Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden en Internationale Samenwerking
Vergadering van 08/05/2012
Vraag om uitleg van de heer Marc Hendrickx tot de heer Kris Peeters , minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de overdrachten in het kader van ontwikkelingssamenwerking
- 1760 (2011-2012)
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister-president, in een recent initiatiefadvies over de internationale aspecten van de overdracht van financiële verantwoordelijkheden van de federale overheid naar de deelstaten, spreekt de Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen (SARiV) zich niet uit over de vraag of deze bevoegdheden al dan niet door Vlaanderen moeten worden overgenomen. Wel meent SARiV dat een aantal overdrachten louter zijn ingegeven door budgettaire betrachtingen.
De raad adviseert om bij een eventuele overdracht te kiezen voor financiële lasten die gekoppeld zijn aan daadwerkelijke beleidsverantwoordelijkheden. Daarbij is het belangrijk om proactief en strategisch na te denken over de gevolgen van financiële lasten van deze bevoegdheden. SARiV vraagt om zorgzaam om te springen met gemaakte engagementen.
Naar aanleiding van een mogelijke overdracht van onder andere de Vlaamse Vereniging voor Ontwikkelingssamenwerking en Technische Bijstand (VVOB) en de financiering van de interuniversitaire ontwikkelingssamenwerking wordt in het advies aangeraden om na te denken over het globale institutionele kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking na overdracht van die bevoegdheden. SARiV pleit in zijn advies niet voor het enkel overnemen van de financiële lasten en het louter voortzetten van het federale beleid, maar roept op om na te gaan hoe dit alles ingepast kan worden in het Vlaamse beleid.
De discussie over de overdracht van bevoegdheden inzake ontwikkelingssamenwerking werd gevoerd op een interministeriële conferentie eind maart. Deze vergadering zou weinig resultaat hebben opgeleverd. Vervolgens werd het dossier doorgeschoven naar enkele werkgroepen waar zowel de federale overheid als de deelstaten vertegenwoordigd zijn. Naar verluidt wilde men bij voorkeur voor Pasen landen. Dat vernam ik uit de krant.
Minister-president, hoe evalueert u de analyse en de aanbevelingen uit het SARiV-advies?
Zijn de werkgroepen intussen samengekomen? Wat stond op de agenda en wat zijn de resultaten? Welk standpunt heeft de Vlaamse Regering daar verdedigd?
Welke stappen zullen in deze verder worden genomen?
De voorzitter : De heer Verstreken heeft het woord.
De heer Johan Verstreken : Binnen het kader van de Vlaamse Regering zijn met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking heel wat zaken gericht op onderwijs. Wat het budget betreft, denk ik dat er dan wel een pak meer middelen nodig zijn. Ik vraag me af of dat wel evident is binnen het huidige economische klimaat. Ik denk eigenlijk van niet.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Hendrickx, u hebt het advies van SARiV correct weergegeven. Ik heb ook nog andere adviezen daarover gekregen, onder meer van mijn eigen diensten.
Gezien de stand van de onderhandelingen weet ik niet of we publiek over die adviezen uitspraken moeten doen. De grond waarop die adviezen slaan, is immers volop in beweging, als ik dat zo mag uitdrukken.
Het gaat om een belangrijke vraag van SARiV om na te denken over het globale institutionele kader van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking na de overdracht van de fantoombevoegdheden.
Op 27 maart 2012 heeft de Interministeriële Conferentie Financiën en Begroting (ICFB) vergaderd. De ICFB heeft toen akte genomen van de fiches die de Federale Regering heeft voorgesteld in het kader van de responsabilisering en de zogenaamde usurperende bevoegdheden. Er is ook een werkgroep opgericht die bestaat uit vertegenwoordigers van de federale overheid en van de deelstaten, met als opdracht deze fiches en dus ook de fiche Ontwikkelingssamenwerking, Stichting Biermans-Lapôtre, Belgische bijdrage financiering Europese Unie te analyseren alsook voorstellen te formuleren. Die werkgroep heeft intussen twee keer vergaderd.
Tijdens de eerste vergadering werden de fiches nader toegelicht en werden de eerste bemerkingen en vragen in ontvangst genomen door de vertegenwoordigers van de federale overheid. De gestelde vragen waren overwegend technisch van aard. Zo werd wat ontwikkelingssamenwerking betreft onder meer gevraagd om de lopende contracten ontwikkelingssamenwerking op te lijsten en om het usurperend karakter nader te analyseren.
Wat de Stichting Biermans-Lapôtre betreft, werd gevraagd naar het eigendomsstatuut van het gebouw te Parijs en naar het effectief gebruik van de stichting. Wat de Belgische bijdrage aan de Europese Unie betreft, werd gevraagd om de historische context uit te schrijven van de federaal gehouden bijdrage en de daaraan verbonden partiële overdracht van middelen, en ook om mogelijke scenarios uit te werken en om mogelijkheden op het vlak van medezeggenschap van de deelstaatoverheden nader te analyseren. Het resultaat van de analyse van de werkgroep zal op een volgende vergadering van de ICFB besproken worden.
Het proces is bezig. Gisteren heeft de tweede bijeenkomst van de werkgroep plaatsgevonden.
Ik heb al ruimschoots toegelicht wat in dezen de basishouding is van de Vlaamse Regering. Elke regering moet maatregelen nemen om tot een begroting in evenwicht te komen. Men doet dit het best binnen de eigen bevoegdheden en we hebben uiteraard geen bezwaar indien de federale overheid uitgaven schrapt die buiten haar bevoegdheid liggen.
Wat de gedeelde bevoegdheden betreft, is het aangewezen om, wanneer een overheid van plan is op dit vlak uitgaven te schrappen, daar ook over te overleggen met de andere overheden omdat dit anders pijnlijk kan zijn voor de betrokken beleidsvelden. Het kan echter niet de bedoeling zijn om uitgaven zomaar door te schuiven van het ene naar het andere bevoegdheidsniveau. Elk bevoegdheidsniveau staat immers voor budgettaire uitdagingen en moet keuzes maken
De voorzitter : De heer Hendrickx heeft het woord.
De heer Marc Hendrickx : Minister-president, ik noteer dat u het een belangrijke aanbeveling vindt, maar dat u zich over de grond van de zaak liever niet wenst uit te spreken. Gelet op de stand van zaken die u geeft, gaat het blijkbaar om een moeizaam proces. De werkgroep is tweemaal bijeenkomen en er zijn wat vragen en kadastrale gegevens gevraagd en uitgewisseld. Ik zie daar niet echt veel vooruitgang.
Tot slot zegt u terecht dat er geen uitgaven mogen worden doorgeschoven. Ik zal dat dossier verder opvolgen.
De voorzitter : De vraag om uitleg is afgehandeld.