Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed
Vergadering van 17/03/2010
Interpellatie van de heer Dirk Van Mechelen tot de heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, over het handhavingsbeleid inzake ruimtelijke ordening in Vlaanderen
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, collegas, zoals in de commissie genoegzaam bekend is de Codex Ruimtelijke Ordening in werking getreden op 1 september 2009. De codex behelst de drie klassieke luiken, waarbij we veel aandacht besteden aan planologie, aan vergunningenbeleid en aan het derde luik waar Ruimtelijke Ordening jammer genoeg niet zonder kan, het handhavingsbeleid. Een van de belangrijke uitgangspunten van de codex was te streven naar een rechtszekere handhaving met, zoals gevraagd door de Raad van Europa, meer ruimte voor bemiddeling, arbitrage en zelfs minnelijke schikking.
Vertrekpunt van het nieuwe handhavingsbeleid was een handhavingsplan, vast te stellen door de Vlaamse Regering. Daarin worden de strategische regels voor de uitoefening van de bevoegdheden van de lokale en gewestelijke handhavingsambtenaren vastgelegd. Daarbij probeert men via complementariteit en synergie te komen tot een versteviging van het handhavingsbeleid. U weet dat we ooit nog campagnes hebben opgezet met de boodschap: Bezint eer je begint. De essentie van handhavingsbeleid is ervoor te zorgen dat het ontradend werkt en dat mensen beseffen dat ze voor vergunningsplichtige werken eerst een vergunning moeten aanvragen. Het handhavingsplan heeft de bedoeling te komen tot een goede taakafspraak tussen wie zich in Vlaanderen met wat bezighoudt zodat voor elke potentiële inbreuk een duidelijk bevoegde handhavingsambtenaar kan optreden.
Het belangrijkste instrument in de codex om overkoepelend dit beleid mee gestalte te geven was de oprichting van de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid, die in de plaats zou treden van de Hoge Raad voor Herstelbeleid, nog opgericht bij decreet van 4 juni 2003 en operationeel sinds eind december 2005 door goedkeuring van het huishoudelijk reglement door de Vlaamse Regering. Als ik me niet vergis, was het een hoge raad die voor 5 jaar benoemd werd en ook een beroep kon doen op een secretaris en een stafmedewerker.
De hoge raad heeft verschillende bevoegdheden. Ik denk aan het verplicht advies over herstelvorderingen en ambtshalve uitvoering en het verplicht advies bij de betekening van zogenaamde oude misdrijven. Dat zijn de misdrijven waarbij de termijn voor de uitvoering van het vonnis of arrest 10 jaar overschreden heeft, met uitzondering voor wat in kwetsbaar gebied gebeurt of voor recidivemisdrijven. De hoge raad zou er dus op toezien dat niet nodeloos oude misdrijven worden betekend. De voorbeelden in deze commissie uit het verleden zijn legio. Er werd vastgesteld dat bij gerechtsdeurwaardersexploot, minister, vonnissen werden betekend aan mensen die intussen een gezegende leeftijd hadden en op een ander adres woonden. Dan ging het over de afbraak van garageboxen waarna er een zeer volumineus appartementsgebouw was opgericht.
De nieuwe Hoge Raad voor Handhavingsbeleid zou zich ook bezighouden met het adviseren voor de invordering van opeisbare dwangsommen op verzoek van de overtreder. Dat was een van de meer essentiële opdrachten die de hoge raad zou toekomen. Zoals u weet, wordt de stedenbouwkundige inspectie geacht om dwangsommen op te eisen. Dat lijkt mij een redelijke verplichting. Daarom kreeg de hoge raad de mogelijkheid om daarin tussen te komen en zich uit te spreken over de redelijkheid van de opeisbaarheid. In een ver verleden werden die dwangsommen niet betekend en waren dus ook niet opeisbaar. Een ambtenaar zei mij ooit: Ik ben niet God de Vader die kan oordelen welke ik moet betekenen en welke niet. Om aan dit zielenleed tegemoet te komen, hebben we de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid de bevoegdheid gegeven om hierin een advies te verstrekken.
De bedoeling is ook dat de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid zeer nadrukkelijk het beleid zal adviseren, met andere woorden u als minister adviezen zal verlenen voor hoe het beleid kan worden gestuurd, gestructureerd, ondersteund en bijgestuurd. Tot slot zou deze hoge raad conform een aantal Europese aanbevelingen van de Raad van Europa een bemiddelingsfunctie krijgen in het kader van minnelijke schikkingen en proberen als bemiddelaar tussen de partijen, meestal de overtreder en de stedenbouwkundige inspectie, te komen tot een minnelijke regeling. Dat moet uiteraard steeds gebeuren met een goede ruimtelijke ordening in het vooruitzicht. Het was de bedoeling dat deze hoge raad of zijn vertegenwoordiger ervoor zou zorgen dat er in plaats van wit-zwart een oplossing uit de bus zou komen, in het belang van beide partijen en van de goede ruimtelijke ordening.
Minister, op 15 maart, ongeveer 8 tot 9 maanden na het aantreden van de Vlaamse Regering, is er nog geen goedgekeurd handhavingsplan door de Vlaamse Regering en is de Hoge Raad voor Handhavingsbeleid nog steeds niet actief. Vooral dat laatste baart me zorgen, en dat is ook de reden van deze interpellatie.
Ik weet dat op 18 december de Vlaamse Regering het handhavingsbeleid principieel heeft goedgekeurd. Opvallende vaststelling: de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, die toch de belangrijkste partner zou moeten zijn, is daarbij op geen enkele manier betrokken. Want die instelling bestaat nog niet. Het zou logischer zijn geweest om eerst de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid samen te stellen en operationeel te maken, zodat die een inbreng voor het handhavingsplan kan doen, om uiteindelijk dan de Vlaamse Regering dat plan te laten goedkeuren.
De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is vandaag niet operationeel omdat het huishoudelijk reglement nog niet is goedgekeurd. Bij mijn weten bestaat er een ontwerp van huishoudelijk reglement. Dergelijk reglement moet worden goedgekeurd vooraleer de instelling actief kan worden en zo de Hoge Raad voor het Herstelbeleid zou kunnen opvolgen.
Het is allemaal des te vreemder als we vaststellen dat de Vlaamse Regering een goedgekeurd handhavingsbeleid voor advies overmaakt aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), aan d e Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening Onroerend Erfgoed (SARO) maar ook aan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid die volgens mijn informatie niet bestaat. Die niet-bestaande instelling moet advies verlenen over het meest belangrijke document voor haar werking, terwijl ze nooit was betrokken bij de opmaak ervan. Erg vreemd, en ik kijk dus uit naar uw antwoord waarin u voor opheldering kunt zorgen.
Het niet-operationeel zijn van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid heeft verschillende nefaste gevolgen. Het luik handhaving van het decreet Ruimtelijke Ordening kan niet worden uitgevoerd. Het is nochtans het sluitstuk van het ruimtelijkeordeningsbeleid. Ik vraag verder uw bijzondere aandacht voor het probleem van de dwangsommen, dat ongewijzigd blijft en waarover bij burgers en bedrijven rechtsonzekerheid heerst. Bedrijven hebben het vandaag niet gemakkelijk. Dikwijls worden die dwangsommen betekend aan kleinere bedrijven, met vier of vijf werknemers.
Die dwangsommen, van 200 of 500 euro, soms van 10.000 frank per dag, lopen vreselijk op. Zo weet ik dat vandaag dwangsommen worden betekend voor bedragen van 250.000 tot 600.000 euro. Ik ken zelfs voorbeelden van 1 miljoen euro. Ik heb hier een deurwaardersexploot waarin een dwangsom van 288.600 euro wordt betekend aan een bedrijf waar een viertal werknemers werken. Het ergste is echter dat het bedrijf waaraan die dwangsom wordt opgelegd, planologisch volledig is geregulariseerd. Het is vergunningstechnisch volledig in orde. Maar de stedenbouwkundige inspectie doet haar job en betekent die dwangsom.
Enkel de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid zou zich over de opportuniteit van de betekening van die dwangsommen kunnen uitspreken of via een minnelijke regeling het dossier kunnen afsluiten. Dat betekent dat bedrijven die worden geconfronteerd met die dwangsommen, op dit ogenblik virtueel met het faillissement worden bedreigd, niet meer in staat zijn om te investeren, geen bankkrediet meer kunnen krijgen en eigenlijk gedoemd zijn om te verdwijnen als er niet snel een regeling uit de bus komt. Het gaat dus over bedrijven die inmiddels planologisch volledig in orde zijn, na initiatieven van onder meer het Vlaamse Gewest! Vooral ten behoeve van deze bedrijven dring ik erop aan dat u van dit dossier spoedig werk zult maken. Ooit is hier het woord onverwijld gevallen toen het over de noodzaak van de oprichting van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid ging om een einde te maken aan dergelijke toestanden.
Het handhavingsbeleid legt een grote last op de lokale besturen. Ik heb inmiddels ook het advies van de VVSG kunnen lezen. Daarin staat toch erg expliciet de wenk om het plan bij te sturen. Ik hoop dat dit ook zal gebeuren. Ik maak me ook zorgen over de impact van de gewestelijke stedenbouwkundige inspectie op de gemeentelijke autonomie inzake het te voeren handhavingsbeleid. U weet dat ik een voorstander van subsidiariteit ben, maar dan wel van subsidiariteit met respect voor elkaars rechten en verantwoordelijkheden.
Ik heb dus een aantal vragen. Ten eerste, w aarom is de nieuwe Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid nog niet operationeel? Heeft dit met praktische problemen te maken?
Ten tweede, wat is de timing van de operationalisering? Is er een ontwerp van huishoudelijk reglement? Wat staat de goedkeuring van dat reglement door de Vlaamse Regering in de weg?
Ten derde, waarom agendeert de minister de goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid niet en zet u zo de uitvoering van het handhavingsbeleid op losse schroeven? Wanneer mogen we de goedkeuring van het Vlaams handhavingsplan verwachten? Is er nog een rol weggelegd voor de nieuwe Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, voor het wordt goedgekeurd?
Ten vierde, wat is de bestaande contentieux van afgehandelde strafzaken en de daarmee gepaard gaande invorderingen van dwangsommen? Misschien bestaat hiervan een inventaris. Het zou dan ook goed zijn die mee te delen aan de commissie. Minister, is dit volgens u in overeenstemming met de geest van de nieuwe codex, zoals die door het Vlaams Parlement met een grote meerderheid werd goedgekeurd?
Ten vijfde, wat zal de concrete verhouding zijn tussen de lokale besturen, de steden en gemeenten dus, en de bevoegde Vlaamse administratie in het handhavingsbeleid, zoals bepaald in het goed te keuren handhavingsplan? Welke taken zullen worden toebedeeld aan de Vlaamse administratie? Hoe ziet u de rol van steden en gemeenten in dit handhavingsbeleid?
De voorzitter : De heer Ceyssens heeft het woord.
De heer Lode Ceyssens : Handhaving is voor CD&V een essentieel onderdeel van de ruimtelijke ordening. We kunnen de spelregels in het voetbal definitief opbergen als er geen scheidsrechter op het veld loopt om het spel in goede banen te leiden.
Een goede handhaving moet er in de toekomst voor zorgen dat er een draagvlak blijft bestaan bij de bevolking voor een goed gereglementeerde ruimtelijke ordening. Het is alleen doordat mensen zien dat overtreders snel en correct worden aangepakt, dat ze meer overtuigd zullen worden om de regels te volgen.
Ik wil hier een aantal kernpunten aanhalen die voor ons cruciaal zijn in de handhaving. Prioriteit voor nieuwe bouwmisdrijven in open of kwetsbaar gebied staat daarin voorop. Het zijn niet de kleine overtredingen waar we het kanon op moeten richten. We moeten de minnelijke schikkingen daarop kunnen toepassen, en daar in de toekomst zelfs meer gebruik van maken. Het zijn vooral de grote en bewust gemaakte overtredingen waarop we ons moeten richten. Openbare besturen hebben daarin zeker en vast een voorbeeldfunctie.
We hechten ook veel belang aan een billijk vervolgingsbeleid, met een waaier aan in te zetten instrumenten. De prioriteit moet niet langer liggen bij het betekenen van overtredingen of vonnissen die soms 20 jaar oud zijn, om toch maar die verjaring tegen te houden, terwijl er ondertussen nieuwe overtredingen worden begaan in kwetsbare gebieden. Handhaving moet en zal voor ons het sluitstuk blijven om rechtszekerheid, en zeker en vast geen rechtsonzekerheid te bieden aan iedereen.
Minister, ik denk dat u het met me eens bent dat we er allemaal belang bij hebben te komen tot een goed en gedragen handhavingsplan, waarmee we niet mogen dralen, maar dat ook goed moet zijn. Minister, ik wil dan ook vragen in deze commissie de tijd te maken om daar een deftig debat aan te wijden. Ik begrijp dat het handhavingsplan is geschreven en dat ondertussen de adviezen van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de hoge raad er zijn. Over dat laatste advies wordt hier nog gediscussieerd. Ik zou willen suggereren dat u die adviezen zo snel mogelijk verwerkt en zo snel mogelijk aan de commissie bezorgt, met een voorstel, waarover we in de commissie, al dan niet met hoorzitting, nog duidelijk onze mening kunnen geven.
Ik begrijp dat iedereen in deze commissie, over de fracties heen, de nodige aandacht heeft voor het handhavingsplan. Het is en blijft essentieel voor onze ruimtelijke ordening. Minister, bent u bereid om het ontwerp van handhavingsplan zo snel mogelijk in deze commissie te brengen, zodat we daar samen een degelijk en gedragen plan kunnen van maken?
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Voor ons is het verdedigbaar om de nieuwe bevoegdheden van de hoge raad in te passen in het handhavingsplan. We kunnen ons afvragen wat er eerst moet komen. Volgens de heer Van Mechelen moet eerst de hoge raad komen, en dan het plan. We kunnen het ook omdraaien. Er valt wat voor te zeggen om de nieuwe bevoegdheden van de raad in te passen in het plan. Maar we zijn het wel eens met de heer Van Mechelen dat het handhavingsplan er zo snel mogelijk moet zijn en in werking moet treden. Het is goed dat de minister inspanningen doet om dit plan met spoed voor te leggen aan de Vlaamse Regering.
We zijn er ons zeker van bewust dat het geen gemakkelijke opdracht is om zon plan voor de eerste keer op te stellen en iedereen in dezelfde richting te laten kijken. We hebben de adviezen gezien van de SARO en de VVSG, en we horen in de wandelgangen dat er onzekerheid is over de verhouding tussen de verschillende handhavingspartners. We hebben de hoge raad, maar we hebben ook de gemeenten, de inspecteurs en de parketten. Misschien is het goed om de meningen van de VVSG en de SARO, maar ook van de partners die de handhaving op het terrein moeten waarmaken, te horen. Misschien is een hoorzitting daarvoor de beste manier. Uiteraard willen we dat redelijk snel. Als het van ons afhangt, mogen we daar geen tijd meer mee verliezen en moeten we eens bekijken welke mensen we zouden uitnodigen.
De heer Bart Martens : Minister, ik wil inpikken op de suggesties van de twee collegas. Ik heb met veel belangstelling de adviezen van de VVSG en de SARO op het ontwerphandhavingsplan gelezen. Die adviezen zijn niet mals, ze zijn heel kritisch, niet alleen ten aanzien van het ontwerpplan, maar ook ten aanzien van het handhavingsregime zoals dat vandaag bestaat. Mijnheer Van Mechelen, in het advies van de VVSG wordt ook gewezen naar de Hoge Raad voor van het Handhavingsbeleid, die blijkbaar toch operationeel is. De VVSG zegt daarover dat de wijze waarop deze raad momenteel functioneert, door de gemeenten als frustrerend wordt ervaren. Het ontmoedigt gemeenten om nog aan een handhavingsbeleid te doen.
Ik ben het met de collegas eens dat het misschien nodig is om over het ontwerphandhavingsplan de verschillende betrokken actoren uit te nodigen op een hoorzitting om dat plan ten gronde bij te sturen en om op basis van de resultaten van het definitieve plan ook de taak en de bevoegdheden van de Hoge Raad in te vullen via een huishoudelijk reglement. Eerst het huishoudelijk reglement goedkeuren en dan pas het handhavingsplan opmaken, is de kar voor het paard spannen. De suggestie van de beide collegas om ten gronde dat handhavingsregime te analyseren, het ontwerpplan te bestuderen en na te gaan welke elementen daarin moeten worden verbeterd, kunnen we volgen. Als de commissie het daar straks mee eens is, kunnen er vrij snel hoorzittingen en een gedachtewisseling over worden georganiseerd.
De voorzitter : Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Voorzitter, ik wil beginnen met te zeggen dat conform de codex de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid op 1 september 2009 in de plaats is getreden van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid. De hoge raad is dus wel degelijk operationeel. Mijnheer Van Mechelen, ik heb het advies van de hoge raad op het handhavingsplan ook gekregen. Ik heb het bij mij. Hij werkt dus effectief en is betrokken bij het handhavingsplan.
Het is wel correct dat de nieuwe bevoegdheden gekoppeld zijn aan de goedkeuring van het procedure- en werkingsreglement. De hoge raad heeft mij een procedure- en werkingsreglement voorgelegd op 30 oktober 2009. De goedkeuring had volgens de codex moeten gebeuren voor 30 november 2009, maar in de Vlaamse Regering bestond de indruk dat we dit beter zouden koppelen aan het handhavingsplan in zijn geheel. Dat hebben de voorzitter en enkele leden zonet al naar voren geschoven. We wilden dus niet eerst het reglement goedkeuren en daarna het handhavingsplan.
Bij de start van de Vlaamse Regering ben ik onmiddellijk gestart met de uitvoering van de codex, en dus ook met de opmaak van het handhavingsplan, zoals bepaald in artikel 6.4.1. Het ontwerpplan werd door de Vlaamse Regering op 11 december 2009 voorlopig vastgesteld, waarna we de adviezen hebben ingewonnen, niet alleen bij de SARO en de VVSG, maar ook bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Deze adviezen zijn allemaal voor 31 januari 2010 binnengekomen. Ze waren heel fundamenteel, wat maakt dat we het plan zoals we het hadden voorgesteld, fundamenteel moeten herwerken.
Zoals in hetzelfde artikel bepaald, moet het handhavingsplan binnen de 6 maanden na haar aantreden worden vastgesteld door de Vlaamse Regering. Omdat bij de opmaak van dat plan de signalen uit het veld aangaven dat er op dit punt bij de uitvoering van de Codex een aantal knelpunten waren, waren wij van oordeel dat we het betrekken en de rol van de verschillende handhavingspartners fundamenteel duidelijk moeten stellen.
We zijn van oordeel dat een goed beleid in de ruimtelijke ordening moet kunnen worden gevoerd, waarbij het sluitstuk een goed handhavingsbeleid is. We vonden dat het beter was dat ten gronde aan te pakken, eerder dan snel te werken en daardoor de gedragenheid ervoor te verliezen. Ik wil met de ontvangen signalen dan ook terdege rekening houden en niet over één nacht ijs gaan. Dat is dan ook de reden waarom het procedure- en werkingsreglement van de hoge raad wordt gekoppeld aan het handhavingsplan.
Gezien bovenstaande uitgangshouding is het mijn beleidskeuze om de opdrachten, ook de bijkomende, die voor de verschillende handhavingspartners in de codex zijn opgenomen, uitdrukkelijk te verwerken in het handhavingsplan.
Op de vraag over bestaande contentieux heb ik een vrij uitvoerig antwoord. U hebt het enerzijds over de historisch opgebouwde contentieux en anderzijds over de rol van de hoge raad in verband met het wegwerken van de contentieux.
U spreekt over belangrijke historisch opgebouwde contentieux inzake lopende dwangsommen. Het is mijn indruk dat die er niet zijn. Van de 6079 geregistreerde vonnissen en arresten in kracht van gewijsde zijn er 694 dossiers waarin er nog een dwangsom loopt of kan lopen. Het hangt er immers van af hoe lang de uitvoeringstermijn is die de rechter heeft opgelegd aan de overtreder om te weten of die dwangsom loopt of kan lopen.
Deze 694 dossiers zijn verdeeld als volgt: voor de periode 1980-1989 zijn er 25 dossiers, voor de periode 1990-1995 zijn er 47 dossiers, voor de periode 1996-1999 zijn er 42 dossiers, voor de periode 2000-2005 zijn er 265 dossiers, voor de periode 2005 tot nu zijn er 315 dossiers. Belangrijk is ook dat 101 van deze vonnissen en arresten in 2009 in kracht van gewijsde gingen, zodat de normale uitvoeringstermijn van 1 jaar sinds 2003 kan men van deze termijn afwijken nog niet is verstreken en er zeker voor die 101 dossiers dus nog geen dwangsommen lopen.
Sinds het schrappen in het decreet van de maximumtermijn van 1 jaar, zijn er in 2003 regelmatig uitspraken geveld met een veel langere uitvoeringstermijn, zodat ook in die dossiers de dwangsom nog niet loopt. Je kunt zelfs zeggen dat er uitspraken zijn geweest dat zullen wellicht ook uitzonderingen zijn waar de dwangsommen pas na een uitvoeringstermijn die levenslang is, zullen worden geheven. Ze zullen dus altijd in de tabellen blijven staan, veronderstel ik.
Om een dwangsom te kunnen innen, moet de gerechtelijke uitspraak worden betekend dat zal in de toekomst ook niet veranderen en vervolgens moet er om de 6 maanden een bevel tot betaling komen, dit laatste om de verjaring van de dwangsom en dat is na 6 maanden te stuiten.
Pas sinds 1999 wordt elke nieuwe uitspraak systematisch en onmiddellijk betekend. De oudere dossiers werden voor een belangrijk deel slechts in de periode tussen 2004 en juli 2008 betekend. De betekeningsoperatie om de verjaring van de uitvoering van de dwangsom te voorkomen, heeft destijds aanleiding gegeven tot herhaalde besprekingen in dit parlement. Sinds 1999 worden de dwangsommen strikt opgevolgd en ingevorderd. Enkel wanneer er ernstige betwistingen zijn, wordt de invordering voorlopig opgeschort. Het aantal effectief betaalde dwangsommen geeft in het geheel genomen een goede indicatie voor de verbeurde dwangsommen.
In 2009 werd er in het totaal 1.209.000 euro aan dwangsommen betaald op een totaal van iets minder dan 500 dossiers waarin dwangsommen verbeurden. Dit is een gemiddelde van 2418 euro per dossier op jaarbasis. Men kan bij dergelijk gemiddeld bedrag bezwaarlijk spreken over een zware hypotheek op het financieel voortbestaan van burgers en bedrijven. Maar zoals u zegt, op enkele dossiers kan dat natuurlijk wel het geval zijn.
Samengevat durf ik toch zeggen dat de cijfers niet toelaten om te spreken over een belangrijk historisch opgebouwd contentieux. Uiteraard zijn er enkele hoogst uitzonderlijke dossiers die symbolische proporties worden toegedicht, terwijl ze volkomen atypisch zijn.
Dan wil ik nu even ingaan op het tweede element, met name de rol van de hoge raad. Het is niet juist dat honderden particulieren en bedrijven in het ongewisse blijven betreffende de gerechtelijke invordering van dwangsommen, inbeslagnames enzovoort omdat de hoge raad niet operationeel is. De dwangsommen worden systematisch ingevorderd en de veroordeelden krijgen om de 6 maanden een verjaringstuitend bevel tot betaling, zodat zij nooit in het ongewisse zijn over de dwangsom die zij verschuldigd zijn wegens hun stilzitten. Tot op vandaag is dat de situatie.
Ik merk trouwens op dat de hoge raad alleen bevoegd is en bevoegd wordt om zich uit te spreken over niet-betaalde, opeisbaar geworden dwangsommen en enkel zou kunnen beslissen om deze opeisbaar geworden dwangsommen dat staat ook heel duidelijk in de codex slechts gedeeltelijk in te vorderen of de invordering tijdelijk op te schorten. Met andere woorden, eerst legt een rechter een uitvoeringstermijn op. Als je niet hebt uitgevoerd, begint er een dwangsom te lopen. Als die dwangsom niet wordt betaald, kan de hoge raad zeggen dat hij een deel van de niet-betaalde dwangsommen vrijstelt of zeggen dat de betaling van de reeds verlopen maar niet-betaalde dwangsommen, wordt geschorst. Dat is wat de hoge raad kan doen.
De hoge raad zal niet bevoegd worden voor nog niet opeisbaar geworden, toekomstige dwangsommen die ingevolge de weigering om de gerechtelijke veroordeling uit te voeren blijven verbeuren en evenmin voor niet meer opeisbare, want reeds betaalde dwangsommen. Als iemand de dwangsom heeft betaald, dan kan de hoge raad daar niets over zeggen. Hij kan ook niets zeggen over nog toekomstige dwangsommen die zouden komen.
De hoge raad zal niet bevoegd zijn om de gerechtelijke uitspraak te hervormen of ongedaan te maken, de dwangsom op te heffen of te verminderen, noch om de looptijd ervan op te schorten. Evenmin zal de hoge raad bevoegd zijn om de veroordeelden te ontslaan van de verplichting tot uitvoering, zoals het Arbitragehof op 15 januari 2009 oordeelde.
U noemt het de rol van de hoge raad het historisch contentieux inzake lopende dwangsommen op te lossen. Die rol kan er, zoals zojuist aangegeven, nooit in bestaan om de veroordeelden te ontslaan van de reeds verbeurde dwangsommen zolang zij nog geen uitvoering hebben gegeven aan de herstelmaatregel, waarvan ook geen ontslag kan worden verleend. De hoge raad zal alleen kunnen beslissen dat een opeisbaar geworden dwangsom slechts gedeeltelijk wordt ingevorderd of dat deze invordering tijdelijk wordt opgeschort.
U vraagt of dit in de geest is van de nieuwe codex die het Vlaams Parlement heeft goedgekeurd. Ik heb u uiteengezet wat het totaal en het gemiddelde aan dwangsommen was in 2009, en ik heb ook duidelijk gemaakt dat het niet zo is dat particulieren en bedrijven in het ongewisse blijven doordat de hoge raad niet operationeel zou zijn. Evenmin kan er discussie bestaan over het feit dat de afstemming tussen het procedure- en werkingsreglement en het handhavingsplan tegen de geest van de codex zou zijn.
U vraagt naar de rol van de lokale besturen. Aangezien het handhavingsplan nog niet is goedgekeurd, kan ik u de concrete verhouding en toewijzing van taken nog niet meedelen.
Ik wil wel ingaan op de vraag die verschillende andere sprekers naar voren hebben gebracht om in de commissie van gedachten te wisselen over een ontwerp van handhavingsplan dat ik zo spoedig mogelijk zal afwerken na het verwerken van de adviezen die ik heb ontvangen.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, collegas, het verheugt mij dat er in de commissie een brede consensus is dat we onverwijld zouden kunnen beschikken over een goedgekeurd handhavingsplan waarbij de spelregels bepaald zijn: waar we ons mee bezighouden, hoe we dat zullen aanpakken en vooral wie wat gaat doen in dat dossier. Daar zal iedereen in Vlaanderen beter van worden.
Minister, ik vrees wel dat we in een kip-eisituatie terechtkomen. U zegt nu dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid bestaat sinds 1 september en dat de Hoge Raad voor het Herstelbeleid door het goedgekeurde decreet is omgevormd tot de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, maar de bevoegdheden van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid behoudt.
Daar gaat het natuurlijk over. Dat is de reden van mijn interpellatie. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, zoals de codex bepaalt, functioneert niet laat ons niet proberen elkaar iets wijs te maken. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is totaal gehandicapt zolang de Vlaamse Regering het huishoudelijk reglement niet goedkeurt. U hebt dat in een andere commissie eens een semantische discussie genoemd. Daar ging het over 500 miljoen euro, hier gaat het over mensen: voor mij is dat even belangrijk. U zegt dat we dat samen moeten lezen met dat handhavingsplan. Maar door, de facto, dat huishoudelijk reglement niet op de regeringstafel te brengen en goed te keuren, maakt u de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, zoals wij hem in dit parlement kamerbreed hebben goedgekeurd, niet operationeel.
Ik heb een vermoeden waarom dat niet gebeurt. Maar we worden hier niet betaald om onze vermoedens en diepste gedachten op tafel te brengen. Minister, u zit in een spel waarin u beter niet zou stappen. Ik wil u adviseren om het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid onverwijld goed te keuren waardoor deze raad de opdracht kan invullen die hij bij decreet heeft gekregen.
Het is een zeer interessant idee van de collegas om eens een hoorzitting te hebben over de adviezen die zijn ingediend, inzonderheid dat van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Het is zelfs origineel, want het is de bevoegdheid van de regering om het handhavingsplan goed te keuren. Maar het kan nooit kwaad om het parlement daarover op voorhand te horen. Het bespaart u alleszins nadien heel wat heibel. Het is belangrijk dat we ons daar dan over kunnen uitspreken.
Voorzitter, ik wil u iets nadrukkelijk vragen. En, minister, dit is echt niet ingegeven door wantrouwen. Ik heb in deze commissie paragrafen die een verregaande juridische interpretatie geven over bevoegdheden en verantwoordelijkheden en die door uw administratie werden opgesteld en ik weet dat ze dat meestal vakkundig doen integraal in het verslag laten opnemen. Ik vrees namelijk dat er betwisting zou kunnen ontstaan over die interpretatie. U zegt aan de ene kant en dat is nogal wiedes dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid niet bevoegd is voor toekomstige of voor reeds betaalde dwangsommen. Daarvoor hebben we hem ook niet opgericht. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is opgericht om in zekere mate een sturing te kunnen geven aan het betekenen van die dwangsommen. U hebt dat occasioneel genoemd. Ik heb het totale cijfer gemist, maar ik weet van één vonnis en ik weet dat notoire oud-collegas er heel wat meer kunnen bezorgen en daar gaat het over een dwangsom per 24 februari 2009 van 288.600 euro. Ik vroeg naar de totale contentieux: als die dwangsommen morgen worden betaald, over welk bedrag gaat het dan? En dit zijn bedrijven die planologisch geregulariseerd en in orde zijn, maar toch met die dwangsommen boven hun hoofd hangen. Minister, ik vrees, tenzij u mij kunt overtuigen, dat uiteindelijk enkel de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, vanzelfsprekend in samenwerking met de stedenbouwkundige inspectie, hier enig soelaas zou kunnen brengen.
Het is nuttig dat we een motie indienen met betrekking tot deze interpellatie en dat we in deze motie nadrukkelijk vragen om die hoge raad alle bevoegdheden te geven door de goedkeuring van het reglement. Ik dank de regering voor de feitelijke toezegging om mee te werken aan de hoorzittingen over het handhavingsplan. Dit kan voor iedereen bijzonder verhelderend zijn.
De voorzitter : De heer Vandaele heeft het woord.
De heer Wilfried Vandaele : Wij zullen uiteraard ook een motie indienen. Ik ben blij dat we het blijkbaar redelijk breed eens zijn over de hoorzitting die we hier willen houden. Voorzitter, ik weet niet of het nu het moment is om een aantal organisaties te noemen die we daar willen horen. Ik dacht in elk geval aan de VVSG en de SARO, maar toch ook aan de mensen die met de handhaving bezig zijn: de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de inspecteurs en waarom ook niet het parket. Misschien zijn er nog andere?
De voorzitter : Ik merk dat er unanimiteit is over de hoorzitting, om de verschillende betrokken actoren te horen over het ontwerp van het handhavingsplan. Ik stel voor dat we dat de week na het paasreces doen. We zullen nog de verschillende fracties aanschrijven om desgevallend nog andere instanties dan deze die de heer Vandaele voorstelt, uit te nodigen: VVSG, Inspectie RWO, de hoge raad zelf en desgevallend de parketten. Zijn er nog andere instanties, mijnheer Van Mechelen?
De heer Dirk Van Mechelen : Het is inderdaad gebruikelijk dat de fracties namen en instellingen mogen geven. Wij hebben over het nieuwe decreet, over de codex, een heel brede hoorzitting gehouden. Het zou nuttig zijn om een beroep te doen op de mensen die toen hebben meegewerkt. Dat waren nogal notoire mensen die, over de partijgrenzen heen, daaraan hebben meegewerkt.
De voorzitter : Ik stel voor dat we de nu al genoemde instanties uitnodigen en dat we nog een rondschrijven richten tot de verschillende fracties om desgevallend nog andere instanties of personen te suggereren. Dat hameren we dan af in een volgende regeling van de werkzaamheden met het oog op de hoorzitting annex gedachtewisseling na de paasvakantie.
Minister Muyters heeft het woord.
Minister Philippe Muyters : Ik zal de voorbereiding uiteraard met plezier aan de commissiesecretaris overmaken. Ik zal hem tevens een lijst bezorgen van de dossiers en de dwangsommen. Op die manier zullen de leden van deze commissie daar een beter zicht op krijgen.
Ik heb begrepen dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid niet bevoegd is om zich over het al dan niet betekenen van een vonnis uit te spreken. De bevoegdheid van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid is beperkt. Het gaat niet om discussies over de grootte van een dwangsom. Zodra iemand die een dwangsom niet heeft betaald naar de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid stapt, kan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid eventueel tot een gedeeltelijke vrijstelling van de onbetaalde dwangsommen overgaan. Dit staat los van het betekenen op zich. Volgens mij moet er nog steeds worden betekend. Indien de dwangsommen, ondanks het bestaan van een rechterlijke uitspraak, niet worden betaald, kan de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid beslissen dat ze niet helemaal moeten worden betaald.
Wat het handhavingsbeleid betreft, is hier een keuze gemaakt. We zullen daarover verder nog van gedachten wisselen. We zullen het plan zo snel mogelijk voltooien en aan de leden van de commissie overmaken. Dit plan moet de basis van onze discussies vormen. Het gaat niet om het voorstel dat aan de VVSG is bezorgd. De adviezen van de VVSG, van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid en van anderen zullen in het plan worden verwerkt.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Daarnet heeft de minister in verband met de dwangsommen uitdrukkelijk vermeld dat de administratie sinds 1999 systematisch alle dossiers die vonnissen of arresten met kracht van gewijsde betreffende de oplegging van dwangsommen bevatten, betekent. Ik ben blij dat hij zelf naar dat jaartal heeft verwezen. Daardoor hoef ik dat niet te doen.
Het gaat hier om een beleidsbeslissing van de vorige minister en van de vorige Vlaamse Regering. Het was toen de bedoeling met de blinde afbraakpolitiek te stoppen. Ik heb daar nooit in geloofd. Ik hoop dat mijn opvolger die zienswijze deelt. Door de dwangsommen te betekenen, proberen we de mensen ervan te overtuigen dat daar niet mee wordt gelachen. De wet en de rechtspraak moeten worden uitgevoerd. Ze kunnen hiermee in hun eigen vlees snijden.
Het beleid dat in 1999 van start is gegaan, heeft op het terrein heel wat resultaten opgeleverd. Heel wat mensen en bedrijven zijn vrijwillig tot de sanering van hun bouwmisdrijven overgegaan. Ik kan echter legio voorbeelden geven van mensen die ten gevolge van de blijvende betekening en invordering in een kafkaiaanse situatie zijn terechtgekomen.
Een van de meest legendarische voorbeelden betreft een gemetste barbecue in het noorden van Antwerpen. De dwangsommen zijn tot duizenden euros opgelopen. Dit staat natuurlijk niet meer in verhouding tot de overtreding. De eigenaar heeft gedurende 6 jaar geweigerd zijn barbecue af te breken. Die barbecue moest overigens worden afgebroken omdat de rook in de living van de buur terechtkwam. Daarom is die procedure destijds gevoerd. We kunnen hier even mee lachen. Dit voorbeeld toont echter aan dat de opeisbaarheid in verband met de dwangsommen, zeker indien een planologische regularisatie is doorgevoerd, eigenlijk zinloos wordt.
Om die reden hebben we beslist dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid advies over de betekening van dwangsommen kan leveren. Dit advies kan, voor alle duidelijkheid, luiden dat de dwangsommen niet meer moeten worden betekend.
Minister, ik heb uw juridische toelichting gehoord. Ik zal dit op mijn beurt door andere juristen laten nakijken. Vlaanderen zit op u te wachten. Het gaat niet om enkele occasionele gevallen. Mensen als Gerald Kindermans en Patrick Lachaert kunnen u een batterij voorbeelden leveren. Het gaat hier niet om een fait divers. U draagt hiervoor elke dag persoonlijk de verantwoordelijkheid.
De heer Bart Martens : De essentie van een dwangsom is natuurlijk dat ze niet moet worden betaald. Bepaalde burgers willen, bijvoorbeeld door een barbecue niet af te breken, burgerlijk ongehoorzaam blijven. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid.
De voorzitter : De heer Van Mechelen heeft het woord.
De heer Dirk Van Mechelen : Voorzitter, indien iets wordt afgebroken en de ruimtelijke ordening is hersteld, kan over de billijkheid van de opgelopen dwangsommen worden gediscussieerd. Wat nu in de Vlaamse Codex staat, hebt u nog zelf goedgekeurd.
Met redenen omklede moties
De voorzitter : Door de heer Van Mechelen en de heer Vandaele werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.