Report plenary meeting
Actuele vraag over de afschaffing van de melkquota
Report
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vanaf vandaag, 1 april, mogen landbouwers van Europa zoveel melk produceren en verkopen als ze willen. In 1984 legde Europa de melkquota op om overproductie tegen te gaan; vandaag komt er na dertig jaar een einde aan dat systeem, dat toch een zekere inkomenszekerheid bood aan de melkveehouders. Landbouwers bereiden zich daar al geruime tijd op voor. Ze weten dat dat eraan zat te komen. Het heeft ook geleid tot de verhoging van productie en tot investeringen.
Er zijn een aantal opportuniteiten, minister. Er zijn tendensen die aantonen dat de mondiale vraag naar melk- en zuivelproducten zal toenemen, vooral in Afrika en Azië, waar men zelf niet aan de productie kan voldoen en meer en meer producten importeert, wat tot nieuwe afzetmogelijkheden leidt.
Anderzijds is er natuurlijk de vrees dat die nieuwe vrijemarktsituatie zal leiden tot overproductie en ineenstorting van de prijzen, waar zeker de kleine melkveehouders niet tegen opgewassen zullen zijn. Het lijkt me dan ook aangewezen, minister, om die nieuwe situatie op de voet te volgen. Enerzijds moeten we maximaal proberen in te spelen op die nieuwe afzetmogelijkheden, maar anderzijds moeten we ook, in de mate van het mogelijke, proberen om het scenario van de overproductie te vermijden, in zoverre dat zich dat zal voordoen. We moeten de landbouwers proberen te begeleiden bij hun investeringen en hun risicomanagement. We moeten hen vooral ook proberen te stimuleren om meer toegevoegde waarde op hun eigen bedrijf te creëren, en niet louter meer productie.
Minister, er zijn al een aantal maatregelen genomen ter voorbereiding van de opheffing van de quota, maar plant u nog bijkomende flankerende maatregelen om de landbouwers daarbij te helpen?
De heer Van Esbroeck heeft het woord.
Minister, de Europese Commissie heeft inderdaad een zachte landing voorbereid. We zijn al sinds 2008 bezig met die quota langzaamaan te verhogen en uiteindelijk op te heffen. Vandaag is het zover. Dat geeft een aantal uitdagingen, vooral voor onze sector en vooral in Vlaanderen. De melkveehoudersector in Vlaanderen wordt geconfronteerd met een aantal andere problemen. Ik denk aan de beperkte grond. We hebben maar wat we hebben. Ik denk aan de milieudruk die er vandaag heerst. Ik denk aan de discussie over de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) die volop aan de gang is. We zijn die oplossingen aan het zoeken.
In het kader van de mogelijkheden die de vrijere en volatielere markt dankzij die afschaffing zal veroorzaken, maak ik me wat zorgen omdat ik vrees dat vooral de grote melkveebedrijven de markt zullen overnemen. Minister, hebt u gepland om onze kleinere familiale landbouwbedrijven te begeleiden naar die, gelukkig, groeiende markt? Er zit inderdaad wat aan te komen. Er is groei te verwachten in Zuid-Amerika, zelfs in de Afrikaanse, maar ook in de Aziatische markt.
Minister, heeft de Vlaamse Regering een plan om onze familiale bedrijven te begeleiden naar die nieuwe uitdagingen?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Vandaag is het einde van het melkquotum. Dat betekent dat we voor onze melkproductie in een volledig open en vrije markt terechtkomen. De prognoses zeggen dat de wereldwijde vraag naar melk in de komende tien jaar met 34 procent zal stijgen. Als we dat getal leggen naast het feit dat in Vlaanderen 64 procent van onze melkproductie voor de export is, dan weten we allemaal dat we die boot niet mogen missen. Het is belangrijk dat ook de bedrijven mee kunnen surfen op die wereldwijde stijging en dat ze die export mee kunnen verzorgen.
De sector heeft zich de laatste jaren heel sterk voorbereid op die nieuwe evolutie. In de voorbije drie jaar is maar liefst 450 miljoen euro geïnvesteerd in innovatie, alleen al in de zuivel- en melksector in Vlaanderen. Dat is gigantisch veel en dat toont dat de sector zich voorbereidt.
Geldt dat alleen voor de grote, industriële bedrijven? Neen, dat geldt ook voor de kleine, familiale bedrijven omdat Vlaanderen heel wat ondersteuning geeft. We hebben het landbouwonderzoek via het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) geënt op de nieuwe markt die op ons afkomt, zowel voor de grotere als voor de kleinere bedrijven. Die geven een sterke ondersteuning in dat onderzoek en in innovatie.
De directe inkomenssteun is daaraan gelinkt en zal zorgen dat die bedrijven verder financiële steun kunnen krijgen: alweer niet alleen de grotere, maar ook de kleinere familiale bedrijven. We hebben ook een heel sterk monitoringsysteem. Maandelijks staan alle prognoses online. Iedereen weet wat er te verwachten is, wat de prijzen zijn, waar ze naartoe kunnen. Dat moeten we nu zeker voortzetten, omdat het essentieel is als je wilt anticiperen op die markt.
Op de korte termijn gaan we een rondetafelconferentie houden met alle stakeholders in de zuivelsector om uit te zoeken of er nog knelpunten zijn en of er nog bijsturingen nodig zijn. Die zal heel binnenkort plaatsvinden, en daar zullen we vanuit Vlaanderen met veel aandacht naar kijken en luisteren om na te gaan welke bijkomende acties we kunnen doen. We moeten de vrije markt laten spelen. We hebben niet meteen mogelijkheden om daarin tussen te komen.
Het is ook essentieel dat men zich organiseert. De producentenorganisaties zijn samen sterk. Zo kunnen ze ook samen drukken op een goede prijs die de producenten moeten krijgen om naar die markt te gaan. Al die elementen samen zorgen ervoor dat we vanuit Vlaanderen schouder aan schouder met de sector proberen een goed antwoord te bieden op deze nieuwe situatie en ook dat we mee kunnen surfen op die wereldwijde stijging van de zuivel.
Minister, bedankt voor het antwoord. Het is belangrijk om te proberen om de nieuwe markten aan te spreken en ook dat dit goed wordt opgevolgd door middel van het nieuwe monitoringsysteem.
Uw laatste opmerking vind ik heel terecht. De nieuwe vrije markt maakt de landbouwers natuurlijk een stukje kwetsbaarder. Als ze de krachten bundelen, zullen ze sterker staan in de nieuwe economische realiteit. Ik hoop alleen dat we een beetje voorzichtig zijn en dat we niet enkel de productie in grote hoeveelheden stimuleren, maar dat we ook stimuleren om een bepaalde toegevoegde waarde te creëren zodat het eindproduct nog meer waarde krijgt en dus een grotere marktwaarde in een nieuwe wereldeconomie.
Minister, ook ik dank u voor het antwoord. Ik hoor heel graag dat u bezig bent met al die maatregelen en met heel veel overleg. De uitdaging is groot, maar de kansen zijn nog veel groter. We moeten er zeker op meesurfen. Ik ben blij dat de Vlaamse Regering er aandacht aan besteedt.
Ik wil toch nog heel hard benadrukken dat in dat overleg ook de zelfstandige, kleine familiale bedrijven worden meegenomen. De niet bij de zuilen aangesloten bedrijven mogen zeker niet vergeten worden. Ze vormen ook een belangrijk onderdeel van onze melkmarkt en van onze geschiedenis en cultuur in Vlaanderen. We moeten de familiale bedrijven blijven ondersteunen.
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister, deze voormiddag hebben we al een breder debat gevoerd, maar ik wil toch nog even zeggen dat de benadering van de afschaffing van de melkquota hetzelfde euvel kent als zo veel andere aspecten van het landbouwbeleid. Dat een meerproductie in Vlaanderen afzet zal vinden op de wereldmarkt, komt neer op dromen. We hebben vrij dure productievoorwaarden in vergelijking met ontwikkelingslanden.
En moeten we echt melk uitvoeren naar de andere kant van de wereld? Is dat de oplossing? En moeten we dan soja invoeren van de andere kant van de wereld? Zullen we daarmee de leefbaarheid van onze landbouw verhogen? U draait, samen met vele anderen, de boeren een rad voor de ogen.
De enige oplossing is een evenwichtige oplossing die de productie niet verhoogt, maar beperkt. Ik zeg niet dat de oplossing perfect is, maar het is wel een bron van inspiratie: de Nederlanders hebben gisteren beslist om de melkquota te vervangen door mestquota van runderen. Ze doen dat net om de productie onder controle te houden en om de prijzen voor de landbouwer leefbaar te houden. (Applaus bij Groen)
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, minister, dit debat is natuurlijk een voortzetting van eerdere vragen in de commissie en in de plenaire vergadering in februari en maart. Ik geef toe dat vandaag een historisch moment is en dat de vraag op zijn plaats is.
Ik ben een beetje verwonderd over de kritiek van sommige partijen op het loslaten van het melkquotum. Iedereen heeft dit goedgekeurd. Wij waren de enige fractie – samen met Groen, maar we weten al langer dat Groen terug wil naar de landbouw van de 19e eeuw – die terechte kritiek had op het loslaten van het quotum. (Rumoer)
We zijn nu natuurlijk zo ver. De heer Caron heeft er zijn twijfels over of we een grotere afzetmarkt zullen kunnen vinden. Daarvoor hebben we natuurlijk het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) en Flanders Investment & Trade (F.I.T.) Minister, hebt u al stappen gezet om de nieuwe markten te verkennen via VLAM en F.I.T.?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, de afschaffing van het melkquotum stond in de sterren geschreven toen in 1995 de landbouw mee opgenomen is in de Wereldhandelsorganisatie (WHO). Vandaag biedt dit inderdaad kansen om in te spelen op de stijgende vraag op de wereldmarkt. Anderzijds worden de landbouwers ook onderworpen aan de prijsvolatiliteit op de markt.
Wat is dan belangrijk? Onze landbouwers zijn topondernemers. Het is belangrijk dat ze op de wereldmarkt kunnen concurreren met productieomstandigheden die gelijk zijn aan die van de concurrenten op de wereldmarkt. Vandaar mijn oproep en vraag om dat in alle beleidsbeslissingen die de Vlaamse Regering neemt, in ogenschouw te nemen of te houden, en om ervoor te zorgen dat onze landbouwers op dat vlak geen concurrentieel nadeel ondervinden ten opzichte van hun concurrenten op de wereldmarkt.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is inderdaad vandaag, op 1 april, dat het melkquotum afgeschaft wordt, maar het is geen aprilgrap. Bepaalde landbouwers kijken met gemengde gevoelens naar deze beslissing. Die was al lang aangekondigd, maar toch worden we geconfronteerd met een superheffing die 20 miljoen euro zal bedragen.
We hebben het er in de commissie al over gehad of er prefinanciering mogelijk is voor die 20 miljoen euro. Europa liet dat toe. Ik begrijp ook wel dat daar budgettair geen ruimte voor is. We kiezen daar dus niet voor. Sommige landbouwers die financiering vragen bij de banken, worden geconfronteerd met een zeer stroeve houding van die banken tegenover de financiering van dergelijke zaken. Minister, vindt u het de moeite waard om ook eens met die bankensector te gaan praten, om daar ook die vraag en die belangen van de landbouwers te gaan verdedigen? Net als andere collega’s denk ik dat er inderdaad ook wel een afzetmarkt te vinden is. We moeten weliswaar goed monitoren, samen met de organisaties, en erover waken dat onze melkveehouders verantwoord investeren, dat dit geen negatieve effecten op de prijs van onze melk heeft.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Geachte leden, ik denk dat iedereen het erover eens is dat het feit dat wij nu de melkquota loslaten, heel veel kansen biedt, maar dat er ook een aantal valkuilen zijn waarvoor we heel aandachtig moeten zijn. Er is de voorbije drie jaar 450 miljoen euro geïnvesteerd in de sector, om die sector klaar te maken voor die nieuwe uitdagingen. Uiteraard moeten we dit goed volgen, zodat er geen negatieve effecten zijn. Mijnheer Caron, ik ben heel blij dat u verwijst naar Nederland, want wij passen dat al toe. U vindt Nederland een goed voorbeeld, maar wij doen dit al in Vlaanderen. We hebben al onze mestrechten, onze nutriëntenemissierechten (NER’s). Dat is daar al aan gekoppeld. We hebben ook het principe dat er geen uitbreiding komt als er mestverwerking is. Die principes die Nederland nu heeft vastgelegd, past Vlaanderen dus al toe. Het lijkt me goed dat u daar ook naar verwijst.
Uiteraard moeten wij zorg dragen voor onze familiale landbouwbedrijven, en dat doen we ook. Alle vormen van ondersteuning en begeleiding staan ook ter beschikking van kleinere, familiale bedrijven. Uiteraard moeten we ook volop investeren in de nieuwe afzetmarkten. Het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) doet dat ook, samen met Flanders Investment & Trade (F.I.T.). Ook daarop is al geanticipeerd. In het regeerakkoord staat ook heel uitdrukkelijk dat er een gelijk speelveld moet zijn, dat we niet aan goldplating zullen doen. Mijnheer Dochy, we zullen dat ook verder goed bewaken, om onze sector over gelijke wapens te laten beschikken in vergelijking met de rest van de wereld.
Mijnheer Vanderjeugd, we hebben het debat hier al gevoerd over de boete waarnaar u verwijst. U weet dat het natuurlijk een anticiperen is op het wegvallen van de quota. Anderzijds hebben producenten heel goed geweten dat ze over de productie gingen en dat ze die boete zouden moeten betalen. Het is een keuze geweest van een aantal producenten om daarover te gaan. Ik weet dat er een systeem van prefinanciering bestaat. U weet dat ik daar geen voorstander van ben, want eigenlijk hadden we andere maatregelen van Europa verwacht om die zachte landing te garanderen op het terrein. Europa zegt nu dat we als Vlaamse overheid zelf die boete kunnen prefinancieren. Die wordt dan in stukjes terugbetaald door diegene die deze boete moet vereffenen. Ik vind dat een heel unfair systeem, want de producenten die zich wel aan de quota hebben gehouden, die niet hebben overgeproduceerd, kunnen dan natuurlijk van niets genieten en zijn dan eigenlijk nu de dupe van het feit dat ze zich aan de hen opgelegde quota hebben gehouden.
Het is ook zo dat we hierop al hebben geanticipeerd. Bij producenten is al een deel van die boete afgehouden, zodat dit ook niet opeens aan de producenten wordt doorgerekend. Het gaat dus alleen over de producenten die de boete moeten betalen.
Uiteraard wil ik met de banken aan tafel zitten. Wij doen dat al. Op geregelde tijdstippen hebben we contact met de bankensector. We hebben dat gedaan naar aanleiding van de Ruslandboycot en van de crisis in de varkenssector. Uiteraard willen we ook specifiek deze problematiek wat de boetes en de overproductie betreft zeker ter harte nemen.
Ik verwacht ook heel veel van die rondetafel. Ik ben het met u eens dat we er ook aandacht voor moeten hebben dat ook de kleinere, familiale landbouwbedrijven daarin vertegenwoordigd zijn, dat we die zeker ook niet uit het oog mogen verliezen. In mijn beleidsnota heb ik heel uitdrukkelijk ook aandacht gevraagd voor die landbouwbedrijven die inzetten op verbreding, op directe ketenverkoop, landbouwbedrijven die aanwezig zijn op het platteland. Dat zijn ook de beste ambassadeurs voor onze landbouwsector. Ik wil ook hen dus zeker niet vergeten. Ik neem dit mee bij die rondetafel en wil bekijken of we nog extra maatregelen kunnen nemen.
We zullen alles goed verder opvolgen. We zullen de prijzenevolutie maandelijks van dichtbij volgen. We zullen in het oog houden of we nog verder moeten anticiperen.
We hebben het er deze ochtend in de commissie Landbouw al over gehad, mijnheer Caron. We hebben een fundamenteel verschillende visie, denk ik. U wilt vooral de kleine idyllische bedrijfjes zoals ze vroeger bestonden in Vlaanderen. Wij kijken natuurlijk naar de families met een bedrijf die daar ook een gezinsinkomen uit moeten halen. We willen ervoor zorgen dat ze performante bedrijven hebben, economisch aan de slag kunnen gaan en concurrentieel kunnen zijn ten opzichte van de rest van de wereld. Dat is wat we moeten doen vanuit het landbouwbeleid, rekening houdend met het feit dat die sector zeer verscheiden is, dat er kleinere familiale bedrijven bij zitten, maar ook dat ze in de eerste plaats ondernemers zijn die graag een goed gezinsinkomen willen halen uit de zware arbeid die ze verrichten. Dat is waar deze Vlaamse Regering voor zal gaan. We zullen dit verder opvolgen.
Minister, het is natuurlijk een realiteit dat die kleine familiale bedrijfjes nog kwetsbaarder zijn op het vlak van de prijs-kwaliteitsverhouding. We moeten er vooral over waken dat de investeringen door de landbouwers doordacht gebeuren, dat men niet blindelings de productiecapaciteit gaat verhogen zonder dat er afzet is. Ik reken erop dat u dat opvolgt, samen met diverse organisaties, en dat uiteindelijk het gezonde boerenverstand de bovenhand zal halen. (Applaus bij sp.a)
We zullen dit samen met u blijven opvolgen, minister.
Inderdaad, mijnheer Sintobin, het is inderdaad een historische dag. Ik kwam hier niet om kritiek te uiten op de afschaffing van, u hebt me verkeerd begrepen. Het zijn uitdagingen die we moeten aangaan, het zijn opportuniteiten waar we iets mee kunnen doen. Ik ben blij dat de Vlaamse Regering daar mee instapt en een oplossing wil vinden.
De actuele vragen zijn afgehandeld.