impact en maximale resultaten voor het Vlaamse buitenlandse beleid.

De plenaire vergadering nam het voorstel van resolutie betreffende de internationale strategie van Vlaanderen in Europa en de wereld eenparig aan. En dezelfde eensgezindheid was er later ook over een aanvullend voorstel van resolutie. Naderhand lag de resolutie aan de basis van twee publicaties van het Vlaams Parlement: de brochure ‘Vlaanderen in Europa en de wereld’ en de Engelstalige versie ‘Flanders in Europe and the world’. Deze publicaties lijsten voor het eerst alle mogelijkheden, instrumenten en netwerken op waarover Vlaanderen beschikt om een politieke rol van betekenis te spelen op het internationale toneel, niet in het minst binnen het Europese kader. De uitgave schenkt ook bijzondere aandacht aan de rol die het Vlaams Parlement en de Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed hierbij kunnen en moeten spelen.

CETA

Vlaams Parlement keurt als eerste CETA goed

Canada is een belangrijke handelspartner voor de Europese Unie en bovendien een belangrijke bestemming voor Europese investeringen. De Brede Economische en Handelsovereenkomst, in het Engels Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) zorgt voor een liberalisering van de handel in goederen en diensten. De overeenkomst maakt  een einde aan het betalen van douanerechten bij de handel tussen de EU en Canada.

De onderhandelingen over CETA begonnen al in 2009, onder de toenmalige eurocommissaris voor Handel Karel de Gucht. Begin 2016 raakten de Europese Commissie en de Canadese regering het eens over een nieuwe regeling voor het beschermen van investeringen en het beslechten van geschillen. Het was de bedoeling dat de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement zich nog voor het einde van 2016 zouden uitspreken. Door bezwaren van Wallonië werd de goedkeuring echter uitgesteld. Die bezwaren gingen vooral over het arbitragesysteem voor het regelen van geschillen tussen bedrijven en overheden. Na twee weken van intense onderhandelingen werden de bezwaren grotendeels weggewerkt. Ook in het Vlaams Parlement was er intussen discussie over CETA, bij de bespreking van twee voorstellen van resolutie van de oppositie en van de meerderheidspartijen.

Uiteindelijk is het akkoord op 21 september 2017 grotendeels in werking getreden. De bepalingen over de handel in financiële diensten en over conflictbeslechting, zoals de oprichting van een investeringshof voor het beslechten van geschillen (Investment Court System of ICS), treden pas in werking als alle lidstaten CETA hebben geratificeerd.

De voorstanders van CETA voeren aan dat dit handelsverdrag voor economische groei en meer werkgelegenheid zal zorgen. Het verdrag stuitte echter ook op tegenstand, van onder meer ngo's, consumenten- en boerenverenigingen. Zij hebben onder meer kritiek op het mechanisme dat buitenlandse investeringen moet beschermen. Volgens boerenorganisaties heeft het akkoord negatieve gevolgen voor de Europese varkens- en rundvleesexport.

Ook in België en in Vlaanderen waren er protesten tegen CETA. Zo hebben meer dan 16.000 burgers een verzoekschrift ondertekend en ingediend bij het Vlaams Parlement. De Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed behandelde het verzoekschrift en besprak het onder meer in een hoorzitting met de eerste ondertekenaar.

Het Vlaams Parlement keurde uiteindelijk  het ontwerp van decreet houdende instemming met CETA goed als eerste parlement in België. Dat gebeurde na een omstandig debat, zowel in commissie als in de plenaire vergadering, waarbij de pro’s en contra’s nog eens uitgebreid de revue passeerden. Uiteindelijk stemden de meerderheidspartijen voor en de oppositie tegen.

Ook na de goedkeuring zorgde CETA nog voor discussie. Er volgden een voorstel van resolutie en actuele vragen over het standpunt van het Europees Hof van Justitie over de vraag of de investeerder-staatgeschillenregeling in CETA wel verenigbaar is met de Europese verdragen. 

Zowel voor als na de goedkeuring van het instemmingsdecreet, leverde CETA ook stof voor diverse vragen van Vlaamse volksvertegenwoordigers.

wapenhandel

Een verbeterd Wapenhandeldecreet

De goedkeuring van het Wapenhandeldecreet op 15 juni 2012  betekende een mijlpaal. Voor het eerst tekende Vlaanderen een eigen kader uit voor de buitenlandse wapenhandel. Vlaanderen kreeg die bevoegdheid al in 2003, maar oefende die aanvankelijk uit op basis van een federale wet van 1991. Na de inwerkingtreding van het Wapenhandeldecreet zijn een aantal tekortkomingen opgedoken. Sommige bepalingen bleken ook onvoldoende werkbaar op het terrein. De Beleidsnota Buitenlands Beleid,     Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking 2014-2019 kondigde  dan ook een onderzoek van een   bijsturing   van het Wapenhandeldecreet aan.

Het Departement Buitenlandse Zaken organiseerde een uitgebreide consultatieronde om alle belanghebbenden een stem te geven in die optimalisatie-oefening. De bevindingen van die consultatie maakten deel uit van een conceptnota, die de Vlaamse Regering op 27 november 2015 goedkeurde. De conceptnota vormde het onderwerp van een tweede consultatieronde en leidde tot de indiening van een ontwerp van wijzigingsdecreet bij het Vlaams Parlement.

Het gaat niet om een fundamentele revisie, maar om een rechtzetting van een aantal inhoudelijke lacunes en de aanpassing van onderdelen die in de praktijk niet doeltreffend zijn gebleken. 

De meest ingrijpende wijziging is de hervorming van de controle op doorvoer. Het nieuwe decreet breidt deze controle uit naar het transport van wapens en militair materiaal door Vlaanderen zonder dat ze hier overgeladen worden. Dat maakt het mogelijk om effectiever op te treden tegen illegale wapentransporten. Tegelijk is er een versoepeling van de verplichtingen voor doorvoer naar ongevoelige landen, zoals bijvoorbeeld EU-lidstaten. Dat zorgt voor een vermindering aan administratieve lasten zonder aan controle in te boeten. 

Een andere belangrijke wijziging is de grotere transparantie over de toepassing van het Wapenhandeldecreet. Het nieuwe decreet verankert de ruimere rapportering aan het Vlaams Parlement die tijdens deze legislatuur al werd toegepast en benadrukt de voortrekkersrol van Vlaanderen op het vlak van transparantie. 

De meest opvallende nieuwigheid voor de buitenwereld is wellicht dat de Vlaamse Regering algemene beperkende maatregelen kan aannemen. De Vlaamse Regering krijgt de bevoegdheid om voor een bepaalde periode alle uitvoer van wapens en militair materiaal naar een bepaald land te verbieden, als ze oordeelt dat die uitvoer in strijd is met het Wapenhandeldecreet. Op die manier kan de Vlaamse Regering zelf optreden wanneer een wapenembargo op het niveau van de Verenigde Naties of de EU gerechtvaardigd lijkt, maar om politieke redenen niet waarschijnlijk is. Deze wijziging vloeit voort uit de resolutie van 9 maart 2016 betreffende de situatie in het Midden-Oosten en de handel in strategische goederen vanuit Vlaanderen naar die regio. De resolutie roept op om tijdelijke handelsbeperkende maatregelen juridisch mogelijk te maken voor militaire goederen en ander voor militair gebruik dienstig materiaal voor een specifieke categorie van landen waartegen geen internationaal embargo is uitgevaardigd, maar waar de mensenrechten op flagrante wijze worden geschonden of die betrokken zijn bij een gewapend conflict.

Nog voor de behandeling in het parlement hadden leden van de sp.a een conceptnota voor nieuwe regelgeving betreffende een transparanter beleid met het Wapenhandeldecreet ingediend. In opdracht van de Commissie voor Buitenlands Beleid deed het Vlaams Vredesinstituut onderzoek naar bestaande goede praktijken in verband met de regelgeving en het vergunningsbeleid voor handel in militair materieel in de EU. Over de studie 'Vlaamse Wapenexportcontrole in Europa: het complexe vraagstuk van Europese harmonisering' en het bijhorende advies vond een gedachtewisseling plaats in de commissie. Het Vredesinstituut kreeg daarna ook de opdracht om een vergelijking te maken van de diverse vergunningsstelsels in België, wat leidde tot de studie ‘Wapenexportcontrole in België. Gelijkenissen en verschillen’. De parlementaire behandeling van het ontwerp van decreet, met onder meer een hoorzitting, mondde op 21 juni 2017 uit in de goedkeuring in plenaire vergadering.

toerisme kust

Een nieuw Logiesdecreet

In Vlaanderen overnachten jaarlijks miljoenen toeristen in duizenden logies (hotels, B&B’s, hostels, vakantieparken, vakantiewoningen ...) Het Logiesdecreet garandeert voor al deze toeristen veiligheid en basiskwaliteit en biedt een wettelijk kader aan de uitbaters. Dat decreet dateerde al van 2008 en het liet logiestrekkers niet of onvoldoende toe om in te spelen op nieuwe tendensen en aanbodvormen. Een aanpassing van de decretale regels was dan ook nodig.

Het parlementair traject startte met een gedachtewisseling en een hoorzitting over het evaluatierapport van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies. Dat decreet had voor een kwaliteitsverhoging gezorgd, maar het had geen rekening gehouden met mogelijke later ontwikkelingen. Het decreet ging enkel uit van een uitbating via klassieke toeristische bedrijven, maar geleidelijk zijn er nieuwe logiesvormen ontstaan, waardoor de grens tussen consument en aanbieder vervaagde. Initiatieven zoals Airbnb glipten daardoor tussen de mazen van het wettelijke kader. Een andere vaststelling was dat de consument via het internet almaar meer zelf een actieve rol opneemt.

Leden van de meerderheid dienden daarna het voorstel van decreet houdende het toeristisch logies in. Zij waren van oordeel dat de sector na 2008 zodanig is veranderd, dat een nieuw decreet zinvoller was dan een aanpassing van het bestaande decreet.

Het Logiesdecreet geldt voor elk logies op de toeristische markt  in het Vlaams Gewest aangeboden door de uitbater of via een tussenpersoon tegen betaling. Of dit professioneel of occasioneel gebeurt, maakt geen verschil. Uitzonderingen zijn onder meer erkende jeugdverblijven en jeugdbewegingskampen.

Het nieuwe Logiesdecreet vereenvoudigt de administratieve regels en procedures. De klemtoon ligt voortaan minder op administratie, maar meer op het stimuleren van veiligheid en kwaliteit. Het decreet wil op die manier ruimte en flexibiliteit creëren om te innoveren en om creatieve logiesvormen mogelijk te maken. Voor elk logies gelden dezelfde basisnormen in verband met (brand)veiligheid, verzekering en hygiëne, aangevuld met meer specifieke uitbatingsnormen per type logies. Er geldt een verplichte melding van elk logies. Bovendien is vrijwillige erkenning door Toerisme Vlaanderen mogelijk, al dan niet met een comfortclassificatie (de sterren). Vergunningen en sterren op basis van het vorige Logiesdecreet blijven nog maximaal drie jaar geldig.

, De datum van inwerkingtreding van het Logiesdecreet – officieel het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies – was vastgesteld op 1 april 2017 om in overleg met de sector de nodige uitvoeringsbesluiten te kunnen uitwerken en grondig te kunnen communiceren over de nieuwe regels. De Raad van State merkte echter op dat bij een aantal onderdelen van de ontwerpen van uitvoeringsbesluiten, onder meer over de brandveiligheid, een rechtsgrond ontbrak. Vertegenwoordigers van de meerderheidspartijen en van Groen werkten daarom een voorstel van decreet uit om aan die opmerkingen tegemoet te komen.   

Na de goedkeuring van het nieuwe decreet hielden de Vlaamse volksvertegenwoordigers de vinger aan de pols via vragen om uitleg en actuele vragen, zo onder meer:

Decreet 'Iedereen verdient vakantie'

In zijn Beleidsnota Toerisme 2014-2019 (link) gaf minister Ben Weyts aan dat hij toerisme binnen het bereik van elke Vlaming wil brengen en het decreet ‘Toerisme voor Allen’ van 18 juli 2003 evalueren en bijsturen. Het evaluatieverslag van Toerisme Vlaanderen lag aan de basis van de parlementaire bespreking. De kroon op het werk was de goedkeuring van een nieuw decreet 'Iedereen verdient vakantie'.

Toerisme voor Allen heeft de bedoeling de vakantiedrempel te verlagen, want een beperkt budget houdt mensen thuis. Vakantie is een basisrecht voor iedereen. Daarom is het belangrijk zoveel mogelijk mensen - in het bijzonder jeugd, personen met een handicap en kansarmen - de kans te bieden met vakantie te gaan. Met het decreet ‘Toerisme voor Allen’ kwam er in 2003 een Vlaamse regeling voor de sector van het sociaal toerisme.

De wereld verandert echter en dat geldt ook voor het sociaal toerisme. Om voorbereid te zijn op de toekomst, bundelden Toerisme Vlaanderen en de sociaal-toeristische sector de krachten voor een gedragen actieplan. Dat transitietraject sociaal toerisme (pdf) lag aan de basis van de bijsturing van het decreet Toerisme voor Allen.

Zoals bij het Logiesdecreet, lag ook hier een evaluatierapport aan de basis van de parlementaire bespreking. Nadien diende de CD&V-fractie een conceptnota in over een toekomstgericht beleid voor Toerisme voor Allen en vond er een hoorzitting plaats over de evaluatie van het decreet met een reeks belanghebbenden. 

Uiteindelijk viel de keuze voor een nieuw voorstel van decreet, gebaseerd op de resultaten van het transitietraject sociaal toerisme: het voorstel van decreet houdende invoering van het programma 'Iedereen verdient vakantie' in het sociaal toerisme.

Het recht op vakantie blijft het absolute uitgangspunt, vakantie is immers belangrijk voor het welzijn van mensen. Met hun voorstel van decreet wilden de indieners de nodige instrumenten voorzien om mensen die een vakantiedrempel ervaren meer op vakantie te laten gaan. De financiële ondersteuning is toegespitst op de behoeften van de vakantiegangers en de drempels die ze ervaren.

Het nieuwe decreet speelt in op de huidige maatschappelijke context, zowel de verwachtingen bij de toeristen, als de ontwikkelingen bij de vakantieaanbieders. Daarnaast creëert het decreet  ruimte en zichtbaarheid voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het stimuleert toeristische ondernemers om samen te werken op basis van een sociaal engagement.

Scroll naar boven