Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het voorstel van decreet van Jean-Jacques De Gucht, Marius Meremans, Caroline Bastiaens, Yamila Idrissi en Bart Caron houdende wijziging van het Kunstendecreet van 13 december 2013.
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister Gatz heeft het al verscheidene keren herhaald, en ik geloof dat ik niet enkel voor mezelf spreek, maar voor iedereen in de commissie Cultuur als ik zeg dat cultuur een enorme meerwaarde levert aan onze samenleving. Kunst inspireert en ontroert. Kunstenaars houden de samenleving een kritische spiegel voor. Ik weet dat ik hiermee in herhaling val, maar in gesprekken heb ik soms wel eens de indruk dat men dit onderschat: cultuur zorgt voor een ongelooflijke toegevoegde waarde voor onze economie.
Kunst verbindt mensen, ongeacht hun hyperdiverse achtergrond. We moeten als samenleving onze cultuurhuizen, onze culturele organisaties en kunstenaars koesteren. Het is aan ons om daarvoor te zorgen en een kader te bieden waarbinnen ze zich artistiek kunnen uitleven, een kader dat hen niet belemmert, maar ondersteunt. Daarom is het voorstel van decreet dat hier voorligt, van zo groot belang. Het stuurt het decreet van 2013 bij op enkele gebieden waar de oorspronkelijke doelstelling ondergesneeuwd dreigde te geraken. Met het vandaag voorliggende voorstel werken we een aantal praktische problemen weg die in het Kunstendecreet van de vorige legislatuur waren geslopen. Het zijn aanpassingen die zullen zorgen voor een nog performanter wetgevend kader voor de kunstensector.
Een eerste praktisch probleem vloeit voort uit het feit dat de culturele verantwoordelijkheid van de provincies eind 2016 afloopt. Het spreekt voor zich dat dit betekent dat het protocol met de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) eind 2016 afloopt. Dit was nog niet ingeschreven in het Kunstendecreet.
Een volgende onnauwkeurigheid schuilt in het afschaffen van de bepaling met betrekking tot de toekenning van een rechtspersoon aan kunstenaars. Het Kunstendecreet voorzag in de mogelijkheid voor elke kunstenaar om een rechtspersoon aan te duiden. Concreet stond die rechtspersoon in voor de financiële verantwoording van de toegekende subsidies aan de kunstenaar. Jammer genoeg werd met het wegvallen van de financiële verantwoordingsplicht de bepaling dat een kunstenaar een rechtspersoon kan aanduiden, niet langer opgenomen. Het perverse effect van het verwijderen van die bepaling is dat het voor een kunstenaar complexer zou kunnen worden als hij of zij die middelen wenste te gebruiken voor eigen tewerkstelling. Het wegvallen van die maatregel was naar onze mening geen goede zaak. Om de kunstenaar gepast te kunnen ondersteunen, werd deze bepaling bijgevolg opnieuw toegevoegd.
Een andere aanpassing gaat over de voorwaarde die in het oorspronkelijke voorstel werd ingeschreven dat een rechtspersoon drie jaar moet bestaan. Dat schoot voorbij aan de primaire doelstelling om ervaring als criterium te nemen. Daarom is niet langer de bestaanstermijn van de rechtspersoon van belang, maar wel de professionele ervaring van het merendeel van de initiatiefnemers. Het merendeel moet vandaag minstens drie jaar professionele activiteit kunnen aantonen.
Een volgend probleem betreft de indexering van de lonen. Men was vergeten op te nemen dat de regering mag beslissen om de werkingssubsidies te laten stijgen om te compenseren voor gestegen lonen die uitbetaald moeten worden door de indexering. Dat wordt nu mogelijk gemaakt, met als voorwaarde dat het past binnen de goedgekeurde kredieten van het parlement.
De passages rond het verhaalrecht waren ook aan een verfijning toe. Met het nieuwe Kunstendecreet werd het repliekrecht geschrapt. Het verhaalrecht werd daardoor de enige uitweg voor een indiener om verzet aan te tekenen tegen een advies. Voor een indiener die een negatief advies heeft verkregen, is het logisch dat hij die wegneemt. Maar door het schrappen van het repliekrecht, werd het verhaalrecht ook voor hen die een positief advies hebben gekregen, maar niet over de gehele lijn, de enige manier om hun verhaal te halen.
Dat had enkele perverse gevolgen. Ten eerste hoeft het niet te verbazen dat dit een enorme planlast met zich zou meebrengen, een administratieve last die zou maken dat de doorlooptijd van de procedure enorm zou verlengen. Ten tweede verwerd het verhaalrecht op die manier tot een een-op-tweekans. Zij die een positief advies hebben gekregen, zouden via het verhaalrecht een nog beter advies kunnen verkrijgen. En indien dat niet zou lukken, zouden ze nog steeds kunnen teruggrijpen naar het oorspronkelijke advies – opnieuw planlast, dus.
Ten derde zou het de collegialiteit kunnen ondermijnen tussen de beoordelaars. Collega’s zouden in twee verschillende commissies twee verschillende adviezen indienen. U kunt zich vast voorstellen in welke sfeer collega’s terechtkomen als ze een verschillend advies geven.
Daarom wordt het repliekrecht met dit voorstel van decreet opnieuw opgenomen. Op die manier geven we aan indieners die een positief advies krijgen, de mogelijkheid tot een schriftelijke reactie, zonder zich de beschreven negatieve gevolgen op de hals te halen. De commissie die het oorspronkelijke advies heeft gegeven, wordt in dat geval aangevuld met één extra beoordelaar.
Conform de aanpassingen van het verhaalrecht bij de werkingssubsidies wordt dit ook aangepast bij de kunstinstellingen en de ondersteunende organisaties. Aangezien die echter onbeperkt in de tijd erkend zijn en hun werking bij de beoordeling niet dreigt te worden stopgezet, is het verhaalrecht hier niet van toepassing. Een beoordeling beslist immers over de hoogte van hun subsidiebedrag – beheersovereenkomst en dergelijke meer – en niet over het voortbestaan.
Een andere aanpassing die een snellere dossierafhandeling beoogt, heeft betrekking op de residentietoelagen. Daartoe hebben we een aanpassing ingeschreven die stelt dat waar de beoordeling van de kandidaten voor de residentietoelagen niet door de residentieplek zelf gebeurt, deze beoordeling niet door een beoordelingscommissie zal gebeuren, maar wel door een door de Vlaamse Gemeenschap aangewezen dienst. Dat zal een snellere dossierafhandeling toelaten.
Tot slot trachten we met artikel 21 het Vlaams Architectuurinstituut een decretale basis te geven voor zijn subsidies voor 2015-2016, aangezien in artikel 73ter geen rekening gehouden werd met de specifieke situatie van het Vlaams Architectuurinstituut.
Met deze aanpassingen, collega’s, wordt tegemoetgekomen aan enkele kleine vergetelheden en praktische problemen van het Kunstendecreet. Het beoogde doel is een nog performanter kader te creëren, opdat de creatieve sector zich kan uitleven in datgene waarin hij uitblinkt.
Ik dank jullie, en wil er nog even bij vermelden dat dit Kunstendecreet onderschreven is door de gehele commissie, dus door alle partijen in dit halfrond. (Applaus)
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Als sp.a gaan wij akkoord met de aanpassingen die worden voorgesteld en die door collega De Gucht uitgebreid naar voren zijn gebracht. Er is advies gevraagd aan de Raad van State en aan de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC). Die opmerkingen zijn ook mee opgenomen. Er is ook tegemoetgekomen aan de vragen die de SARC had.
Over een tweetal jaar zullen we opnieuw naar een evaluatie van dit Kunstendecreet moeten gaan, omdat er nog een aantal opmerkingen zijn die we nu niet hebben meegenomen, bijvoorbeeld de criteria voor de selectie voor de beoordelingscommissies.
Ik ben heel blij met de consensus die er over deze aanpassing is. Ik hoop dat we dat in de toekomst zo kunnen houden voor dit Kunstendecreet.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, Groen is mede-indiener van dit decreet. We zullen het dus uiteraard ook goedkeuren en steunen. Daarover bestaat er geen twijfel.
Het is een voorstel van decreet en dus hoeft de minister hier niet te zijn, maar persoonlijk vind ik het een beetje jammer dat hij er zelf niet is. Dat wil ik vandaag toch even zeggen. Dit decreet laat de minister immers toe om ook zijn visie, zoals uitgedrukt in zijn visienota, helemaal te realiseren. Die rol van de minister wil ik onderstrepen. De balans tussen grote en kleine organisaties, de balans tussen de canon en de vernieuwing, het inzetten op jonge kunstenaars, het inzetten op internationale uitwisseling en het stimuleren van het ondernemerschap in de sector: het zijn allemaal punten die de minister onderstreept in zijn visienota. Ik vind het jammer dat ik hem nu niet persoonlijk kan zeggen dat hij ook met deze aanpassing van het Kunstendecreet voluit kan rijden voor zijn doelstellingen. Maar goed, het is nu eenmaal zo.
Collega’s, er is in dit decreet heel veel aandacht voor die verschillende functies van de kunsten. Ik zal er niet in detail op ingaan. Ze worden allemaal gerespecteerd. Ik ben ook blij dat deze correctie dezelfde steun kan hebben als het originele Kunstendecreet dat in de vorige legislatuur kamerbreed werd voorbereid en goedgekeurd. Soms is de rol van een parlement groot in het onderstrepen van het algemeen belang van iets. Wel, het belang van een goed kunstenbeleid is zo’n zaak van algemeen belang. Ik ben dan ook blij dat het decreet kamerbreed wordt goedgekeurd.
Natuurlijk is een decreet geen wet van Meden en Perzen. Het gaat over kunsten, niet over vierkante meters asfalt die worden gegoten of de dikte van een grindlaag die moet worden aangelegd op de weg. Je kunt het niet allemaal meten en wegen op een weegschaal. Er is heel veel subjectiviteit, intersubjectiviteit, smaak, appreciatie in een kunstenbeleid. Een minister – en nogmaals: hij is er niet – kan met zo’n decreet vanalles doen. Hij kan er fantastisch veel prachtige doelstellingen mee realiseren, maar hij kan een sector ook schade toebrengen en zelfs kapotmaken, mocht zijn intentie helemaal negatief zijn. Maar daar ga ik nu even niet van uit, laat mij daarin duidelijk zijn.
Ik wil maar zeggen dat het een hulpmiddel, een toolbox is met heel veel interessante instrumenten. Je moet natuurlijk goed omgaan met die toolbox en er mooie resultaten proberen uit te krijgen.
Ik wil nog even onderstrepen dat er morgen in de commissie Cultuur een hoorzitting plaatsvindt over de visienota Kunsten. Dat is een van de stappen die in dit Kunstendecreet worden beschreven. Die visienota is breedvoerig en zeer degelijk gemaakt, maar mist misschien wat scherptes, ontbeert misschien wat uitdrukkelijke keuzes. Die scherptes vinden we misschien eerder terug in interviews van de minister dan in de visienota. Zo gaat dat nu eenmaal in de politiek. Er staan wel een aantal duidelijke accenten in, namelijk de aandacht voor de grote kunstinstellingen, maar ook dingen zoals aandacht voor jazz, kinder- en jeugdtheater, kleinschalig muziektheater en een aantal andere zaken.
Collega’s, mag ik hopen dat u allen en de minister morgen een aantal van onze accenten in het kunstenbeleid zult delen en ook verwerkelijken? Zo is er de aandacht voor het sociaal-artistieke werk, de kunsten die ook een maatschappelijke component hebben en die component mee uitdragen, die mensen meetrekken en integreren in de samenleving. Er is ook de aandacht voor cultuureducatie. Hoe belangrijk is het niet om de bouwstenen te hebben om van cultuur te kunnen genieten? Het is net zoals bij eten: als je iets niet kent, is het erg moeilijk om het meteen lekker te vinden. Wel, als je de letters niet kent, kun je ook niet genieten van een boek. Cultuureducatie geeft je de hulpmiddelen om te genieten.
Ten slotte zou ik een pleidooi willen houden om in het kader van dit Kunstendecreet veel aandacht te hebben voor interculturaliteit, voor de superdiversiteit in de samenleving die vandaag te weinig aan bod komt in het al te blanke, op de middenklasse gerichte cultuurbeleid. Dat is een bijzonder belangrijke uitdaging.
Ik sluit mij voor de rest aan bij de opmerkingen van de heer De Gucht: dit decreet moet de uitvoerbaarheid van het kunstenbeleid verbeteren. Het zal dat ook doen. Ten slotte moet het ook rechtszekerheid garanderen voor die vele kunstenorganisaties en kunstenaars in Vlaanderen wier werk niet mogelijk zou zijn zonder onze steun. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Meremans heeft het woord.
Als cultuurminnende partij en mede-indiener van het Kunstendecreet tijdens de vorige legislatuur zijn we nu ook blij dat we dit voorstel van decreet volmondig kunnen steunen.
We doen dat nu, we hebben dat in het verleden gedaan en we zullen het in de toekomst blijven doen aangezien de kunsten en cultuur voor onze partij van Vlaams-nationalisten een deel van onze eigenheid en identiteit zijn, tot spijt van wie het soms benijdt. Ik dank de heer De Gucht voor zijn uitvoerige verslag. Mevrouw Idrissi heeft gelijk dat we dit na verloop van tijd zullen moeten evalueren.
De voorzitter van de commissie had het meer over de visienota en de hoorzitting van morgen dan over het voorstel van decreet. Ik hou me aan het voorstel van decreet. Zo hoort het nu eenmaal. Ik doe geen voorafnames van zaken die nog moeten worden uitgesproken. Wat betreft de visienota kan ik wel zeggen dat de keuzes er wel degelijk in staan en dat we daar ook achter staan. We zijn blij dat onze accenten erin zijn opgenomen. Dit is een kamerbreed gedragen voorstel van decreet. Ik hoop dat we in de toekomst voor de kunsten kunnen blijven gaan naar een breed draagvlak. (Applaus bij de N-VA)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 261/5)
– De artikelen 1 tot en met 21 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.