Report plenary meeting
Report
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het verhaal van Ine en Jasmine dat vandaag een aantal kranten haalde, toont nog eens duidelijk aan dat studeren om leerkracht te worden één zaak is, maar dat werk vinden in het onderwijs, er blijven werken en er elke dag voor gaan een andere zaak is. Waarschijnlijk tot hun eigen verbazing hebben heel veel mensen die in dezelfde situatie zitten, gereageerd op hun initiatief op de sociale media. Ze geven uiting aan de frustratie om zelf vruchteloos te zoeken naar werk in het onderwijs, in tijden dat er toch regelmatig wordt gesproken over een lerarentekort.
Er zijn getuigenissen van mensen die tientallen, en de meest ongelukkige, zelfs meer dan honderd sollicitatiebrieven schrijven, en helaas zelden een antwoord krijgen. De iets gelukkigere mensen vinden interims, sommige tot hun tevredenheid, andere haken af. De meest gelukkige, maar die verhalen lees je natuurlijk minder, zijn de mensen die onmiddellijk werk vinden doordat ze een stageplaats hadden.
De reactie van de VDAB is terecht dat er lerarentekorten zijn voor sommige vakken en op sommige plaatsen, maar op andere plaatsen en voor andere vakken niet. In de reactie stelt de VDAB ook dat sommige mensen die op zoek zijn naar een job in het onderwijs, zelf wat problemen veroorzaken doordat ze niet in elke school willen gaan werken en sommige steden en scholen mijden.
Ik heb met veel tevredenheid gezien dat u het probleem erkent en dat u er empathisch op hebt gereageerd, minister. U zegt ook aan oplossingen te werken en te denken. Onze fractie wil het engagement dat die mensen willen opnemen en hun goesting om les te geven niet laten wegstromen uit onze maatschappij, uit het onderwijs. Hoe kunnen we dat als Vlaamse Regering en u als minister aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer De Ro, voor de vraag. U wijst ermee op een van dé uitdagingen voor ons onderwijs vandaag. Ik geef eerst wat nuance bij de cijfers. Het klopt dat er vandaag in de media cijfers verschenen zijn van de VDAB, maar dat zijn de cijfers van al wie werk zoekt en geïnteresseerd is in een loopbaan in het onderwijs. Dat zijn niet de mensen die noodzakelijk een onderwijskwalificatie hebben. We hebben nog vandaag gebeld met de VDAB, zij stellen dat 60 tot 70 procent een onderwijskwalificatie op zak heeft.
Het cijfer voor de vacatures bij de VDAB is ook niet exact. Het zou kunnen dat de vacatures een veelvoud zijn, omdat scholen niet verplicht zijn om, als ze een vacature hebben, die te melden aan de VDAB. In 2010 was er een project waarbij scholen samenwerkten met de VDAB. Toen zag je meteen dat er drie keer zo veel vacatures waren als wat in de databank van de VDAB zat.
Voor mij is het dus heel belangrijk dat we een concreet zicht krijgen op die vacatures. Ik plan dan ook een sensibilisatiecampagne gericht op de scholen: ik vraag hun om, als ze een vacature hebben, te proberen die door te geven aan de VDAB, zodat mensen – jongeren of anderen – die werk zoeken in het onderwijs, er snel een zicht op krijgen waar de vacatures zijn.
Bekijken we dan de onderwijsniveaus, dan zien we dat het aantal jongeren die zoeken naar een job, met bijna een derde is gestegen bij de kleuterleiders. Daar zit dus eigenlijk het grootste probleem. In de lagere school en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs is dat aantal echter gedaald. We zien dus een fluctuerende beweging, met een aantal regio’s die zeer sterk te lijden hebben onder een tekort en een grote uitstroom, namelijk de regio’s Brussel en Antwerpen.
Mijnheer De Ro, ik denk dat we op drie fronten moeten werken. We moeten die lerarenopleiding versterken. We moeten er zeker voor zorgen dat elke jongere die afstudeert, capabel en voldoende gewapend is om in een grootstedelijk context te werken, om die uitdaging als een heel positieve uitdaging te zien. We moeten ook – ik heb dat al vaker gezegd – samen met de sociale partners, de werkgevers en de werknemers, bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de loopbanen in ons onderwijs sneller duurzamer worden. De vaste benoeming is een element ter zake, maar je hebt natuurlijk ook de jonge starters. Ik denk dat u zelf een project hebt waarbij diverse scholen samenwerken en in pooling jobs aanbieden. Dat lijkt me een goed model om ook elders in Vlaanderen te gaan toepassen. Schaalvergroting kan ter zake een zeer positieve bijdrage leveren. De onderhandelingen met de vakbonden daarover worden zeer binnenkort opgestart. Ik hoop om zeker tegen juni, juli, augustus de bouwstenen klaar te hebben, om de maanden daarna dan effectieve sterke loopbaanmaatregelen te kunnen nemen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw eerste punt was terecht. Voor collega’s uit de steden waar er echt wel lerarentekorten zijn en waar we dus moeten putten uit mensen die buiten onze steden wonen en bij ons komen werken, is het heel frustrerend vast te stellen dat er anno 2015 in Vlaanderen nog altijd mensen zijn die afstuderen uit een lerarenopleiding en niet werden klaargestoomd voor scholen zoals wij die kennen en waarmee we dagelijks bezig zijn. Ik kijk naar een aantal collega’s. Dat moet ophouden. Op dat punt moeten we echt de lerarenopleidingen op hun verantwoordelijkheid wijzen: ze moeten mensen voorbereiden door stages en door hun aanpak.
Er is echter nog een punt waarbij we als overheid iets verder moeten gaan. U zegt te willen sensibiliseren opdat vacatures transparanter zouden verschijnen. Ik ben zelf bestuurder in een stad. Heel veel collega’s zijn dat. Steden zijn terecht verplicht om transparant te werken. Die maken de vacatures publiek. Ik hoor jonge leerkrachten die zoeken naar werk, zeggen dat ze tientallen websites van diverse scholengemeenschappen en scholengroepen moeten raadplegen om die vacatures te vinden. Dat vergroot de frustratie. Alle leerkrachten in Vlaanderen worden betaald met Vlaams belastinggeld. Het sociaal secretariaat voor de leerkrachten is door de Vlaamse overheid ingericht. Het is misschien raar voor een liberaal om te pleiten voor een verplichting, maar ik vind dat alle vacatures in het onderwijs op één plaats beschikbaar moeten zijn, zodat jonge mensen in ieder geval die frustratie niet meer kennen. Mocht u op dat vlak een initiatief nemen, dan hebt u voor 100 procent de steun van onze fractie. (Applaus bij Open Vld)
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijnheer De Ro, dat lijkt me inderdaad een zeer terechte vraag. Als N-VA-fractie zijn we daar ook mee bezig. Het is immers natuurlijk een problematiek als je aan de ene kant gemotiveerde leraren hebt die niet terechtkunnen in het onderwijs, en aan de andere kant een onderwijs dat schreeuwt om gemotiveerde leerkrachten.
Minister, misschien is het ook wel eens interessant om een stand van zaken te geven met betrekking tot het lerarenloopbaandebat. Dit raakt daar immers aan. Als N-VA vinden we het echter toch ook minstens even belangrijk om die aanstormende studenten – en nu zijn er weer heel wat die in het zesde jaar moeten kiezen wat ze gaan studeren – ook goed te informeren. Vlaanderen is één zaak, maar ik denk dat we dat regionaal zullen moeten bekijken. U zegt immers zeer terecht dat we in sommige regio’s profiel a zoeken, en in andere profiel b. Ik denk dat we ter zake ook heel duidelijk moeten communiceren, in het licht van oriëntering, wat mensen waar kunnen doen, waar mensen wat van werk kunnen vinden en waar niet. Ik denk dat we dat mee moeten opnemen in de oriëntering.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, ik wil ingaan op twee elementen van uw antwoord. Ten eerste zegt u, zeer terecht, dat we ervoor moeten zorgen dat er in de lerarenopleiding nog meer aandacht is voor de complexe situatie in de grootsteden, waarmee leerkrachten moeten leren omgaan. Ik wil u echter ook vragen om te bekijken op welke manier we een grotere groep jongeren in de grootsteden kunnen motiveren om de keuze te maken voor het lerarenberoep. Want als we kijken hoeveel jongeren er in onze grootsteden opgroeien en hoeveel er daarvan kiezen om de lerarenopleiding te volgen, blijkt dat we daar nog werk aan de winkel hebben. Het is van groot belang dat we die doelstelling vooropstellen en kunnen halen.
Ten tweede wil ik vragen om in het overleg met de sociale partners te bekijken op welke manier er meer ruimte kan komen voor een hrm-beleid in de scholen. Dit voorbeeld toont aan dat dat echt een grote noodzaak is en dat daar meer ruimte voor moet komen. Deze jonge mensen solliciteren in veel scholen, maar krijgen van weinig scholen zelfs maar een antwoord. Dat draagt niet bij tot de motivatie om voort te werken in het onderwijs.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, de opeenvolgende pensioenmaatregelen hebben hier natuurlijk ook niet bij geholpen. Op Vlaams niveau is de terbeschikkingstelling afgeschaft, op federaal niveau is de pensioenleeftijd verhoogd, waardoor er op vijf jaar tijd maar liefst vijf jaar is bijgekomen dat leerkrachten moeten werken.
Veel van die leerkrachten willen dat wel, maar ze willen misschien ook wel eens iets anders doen. Zij kunnen op een andere manier in scholen ingezet worden, kunnen jongere collega’s begeleiden en minder uren lesgeven, waardoor ook tijd vrijkomt voor jonge collega’s om extra lestaken op te nemen. Dat is iets belangrijks, dat past in het hele lerarenloopbaandebat: hoe kunnen wij het werk werkbaar maken voor oudere leerkrachten én jonge mensen kansen geven? Dat is essentieel. Wat zijn uw plannen daarvoor?
Dank u wel, collega’s. U hebt allemaal samen alle bouwstenen aangereikt waaraan we volop aan het werken zijn.
Collega De Ro, ik vind dat u een punt hebt. We moeten er absoluut voor proberen te zorgen dat, als er ergens vacatures zijn, men dat ook weet. De vorige minister heeft inspanningen geleverd om daar voor een doorbraak te zorgen, maar scholen houden ook aan hun vrijheid op dat vlak. Het zou te maken kunnen hebben met regionale keuzes die ze willen maken. Ik weet het niet. Maar ik zal daar initiatieven rond nemen. Het moet een verplichting zijn, zegt u. Ik houd nogal van de positieve stimulans en het tonen dat het echt een meerwaarde is als je dat doet.
Collega Daniëls, u hebt een heel terecht punt aangehaald: wat is waar nodig, en op welke manier moet je dat inpassen? Dat is zeker juist. Het sluit ook aan bij wat mevrouw Helsen zegt. Ik ben er wel meer dan ooit van overtuigd dat elke lerarenopleiding in Vlaanderen jongeren weerbaar moet maken om les te geven in een grootstedelijke context, want de problematiek die je nu misschien iets meer hebt in Antwerpen en Brussel, zul je over tien, twintig jaar sowieso overal krijgen. Onze samenleving wordt veel kleuriger. Je ziet nu al dat het ook op het platteland helemaal anders is dan tien jaar geleden. Ik denk dus dat we daar echt drastische keuzes moeten maken. We hebben het er in de commissie ook al over gehad hoe belangrijk taal is. Ik kan dat hier nog eens bevestigen.
Die opleiding heeft dus een aantal nieuwe ingrediënten nodig om jongeren weerbaar te maken en ook om te vermijden dat ze na een paar jaar plots vertrekken, niet omdat ze geen werk hebben, maar omdat ze niet voldoende voorbereid zijn op de job die ze moeten uitoefenen.
Mevrouw Helsen, ik ga akkoord met wat u zegt over het hrm-beleid in de scholen. Dat is een zeer terecht punt. Dat kunnen we opnemen met de koepels en de netten.
Mevrouw Meuleman, wat u zegt over werkbaar werk, hangt rechtstreeks samen met hoe flexibel we loopbanen van leraren zien. Het is niet alleen dat je langer moet werken, maar ook dat je tien, twintig, dertig jaar in het onderwijs staat. Mocht ik die job uitoefenen, dan kan ik mij perfect voorstellen, mijn eigen karakter kennende, dat ik ook graag zeer variabel werk zou hebben. Ik ben er groot voorstander van dat je wat meer flexibiliteit in de loopbaan brengt. Dat moeten we bekijken met de sociale partners. Er zijn al heel wat informele gesprekken gevoerd. Ik hoop dat zij daarin mee willen stappen. Ik weet dat scholen en leraren vragende partij zijn, maar we moeten er natuurlijk voor zorgen – en dat is ook mijn verantwoordelijkheid – dat de leraar niet de speelbal wordt van degene die bepaalt voor welke klas hij of zij staat. Als die de leerkracht zo en zo flexibel inzet, kan die persoon zo ook gedemotiveerd raken.
We moeten dus een balans vinden tussen een stabiele, sterke loopbaan en voldoende flexibiliteit.
Ik heb net aan de heer De Ro gezegd dat het mijn bedoeling is om tegen het zomerreces al wat zicht te hebben en dan naar het grondige overleg over te gaan. Ik zal proberen mij strak aan die timing te houden.
Minister, bij sociaal overleg is het vaak zo dat de sociale partners heel wat op tafel leggen dat zij willen binnenhalen. U hebt hier steun in een brede groep mensen voor het vermijden van frustratie bij jonge mensen die echt wel geen gewone, maar de gemotiveerde, maatschappelijk belangrijke beroepskeuze maken om leerkracht te worden.
Ik hoop dat de belangen van die mensen die in het toekomstig onderwijs moeten staan, mee aan tafel worden genomen. Ik hoop dat het niet te veel over statuten zal gaan, maar dat het echt in hun belang zal zijn dat we binnen enkele maanden met eerste resultaten komen en op het terrein binnen een paar jaar effectief zien dat de zoektocht naar werk veel minder frustratie oplevert en dat de informatiedoorstroming naar toekomstige leerkrachten beter is. Zo kunnen we bereiken dat er op elke plaats een goede, gemotiveerde leerkracht is. Ik denk dat we elkaar daarin vinden.
De actuele vraag is afgehandeld.