Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen onderwijs.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik heb samen met mevrouw Meuleman een amendement op dit ontwerp van decreet ingediend. Ik wil meteen toelichten waarover het gaat door een heel concreet voorbeeld te geven van een meisje dat ik persoonlijk ken. Julia is 11 jaar. Julia haar papa is Zweeds en haar mama is Pools. Zij is als baby naar een Nederlandstalige crèche geweest. Ze is als peuter naar een Nederlandstalige school gegaan. Ze heeft intussen haar lagere school bijna achter de rug, zit in het zesde leerjaar en haalt prima punten. Als u met haar praat, zou u niet zeggen dat ze thuis een andere taal dan het Nederlands praat. Ze spreekt zonder accent perfect Nederlands.
Ik heb het over Julia, omdat Julia graag samen met haar klasgenootjes en vriendjes naar het middelbaar zou gaan. Zij zit nu met de schrik, want zij behoort niet tot de voorrangsgroep van de Nederlandstaligen waartoe haar vriendjes wel behoren. Niet omdat Julia haar Nederlands niet goed is – ze spreekt perfect Nederlands –, maar omdat haar ouders het Nederlands niet voldoende machtig zijn. Het ontwerp van decreet zegt dat het het taalniveau van de ouders is dat bepaalt of wij een kind al dan niet als Nederlandstalige erkennen. Dat is een logica die je uiteraard zou kunnen begrijpen in het kleuter- of lager onderwijs wanneer het gaat om 2-jarige kinderen, maar niet meer wanneer het gaat om 11-jarige kinderen. Het is dan efficiënt om naar het taalniveau van het kind zelf te kijken.
Ondanks het late uur wil ik hiervoor tijd nemen omdat het me persoonlijk raakt, en ik word er oprecht emotioneel van.
Welk signaal geven we aan Julia? Wat zeggen we tegen dit meisje, van wie de ouders er bewust voor hebben gekozen om hun kind een Nederlandstalig traject aan te bieden? We geven een signaal aan Julia, en aan een hele generatie kinderen in Brussel die anderstalige ouders hebben, maar toch kozen voor het Nederlandstalige onderwijs, dat het niet uitmaakt of ze perfect Nederlands kennen, of ze bewust kozen voor de Vlaamse Gemeenschap. Zij horen er niet echt bij. Pas vanaf de tweede generatie horen ze erbij. Hun kinderen zullen erbij horen, maar zelf worden ze nog niet opgenomen in de voorrangsgroep Nederlandstaligen.
Vorige week heb ik dit proberen te agenderen bij hoogdringendheid. Deze week was dat niet nodig, omdat we een decreet bespreken waarin het past. Vorige week heeft de meerderheid wel erkend dat het een kronkel is in het decreet. In 2011 is iets te snel het decreet goedgekeurd en werden te gemakkelijk de voorwaarden van het lager onderwijs gekopieerd naar het secundair onderwijs. De heer Van den Heuvel heeft ons zijn woord gegeven – en hij lijkt me geen man die zomaar zijn belofte breekt – dat de meerderheid een oplossing zou zoeken, maar de hoogdringendheid was vorige week niet aan de orde.
Collega’s, het is een kronkel in het decreet. Dat weten we allemaal. Laten we kinderen die soms tot negen jaar Nederlandstalig onderwijs hebben gevolgd en perfect Nederlandstalig zijn, die een diploma van ons krijgen in het Nederlandstalige onderwijs, erkennen als Nederlandstaligen en opnemen in onze gemeenschap. Laat ons dit decreet aanpassen. Laat ons ervoor zorgen dat een hele generatie kinderen die kozen voor het Nederlands welkom is. Dit is een kans. Het gaat om Brusselse kinderen die kiezen voor onze gemeenschap. Het is een kans voor het Nederlands, voor de Vlaamse Gemeenschap. Omarm die kans, omarm Julia en omarm alle kinderen zoals Julia. (Applaus bij Groen en sp.a)
De heer De Ro heeft het woord.
Mevrouw Van den Brandt, de hoogdringendheid ging vorige week over een voorstel van resolutie. We willen allebei hetzelfde, net als heel veel collega’s in het parlement. Het voorstel van resolutie had vorige week behandeld kunnen worden, en we hadden erover kunnen stemmen, maar we hebben een decreetswijziging nodig. Ook hebben we een Vlaamse minister en een Vlaamse Regering nodig die het enkele dagen nadat we het hier goedkeuren agenderen en snel naar het Staatsblad brengen. Anders zullen Julia en de vele andere kinderen en hun ouders niets hebben aan onze bezorgdheid in het parlement, niet die van de oppositie en ook niet die van de meerderheid.
U hebt gelijk, de heer Van den Heuvel heeft vorige week namens de meerderheid ook onze bezorgdheid geuit. Dat was niet nieuw. We waren er achter de schermen al een tijdje over aan het spreken, om te zoeken naar een oplossing. Op het terrein staat een goedgekeurd decreet, niet van 2011, want dat was de eerste trap B1, maar B2 van 2014 voor de deur. De inschrijvingen beginnen inderdaad vlak na de kerstvakantie. De oplossing die we straks zullen presenteren, zit in een voorstel van decreet en zal de vereisten die wordt opgelegd door OD XXIV van april 2014 een jaar opschuiven en heel veel ouders in Brussel de mogelijkheid bieden om zich in te schakelen in het decreet, een mogelijkheid die er nu niet is door de korte termijn. Het is niet perfect, maar het is een oplossing, na zoekwerk tussen drie partijen die vastberaden waren om een oplossing te vinden.
In 2002 was ik zelf met enkele collega’s op het kabinet van toenmalig minister Vanderpoorten achter de schermen actief voor het Gelijkekansendecreet. Uiteindelijk bouwt dit daarop verder. Het is hier goedgekeurd. De toegang tot het secundair onderwijs was er op basis van het getuigschrift basisonderwijs. In 2002 zaten onze beide partijen in de meerderheid. In 2011 is er een eerste wijziging gekomen. Ik hoor van Brusselse collega’s dat er toen ook veel impulsen uit Brussel zijn gekomen in de richting van wat er toen is goedgekeurd. In 2014 heeft men de basisvereisten verhoogd. Het decreet geeft mensen de kans om zich te conformeren.
Uiteraard is de kern van de zaak de vraag of kinderen na negen jaar Nederlandstalig basisonderwijs en het getuigschrift basisonderwijs, voldoende hebben aangetoond dat zij Nederlandstalig zijn, geen issue. Dat is zo. Dat vinden we allemaal. Dat is ook de waarde van dat getuigschrift. In 2011 en 2014 is er echter een vereiste aan gekoppeld voor de ouders, en het is drie weken voor dat ingaat. Dan moeten we daar iets aan doen, en dat hebben we gedaan. Iedereen had net zo goed zeer principieel kunnen zijn, waarbij de ene niet beweegt en wil dat de andere wel beweegt, en veel verder beweegt, maar dan was er geen oplossing op korte termijn. Die oplossing is er. De indieners hebben de verzekering van de minister van Onderwijs dat dit vrijdag door de regering zal worden behandeld. Nadat het parlement een ontwerp van decreet goedkeurt, moet dat immers ook nog worden afgekondigd door de regering, en dit zal zaterdag worden opgenomen in het Belgisch Staatsblad. Ik heb ook begrepen van de collega’s in de Vlaamse Gemeenschapscommissie dat ze hier uitgebreid over zullen communiceren, zodat geen enkele ouder deze informatie niet zal krijgen.
We mogen ook de fout niet maken om te zeggen dat dit nu alle kinderen op een bepaald moment de toegang ontzegt. Neen, het gaat hier over de voorrangsregeling voor de 55 procent van de plaatsen die een voorrangsregel betreffen. Over de andere 45 procent van de plaatsen gaat het niet, en ook niet over de broertjes en de zusjes. We kopen dus tijd, tijd die belangrijk is voor de ouders en voor de kinderen. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer De Ro, u bent eerlijk. Dat waardeer ik. U zegt het met ons eens te zijn dat een getuigschrift van het lager onderwijs voldoende toont dat een kind Nederlandstalig is, en dat er geen discussie is over dat feit. Vandaag ligt er maar één voorstel op tafel dat uitgaat van die logica, dat weet u ook: dat is mijn voorstel.
Aan kinderen die aan een traject waren begonnen en waaraan wij hadden gezegd dat ze welkom zijn in onze crèches en onze lagere scholen, zegt uw voorstel nog steeds als ze 12 jaar zijn: nu gaat de deur toe, nu is er voor jou geen plaats meer, want jouw ouders voldoen niet aan de taaleisen. We zeggen dat zij perfect Nederlandstalig zijn. We geven hun een getuigschrift dat dit bevestigt. We zeggen echter dat hun ouders de foute taal hebben. Je bent nog net een generatie te vroeg, zeggen we. Je kinderen zullen misschien voorrang hebben, maar jij nog niet. Je hebt helaas de foute ouders. Dat zeggen wij nu aan kinderen.
We hebben geïnvesteerd in die kinderen. Onze leerkrachten hebben bloed, zweet en tranen geplengd om anderstalige kinderen het Nederlands bij te brengen. Op hun 12 jaar zeggen we: dat is fijn van die energie, maar je bent geen Nederlandstalige.
Er komt nu een debat over de vraag waarom dit vorige week niet bij hoogdringendheid aan bod is gekomen. Het was misschien beter geweest om dat debat dan ook vorige week te hebben gevoerd. De hoogdringendheid was er vorige week wel. We hebben een week verloren. U zult zich afvragen wat nu een week is: het is immers nog voor 5 januari. Deze week zijn er in alle scholen echter oudercontacten geweest. In alle scholen hebben leerlingen brieven, uitleg meegekregen. In alle scholen zijn er informatieavonden geweest. We zijn een hele, kostbare week verloren omdat u vorige week niet wou ingaan op een voorstel van de oppositie, omdat u een politiek akkoord hebt binnen uw meerderheid dat voorstellen van de oppositie per definitie niet aan bod kunnen komen.
Ik weet dat u een compromis hebt gemaakt binnen uw meerderheid, en ik weet dat uw partij en u persoonlijk daar een andere visie op hebben. U bent ook zo eerlijk om dat te zeggen. Ik weet ook van CD&V hetzelfde, niet alleen omdat we hier gezellig koffie hebben gedronken, maar ook omdat in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement hetzelfde debat is gevoerd. Minister Vanhengel, bevoegd voor het onderwijs in Brussel heeft gezegd dat als het Vlaams Parlement dit niet oplost voor de kerstvakantie, hij naar het Grondwettelijk Hof zal gaan om het op die manier op te lossen. Dat is een vrij duidelijke stemverklaring met betrekking tot het standpunt van Open Vld in deze materie. CD&V heeft daar ook gezegd de huidige regeling absurd te vinden. Ik weet dus dat we in dit parlement een meerderheid hebben. Sp.a heeft het voorstel mee getekend.
Collega’s, u bent democratisch verkozen. U bent niet verplicht om de N-VA te volgen. U mag ook uw eigen standpunt, uw eigen visie volgen. Ik kan u alleen maar oproepen om dat te doen, want het is overduidelijk dat u eigenlijk mijn amendement wilt steunen, en niet het voorstel van de N-VA.
Mevrouw Van den Brandt, ik heb daarstraks gezegd dat er met de hoogdringendheid een probleem was. Dat probleem was dat u een voorstel van resolutie had ingediend. We hadden dat kunnen behandelen. We hadden dat debat hier open en bloot kunnen voeren. Dat klopt.
Maar aan het einde ervan hadden we geen decreet gehad. Aan het eind van deze plenaire zitting zullen we een decreet hebben. Aan het eind van deze week zal er een minister van Onderwijs zijn in de Vlaamse Regering die dat decreet indient, en zaterdag zal in het Staatsblad het resultaat staan van dat decreet.
Dat is een moeilijke oefening. Dat is besturen. Dat doe ik samen met mijn collega’s op het lokale vlak. En dat doen we hier in dit Vlaams Parlement. We zijn niet vertrokken van iets wat we in 2002 samen in de toenmalige Vlaamse Regering hebben gedaan, want dat is mooi voor de geschiedenis en ik ben er nog altijd fier op wat er toen geschreven is, maar het is wel een andere realiteit. De fractie die, als ik u, mevrouw Van den Brandt, goed begrepen heb, met jullie mee ondertekent, heeft wel in de toenmalige regering, in 2011 en 2014, de taalvereiste op het niveau van de ouder gelegd. Je kunt heel veel doen, maar als je een fundamenteel debat voert, ga je met lege handen eindigen.
Wat we nu doen, is de mensen die zich binnen een paar dagen gaan inschrijven, tenminste de kans bieden die in april 2014 niet geboden werd door OD XXIV. Ik zal mij verduidelijken waarom. Er is toen een verhoging gekomen van B1 naar B2. De ouders moesten aan een hogere vereiste beantwoorden om hun kind dat beetje voorrang te geven. Niet de hele school, daar maakt u de fout: het is geen toegangsregel, het gaat hier om een stukje voorrangsregel. Maar daarvoor moesten ze een verhoogde attestering hebben. Iedereen nu, niet toen in het parlement maar nu, erkent dat de tijd die ouders nodig hebben om dat hoger attest te halen te kort is. We hebben in april gestemd, de centra voor volwassenenonderwijs beginnen meestal in september-oktober met de cursussen. In die tijd kun je de B2 niet behalen.
Alleen al om die reden is de oplossing die vandaag voorligt een goede oplossing. Je geeft de mensen de kans om in een heel schooljaar, en eigenlijk zijn het drie semesters, dat attest te behalen. Je geeft ook de kans aan het Huis van het Nederlands om op een volwassen en redelijke manier die attestering te doen. Je geeft aan de centra voor volwassenenonderwijs en de opleidingen NT2 de kans om nog meer mensen bij te staan.
En ja, dat is een stukje van een weg die je aflegt. Is dat perfect? Neen, maar dat is besturen. (Applaus bij Open Vld en de N-VA)
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik kan alleen maar aanvullen wat de heer De Ro zeer juist situeert, maar ik wil enkele elementen extra benadrukken.
Het gaat inderdaad om een voorrangsregeling van de 55 procent Nederlandstaligen, na de broers en zussen en na de kinderen van de personeelsleden. U doet hier of het een toelatingsvoorwaarde is. Dat is het niet. Zoals u goed weet, is er maar een voorrangspercentage van 55 procent. Die heeft ook de toets van het Grondwettelijk Hof doorstaan.
U zegt hier dat er wordt verwezen naar een oudercriterium. Dat is waar. Het Grondwettelijk Hof heeft daarover gezegd dat het een plausibel argument is dat kan worden gebruikt. Vroeger, veel vroeger, was het een verklaring op eer. Ouders beweerden dat ze thuis Nederlands spraken. In de vorige regeerperiode is er geoordeeld dat die verklaringen op eer op de een of andere manier toch niet allemaal zo eerlijk waren. Maar ja, hoe kun je dat controleren? Er zijn niet veel middelen meer, buiten effectief het inschrijven van een taalvoorwaarde. Die voorwaarde gaat ruimer. U weet dat in artikel 110, punt 23, en 110, ten vijfde, van de Codex Secundair Onderwijs, die u allicht goed gelezen hebt, die voorwaarde en de manieren waarop mensen die kunnen bereiken veel ruimer worden omschreven.
Het oudercriterium is niet nieuw in het onderwijs. Het volle GOK-decreet, mevrouw Van den Brandt, is een oudercriterium. Dat gaat over of ouders al dan niet een studietoelage krijgen. Waar hebben ouders hun huis gebouwd? Dat heeft dat kind ook niet gekozen. Heeft de moeder al of niet een diploma secundair onderwijs? Dat heeft dat kind ook niet gekozen. Als u nu zegt dat alle criteria die niets te maken hebben met het kind weg moeten, dan neem ik aan dat er van u ook amendementen zullen komen om het GOK-decreet op zijn kop te zetten. Maar dat heb ik niet zo begrepen.
U zegt inderdaad dat sp.a mee ondertekent. Ik heb dat vastgesteld op het amendement. Ik vind dat opmerkelijk, maar we zullen straks wel van sp.a horen waarom zij dat doen. Tijdens de vorige regeerperiode, bij OD XXIV, kwam van sp.a de vraag, gesteund door CD&V en de N-VA om B1 te verhogen naar B2. Het is onnodig om te herhalen wat de heer De Croo heel terecht heeft gesteld, namelijk dat die snelheid inderdaad te hoog was. Bijgevolg geeft het voorliggende ontwerp van decreet mensen ruim de tijd om die B2 te bewijzen of alsnog inspanningen te doen om die B2 te halen.
Mevrouw Van den Brandt, u zegt dat die kinderen al zes of negen jaar in het Nederlandstalig onderwijs zitten. Dan gaan we er toch van uit dat die ouders effectief hebben gekozen voor het Nederlandstalig onderwijs, georganiseerd, gefinancierd en ingericht door de Vlaamse Gemeenschap. Dan kun je misschien ook veronderstellen dat die mensen willen functioneren in de Vlaamse Gemeenschap, waar het Nederlands, tot spijt van wie het benijdt, een niet-onbelangrijke rol inneemt. De Nederlandse taal is de kern van onze persoonsgebonden aangelegenheden. Tijdens die carrière van zes à negen jaren zou het misschien wel kunnen dat die ouders inspanningen hebben gedaan om effectief de Nederlandse taal te beheersen. (Applaus bij de N-VA)
U haalt een aantal debatten door elkaar die ik uit elkaar wil halen. Ik begin met het debat dat een voorstel van resolutie geen slagkracht bood. In mijn voorstel van resolutie stond dat we decretale stappen moeten zetten. Het voordeel van mijn stap vorige week is dat het parlement aan alle scholen een signaal heeft gegeven. Dat belette ons niet om deze week die decretale stap te zetten.
De minister heeft geen enkele bewegingsruimte want zij is gebonden aan het ontwerp van decreet. Als wij hier vorige week een kamerbreed debat hadden gevoerd en een signaal hadden gegeven, dan waren deze week alle informatieavonden voor de ouders anders verlopen en hadden we deze week niet verloren. Daarom diende ik vorig week een voorstel van resolutie in en deze week een amendement op het ontwerp van decreet. Ik wil meegaan in uw spelletjes om het te verdoezelen. Ik denk dat het te maken heeft met het feit dat ik in de oppositie zit, maar u mag dat ontkennen.
U zegt dat u er in 2002 bij was toen er een aantal maatregelen zijn genomen. Het ging toen over het lager onderwijs. Er is een fundamenteel verschil tussen het invoeren van voorrangsregels in het lager onderwijs en in het secundair onderwijs om de eenvoudige reden dat men een 2-jarig kind heel moeilijk kan beoordelen op zijn taalcapaciteiten. Bij een 12-jarig kind gaat dat een pak vlotter.
U zegt dat het maar voor 55 procent is, en dat er nog 45 procent over is. U woont beiden in Brussel. U hebt misschien uw kinderen niet moeten inschrijven en u ontmoet niet dagelijks ouders die dat willen doen. De realiteit vandaag is echter dat, zelfs als men tot een voorrangsgroep behoort, men er niet altijd meer in komt. Er is zo’n capaciteitstekort dat zelfs die mensen die tot een voorrangsgroep behoren, niet allen een plaats hebben. Tot een voorrangsgroep behoren is ongelofelijk belangrijk – en dat weten de ouders in Brussel – om dat ticketje vast te krijgen.
Er zijn nog een aantal plaatsen over in sommige scholen maar het zijn heel schaarse plaatsen. We weten hoe belangrijk die voorrangsgroepen zijn. U weet dat ook. Ontken dus niet het belang van die 55 procent.
U zegt dat het Grondwettelijk Hof deze maatregel heeft goedgekeurd. U mag daarbij een belangrijke nuance niet uit het oog verliezen. De Franse Gemeenschap heeft op het moment dat het Vlaams Parlement die bepaling heeft goedgekeurd, een klacht ingediend bij het Grondwettelijk Hof, dat heeft geoordeeld dat het Nederlandstalig onderwijs voorrang kan verlenen aan Nederlandstaligen. Maar het Nederlandstalig onderwijs moet wel een proportioneel deel van de anderstaligen opnemen, wat op dat moment ook het geval was. Het Grondwettelijk Hof bepaalt dat omdat de helft van de kinderen in Brussel noch Frans- noch Nederlandstalig is. Zij zijn anderstalig en kunnen niet in een van die twee hokjes worden gestopt. Ook zij hebben recht op onderwijs. Wij willen met zijn allen niet dat er morgen Italiaanse, Turkse, Engelse en Spaanse scholen komen in Brussel. Wij hopen dat die kinderen kiezen voor ofwel het Nederlandstalig onderwijs, ofwel het Franstalig onderwijs. En als het van Groen afhangt, zien wij de keuze voor het Nederlandstalig onderwijs als een kans.
Het proportioneel gedeelte van de anderstaligen staat momenteel onder druk. Ten gevolge van de verhoging van het aantal Nederlandstaligen daalt het aandeel van de anderstaligen dat binnen kan geraken. Ik weet niet of het Grondwettelijk Hof deze regel binnen drie of vier jaar nog goed zal keuren. Dit is een heel technisch debat, dat we binnen een paar jaar waarschijnlijk zullen moeten voeren.
Er is hier een vergelijking gemaakt met het GOK-decreet en met de voorrangsregels voor kinderen uit kansarme milieus. Ik wil dat begrijpen. Er zit echter een stevige hoek aan. Er wordt geoordeeld of een kind al dan niet in kansarmoede opgroeit. We willen de kinderen die in kansarmoede opgroeien, bijkomende mogelijkheden in het onderwijs bieden.
De wijze waarop kansarmoede wordt gedefinieerd, is echter dezelfde. Dit is geen verklaring op eer. Niemand kan in een verklaring op eer plaatsen dat hij in kansarmoede leeft. Het Vlaams Parlement heeft hiervoor criteria bedacht. Die criteria hebben betrekking op het gezin en op de situatie waarin het kind opgroeit. Die situatie van het kind en van de ouders is nog steeds dezelfde wanneer het kind 12 jaar is.
Voor de zuiverheid van het debat moeten we er bepaalde zaken uit halen. Het betreft hier een specifieke regeling. Dit betekent niet dat ik alle andere regelingen aanvaard of dat we de komende jaren geen parlementaire initiatieven in dit verband zullen nemen.
Ik dacht vorige week dat er met betrekking tot dit punt een openheid was. Om die reden heb ik mijn amendement ingediend. Ik wil in de politiek iets bereiken. Ik geloof dat bepaalde mensen het vorige week meenden en het verschil wilden maken.
Groen zal nog andere amendementen indienen. Ik weet dat de meerderheid deze amendementen niet zal steunen. Met betrekking tot dit amendement ga ik er echter van uit dat er een meerderheid in het Vlaams Parlement is. Ik baseer me hiervoor op de verklaringen die alle partijen hebben afgelegd. De N-VA heeft een ander standpunt. Dat is hun volste recht. CD&V, Open Vld, sp.a en Groen hebben echter verklaringen afgelegd die achter de ideologie en de keuzes in dit amendement staan.
De ideologische keuze houdt in dat de Vlaamse gemeenschap volgens ons een open gemeenschap is. De mensen die tot onze Vlaamse gemeenschap willen toetreden, zijn welkom. Mensen die de taal machtig zijn, beschouwen we als Nederlandstaligen. Kinderen van 12 jaar oud, die we gedurende twaalf jaar hebben onthaald, slaan we de deur niet in het gezicht. We beschouwen hen als een deel van onze gemeenschap. We beschouwen hen als kinderen die recht hebben op Nederlandstalig secundair onderwijs. (Applaus bij Groen en sp.a)
Mevrouw Van den Brandt, ik begrijp u niet goed. U hebt zelf verklaard dat wie tot een voorrangsgroep behoort, niet noodzakelijk zeker van een plaats is. Dat zijn uw woorden. Het amendement dat u hebt ingediend, wil die voorrangsgroep echter nog vergroten.
Door die groep uit te breiden, vertelt u de mensen eigenlijk dat u hen in een voorrangsgroep wil onderbrengen. Die voorrangsgroep bevat nu al minder volk. De kans dat iemand op deze manier binnengeraakt, is klein. Vervolgens wilt u iedereen in de voorrangsgroep steken. Op die manier hebben de mensen zeker geen kans meer.
De vraag is welke criteria dan een rol zullen spelen. U kent het decreet even goed als ik. Het kan het toeval zijn. Dan wordt het een loterij. Het kan de afstand tussen de woon- of werkplaats en de school worden. Iemand zal dan maar in het secundair onderwijs een richting willen kiezen die toevallig niet vlakbij de woonplaats wordt aangeboden. Het kan ook de chronologie van de aanmelding zijn. Dit betekent dat wie eerst komt, eerst maalt. U vergroot de groep om vervolgens te verklaren dat niemand nog een plaats heeft. Dat is te zot om los te lopen.
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, volgens mij hebben we geen nood aan een steriel spelletje tussen de meerderheid en de oppositie. Daar is geen enkel kind mee gediend. Ik wil de discussie wat ruimer trekken.
Enerzijds wordt Brussel met een demografische boom geconfronteerd. Anderzijds geniet het Nederlandstalig onderwijs een zeer goede reputatie. Hierdoor willen veel mensen hun kinderen in ons onderwijs inschrijven. Op zich is dit een zeer goede zaak. Het gevolg is echter dat we een aantal regels moeten invoeren. Dit kan eventueel een loterij worden, maar daar ben ik absoluut geen voorstander van.
Een aantal regels moeten bepalen wie voorrang krijgt. Die voorrangsregels worden ondertussen een onontwarbaar kluwen. Op het einde van de vorige legislatuur hebben we het vereiste taalniveau van de ouders om tot de voorrangsgroep van de Nederlandstaligen te behoren, van B1 naar B2 opgetrokken. Dit gaat in vanaf het schooljaar 2015-2016. Met het voorstel van decreet dat we hier namens de meerderheid hebben ingediend, willen we die onbedoelde en ongewenste kronkel in Onderwijsdecreet XXIV wegwerken.
Ik ga daar nu al meteen het debat van het voorstel van decreet aan koppelen, want anders doen we twee keer hetzelfde. Door de toevoeging van dat vijfde lid aan artikel 110, ten vijfde, paragraaf 2, geven we de ouders die nog niet beschikken over taalniveau 2, de kans om cursussen Nederlands te volgen en om de mogelijkheid te krijgen in de voorrangsgroep te komen. Is dat ideaal? Neen, maar het is een eerbaar compromis dat de inspanningen die sommige ouders al hebben geleverd, valoriseert. Voor ons blijft de kernoplossing een capaciteitsuitbreiding. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn en dat we daar de komende jaren zowel vanuit de Vlaamse Gemeenschap als vanuit de VGC hard aan zullen werken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, wij hebben op dit probleem een heel realistische kijk. Als je naar de feitelijke situatie kijkt van de toegang en de voorrangsregels voor het secundair onderwijs op dit moment in Brussel, dan zijn er inderdaad kinderen die negen jaar school hebben gelopen in ons Nederlandstalig onderwijs en die nu voor de poort staan van dat secundair onderwijs. Wij steunen daarom het voorstel van Groen om voor die kinderen de poort open te doen en niet gesloten te houden. Dat is een heel pragmatische kijk op de zaak.
We vinden dat de meerderheid ook een nobele poging heeft gedaan om het probleem zoals het zich vandaag stelt, een beetje voor zich uit te schuiven om te kijken hoe we fundamenteel naar een oplossing kunnen gaan de komende maanden. Wij zullen het voorstel van Groen met overtuiging mee steunen, maar wij zullen ook voor het voorstel dat de meerderheid op tafel legt, stemmen omdat het de kans geeft om naar een fundamentele oplossing te gaan waar we graag aan willen meewerken in de komende maanden.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik wil heel kort aanvullen en bevestigen dat door de regeling die straks door de meerderheid zal worden voorgesteld, het systeem zoals het vandaag bestaat, gewoon blijft voortbestaan. U moet beseffen dat er diensten volop aan het werk zijn. De inschrijvingen starten begin januari. Je kunt moeilijk het systeem enkele weken ervoor helemaal op zijn kop zetten. Een en ander laat toe dat de administratie en de lokale overlegplatformen (LOP’s) de manier waarop ze werken niet moeten veranderen maar gewoon het systeem zoals het de voorbije jaren heeft gewerkt, op exact dezelfde wijze kunnen uitvoeren. Daarvoor moet nog wel de bekrachtiging door de regering gebeuren. De heer De Ro heeft daar een punt. Ik kan me ervoor engageren dat dit absoluut zal gebeuren.
De uiteenzetting van mevrouw Gennez probeer ik te begrijpen. Het is natuurlijk wel zo, mevrouw Gennez, dat tot nu de regeling B1 was, en die bestond ook de voorbije jaren. Ik vind het een beetje sneu dat u nu zegt dat we dat nu meteen moeten veranderen en moeten toelaten voor alle kinderen. Het had misschien de voorbije jaren aangepast kunnen worden. Ik heb er met mevrouw Van den Brandt over gesproken, maar voor mij is het een beetje moeilijk om veertien dagen voor de start van de inschrijvingen het hele systeem op zijn kop te zetten en alles te veranderen. Dat is ook voor de ouders iets raars. Daarom wordt voorgesteld – ik steun dat volledig – om nog één jaar te werken op de oude manier en ondertussen te kijken of het beter kan, dan wel dat de regeling zoals ze goedgekeurd is in het Vlaams Parlement een tijd geleden, onverkort verder van kracht blijft.
Er is één ding niet aan bod gekomen. Ik besef dat dat heel belangrijk is. De clou ligt in de capaciteit. Er wordt gezegd: wat moeten we doen? Moeten we lotje trek doen, of het dichtste bij of om het eerst? Er is nog een vierde oplossing: zorg er in ‘s hemelsnaam voor dat er voldoende scholen zijn voor alle kinderen in Brussel, zorg ervoor dat er evenveel secundair aanbod is als lager aanbod, zodat kinderen van het lager onderwijs kunnen doorstromen naar het secundair onderwijs. Dat is de simpelste en meest logische oplossing waar Groen in het parlement voor heeft gepleit.
Minister, ik hoor dat u zegt dat dit voor één jaar is en dat u bereid bent om volgend jaar de regels wel fundamenteel te herzien, maar het is nu te dicht bij de startdatum. Ik zal in het parlement het nodige decretaal werk in gang zetten om u aan dat engagement te binden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 162/4)
– De artikelen 1 tot en met 9 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 10. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 162/7)
De stemming over het artikel wordt aangehouden.
– De artikelen 11 tot en met 43 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 44 en 45. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 162/7)
De stemmingen over de amendementen en over de artikelen worden aangehouden.
– De artikelen 46 tot en met 49 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 50. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 162/7)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Wat artikel 51 betreft, moet een technische correctie worden aangebracht ingevolge de hernummering van de artikelen van het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015. In de voorgestelde tekst van artikel 4, tweede lid, van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken moeten de woorden “artikel 42” worden vervangen door de woorden “artikel 46”. Is het parlement het hiermee eens? (Instemming)
– Artikel 51 wordt zonder verdere opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot toevoeging, aan hoofdstuk 2, van een afdeling 11, die bestaat uit een artikel 51/1. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 162/6)
De stemming over het amendement wordt aangehouden.
– Artikel 52 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.