Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 23/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de grensoverschrijdende milieuproblematiek met betrekking tot Meprec Moeskroen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Decaluwe tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de grensoverschrijdende milieuproblematiek met betrekking tot Meprec Moeskroen.
De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is niet voor het eerst dat er inzake de grensoverschrijdende milieuproblematiek vragen worden gesteld. In het voorjaar van 2001 ontstond er heel wat commotie in de streek van Moeskroen over de aanvraag van de NV Meprec tot capaciteitsuitbreiding voor de verbranding van ziekenhuis- en gevaarlijk afval. Er zou zelfs afval vanuit Ierland via Vlaanderen en Nederland naar Wallonië gaan. In de periode 1997-1998 werden ter hoogte van het industriegebied van Moeskroen door de Vlaamse Milieumaatschappij hoge dioxinewaarden vastgesteld.
In een antwoord op vragen van begin 2002 stelde de toenmalige minister dat artikel 4 van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 niet werd nageleefd door het Waalse Gewest. Dit betekende concreet dat de Vlaamse Regering geen kopie van het afgewerkte MER ontving. De minister zou hieromtrent contact opnemen met zijn Waalse collega om de naleving van de afspraken in het kader van het samenwerkingsakkoord af te dwingen. Het dossier van de NV Meprec zou ook op de agenda worden geplaatst van de gemengde politiek-ambtelijke werkgroep die belast is met de opvolging van het protocolakkoord van 6 april 2000.
Ik heb tijdens de vorige legislatuur zowel vragen gesteld aan de ministers Dua en Sannen. Ik zal niet meer ingaan op de antwoorden van toen. Het is wel een feit dat het probleem nog steeds bestaat. Er zijn ook steeds meer andere bedrijven in de onmiddellijke omgeving die geurhinder en vervuiling in Vlaanderen veroorzaken. Meprec zou nog steeds 70 kubieke meter vervuild afvalwater rechtstreeks in de riolering lozen.
Mijnheer de voorzitter, welke stappen werden er de voorbije jaren genomen tegen de grensoverschrijdende milieuvervuiling vanuit Wallonië? In welke mate werd reeds contact opgenomen met uw Waalse collega? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de geur- en milieuhinder van de NV Meprec?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ook in dit dossier zijn er tijdens deze legislatuur een aantal stappen gezet. De afdeling Milieu-inspectie en de Waalse tegenhanger Division de la Police de l´Environnement, kortweg DPE, hebben in februari 2004 overlegd hoe ze samen het aanslepend geurprobleem in Rollegem, deelgemeente van Kortrijk, door de industriezone in het noorden van Moeskroen konden aanpakken. Als eerste stap in deze samenwerking voerde de afdeling Milieu-inspectie in het najaar van 2004 een onderzoek uit naar de geurimpact van de industriezone in Moeskroen op de inwoners van Rollegem en omgeving. De resultaten van dit omgevingsonderzoek, uitgevoerd door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), zijn beschikbaar sinds begin maart 2005.
De studie bestond uit een analyse van alle geurklachten sinds 2001, een telefonische enquêtering van 450 omwonenden, het bijhouden van geurdagboeken door 58 inwoners van Rollegem, Bellegem en Aalbeke én het uitvoeren van 27 snuffelmetingen door milieu-inspecteurs en door professionele snuffelploegen. Uit de verschillende onderdelen van de geurstudie blijkt dat de industriezone van Moeskroen onaanvaardbare geurhinder veroorzaakt voor de inwoners van Rollegem. In Bellegem en Aalbeke treedt geen onaanvaardbare geurhinder op. De bedrijven die de grootste impact uitoefenen en de meeste geurhinder veroorzaken, zijn Mydibel, een aardappelverwerkend bedrijf, en Vandeputte, een producent van zeep. Ook de groencompostering van Lavano kan een belangrijke invloed uitoefenen op de omgeving. Codeb, een verwerker van olie en vetten, kan tot op beperkte afstand geurhinder veroorzaken. Een opvallend resultaat van de geurstudie is dat Meprec, de verbrandingsoven voor ziekenhuisafval en gevaarlijk afval, waarrond alle commotie over geurhinder in het Kortrijkse in 2001 begon, slechts een beperkte geurimpact op de omgeving heeft.
In het onderzoeksrapport wordt aanbevolen om prioritair bij Mydibel en Vandeputte een bronnenonderzoek uit te voeren. Volgens de berekeningen in het rapport moeten beide bedrijven hun geuruitstoot met minstens 50 percent reduceren om in het centrum van Rollegem onaanvaardbare geurhinder te voorkomen. Om ook ter hoogte van de dichter gelegen woningen onaanvaardbare geurhinder te vermijden, moeten nog grotere reducties worden doorgevoerd. Ook voor Lavano stelt het onderzoeksrapport een bronnenonderzoek voor. Bij dit bedrijf is een emissiereductie van minstens 40 percent vereist om de geurhinder in Rollegem terug te dringen. Voor Codeb wordt een doorlichting van de processen en de activiteiten voorgesteld om uit te maken waar de geuremissies vandaan komen en welke maatregelen er kunnen worden genomen.
De afdeling Milieu-inspectie besprak op 16 maart 2005 de resultaten van dit geuronderzoek met de Waalse DPE. Tijdens dit overleg engageerde de DPE zich om, als tweede fase van de samenwerking tussen beide inspectiediensten, op basis van de aanbevelingen uit dit onderzoek de nodige acties te ondernemen. Concreet zal de DPE bij de twee als prioritair aangeduide bedrijven, Mydibel en Vandeputte, metingen uitvoeren om te bepalen welke chemische stoffen er verantwoordelijk zijn voor de geurhinder. Tegelijk zal de DPE drie meetstations in de buurt van deze bedrijven plaatsen om de concentratie van de gemeten geurcomponenten in de omgevingslucht te volgen. Als resultaat van deze metingen zal de DPE in 2005 een saneringsplan opleggen aan beide bedrijven. Via nieuwe metingen zal begin 2006 de effectiviteit van de genomen maatregelen worden beoordeeld.
De stad Moeskroen heeft de activiteiten van het bedrijf Meprec stilgelegd op het einde van april 2005. Voor zover de afdeling Milieu-inspectie weet, ligt het bedrijf momenteel nog altijd stil.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de minister, ik dank u voor het gedetailleerde antwoord. Het is volgens mij voor het eerst dat grensoverschrijdend contact met Wallonië zijn vruchten begint af te werpen en dat er wordt opgetreden. Dit kan een voorbeeld zijn voor nog andere moeilijke dossiers?op de schreve´. Ik hoop dat Vlaanderen dit dossier blijft opvolgen, want de ervaring leert dat als de aandacht verslapt, de Walen er als de kippen bij zijn om opnieuw hun zin te doen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.