Dak- en thuisloosheid is niet enkel een probleem in de grootsteden. Ook in kleinere steden en gemeenten doet het zich voor. Hoewel de Vlaamse Regering zogenaamde 'Housing First-initiatieven' aannam om dit probleem aan te pakken, beweren verschillende media dat er nog te weinig maatregelen genomen worden op dat vlak.

Hoe staat bevoegd minister Matthias Diependaele tegenover deze kritiek? Welke acties onderneemt hij momenteel en welke staan nog op stapel? Wil hij lokale besturen ondersteunen in hun aanpak? Is een andere aanpak nodig in kleinere steden dan in grootsteden? Die vragen kreeg hij voorgeschoteld door de leden van de Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed op donderdag 2 februari.

Blijf op de hoogte van nieuws van het Vlaams Parlement

Artikel zorgt voor verbazing

N-VA-commissielid Katja Verheyen opende de debatten door de complexiteit van het probleem rond dak- en thuisloosheid te onderstrepen. Zo wees ze erop dat het al lang geen probleem meer is dat zich enkel in de grootsteden voordoet. Daarnaast stelde ze dat de aanpak ervan meerdere beleidsdomeinen bestrijkt, zoals Welzijn, Volksgezondheid, Armoedebestrijding, Werk en Wonen. Ondanks de grote uitdagingen die hiermee gepaard gaan, meent Katja Verheyen dat de Vlaamse Regering al heel wat belangrijke maatregelen nam om dak- en thuisloosheid tegen te gaan. Als voorbeelden stipte ze de Housing First-initiatieven aan. Dat zijn initiatieven die een duurzame oplossing bieden voor de meest kwetsbare groep dak- en thuislozen. Voorts wees ze op het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, een gecoördineerd actieplan ter bestrijding van de dak- en thuisloosheid. Ook de inspanningen van de sociale huisvestingssector om de wachtlijsten voor een sociale woning structureel te laten afnemen, juichte ze ten slotte toe. 

Ze was dan ook verbaasd toen ze recent in de media las dat bevoegd minister Matthias Diependaele de sociale woningbouw zou saboteren, een ‘minister van dakloosheid’ zou zijn en er een erezaak van maakt om zo weinig mogelijk sociale woningen te bouwen en zo weinig mogelijk mensen in aanmerking te laten komen voor zo’n woning. Omdat die, naar haar oordeel, eenzijdige berichtgeving volgens haar helemaal niet strookt met verschillende initiatieven die de minister al nam, stelde ze hem de volgende vragen: "Minister, kunt u de belangrijkste werven binnen dit beleidsdomein waar u deze legislatuur werk van hebt gemaakt, of die nog in uitvoering zijn, wat nader toelichten?  En hoe evalueert u de aantijgingen in de pers inzake het sociale woonbeleid, en de aanpak van dak- en thuisloosheid? In welke mate stemt dit overeen met de realiteit?"

Noodkreet lokale besturen

Ook bij collega-commissielid Maxim Veys vormden de kritische media-uitlatingen de aanleiding voor vragen aan de minister. De kern van de kwestie ligt volgens hem in een specifieke passage uit een artikel: "Dakloosheid is al lang geen exclusief probleem meer van grootsteden. Van Roeselare tot Sint-Truiden zet het lokale besturen onder zware druk" , citeerde hijHieruit blijkt volgens hem dat lokale besturen nood hebben aan meer en beter beleid rond dak- en thuisloosheid. Voorts wees hij op de diversiteit van het publiek dat met dak- en thuisloosheid worstelt: "Meer dan ooit kampen ook jongeren, werkende mensen en alleenstaande vrouwen met het risico op dak- en thuisloosheid."

Om te beginnen wou Maxime Veys dan ook van de minister weten of hij erkent dat het probleem van dak- en thuisloosheid in Vlaanderen toeneemt en dat het zich niet beperkt tot alleen de grootsteden. Daarnaast vroeg hij minister Diependaele of en hoe hij de lokale besturen beter zal ondersteunen bij de aanpak van dit probleem en wat zijn ambities zijn. Ten slotte vroeg hij ook of de minister al vooruitgang ziet en welke plannen hij deze regeerperiode heeft rond Housing First in Vlaanderen.

Antwoorden van de minister

De minister hield zijn antwoorden op de vragen rond de aantijgingen over zijn beleid kort: "De verschillende verwijzingen die jullie maken naar titels en andere uitspraken zijn in mijn ogen vooral een bewijs van het verschil in stijl dat er in ons divers medialandschap bestaat." Hij ging daarentegen wel dieper in op alle andere vragen van de commissieleden.

Om te beginnen schoof hij de hervorming van de sociale huisvesting naar eengemaakte woonmaatschappijen naar voren als een van zijn belangrijkste initiatieven in deze legislatuur. Die hervorming zal volgens hem de klantvriendelijkheid, transparantie en samenwerking rond sociale huisvesting bevorderen. Bovendien versterkt het de regisserende rol voor lokale besturen. Dankzij die regisserende rol zullen lokale besturen veel beter en sneller kunnen inspelen op de uitdagingen rond het aanbod aan sociale huurwoningen, redeneerde de minister. 

Naast de hervorming van de sector, wees hij op de geplande wijzigingen van het toewijzingsstelsel. Die treden op 1 oktober 2023 in werking. Hiermee worden de huisvestings- en welzijnsactoren verplicht om een gezamenlijke aanpak uit te werken voor de versnelde toewijzing van sociale huurwoningen aan de meest kwetsbare doelgroepen, zoals jongeren die begeleid zelfstandig (gaan) wonen, personen die in slechte huisvesting wonen en personen met geestelijke gezondheidsproblemen. Volgens de minister biedt dit nieuwe toewijzingsmodel de woonmaatschappijen en lokale huisvestings- en welzijnsactoren de kans om een geschikt toewijzingsbeleid uit te bouwen voor de meest kwetsbare doelgroepen. "Het is aan de woonmaatschappijen, de lokale besturen en de lokale welzijnsactoren om daar nu verder mee aan de slag te gaan", aldus de minister.

Op de vraag of het klopt dat er een toename is in het aantal dak- en thuislozen in Vlaanderen kon de minister nog geen sluitend antwoord geven. De eerste telling gebeurde namelijk pas in 2021 en werd niet Vlaanderenbreed uitgevoerd. Daardoor is het volgens hem nog te vroeg om uitspraken te doen over de evolutie in de omvang van het probleem. Wel erkende de minister dat de getelde aantallen hoog zijn. 

Voorts onderschreef hij de stelling dat dak- en thuisloosheid een complexe problematiek is die op verschillende beleidsdomeinen moet aangepakt worden: "Het gaat zelden enkel en alleen over een woonproblematiek, meestal komt dat voort uit andere problematieken. Een efficiënte en effectieve aanpak van dak- en thuisloosheid kan maar gerealiseerd worden als er een goede afstemming is van doelstellingen op het vlak van Wonen en op het vlak van Welzijn. Zoals u weet, werd in nauw overleg en onder coördinatie van mijn collega-minister bevoegd voor Welzijn, een actieplan ter voorkoming en bestrijding van dak- en thuisloosheid 2020-2024 uitgewerkt."

Of er stappen vooruit zijn gezet op het vlak van woonbeleid? Volgens de minister wel. Hiervoor verwees hij opnieuw naar de hervorming van de woonmaatschappijen en de wijziging en eenmaking van het toewijzingsstelsel binnen de sociale huisvesting. Daarnaast lichtte hij ook toe dat het Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen recent op basis van een doorlichting werd bijgestuurd. Bovendien zal hij meer inzetten op de bekendmaking van dit instrument, onder meer via een communicatiecampagne. Die wordt in februari uitgerold.

Ten slotte kwam minister Diependaele nog terug op de vraag naar welke Housing First-initiatieven er nog in de pijplijn zitten. Hiervoor wees hij op de recente inspanningen van minister van Welzijn Crevits. Zij liet de begeleidingscapaciteit van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) voor Housing First-trajecten uitbreiden met 11 voltijdequivalenten voor een periode van twee jaar. "Ik verwacht dat het nieuwe toewijzingsmodel voldoende garanties biedt aan de woonmaatschappijen en lokale huisvestings- en welzijnsactoren om een adequaat toewijzingsbeleid uit te werken voor de meest kwetsbare doelgroepen, zodat ook vanuit de sociale huisvesting verder ingezet kan worden op de trajecten Housing First", besloot de minister.

Herbekijk de volledige commissievergadering

Relevante thema's

Wonen

Lees verder

Scroll naar boven