Report plenary meeting
Actuele vraag over de recente aankondiging van de minister met betrekking tot het banenplan
Actuele vraag over het voorstel van de minister voor een Vlaams banenpact na het uitblijven van een voorstel van de sociale partners
Report
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, we weten dat u een ambitieus man bent. In uw beleidsnota hebt u aangegeven dat u de komende 5 jaar 150.000 nieuwe jobs wilt creëren in Vlaanderen – u wilt althans de ondernemingen helpen om dat te doen. 330.000 mensen gaan de komende 5 jaar met pensioen. Ook die mensen moeten vervangen worden. Alles samen wilt u dus 480.000 vacatures helpen invullen in Vlaanderen.
Gelukkig krijgt u daar een aantal nieuwe bevoegdheden voor. Dankzij de zesde staatshervorming verhoogt het budget voor werkgelegenheidsbeleid van 1,5 naar 3,7 miljard euro, of zelfs iets meer. Er zijn een aantal nieuwe hefbomen, die u ertoe in staat moeten stellen om uw ambities waar te maken.
U bent daarmee aan de slag gegaan, samen met de sociale partners. U hebt intussen een eerste deelakkoord bereikt in de richting van een banenpact met betrekking tot het doelgroepenbeleid, waarbij u focust op de laag- en middengeschoolde jongeren, 55-plussers en mensen met een arbeidshandicap. Maar daarnaast was er nog een ander luik dat moest worden ingevuld, onder andere werkervaringsprogramma’s voor mensen die het echt moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, langdurig werkzoekenden, leefloners en dergelijke meer. Er was ook het luikje opleiding en vorming: mensen die aan de slag zijn, moeten in staat zijn om ook in de toekomst aan de slag te blijven. Betaald educatief is zo’n nieuwe bevoegdheid. En ook andere opleidingsstimuli zou u gaan aanpakken.
U had de sociale partners tijd gegeven om samen tot een akkoord te komen. Dat is helaas nog niet gelukt, onder meer door de staking van vandaag. Nu, die staking is na vandaag voorbij, hopelijk kan het overleg dan weer hervat worden.
U hebt ondertussen brieven gekregen van zowel de vakbonden als de werkgeversorganisaties met hun bezorgdheden en vragen. U hebt intussen zelf aangekondigd om een eigen initiatief te nemen. Hoe zult u ervoor zorgen dat er een breed gedragen banenpact komt, zodat we zo veel mogelijk mensen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, aan een job kunnen helpen, en werkgevers kunnen helpen om die mensen aan te werven?
Mevrouw Kherbache heeft het woord.
Minister, bij uw aantreden hebt u een ambitieus banenpact aangekondigd, om meer mensen aan het werk te helpen. Prima. U hebt daarbij gezegd dat u de nieuwe bevoegdheden die via de zesde staatshervorming zijn overgekomen, het doelgroepenbeleid, zou aanwenden om de loonkost te verlagen voor die groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt. Prima.
Waar staan we nu wat het banenpact en het akkoord met de sociale partners betreft? Dat schijnt niet zo te vlotten. Dat verbaast me ook niet, want bijvoorbeeld het gemeenschappelijk vakbondsfront heeft brieven gestuurd met een aantal vragen, maar u hebt daar niet op geantwoord. Na het gekibbel van de meerderheid in de media heb ik begrepen dat het sociaal overleg opnieuw zal worden opgestart. Ik hoop dat van harte, maar waar ik mij echt zorgen om maak, minister, is de inhoud van het banenpact.
Het doelgroepenbeleid heeft als directe impact een loonkostverhoging ten aanzien van een aantal zeer kwetsbare groepen: de laaggeschoolde jongeren, de langdurig werklozen van de middenleeftijd, namelijk de 25- tot 55-jarigen, en de 50-plussers, de 50- tot 55-jarigen.
Ik heb een aantal cijfervoorbeelden, waarop ik graag uw reactie hoor. Een laaggeschoolde jongere zal, wanneer uw beleid zou worden ingevoerd, het eerste jaar 2 procent duurder worden en het tweede jaar 5 procent. Sterker nog: een laaggeschoolde jongere zal duurder worden dan een jongere met een diploma secundair onderwijs. Op dat vlak is de keuze van de werkgever snel gemaakt.
Een langdurig werkloze tussen 25 en 55 jaar valt volledig uit de boot. Het gaat hier om een groeiende groep van meer dan 65.000 personen. Die groep zal 14 procent duurder worden met de doelgroepenmaatregel en maar liefst 50 procent duurder als de werkuitkering wordt afgeschaft. De 52-jarigen zullen dan 58 procent duurder worden.
Minister, bent u ertoe bereid, nu u het sociaal overleg wilt heropstarten, de loonkostverhogingen voor die kwetsbare groepen terug te draaien? Anders zult u die groep nog meer in de werkloosheid duwen.
Ik dank u.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, de sociale partners zijn er niet in geslaagd om tegen eind maart 2015 een voorstel te doen met betrekking tot het Vlaams banenpact. U hebt daarom, als minister, besloten om zelf actie te ondernemen en uw eigen plan op tafel te leggen. U hebt daarbij wel altijd benadrukt dat het sociaal overleg nog altijd alle kansen moet krijgen. Ik veronderstel dus dat voorstellen van de sociale partners nog altijd mogelijk zijn.
Ik wil verwijzen naar uw beleidsnota, waarin u specifiek omschrijft wat u bedoelt met het banenpact. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat nog eens onder ogen te brengen van de collega’s. Ik citeer uit uw beleidsnota: “In dit kader werken we op korte termijn met de sociale partners in het kader van Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) een banenpact uit zodat we kunnen investeren in het stimuleren van de aanwerving en het aan het werk houden van specifieke doelgroepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.” Dat is voor mij zeer duidelijk. Het regeerakkoord heeft het dus over een korte termijn. Ik zal daar nu niet verder op ingaan. De afgelopen dagen is er al genoeg over gezegd en geschreven.
Minister, welke speerpunten hebt u als minister van Werk voor ogen in dit aangekondigd banenpact?
Minister Muyters heeft het woord.
Collega’s, het is goed om het proces van het banenpact nog eens te schetsen. Ik denk dat iedereen zich herinnert dat het banenpact drie delen zou hebben. Ten eerste, de doelgroepenkorting, de RSZ-korting voor doelgroepen. Er was een akkoord over de principes van de sociale partners, vakbonden en werkgevers. Daarop heeft de regering een voorstel geformuleerd en terug aan de sociale partners bezorgd voor advies.
Er is het tweede luik waarbij de sociale partners eensgezind hebben gezegd – en zij noemden dat het kwalitatief en versterkende luik – dat ze tegen 31 maart een voorstel zouden doen.
Een derde luik ging over het duaal leren en werken. Dat is nu niet aan bod gekomen. De regering heeft daarbij een voorstel geformuleerd en voor advies voorgelegd. De sociale partners hebben daarop een reactie gegeven.
Het sociaal overleg heeft dus op elk van die elementen op een andere manier ingespeeld.
Wat heb ik gezien, net zoals jullie? Op 31 maart heb ik voor dat kwalitatieve luik, waarbij het vooral gaat over opleiding, maar ook over werkervaring, geen voorstel gekregen van sociale partners.
Wat dacht ik dat het beste was? Net zoals bij doelgroepen en duaal leren: laat ons niet wachten, maar kijken naar een mogelijke volgende stap. Ik zie daarvan de grote lijnen. Ik heb het al in de krant gezegd. Ik lees het letterlijk voor: “De grote lijnen liggen er. Die zal ik in de regering bespreken, maar ook informeel met bonden en werkgevers.”
Mijnheer Bothuyne, het is dus mijn bedoeling om, voordat ik naar de regering ga, die grote lijnen te toetsen met werkgevers en vakbondsorganisaties. Ik heb ook gezegd – dat staat ook in de krant – dat ik de beslissing van de regering, na dat informeel overleg en na het formuleren van het voorstel, opnieuw zal voorleggen aan de sociale partners. Ik hoop en ga ervan uit dat we op die manier een draagvlak kunnen creëren rond dat tweede luik. In dat tweede luik beperk ik het vandaag zelfs nog. Ik ga niet een voorstel formuleren over opleiding én werkervaring, maar alleen rond werkervaring, zodat de sociale partners ook nog de tijd hebben om over opleiding zelf een voorstel te doen.
We zitten niet stil. We doen voort. Dat is ook onze rol. Ik wil die betrokkenheid en dat draagvlak naar voren blijven brengen.
Mevrouw Van Eetvelde, u vroeg naar de speerpunten. Er zijn twee grote speerpunten. Met een aantal elementen die zijn overgekomen door de zesde staatshervorming hebben we de mogelijkheid om vrij complexe systemen te vereenvoudigen. Er zijn ongeveer tien verschillende systemen waarin jongeren leren en werken tegelijk. Laat ons naar één sterk nieuw systeem gaan van duaal leren en werken. Dat staat in de conceptnota van minister Crevtis en mezelf. Voor de doelgroepenkortingen zijn er 36 maatregelen. Laten we daar meer op focussen. In het regeerakkoord staat dat we willen focussen op drie groepen: de 55-plussers, jongeren en arbeidsgehandicapten. Ingaande op de principes van het doelgroepenbeleid van de sociale partners heb ik een voorstel geformuleerd. Dat is het eerste grote speerpunt: vereenvoudiging en efficiëntie.
Ten tweede was het hoog nodig om een aantal maatregelen die nogal passief waren, opnieuw te activeren. Er waren oorspronkelijk een aantal statuten om ervoor te zorgen dat mensen werkervaring opdeden om op die manier de afstand tot de arbeidsmarkt kleiner te maken. Achteraf is gebleken dat die maatregelen sommigen dertig tot veertig jaar in een statuut hielden. Ze verkleinden de afstand tot de arbeidsmarkt niet. Laat ons dat passief systeem opnieuw activeren. Laat ons bij mensen die werkervaring opdoen, echt focussen zodat ze tegelijkertijd competenties en ervaring kunnen opdoen zodat de afstand tot de arbeidsmarkt effectief korter wordt. Dat zijn de twee speerpunten.
Mevrouw Kherbache, ik heb uw berekeningen niet gezien. U hebt ze me ook niet op voorhand gegeven. Ik zal er dan ook niet op ingaan. Ik zal er u een andere geven. Als een werkgever een loonkost heeft van 4000 euro en als mijn doelgroepenmaatregelen worden uitgevoerd, dan krijgt een werkgever die een 60-plusser aanwerft een korting van 1500 euro per kwartaal. Dat komt neer op een loonkostenkorting van 12 procent. We doen wat we moeten doen. Een doelgroepenkorting betekent dat die er niet is voor iedereen, maar dat er wordt gekozen voor bepaalde groepen waarop wordt ingezet. Het regeerakkoord stelt dat duidelijk.
Soms begrijp ik het niet goed. Op federaal niveau wordt er gesproken over een algemene loonkostenverlaging. Daar zegt sp.a dat er beter op doelgroepen kan worden ingezet. Als ik op doelgroepen inzet, zegt u mij dat ik het beter kan doen voor de hele groep van 25 tot 64 jaar. (Applaus bij de meerderheid)
Dat is waarschijnlijk oppositie voeren: altijd het tegenovergestelde zeggen van wat wordt voorgesteld.
Dit is voor mij een juist geheel. We creëren een draagvlak. Mijnheer Bothuyne, ik hoop dat ik u ervan heb overtuigd dat met de stappen die ik nog wil zetten voor ik naar regering ga en nadat ik naar de regering ben geweest, ik het sociaal overleg serieus meen. Ik wacht echter niet op een eerste voorstel van de sociale partners, maar leg zelf iets op tafel. Mevrouw Van Eetvelde, ik heb u gezegd wat de speerpunten zijn: vereenvoudiging en van passieve maatregelen terug actieve maatregelen maken. Ik ben ervan overtuigd dat we met de voorliggende maatregelen – en ik ben nog altijd bereid om wijzigingen aan te brengen als we tot een akkoord komen met de sociale partners – aan een echte loonkostenverlaging doen voor bepaalde doelgroepen en niet voor iedereen. Ik kan hiermee een banenpact creëren dat zijn effect zal hebben op de arbeidsmarkt. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
Minister, we zijn het eens met uw principes. U kiest voor die doelgroepen die het het moeilijkste hebben op de arbeidsmarkt. We zijn blij dat u gaat voor een breed draagvlak, dat u gaat voor een akkoord met de werkgevers en werknemers op alle aspecten van het beleid dat u wilt voeren.
Ik wil nog twee bekommernissen aanhalen. Ten eerste is ons door werkgeversorganisaties gesignaleerd dat de doelgroepenvermindering zoals ze vandaag is geconcipieerd, er dreigt voor te zorgen dat jongeren in bepaalde arbeidsintensieve sectoren, zoals horeca, bouw, en transport uit de boot vallen door de definitie van de loongrens. Wat kunt u doen aan die bezorgdheid?
Een tweede bezorgdheid die ik u wil meegeven, is er een van heel veel lokale actoren, lokale besturen, OCMW’s en plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s), die op dit moment actief zijn rond werkervaring en die uiteraard ook graag betrokken willen worden in het beleid dat u hierrond wenst te voeren. Ik roep u op om ook met hen in dialoog te gaan.
Minister, u hebt geen antwoord gegeven op mijn vraag. Ik gaf aan dat een doelgroepenbeleid gericht moet zijn op degenen die het echt nodig hebben. Het palmares van uw beleid van de afgelopen vijf jaar is dat de langdurige werkloosheid fors gestegen is. Voor mensen uit die groep gaat u elke financiële incentive om hen aan te werven, gewoon schrappen. Die groep wordt 50 procent duurder!
Beste collega’s, we kunnen dan allerlei inspanningen leveren om via werkervaring hun competenties op te krikken, maar als die groep duurder is dan andere werkzoekenden met een sterker profiel, is de keuze van de werkgever snel gemaakt. Dat is zonneklaar.
Minister, het zou wijs zijn om de gelegenheid te benutten om samen te zitten met de sociale partners om, zoals de vakbonden ook hebben gevraagd in hun brief van 23 maart, iets te doen voor de laaggeschoolden en voor de langdurig werklozen, want u riskeert om ze nog meer en nog dieper in de werkloosheid te duwen. (Applaus bij sp.a)
Minister, ik dank u voor het antwoord. Er zijn inderdaad heel wat statuten en systemen die heel complex zijn en die langdurig werklozen begeleiden op hun weg naar werk. Ik vind ook dat het veel eenvoudiger moet. Veel van de maatregelen zijn te complex, te passief en te vrijblijvend.
Ik ken ook mensen die in het PWA-stelsel werken, al meer dan twintig jaar, en mensen die nog altijd het statuut van gesubsidieerde contractueel (gesco) hebben. Het zijn nepstatuten, zo heb ik het altijd geweten. De cijfers bestaan ook: hun kans op een echte job in het reguliere circuit is nihil. De filosofie moet erin bestaan om langdurig werkzoekenden een tijdelijke werkervaring te geven om competenties op te bouwen. Zo kunnen ze de stap zetten naar de gewone arbeidsmarkt.
Collega’s, wat het sociaal overleg betreft, vind ik het ook jammer dat het in het slop zit. Ik hoop en denk dat er een kering is. We mogen de regering niet verwijten dat ze initiatieven neemt en voorstellen doet. Het is niet omdat de sociale partners niet willen dat de regering geen beleid mag voeren.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, de minister zegt terecht dat er over het eerste deel van het banenpact wel degelijk al een overleg is geweest. Dat is trouwens geslaagd.
De minister geeft ook terecht aan dat hij de afspraken in het regeerakkoord om de sociale partners te betrekken, heeft geëerbiedigd. Maar overleg moet natuurlijk van twee kanten komen. Wij zijn ervan overtuigd dat een zo breed mogelijk draagvlak voor deze belangrijke maatregelen inderdaad goed en belangrijk is, maar ook de timing is heel belangrijk. We moeten er zo snel mogelijk voor zorgen dat er krachtige en goede maatregelen kunnen komen die zo snel mogelijk zo veel mogelijk jobs kunnen aanleveren.
Minister, hoe zult u die timing kunnen respecteren en zult u tegelijk ook terugkoppelen naar de sociale partners?
De heer Annouri heeft het woord.
Voorzitter, minister, uw partij heeft gisteren een nieuw campagnebeeld gelanceerd: de opengesperde hand. Wat zal het zijn? De opengesperde hand om de hand te reiken aan eenieder die mee wil onderhandelen over een sociaal akkoord, om iedereen mee uit te nodigen aan tafel? Of de opengesperde hand die eenieder wegduwt met wie u het niet eens bent zodat u uw eigen plannen toch kunt doorvoeren?
Minister, u krijgt van kwatongen vaak het verwijt dat u de minister bent van de werkgevers. Noem het jeugdige naïviteit, maar ik gun u absoluut het voordeel van de twijfel. Bewijst u dan ook dat het zo is. Het beste bewijs dat u daarvoor kunt geven, is om tot een akkoord te komen met zowel de werkgevers als de werknemers dat breed gedragen is en dat ervoor kan zorgen dat we hier in Vlaanderen met zijn allen verder kunnen gaan.
Mijnheer Annouri, ik kan u met de hand op het hart zeggen dat het mijn bedoeling is een akkoord tot stand te brengen. U zult dat ook ondervinden. We beschikken over een akkoord over de principes van het doelgroepenbeleid. We beschikken over een advies over het duaal leren en werken. Ik praat hierover samen of apart met de werkgevers en de vakbonden. U herinnert zich allicht de biechtstoelprocedure, die vorige keer uiteindelijk toch tot een principieel akkoord over de doelgroepen heeft geleid. Ik zal die procedure in de toekomst opnieuw gebruiken om voor een zo groot en zo breed mogelijk draagvlak te zorgen. Ik wil zo dicht mogelijk bij een akkoord komen.
Dat ik zelf uit een werkgeversorganisatie kom, betekent niet dat ik de ene of de andere partij wil bevoordelen. Ik zal het ten aanzien van de werkgevers of de vakbonden niet slechter spelen. In mijn ogen is er maar een arbeidsmarkt. Werkgevers en werknemers dienen dezelfde belangen. Het gaat om een langetermijnvisie. De mensen moeten een job kunnen vinden en kunnen werken. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Bothuyne, ik ben blij dat u me hebt gevraagd of het nog mogelijk is bepaalde zaken aan te passen. Dat kan. U weet echter dat we moeten voortwerken om het decreet met betrekking tot de doelgroepen rond te krijgen. Ik heb dat al uitgelegd.
Ik heb de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) laten weten dat ik verder schrijf aan de teksten van het ontwerp van decreet. We moeten dit doen. Indien ik op een eventueel advies zou wachten, zou ik verkeerd bezig zijn. Indien wordt aangetoond dat bepaalde cijfers moeten worden gewijzigd, ben ik daartoe bereid. Sommige cijfers moeten misschien hoger of lager worden. Mijn budget ligt echter vast. Indien het binnen mijn budget past, ben ik hiertoe bereid. In essentie zou het ontwerp van decreet hierdoor niet wijzigen. Ik ben bereid rekening te houden met goede voorstellen.
U hebt terecht verklaard dat we hier nog andere partners dan de sociale partners bij zullen moeten betrekken om een breed draagvlak tot stand te brengen. Ik denk in dit verband aan de grote steden of zelfs aan alle steden en gemeenten. Wat de problematiek van artikel 60 betreft, denk ik eveneens aan de OCMW’s. U hebt zelf naar de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen verwezen. We zullen hen hier zeker bij betrekken.
Mevrouw Kherbache, ik heb die vraag wel degelijk beantwoord. Er is een akkoord tussen de sociale partners. Ik wil het zelfs voorlezen. Wat de doelgroepenkorting betreft, hebben de sociale partners samen bepaalde groepen voorgesteld. Apart zouden ze misschien iets anders voorstellen, maar samen hebben ze een korting op de sociale zekerheidsbijdragen voorgesteld voor de jongeren, de 55-plussers en de personen met een handicap. Er staan geen andere groepen in dit princiepsakkoord tussen de sociale partners vermeld.
De sociale partners vinden tevens dat we ook iets ten aanzien van andere groepen moeten doen. Ze vinden dat we iets voor de langdurig werklozen moeten doen. Als voorbeeld verwijzen ze in consensus naar het werkplekleren. Ik respecteer die consensus. Ik ben het er overigens mee eens dat een langdurige werkloze er het meest belang bij heeft opnieuw ervaring te kunnen opdoen en gedurende bepaalde tijd opnieuw aan het werk te kunnen. Hij moet zijn attitude, talent en competenties opnieuw kunnen gebruiken. Daar hebben de langdurig werklozen nood aan. We zullen hiervoor zorgen. Dit zal hier een deel van uitmaken en we zullen hier het accent op leggen. Volgens het princiepsakkoord zijn de sociale partners het hier samen mee eens. Ik respecteer dit.
Mevrouw Taelman, ik heb uw vraag over de timing al deels beantwoord. Ik werk voort aan het ontwerp van decreet. Indien ik dit niet zou doen, zou ik de timing niet kunnen respecteren. Ik zal de andere maatregelen proportioneel of stap voor stap uitvoeren. Volgens mij kan ik de timing in stand houden. De timing is belangrijk, maar in mijn ogen blijft de inhoud uiteraard nog steeds het belangrijkste.
Mevrouw Van Eetvelde, de filosofie met betrekking tot de langdurige werklozen die u naar voren hebt gebracht, spoort volledig met wat ik wil doen. Volgens mij kunnen we op die manier een goed banenpact tot stand brengen. Dit moet liefst met alle sociale partners gebeuren.
Ik vind de reactie van de oppositie eigenlijk een beetje vreemd. Enerzijds wordt gepleit voor een allesomvattend sociaal akkoord. Dit moet een met de sociale partners overlegd banenpact worden. Anderzijds wordt met cijfers in de hand volop geschoten. Het is allemaal te weinig of niet goed genoeg. Het is het een of het ander. Ofwel is er respect voor het sociaal overleg en wordt er gewerkt aan een allesomvattend banenpact dat de problemen op onze arbeidsmarkt zo veel mogelijk tracht weg te werken, ofwel wordt oppositie gevoerd. Ik stel vast dat voor het laatste wordt gekozen.
Minister, ik ben blij dat u aan een breed gedragen banenpact wilt werken. Dit is meer dan enkel een toetsing. Het gaat om een echt akkoord met alle sociale partners, de werkgevers en de werknemers. Liefst worden hier ook de actoren op het terrein bij betrokken. Er ligt heel wat werk op de plank. We geloven erin dat u dit tot een goed einde zult brengen.
Minister, de drie doelgroepen die u opsomt, staan in het regeerakkoord. De sociale partners hebben gezegd dat ze het regeerakkoord niet zullen openbreken maar dat ze constructief zullen overleggen binnen dat kader. Als u volledig wilt zijn wanneer u citeert, dan moet u ook vermelden dat de vakbonden en zelfs de werkgevers hebben gezegd dat zij ook nog willen praten over een loonkostverlaging voor de langdurig werkzoekenden. Dat hebben ze in hun brieven ook aangegeven, maar daar wenst u niet op in te gaan. U bent daarbij niet aan uw proefstuk toe. Mijn vraag is dan ook nogmaals om loonkostverhogingen te vermijden. Elke dag worden we gekapitteld over het feit dat de loonkost te hoog is. Het zou op dat vlak totaal contraproductief zijn om zeker voor die kwetsbare groepen de loonkost te verhogen. De caissière van 47 jaar en de bandwerker van 52 jaar hebben er geen boodschap aan dat u zegt dat ze nog wat vorming moeten volgen. Die groep wordt veel duurder gemaakt. U kunt alvast op uw palmares schrijven dat u de eerste minister bent die hier de loonkost verhoogt voor de kwetsbare groepen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Kherbache, u valt zo vaak in herhaling dat u uw eigen geloofwaardigheid ondermijnt.
Ik wil nog even terugkomen op de speerpunten die voor mij een goede aanzet zijn tot een goed banenpact. Zij vormen de basis voor een goede toekomt waar we aan moeten werken, liefst samen met de sociale partners. Zij moeten daarin hun verantwoordelijkheid nemen. Ik ben alvast heel positief gestemd dat u als minister van Werk uw verantwoordelijkheid neemt.
De actuele vragen zijn afgehandeld.