Report plenary meeting
Report
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, het belang van export is hier net al even naar voren gekomen. Voor bijna 300 miljard euro, als ik me niet vergis, hebben onze Vlaamse bedrijven geëxporteerd in 2014. Het is natuurlijk belangrijk dat die Vlaamse bedrijven goed ondersteund worden. Binnen België is dat de bevoegdheid van de gewesten. Binnen Vlaanderen is dat Flanders Investment & Trade (F.I.T.).
Het is toch prima wanneer koningen, prinsen, prinsessen, ministers-presidenten, ministers, diplomaten en agentschappen F.I.T. ondersteunen in de uitvoering van zijn rol en functie. Daarbij is het belangrijk dat iedereen in zijn rol blijft en volgens de regels van het spel speelt. Dat brengt me opnieuw bij het Agentschap voor Buitenlandse Handel, dat in 2002 is opgericht met een samenwerkingsakkoord. De taken zijn duidelijk gedefinieerd: het organiseren van de gezamenlijke missies en informatie verlenen ten behoeve van de gewestelijke diensten.
Het verrast me dat ik in een perscommuniqué moet lezen dat het Agentschap voor Buitenlandse Handel zijn dienstverlening gaat uitbreiden, dat het nog meer dan vroeger rechtsreeks naar de bedrijven zal gaan en zelfs een bijdrage of lidgeld zal vragen, dat een team van medewerkers klaarstaat om vragen van de bedrijven te beantwoorden. Dan ga je heel ver weg van het samenwerkingsakkoord van 2002 en van de taakverdeling die daarin is gedefinieerd en van de opdracht die het agentschap duidelijk heeft gekregen.
Minister, wat is uw standpunt over die recente evolutie?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het initiatief dat is aangekondigd, is een uitbreiding van een bestaand initiatief, waarbij de Dienst voor Buitenlandse Handel nu al selectieve informatie doorgeeft aan bedrijven, ook aan Vlaamse bedrijven. Het gaat over specifieke informatie die via de ambassades binnenkomt. Als er in een land een vraag is om bepaalde goederen of diensten te leveren, bepaalde aanbestedingen of overheidsopdrachten uit te schrijven, gebeurt dat vanuit de account van de Dienst voor Buitenlandse Handel, maar met het logo en de contactgegevens van Flanders Investment & Trade. Dat gebeurt om praktische redenen omdat die informatie daar toekomt, omdat daar de ICT-mogelijkheden zitten.
Zoals in het concept van het samenwerkingsakkoord, komt het erop neer dat F.I.T. de contactpersoon is. Wat nu gebeurt, is een uitbreiding daarvan, een app om de aandacht van onze bedrijven te vestigen op overheidsopdrachten die wereldwijd worden uitgeschreven – voor zover die informatie beschikbaar is – of specifieke vragen voor leveringen. Ze komen daar binnen. Zij hebben de ICT, wij hebben die informatica niet. Daarom hebben ze er een app voor gemaakt.
Bedrijven kunnen dan naargelang van hun interesse – de voedingssector, de high tech, om het even wat – daarop inschrijven en die informatie verkrijgen. Alleen gaat die informatie uit van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel en niet van F.I.T. Ik zal daar een opmerking over maken.
Wat nog belangrijker is, en wat ik aan onze bestuurders vraag in de Dienst voor Buitenlandse Handel, is dat het toesturen van de informatie, weliswaar vanuit een federaal account, volgens dat format zou gebeuren. Ik heb hier een voorbeeld van wat aan een bedrijf is toegestuurd met F.I.T. De gegevens van het bedrijf heb ik zwartgemaakt. F.I.T. kan die mensen verder helpen. Het is in het belang van de bedrijven dat ze contact kunnen hebben met een van onze vele vertegenwoordigers in het buitenland, die de markt kent en die daarbij kan helpen.
Minister-president, ik heb het samenwerkingsakkoord bij. Er is weinig marge voor interpretatie. Ik lees artikel 5: “De gewesten en de federale overheid hebben rechtstreeks en kosteloos toegang tot de databanken van het agentschap. Elke andere natuurlijke of rechtspersoon dient voor informatie en alle aspecten eigen aan de buitenlandse handel, zich te wenden tot de gewestelijke dienst belast met de buitenlandse handel, al naargelang het gewest waar hij gevestigd is.”
Dat is de regel. Ik stel voor, ook in het belang van de bedrijven die voordeel hebben bij één instantie waartoe ze zich kunnen wenden, en niet drie instanties die parallelle dienstverlening doen, om één loket hebben, namelijk F.I.T. Alles kan dan vertrekken vanuit F.I.T., als men het goedvindt dat F.I.T. dat pragmatisch organiseert. Met alle begrip voor de praktische aspecten van de dienstverlening, maar we moeten de lijnen duidelijk kalken. Het is niet de eerste keer dat het agentschap ter sprake komt. Die eindeloze incidenten leiden tot niets, ze zijn ook niet goed voor onze bedrijven. De lijnen zijn duidelijk en die moeten we hanteren.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, gelukkig leeft ons land van de export, voor 80 procent van het bnp is dat zo. Dus moeten we er alles aan doen om die export te bevorderen. Of de kat nu grijs of wit is, als ze maar muizen vangt. Ik ben pragmatisch in die aangelegenheden. Men kan nooit overgeïnformeerd geraken.
U hebt twee pertinente zaken gezegd. Sommige informatie komt via de ambassades. Er zijn nog altijd landen waar Vlaanderen geen vertegenwoordiger heeft, maar waar wel een ambassade is. Gewoonlijk is de samenwerking ter plaatse of via Brussel oordeelkundig en positief. Wat kan mij dat nu deren! Of ik nu informatie krijg, up-to-date, via een app die een uitbreiding biedt van de bestaande informatie, die mij kans geeft als investeerder om een zaak te realiseren, en eventueel een overheidsopdracht aan te gaan, wat kan mij het dan deren langs welk kanaal dat gebeurt?
Van de bedrijven met twee- à driehonderd werknemers heeft de overgrote meerderheid een bestuurs- of exploitatiezetel in meer dan één gewest. Waarom is er dan geen gecoördineerde samenwerking? Waarom niet positief zijn? Waarom niet één zaak voor ogen hebben? Dat is de verbetering van de uitvoer.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijnheer De Croo, ik wil u bedanken voor uw wijze woorden. Het kan ons niet schelen hoe de investeerder binnenkomt, als hij maar binnenkomt!
Maar het grootste probleem van uw meerderheidscollega die de actuele vraag stelt, is juist dat de federale overheid aan bevoegdheidsoverschrijding doet. Die CD&V-minister daar, die zit in de ‘boîte’ van Vlaanderen. Daar valt wat voor te zeggen, Buitenlandse Handel is inderdaad wel Vlaams, maar ik volg de heer De Croo: als ze maar binnenkomen, en als we ze maar informeren.
We hebben dit in de commissie Buitenlands Beleid verschillende keren besproken. De minister-president wil wegen op deze dossiers en we willen dat Vlaanderen een gesprekspartner wordt van Europa en allerlei internationale instellingen. Ik vind Buitenlandse Handel, export en internationale handelsakkoorden een heel belangrijk item om als deelstaat een standpunt over in te nemen.
Ik sluit af, voorzitter, er lopen heel belangrijke onderhandelingen over het handelsakkoord tussen Europa en de Verenigde Staten, het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP). Laten we daar als in het Vlaams Parlement grondig over debatteren, ons door experten laten bijstaan en daar een standpunt over innemen. Dan zijn we als deelstaat iets waard, want dan hebben we tenminste als deelstaat een mening over iets dat belang heeft.
Om met dat laatste te beginnen, mevrouw Turan, we hebben een belangrijk debat gevoerd over het TTIP. Ik heb gezegd dat er een impactanalyse loopt en dat die klaar zal zijn in de zomer. Laat ons zulke debatten in het bestek van een actuele vraag over de Dienst Buitenlandse Handel die te maken heeft met het aantrekken van investeringen van Vlaanderen en met export vanuit Vlaanderen, daar niet mee verwarren.
U kunt alles bij alles betrekken. Ik merk dat, voorzitter, en dat is het systeem. Er is een actuele vraag, men begint associatief te denken en dan komen er tien andere bedenkingen bij. Goed, ik heb me daar allang bij neergelegd. Maar dit past nu werkelijk als een tang op een varken, mevrouw Turan. (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
Ik wil het debat niet ontwijken, maar we moeten het op een ander moment dieper en uitgebreider voeren.
Mijnheer De Croo, mijnheer Van Overmeire, er is een samenwerkingsakkoord en dat moet wat mij betreft, worden toegepast. Tot nu toe gebeurt dat, pragmatisch maar correct. Pragmatisch in die zin dat als er informatie wordt verspreid via ambassades, dat gebeurt via de geëigende agentschappen die de enigen zijn, mijnheer De Croo, die beschikken over de mensen om de bedrijven te helpen, zowel hier als in het buitenland. F.I.T. is een agentschap met groot vertrouwen. De Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel heeft maar enkele medewerkers en doet dat op die manier.
Nu breidt men dat uit met een app, dat is informatie die binnenkomt via de ambassades. Wel, daar wil ik ook dat er op die manier gedispatcht wordt, precies omdat onze bedrijven er belang bij hebben dat ze contact kunnen opnemen met F.I.T. over hun aanbestedingen en leveringen. F.I.T. heeft veel meer vertegenwoordigers dan België ambassades heeft in het buitenland. We zitten wereldwijd zeer goed ingeplant. Die mensen doen uitstekend werk, de tevredenheidsgraad bij de ondernemingen over F.I.T. is bijzonder groot, dat gaat tot 90 procent. Het is een sterk agentschap.
Ik pleit ervoor dat hier dezelfde methodiek wordt gehanteerd. Mijnheer Van Overmeire, F.I.T. heeft die ICT van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel niet en die is niet compatibel. Wij doen besparingen, we hebben de middelen niet om een heel nieuw systeem uit te bouwen. Dit is de meest pragmatische manier. Tot nu toe ging het per e-mail met een account van de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel en vervolgens met de contactgegevens van F.I.T. Conform het samenwerkingsakkoord en in het belang van de bedrijven moet die app ook op die manier gebeuren. Dat gaan we in de raad van bestuur ter sprake brengen.
Ik ben het daar eens met de heer De Croo, dat we er zo veel mogelijk en op een zo goed mogelijke manier voor moeten zorgen dat we contracten binnenhalen en dat we kunnen exporteren. Daar komt het op aan. Het gaat altijd over zeer specialistische informatie, die niet te verkrijgen is hier via de klassieke kanalen.
Mijnheer De Croo, zulke merkwaardige woorden voor zo’n wijs man. Wat zegt u eigenlijk? Overheden doe maar op? Doe maar wat u interessant en nuttig vindt? Een overheid heeft verschillende niveaus. Er zijn instellingen en agentschappen. Zij hebben allemaal hun opdrachten. Om die duidelijk te maken is er een samenwerkingsakkoord gemaakt, mijnheer De Croo, waarop vooral handtekeningen van liberale excellenties staan. Het is door uw partij mee onderhandeld. Ik vraag nu om de afspraken die hier staan, gewoon toe te passen. Dat is goed voor de overheid, want dan kan elk zich concentreren op zijn eigen opdracht. Het is vooral goed voor de bedrijven: die weten dan bij wie ze terechtkunnen. Ik bedank u, minister-president, voor de aandacht die u besteedt aan de problematiek die ik hier naar voren heb gebracht. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.