Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 02/05/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Annick De Ridder tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de inspraakprocedure voor de verruiming van de Schelde
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, de verruiming van de Schelde kwam al vaak aan bod in deze commissie. In december 2005 gebeurde het eerste wapenfeit, meer bepaald de ondertekening van het verdrag over de verruiming van de Schelde door de Nederlandse en de Vlaamse Regering.
Op dit moment loopt de inspraakronde, maar met de start van deze inspraakronde mogen we niet op onze lauweren rusten. We moeten waakzaam blijven, het schema in het oog houden en ervoor zorgen dat we in 2007 de eerste spade in de grond kunnen steken.
De in maart opgestarte inspraakrondes kunnen nog voor heel wat vertraging zorgen. De startnotitie?Verruiming Vaargeul Beneden-Zeeschelde en Westerschelde´ werd voorgesteld. Hierin staat wat de volgende Scheldeverruiming zal betekenen.
Mijnheer de minister, het is opvallend dat er tijdens de voorstelling heel veel vertegenwoordigers van actiegroepen aanwezig waren. Aan Nederlandse zijde vielen een aantal opvallende uitspraken te noteren die ons misschien moeten alarmeren. Toonaangevende vertegenwoordigers van Nederlandse actiegroepen, onder andere van de Zeeuwse Milieufederatie, hebben gezegd dat, met alle procedurele stappen, het louter theoretisch is dat de verdieping in 2007 zou beginnen. 2008 lijkt logischer, zeggen zij. Daar wordt onmiddellijk aan toegevoegd dat men dat ook aan Vlaamse of Belgische zijde weet.
Mijnheer de minister, nu wordt in Nederlandse kringen eindelijk hardop gezegd wat in de wandelgangen al lang werd gefluisterd. Weet u dat ook, of gaat u er nog steeds van uit dat 2007 realistisch is?
Wat zijn de gevolgen voor de Vlaamse haveneconomie als de verruiming niet in 2007 kan aanvangen? Is het zinvol, om onze standpunten kracht bij te zetten, deze scenario´s te laten berekenen, bijvoorbeeld door de Vlaamse Havencommissie binnen de SERV? Wat is de stand van zaken over de opmaak van de milieueffectenrapporten? Eind dit jaar, of uiterlijk begin volgend jaar is de einddatum. Is dat haalbaar? Ik hoop uiteraard van wel.
Wat zijn de eerste reacties aan Nederlandse zijde naar aanleiding van de voorstelling van de startnotitie?Verruiming Vaargeul Beneden-Zeeschelde en Westerschelde´? Hebt u hierover signalen opgevangen?
De voorzitter: De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris: Mevrouw De Ridder, we weten wat de gevolgen zijn. Ik stel voor om geen studies meer te laten uitvoeren, want nog eens studeren, zou ons nog meer tijd doen verliezen. Uw enige zinvolle vraag is uw eerste vraag. Mijnheer de minister, houdt u vast aan het uitgangsscenario, ja of nee?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, we hebben vandaag vernomen dat de Vlaamse vertegenwoordiger bij de Nederlandse ambassadeur zich een beetje ongerust maakt over de antistemming aan Nederlandse zijde. In Nederland begint men in toenemende mate allerlei verhalen te vertellen die zich keren tegen de Vlamingen.
Mijnheer de voorzitter, tijdens de hoorzitting over de Westerschelde werd bij de tijdsplanning gewaarschuwd voor de manier waarop de Nederlanders ermee omgaan. De overheid stelt steeds een timing voorop, maar daar staan andere Nederlanders tegenover die er anders over denken en die mogelijkheden vinden om dit soort procedures veel langer te rekken dan de politici eigenlijk willen. Deze bezorgdheid wil ik hier nogmaals uiten, rekening houdend met de ervaring die we met Nederlanders hebben.
De heer Marc Van den Abeelen: De agenda van de administratie is niet die van de politiek, mijnheer Peumans. Dat hebt u ook al eens gezegd.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, kunt u omschrijven hoe men in Zeeuws-Vlaanderen reageert op de ontpoldering van de Hedwigepolder? Hoe reageert de Nederlandse overheid daarop? Als u daar niet meteen op kunt antwoorden, heb ik er geen probleem mee dat u het antwoord later geeft. Ik hoop wel dat er duidelijkheid komt op korte termijn, dus zeker voor het reces.
Mijnheer Penris, het zou wel interessant zijn dat u dit mee opvolgt, want het heeft grotere consequenties dan u denkt.
De heer Jan Penris: Dat weet ik wel. De commissiesecretaris heeft nog niet zo lang geleden een aanzet van antwoord doorgestuurd.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik ben samen met u bezorgd dat een en ander tijdig wordt uitgevoerd. We hebben in heel wat teksten en zelfs in verdragen de datum van 2007 ingeschreven. Inschrijven is een zaak, realiseren een ander. Ik ga ervan uit dat we er alles aan doen om die datum te doen naleven, wat niet evident is.
We wisten van in den beginne dat 2007 een scherpe datum was. Dit mag er ons niet van weerhouden om met de nodige doortastendheid en met een bepaalde stijl die me eigen is, te zorgen dat dit wordt gerealiseerd en er ook met de Nederlanders over te spreken. Als daar in Zeeland of elders in Nederland bepaalde uitlatingen over worden gedaan, dan is het aan mijn Nederlandse collega, minister Carla Peijs, om na te gaan wat daar de ernst en de politieke draagkracht van is in Nederland. Ik voel me niet geroepen om daar uitspraken over te doen of me daarmee te moeien.
Volgens de huidige voorgelegde planning door het consortium Arcadis-Technum, dat instaat voor het MER, zouden de studies tegen eind oktober 2006 beëindigd zijn, zodat tegen eind 2006 het ontwerp van MER kan worden voorgelegd.
De MER-commissie moet toezien op de correcte uitvoering van het MER. De startnotitie beschrijft wat dat MER moet onderzoeken. Tijdens de informatieavonden in Terneuzen en Antwerpen op respectievelijk 15 en 16 maart werd verduidelijking gegeven bij de startnotitie en konden er vragen worden gesteld. Het verruimingsproject moest technisch verduidelijkt worden. Zo is er de vraag waarom voor schepen met een diepgang van 13,10 meter een waterdiepte van 14,74 meter vereist is. Dat heeft te maken met de kielspeling.
Een andere reactie kwam van een groepering uit Zeeland. Zeeland zou enkel de lasten en geen lusten ontvangen. Dit werd weerlegd aan de hand van de resultaten van de maatschappelijke kosten-batenanalyse.
Inhoudelijk werden over de startnotitie echter geen vragen gesteld. De startnotitie lag ook ter inzage bij de verschillende Scheldegemeenten. Hierdoor konden schriftelijke inspraakreacties, die enkel betrekking mochten hebben op het studiegebied of de gekozen onderzoeksmethode, nog bij de betrokken gemeenten ingediend worden tot ten laatste 7 april 2006. De procedure is dus afgesloten.
Aangezien het om een grensoverschrijdende procedure gaat, worden de Vlaamse en Nederlandse inspraakreacties nu gebundeld. Deze reacties worden dan voorgelegd aan de Schelde-MER-commissie. Deze commissie formuleert richtlijnen over de opzet van het geplande MER-onderzoek. Hierbij zal ze rekening houden met deze inspraakreacties.
De projectleiding van het project Verruiming Vaargeul zal reageren op de inspraakreacties op het moment dat de Schelde-MER-commissie haar richtlijnen publiceert. De publicatie van deze richtlijnen wordt in juni verwacht. Het consortium Arcadis-Technum zal rekening houden met de opgegeven MER-richtlijnen bij de verdere uitwerking van het MER-rapport. Aanvullend geven de gemeenten deze opmerkingen eveneens door aan Proses 2010. Proses 2010 zal deze opmerkingen rapporteren aan de Technische Schelde Commissie.
Alles wordt nog steeds in het werk gesteld om de werken voor de verruiming nog in 2007 aan te vatten. De beschikbare tijd voor het doorlopen van de procedure is zeer krap, in het bijzonder voor wat de Nederlandse procedure betreft. Nederland is juridisch verplicht om de tracéwetprocedure te volgen. Deze procedure is ingewikkeld en bevat een aantal tussenstappen die termijngebonden zijn en verplicht moeten worden gevolgd. De snelheid mag niet als gevolg hebben dat een aantal stappen zou worden overgeslagen.
Door middel van bestuurlijke monitoring moet Proses 2010 erop toezien dat de termijnen worden gerespecteerd. Die mensen rapporteren maandelijks over de vooruitgang en melden eventuele vertragingen en mogelijke oplossingen om ze op te vangen.
Mijnheer de voorzitter, collega´s, er zijn op dit moment geen harde elementen om te stellen dat deze datum niet haalbaar is. Ik zeg er meteen bij dat het een erg scherpe timing is, die we heel belangrijk vinden.
De heer Jan Penris: Mijnheer de minister, we zijn sinds 1995 stille vragende partij.
Minister Kris Peeters: Waarmee u allicht wilt zeggen dat 2007 zeker ruim op tijd is. (Gelach)
Mijn boodschap is eigenlijk dat we dit verder pogen af te werken met de nodige instrumenten.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het had me ten zeerste verontrust indien u het tegengestelde had gezegd. Ik ga ervan uit dat er nog geen officiële signalen van vertragingen zijn, maar ik vraag u toch het zeer nauwgezet verder te volgen. Overigens twijfel ik er niet aan dat u dat doet, en dat u ook, zodra er zulke signalen zijn, dat ter kennis zult brengen van het parlement.
De voorzitter: Het incident is gesloten.