Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 17/11/2005
Vraag om uitleg van de heer Pieter Huybrechts tot de heer Frank Vandenbroucke, vice-minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de groeiende vraag naar specifiek onderwijs voor kinderen met autisme
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, u kent ongetwijfeld de acht bestaande types in het buitengewoon onderwijs. Ik zal daar dan ook niet dieper op ingaan. Omwille van budgettaire redenen zijn scholen verplicht zich strikt te houden aan die type-indeling. Zo eenvoudig is die echter niet. Zeker kinderen met een autismespectrumstoornis, autisme in diverse gradaties, zijn eigenlijk in geen enkele van de acht types onder te brengen.
Momenteel richt de basisschool voor buitengewoon onderwijs Wilgenduin twee aparte autiklasjes in. Omdat Wilgenduin alleen onderwijs mag geven aan de types 1 en 8, krijgen ze minder ondersteuning dan bijvoorbeeld scholen voor kinderen met zware mentale handicaps of gehoorstoornissen. Wilgenduin moet dus autistische leerlingen opvangen met relatief weinig middelen. Mochten deze autistische kinderen in andere scholen in een ander type zijn ondergebracht, zou de school hiervoor mogelijk meer financiële middelen krijgen waardoor extra lestijden en meer paramedische ondersteuning mogelijk zouden zijn.
Mijnheer de minister, op de viering van 25 jaar geïntegreerd onderwijs hebt u zich voorstander getoond om bepaalde types in het buitengewoon onderwijs samen te brengen. Ook kinderen met autisme die momenteel nergens thuishoren, hebben recht op en nood aan aangepast onderwijs. Hebt u reeds initiatieven genomen om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar specifiek onderwijs voor kinderen met autisme? Blijft het de bedoeling om zoveel mogelijk leerlingen in het gewone onderwijs te houden? Het ideale zou zijn om kinderen die momenteel in het buitengewoon onderwijs zitten, voor te bereiden op een terugkeer naar het gewone onderwijs. Daarvoor is natuurlijk individuele begeleiding en specifiek onderwijs nodig. Zult u voor kinderen met autisme specifieke maatregelen treffen?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, collega's, het is een gekend probleem dat leerlingen met autisme of autismespectrumstoornissen, net als andere leerlingen met een meervoudige beperking, moeilijker een plaats weten te vinden in de bestaande opdeling van het buitengewoon onderwijs in types. Deze opdeling is gebaseerd op een enkelvoudige indeling van stoornissen.
Als doorverwijzende instanties, met name CLB's, geconfronteerd worden met een complexere problematiek, dan zullen ze in de keuze van het type die stoornis laten primeren die het sterkst de problematiek van het kind bepaalt. In een aantal gevallen leidt deze benadering niet tot de meest ideale oplossing.
Het feit dat men in het geval van de school voor buitengewoon onderwijs Wilgenduin doorverwijst naar type 1 of 8 kan ik niet beoordelen. Als men binnen die context een aanbod voor kinderen met autisme wenst te organiseren, dan is de bij types 1 en 8 horende omkadering inderdaad van toepassing, ook al zijn de noden misschien groter.
Op dit ogenblik loopt er in zes regio's in Vlaanderen een autiproject. Het is de doelstelling om vanuit de zes pilootscholen, dat zijn vier scholen voor buitengewoon basisonderwijs en twee scholen voor buitengewoon secundair onderwijs, aan deskundigheidsbevordering te doen binnen de eigen regio om de opvang van leerlingen met autismespectrumstoornissen te optimaliseren. Ze richten zich binnen de regio zowel op scholen voor gewoon onderwijs als op scholen voor buitengewoon onderwijs. Dit gebeurt netoverschrijdend. Tegen het einde van dit schooljaar zullen de bevindingen uit het project naast elkaar worden gelegd en zullen we nagaan in welke mate de benadering binnen de zes projecten effectief tot een grotere deskundigheid heeft geleid bij de betrokken schoolteams.
Momenteel werken we aan een conceptnota over niet alleen de toekomst van het buitengewoon onderwijs, maar ook over de idee dat er een continuüm moet worden uitgebouwd dat loopt van gewoon onderwijs tot en met buitengewoon onderwijs met allerlei schakels en samenwerkingsverbanden daartussen. De problematiek van leerlingen met autisme zal hierin een plaats krijgen.
U hebt mijn toespraak gelezen die ik heb gehouden naar aanleiding van 25 jaar buitengewoon onderwijs van het vrije net. Ik heb daar de idee verdedigd om het werken met acht strakke types te vervangen door het werken met enkele clusters van problemen. Dit geeft de scholen voor buitengewoon onderwijs de mogelijkheid om meer soorten problemen op te vangen. We moeten tegelijkertijd ook het zorgniveau fijner definiëren, waardoor beter kan worden ingeschat wat nodig is in een school om tegemoet te komen aan het specifieke probleem. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook kinderen met autisme of autismespectrumstoornissen moet toelaten om de juiste plaats in de juiste voorziening met de juiste omkadering te vinden.
We zijn de nota aan het bespreken, en ik hoop die tegen het einde van het schooljaar te kunnen omzetten in een aantal concrete beleidslijnen, waaronder ook opvang voor leerlingen met autismespectrumstoornissen. Ik moet eerst nog een hele weg afleggen, gaande van een advies van de Vlaamse Onderwijsraad tot de concrete uitwerking.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Laat ons hopen dat de voorbereidingen die u nu treft, zo spoedig mogelijk geconcretiseerd kunnen worden in het belang van de kinderen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.