Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2014, het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015.
Woonbeleid
We bespreken nu het onderdeel Woonbeleid.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, “een kwaliteitsvol en betaalbar dak boven ieders hoofd, dat is waar iedere Vlaming van droomt, en de Vlaamse Regering maakt daar werk van.” Zo bent u uw toelichting begonnen. U stipt daarbij een aantal zaken aan die u zelf als regering belangrijk vindt. Terechte zaken, ook zaken die wij zelf ook belangrijk vinden, alleen zouden we er hier en daar een ander gevolg aan geven. Bij veel van de dingen die u zegt belangrijk te vinden, gaat u snoeien en middelen wegnemen, misschien zelfs afschaffen of eenvoudigweg een aantal principes overboord gooien.
Minister, zo zegt deze regering eigendomsverwerving belangrijk te vinden. Maar vervolgens gaat u het stelsel van de sociale leningen hervormen, ‘objectiveren’ noemt u dat. U schrapt de verwerving van bouwgrond, nieuwbouw en herfinanciering. Ok, daar kunnen wij, in budgettair krappe tijden, mee leven. Waar we het veel moeilijker mee hebben, minister, is met uw voornemen om de inkomensvoorwaarde voor een sociale lening bij te stellen. Want, zo zegt u, vandaag komt maar liefst 80 procent van de mensen in aanmerking voor een sociale lening. En dat kan niet, zegt u, dus moet die inkomensgrens drastisch naar beneden.
Wie u hiermee treft, zijn jonge starters, jonge starters die geen dikke spaarboek van hun ouders of grootouders hebben meegekregen. Zij kloppen vandaag tevergeefs aan bij commerciële banken voor een hypothecaire lening omdat ze niet beschikken over de nodige eigen inbreng. Die inbreng kan tot 65.000 euro gaan, lazen we onlangs in de kranten. Die mensen treft u. Ze moeten een beroep doen op een sociale lening, niet omdat die goedkoper is – ze betalen vaak 4,5 procent aan rente –, maar omdat ze geen eigen inbreng hebben. Voor ons moeten ook jonge starters zonder grote spaarpot een eigen huis kunnen verwerven. U ontneemt hun die mogelijkheid.
Ook sociale koopwoningen blijft deze regering belangrijk vinden, zegt u, en dus schrapt u de subsidies daarvoor. Ik heb het vurige pleidooi van mevrouw Partyka gehoord, terwijl de CD&V die sociale koop zo belangrijk vindt. U gaat die middelen ook niet herinvesteren in iets anders dat u belangrijk vindt, bijvoorbeeld sociale huur. Neen, ook in sociale huur gaat u minder investeren en het groeipad dat is vastgelegd in het decreet Grond- en Pandenbeleid, gaat u verlengen tot 2025. U gaat de woonnood van mensen die wachten op een sociale woning dus niet proberen te lenigen door het aanbod aan sociale woningen groter te maken, maar u gaat het aantal mensen op de wachtlijsten proberen te verminderen. Ik verwijs naar de tijdelijke contracten waar wij het fundamenteel mee oneens zijn. Tegen die mensen, die misschien net het hoofd boven water kunnen houden omdat ze een sociale woning hebben, gaat u zeggen: zoekt u maar een woning op de private huurmarkt, waarvan we weten dat het aanbod er te klein, te duur en van slechte kwaliteit is. Het zijn fundamentele keuzes.
Minister Homans heeft het woord.
In de vorige legislatuur, waarbij wij coalitiepartners waren, is het groeipad verlengd van 2020 naar 2023. Wij verlengen het nu inderdaad naar 2025. Ik vind het dus vreemd dat u als sp.a die opmerking maakt, zeker omdat we het in de vorige legislatuur gezamenlijk hebben beslist.
U maakte ook een opmerking over de tijdelijke contracten. Dat debat moet wel intellectueel eerlijk worden gevoerd. Ik heb gezegd dat we afstappen van de levenslange contracten, om twee redenen. Ten eerste willen we kunnen ingrijpen wanneer er zich leefbaarheidsproblemen voordoen. Ten tweede willen we ook een betere doorstroming. Ik heb ook heel erg benadrukt, in de commissie en in de plenaire vergadering, dat het absoluut niet mijn bedoeling is om een werkloosheidsval te creëren. Ik vind het niet normaal, en uw fractie blijkbaar wel, dat mensen met een jaarinkomen van 65.000 euro in een sociale woning wonen. Het gaat niet om één geval. U hebt zelf recent nog de cijfers opgevraagd: 8,5 procent van alle sociale woningen – dat zijn er 12.000 – worden verhuurd aan mensen die eigenlijk te veel verdienen.
Wil dat zeggen dat ik hen er onmiddellijk uit wil zetten? Neen, ik heb heel duidelijk gezegd dat de contracten die zijn afgesloten, blijven gelden. Het zal worden veranderd voor nieuwe contracten. Er moet een betere doorstroming komen. Mensen die op de wachtlijst staan en wel voldoen aan de inkomensvoorwaarden en aan de andere voorwaarden, hebben er meer recht op dan iemand die bijvoorbeeld een inkomen heeft van 65.000 euro.
Dat is helemaal juist, maar als we het debat intellectueel eerlijk voeren, minister, moet u er ook bij zeggen dat die 12.000 mensen die meer verdienen dan het maximuminkomen, niet allemaal 65.000 euro verdienen. Want dat lijkt u nu wel een beetje te zeggen.
Wij vinden het niet eerlijk dat mensen die vandaag in een sociale woning wonen, die zelf de inspanning hebben geleverd om hun levenssituatie te verbeteren, om werk te vinden, zouden worden gestraft en hun woning zouden moeten verlaten. Zij moeten dan naar de private huurmarkt. We weten dat het aanbod daar klein, duur en vaak van slechte kwaliteit is. Net die mensen kunnen misschien vanwege het feit dat ze een sociale woning hebben, nu wel het hoofd boven water houden en zouden in de armoede terechtkomen op het moment dat ze geen sociale woning meer hebben. Voor die keuzes passen wij, minister. Daarmee zijn we het fundamenteel oneens. Het raakt aan de woonzekerheid van mensen en gezinnen, die zich al in kwetsbare positie bevinden.
Jonge starters, boven op alle besparingen die ze al moeten slikken, maakt u het nog eens een stuk moeilijker om hun leven uit te bouwen. Ik verwijs naar mijn voorbeeld van de sociale leningen. Dat zijn keuzes waarmee wij het fundamenteel oneens zijn, minister.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, u hebt het over de verlenging van het groeipad voor de sociale huurwoningen. U gaat minder huurwoningen bouwen om te besparen. U verwijst naar een beslissing in de vorige legislatuur, waarbij we ook het groeipad hebben verlengd. Dat klopt, dat hebben we toen ook gedaan. Maar u moet ook de context correct schetsen. We hebben het groeipad verlengd op het ogenblik dat we de financiering van de sociale huisvestingsmaatschappijen voor de bouw van nieuwe woningen en appartementen structureel hebben verbeterd. Want de investeringen waren aan het stilvallen. Zo konden ze sneller beginnen te bouwen. Daarvoor hebben we inderdaad middelen gehaald uit het groeipad.
De tweede beslissing die we hebben genomen op dat moment is dat er zesduizend extra bescheiden woningen zouden worden gebouwd. De derde beslissing die toen is genomen is dat mensen die al vijf jaar op een wachtlijst staan, recht hebben op een sociale woning, maar er nog altijd geen hebben gekregen, een huurpremie krijgen. We hebben het groeipad verlengd, maar dat was geen besparingsoperatie. Het is gebeurd om andere structurele ingrepen te doen, om ervoor te zorgen dat er sneller kon worden gebouwd en dat mensen die op de private huurmarkt terechtkwamen, beter werden ondersteund. Dat is iets helemaal anders dan wat deze regering doet.
Mijnheer Vandenbroucke, wat u zegt over het verlengen van het groeipad in de vorige legislatuur klopt. Die beslissing hebben we samen genomen. Maar u moet er eerlijk aan toevoegen dat we dat ook wel hebben gedaan omdat we zagen dat bepaalde steden en gemeenten de 9 procent niet gingen halen binnen het sociaal objectief. Dat is nu ook een van de redenen geweest. Het was niet enkel een financiële besparingsoefening. We hebben ook gekeken welke gemeenten op pad zaten voor het sociaal objectief. Dat zijn er nog altijd niet zo heel veel.
Het klopt dat er zesduizend extra bescheiden woningen komen. Daaraan passen wij ook niets aan. Het kost de Vlaamse overheid – en dat weet u zeer goed – geen euro. Wij schaffen die niet af.
De huurpremie vind ik zeer goed. Die heb ik de vorige legislatuur ook loyaal mee verdedigd. Het is absoluut niet de intentie van deze ploeg om die huurpremie af te schaffen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Beste collega’s, minister, wonen in Vlaanderen is duur. Elke Vlaming die de afgelopen jaren in Vlaanderen een huis heeft gekocht of op zoek is gegaan naar een huurwoning, heeft dat gemerkt. Vandaag wil ik het vooral hebben over de private huurmarkt.
Want wie op de privéhuurmarkt is aangewezen, die moet op zoek naar een woning op een markt waar het aanbod steeds kleiner wordt en de prijzen heel hoog liggen en steeds hoger gaan liggen. Vandaag besteedt 51 procent van de private huurders meer dan 30 procent van zijn inkomen aan zijn huur. Zelfs 8,2 procent van de Vlaamse bevolking zal meer dan 40 procent van zijn inkomen moeten besteden aan huur. Dat is heel veel, temeer omdat daar een heel groot aantal sociale huurders bij zijn die eigenlijk recht hebben op een sociale woning – 80.000 gezinnen, met name –, maar op een wachtlijst staan en dan toch naar die privéhuurmarkt moeten.
Ik haal hier vandaag de privéhuurmarkt aan, omdat dat voor Groen heel belangrijk is. Wij zien daarin een teken van het feit dat die woningmarkt uit balans is. Dat is niet de schuld van de Vlaamse Regering, maar de regering heeft wel de kans om deze evenwichten opnieuw te herstellen. Minister Homans, u doet daar al enkele inspanningen voor die wij eigenlijk toejuichen, bijvoorbeeld het schrappen van de subsidies voor de sociale koopwoningen, maar u kunt nog meer doen.
Groen zou in dat verband drie belangrijke zaken heel graag gerealiseerd zien. Ten eerste pleiten we voor het invoeren van een uitgebreider systeem van huursubsidies. Ten tweede pleiten we voor het aanmoedigen van nieuwe wooninitiatieven. Dan denken we vooral aan de Community Land Trust (CLT). Door extra impulsen te geven aan het opstarten van zo’n CLT ondersteunt men niet alleen de eigendomsverwerving, maar gaat men ook mensen weghalen van die wachtlijsten voor sociale woningen. Ten derde dienen er zich ook andere alternatieven aan, nagenoeg kosteloos zelfs. Deze regering kan, zeker nu federaal en Vlaamse dezelfde partijen er deel van uitmaken, eindelijk alle barrières wegnemen die vandaag de verschillende vormen van samenhuizen en cohousing belemmeren. Dat ziet Groen dus als de drie grootste kansen de komende jaren om die woningmarkt weer in balans te krijgen en impulsen te geven aan de privéhuurmarkt. Minister, grijp dus deze kans en herstel het evenwicht.
Mevrouw Moerenhout, dank u voor constructieve bijdrage, ook al in de commissie. Dat geldt trouwens ook voor de vorige spreker, voor alle duidelijkheid. U hebt terecht gezegd dat we moeten nadenken over de nieuwe woonvormen. In de beleidsnota’s Wonen en Ruimtelijke Ordening is er inderdaad heel veel aandacht voor dat thema, want dat is belangrijk. Ik moet daar inderdaad over nadenken, samen met mijn collega, minister Schauvliege, die bevoegd is voor de ruimtelijke ordening.
Ik ben het ook absoluut met u eens over de versterking van de privéhuurmarkt. We hebben ook nieuwe mogelijkheden, nu de huurwetgeving sinds 1 juli 2014 naar Vlaanderen is gekomen. Ik meen dat we daarmee echt wel een tool in handen hebben om een en ander te kunnen versterken.
Mevrouw Van dermeersch heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, volgens mij zijn er in het woonbeleid niet al te veel spectaculaire wijzigingen gepland. Minister, sommige initiatieven die u wilt nemen, die deze regering wil nemen, kunnen zelfs op de steun van het Vlaams Belang rekenen. Mijn partij pleit immers bijvoorbeeld al langer voor de ondersteuning van de privéhuursector. Ook eigendomsverwerving is belangrijk. Dat wordt nog ondersteund door de overheid, weliswaar deze keer in mindere mate, maar ik begrijp ook dat de tering naar de nering moet worden gezet. Natuurlijk is het wel net in die privéhuursector dat er sprake is van de meest schrijnende gevallen qua betaalbaarheid en woonkwaliteit. Daar is er natuurlijk wel serieus wat werk aan de winkel.
Wij zijn ook altijd voorstanders geweest van het gericht ondersteunen van de privéhuursector, door de premies, waarvan u al hebt gezegd er niets aan te zullen veranderen. Dat geeft hopelijk garanties in de toekomst met betrekking tot de kwaliteit van wat er wordt verhuurd op de privémarkt, en ook voor de betaalbaarheid, want daar knelt natuurlijk het schoentje.
Er zijn dus een heel aantal dingen waar we achter kunnen staan. Als lid van een oppositiepartij heb ik natuurlijk echter een aantal punten van kritiek en bedenkingen. Wat betreft de levenslange huurcontracten die beëindigd zouden kunnen worden, merkte u al op ten overstaan van mevrouw Hostekint dat dit is om de leefbaarheidsproblemen op te lossen en ook te zorgen voor doorstroming. Ik heb daar wel een bedenking bij. Ik vraag me af of men door het beëindigen van die levenslange contracten op den duur geen leefbaarheidsproblemen gaat creëren. Men gaat immers een bepaald soort mensen – als ik soorten mensen mag noemen – in sociale woonwijken aantreffen.
Wanneer men altijd in een sociale woonwijk gewoond heeft en het juist iets beter heeft doordat men in zijn eigen toekomst heeft geïnvesteerd, een job heeft en meer verdient, enzovoort, dan is het niet het moment om die mensen te verhuizen. Dan is het net het moment om die levenslange contracten te honoreren omdat je dan een mix krijgt. Zo kun je de soms onleefbare sociale getto’s vermijden. Ik ben dus niet zo’n voorstander van het beëindigen van levenslange huurcontracten. Dat is niet, zoals u het zegt, een oplossing voor het leefbaarheidsprobleem. Men moet er zich voor hoeden dat er geen probleem gecreëerd wordt.
Het Vlaams Belang heeft steeds kritiek gehad op de zogenaamde taalvereiste in de sociale huisvesting, die volgens ons veel te weinig doeltreffend was. Dat weet u. Nu komt u op de proppen met een taaltest. Er zijn herkansingsmogelijkheden en eventueel ook boetes. Maar u hebt gezegd dat het niet de bedoeling is om mensen uit hun sociale woning te zetten, en dat u ook niemand een toewijzing zult ontzeggen. Maar er moet natuurlijk wel aan die vereiste van taal een consequentie gekoppeld worden. Ik vind dat men geen sociale woning zou moeten krijgen als men geen Nederlands spreekt. “No Martini, no party.” Zo simpel is het volgens mij. Geen Nederlands, geen sociale woning.
Mevrouw Van dermeersch, de logica van uw pleidooi over het afstappen van de levenslange contracten en de sociale mix ontgaat mij volledig. Ik begrijp het punt niet. Maar ik wil het eventjes hebben over uw laatste opmerking. U zegt dat geen kennis hebben van de Nederlandse taal voor u een reden is om iemand een sociale woning te weigeren of de toegang ertoe te ontzeggen. En dan hebt u er een uitspraak aan toegevoegd. Maar mevrouw Van dermeersch, u kent de Grondwet toch, neem ik aan? Er bestaat zoiets als een Grondwet. Op basis van artikel 23 kunnen wij, zouden wij het al willen – quod non – niemand uit een sociale woning zetten omwille van het feit dat hij of zij geen Nederlands kent. Er bestaat zoiets als recht op wonen.
Er is inderdaad een recht op wonen. Men moet inderdaad proberen te helpen. Maar u moet begrijpen dat het aantal sociale voorzieningen en sociale woningen niet in verhouding staat tot het aantal mensen dat u hier binnenhaalt via een migratiebeleid, dat natuurlijk ook op een ander vlak gevoerd wordt. Wij kunnen het OCMW van de wereld niet spelen. Wij kunnen niet de hele wereld huisvesten. Zo simpel is het. Dus moeten er voorwaarden gesteld worden. U komt op de proppen met een taaltest. Wel, ik wil dat die taaltest dan ook consequenties heeft. En dan moet men er uiteindelijk toe komen dat iedereen die in een sociale woning woont, Nederlands verstaat, al is het maar om de gewone basisregels te kennen van hoe men zich moet gedragen en wat het reglement is van een bepaald sociaal woonblok, wanneer men het vuilnis moet buiten zetten enzovoort. Zo kan men leefbaarheidsproblemen vermijden. Dat zou het beste zijn voor iedereen die in een sociale woning woont.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Mevrouw Van dermeersch, u moet weten wat u wilt. U zegt eerst dat u ertegen bent dat wij de levenslange huurcontracten willen afschaffen. U haalt allerlei redenen aan om duidelijk te maken dat mensen die zich geen private woning kunnen permitteren, daar ook moeten kunnen blijven wonen. U geeft de indruk dat mensen die in een sociale woning wonen, per definitie op de een of andere manier volgens uw denkbeeld minderwaardig zijn want dan hebben wij getto’s. En anderzijds zegt u dat er niet genoeg sociale woningen zijn voor iedereen, dus mogen sommige mensen er niet in. Wat is het nu? Hebben wij voldoende sociale woningen of hebben wij er te kort?
Het is heel duidelijk: wij hebben sociale woningen te kort. Wij kunnen niet het OCMW spelen voor de hele wereld. (Opmerkingen van de heer Jelle Engelbosch)
Wat betreft die levenslange huurcontracten wil ik ook aan minister Homans nog eens uitleggen wat ik daarmee bedoelde. Minister Homans zei daarnet, in haar antwoord aan mevrouw Hostekint van sp.a, dat een eind daaraan maken vooral de bedoeling heeft om de leefbaarheidsproblemen op te lossen en om voor doorstroming te zorgen. Ik vraag mij dan af: als men leefbaarheidsproblemen wil oplossen, is het toch vooral nodig dat mensen die uiteindelijk in een sociale woning woonden omdat zij weinig inkomsten hadden, iets maken van hun leven? Wij kunnen hen toch niet zomaar aan de deur zetten? Bijvoorbeeld, wat als ouderen die al heel hun leven in een sociale woning wonen opeens wel voldoende inkomsten hebben en moeten verhuizen? Dat gaat zomaar niet, een oude boom kun je niet zomaar verplanten. Minister, ik denk dat u daar zeer voorzichtig mee moet omgaan. U kunt niet zomaar een lijn doortrekken, dat iedereen een eind moet maken aan zo’n levenslang huurcontract om een leefbaarheidsproblemen op te lossen.
Mevrouw Van dermeersch, ik begrijp uw punt eigenlijk nog steeds niet. U zegt– en dat zijn uw woorden, niet de mijne – dat u er absoluut tegen bent dat wij het OCMW van de wereld willen en moeten spelen. Hoe is dat te rijmen met uw betoog voor het behoud van de levenslange contracten?
Ik wil wel zeer sterk benadrukken dat ik zeer duidelijk heb gezegd dat ik niet ga ingrijpen in de lopende contracten. Uw verhaal van oude mensen die nu in een sociale woning wonen en die ik ineens wil uitzetten, klopt gewoon niet. (Opmerkingen van mevrouw Anke Van dermeersch.)
Dat hebt u wel gezegd. Ik wil u heel graag en beleefd vragen om daarmee te stoppen want daar hebben de huidige bewoners van die woningen absoluut geen boodschap aan.
Dat klopt. Een oudere mens kun je niet zomaar verplaatsen. Mijn moeder woonde in de Havannastraat op de Luchtbal in een sociale woonblok, die uiteindelijk werd gerenoveerd. Zij moest verhuizen en dat was een heel drama. Ze heeft dat ook met haar leven bekocht. Oude mensen kun je zomaar niet verhuizen, daarin hebt u volkomen.
Ik wil niemand angst aanjagen, maar ik wil wel dit zeggen: als mensen uiteindelijk iets van hun leven maken, dan is er geen reden om in te grijpen in de levenslange huurcontracten. Als u belooft dat niet te doen, dan ben ik tevreden. Voor mij is het dan goed. Dan hebt u het begrepen en dan heb ik mijn punt kunnen maken. Dan is er duidelijkheid.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Mevrouw Van dermeersch, ik wil nog eens ingaan op de taalvereisten en de consequenties die u daaraan verbonden wilt zien. Ook wij willen dat daaraan gevolgen worden verbonden. Alleen willen wij bewoners geen grondrechten ontzeggen. Uit uw woorden kan ik immers alleen maar afleiden dat onze doelstelling fundamenteel anders is dan de uwe. Ons doel is de leefbaarheid van bepaalde buurten te verbeteren. Als u alle mensen die de Nederlandse taal niet leren en die een sociale woning huren, op straat gooit, dan kan u ervan op aan dat de leefbaarheid in die buurten er niet op zal verbeteren.
Mijnheer Anseeuw, als vooroordeel kan dit tellen. Ik gooi niet zomaar mensen op straat.
Mevrouw Van dermeersch, ik ben nog niet klaar. Daarin verschillen we fundamenteel van mening. Eigenlijk verheugt me dat wel. Wij willen inderdaad dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen. Wij willen hun daartoe ook kansen geven. U wil hen gewoon buitengooien. Dat is het verschil.
Mijnheer Anseeuw, dat is niet juist. U moet mij geen woorden in de mond leggen. Ik wil mensen niet zomaar op straat zetten.
Laat me één concrete vraag stellen. Zijn jullie bereid om sociale woningen bij voorrang toe te wijzen aan mensen die onze nationaliteit bezitten? Ik vind dat wij het recht hebben om te discrimineren op basis van nationaliteit. Mensen die onze nationaliteit hebben, krijgen een sociale woning; mensen met een nationaliteit van een ander land, zullen daar een sociale woning krijgen. Waarom kan iemand met de eigen nationaliteit geen voorrang krijgen? Dat is een suggestie.
Wij hebben daarop inderdaad een heel andere visie. Wij willen niet het OCMW van de wereld spelen. Wij vinden dat bijvoorbeeld belang moet worden gehecht aan de nationaliteit en dat mensen met onze nationaliteit voorrang moeten krijgen. Dan moet u geen moord en brand schreeuwen, want inmiddels hebben heel veel mensen de Belgische nationaliteit naar hun hoofd gesmeten gekregen. Heel veel mensen met de Belgische nationaliteit kunnen gerust voorrang krijgen. Misschien kunnen we op basis van die regel sociale woningen toewijzen. Er zijn immers niet genoeg sociale woningen om het OCMW van de hele wereld te spelen. Zo eenvoudig is het.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Mevrouw Van dermeersch, u blijft blijkbaar selectief doof. Het is hier al een paar keer herhaald dat er nog altijd juridische bezwaren zijn. U veegt die van tafel. Dat kan dus zomaar niet.
Mijnheer Hendrickx, dat kan dus wel. Je kan als regel stellen dat voorrang wordt gegeven op basis van de nationaliteit.
Mevrouw Van dermeersch, ik zal het u voor de derde maal proberen uit te leggen. U kent de Grondwet of u weet althans van het bestaan van de Belgische Grondwet, en meer bepaald van artikel 23: het recht op wonen. Ik ben er absoluut geen voorstander van om op uw suggestie in te gaan. Maar, zelfs als we dat zouden willen, dan nog kan dat juridisch niet.
Men heeft inderdaad een aantal grondrechten in de Belgische Grondwet ingeschreven. Wat mij betreft, mag de Belgische Grondwet worden opgeheven en mag er een Vlaamse grondwet worden uitgeschreven waarin een heel aantal van die rechten zullen terugkomen. Er moet kunnen worden gepraat over hoe het sociaal woonbeleid moet worden gevoerd. Ik verschil daarover van mening met u. Het moet mogelijk zijn dat bepaalde groepen uit onze samenleving voorrang krijgen, bijvoorbeeld op basis van nationaliteit.
Minister, wij vinden het belangrijk dat het woningenbestand op peil wordt gehouden. Een ander onderwerp is de energiezuinigheid. Uit het energiedebat dat aan dit debat voorafging, is gebleken dat het belangrijk is dat mensen die in een sociale woning wonen, zich niet blauw betalen aan verwarming, elektriciteit enzovoort vanwege slechte isolatie. Dat zijn een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan.
Tot slot wil ik nog een bezorgdheid uiten over de nieuwe voorwaarden voor sociale leningen. In plaats van te voorzien in voldoende budgetten wilt u voorwaarden verstrengen. Als dat gebeurt, dan zullen sommige mensen in de toekomst geen sociale lening meer kunnen krijgen. Zij kunnen ook niet terecht bij commerciële banken omdat zij onvoldoende eigen kapitaal hebben. We moeten ervoor zorgen dat niemand op die manier uit de boot valt. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Van dermeersch, u weet ook of u weet het misschien niet dat we met deze Vlaamse Regering volop gaan voor het energetisch zuinig maken van het sociaal woonpatrimonium. Het is inderdaad zo dat veel sociale huurders meer betalen aan huurlasten dan aan huurgelden. Ik ben blij dat u dit dan wel een goede maatregel vindt.
87 procent van alle mensen kan terecht bij een sociale lening. De doelgroep is dan ook iets te uitgebreid. We moeten ervoor zorgen dat de schaarse middelen die er zijn, worden gebruikt voor de mensen die het echt nodig hebben.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Het recht op wonen is een grondrecht en het vrijwaren ervan is niet altijd een sinecure. De begroting die vandaag voorligt, sluit aan bij de ambitie van de regering om de woonnoden op een rechtvaardige manier te lenigen met de beperkte middelen die er zijn. In een notendop komt het erop neer dat de beschikbare middelen gericht worden ingezet, niet alleen om te behouden wat is, maar wel om het bestaande aanbod te verbeteren en nog uit te breiden en de woonzekerheid te vergroten.
Daarbovenop wordt volop ingezet op de leefbaarheid in het bijzonder van die woonbuurten met veel sociale woningen. Tegelijk wil deze Vlaamse Regering daarbij de nodige redelijkheid aan de dag leggen. Het is een bijzonder goede zaak dat een nieuw en betaalbaar kader zal worden gecreëerd voor de bouw en verkoop van sociale woningen. De reeds aangegane engagementen worden daarbij wel gerespecteerd. Ook de gedeeltelijke heroriëntering van sociale leningen maken dat de beschikbare middelen een stuk gerichter zullen worden ingezet, waarbij het recht op wonen wordt gevrijwaard en waarbij opnieuw de nodige menselijkheid aan de dag wordt gelegd. Waar herfinanciering voortaan niet langer in aanmerking komt, wordt toch een uitzondering gemaakt voor uit de echt gescheidenen.
Hetzelfde verhaal voor de eigendomsvoorwaarde. Iemand die via een constructie voor slechts 99 procent eigenaar is van een woning, kan vandaag wel aanspraak maken op een sociale woning maar kan dat straks niet meer. Ook daar is aandacht voor specifieke omstandigheden zoals een erfenis. Mensen moeten naar aanleiding van een overlijden toch geen twee keer worden gestraft.
Deze begroting is de basis van een menselijk maar ambitieus woonbeleid waarbij ook bestaande paden om het aanbod uit te breiden worden versterkt. Ik denk aan het verder promoten van svk’s en aan de nog maar beperkt gebruikte mogelijkheid van sociaal beheer.
Er worden ook nieuwere paden bewandeld en onderzocht. Het recht op erfpacht en het recht op opstal kunnen instrumenten zijn die het mogelijk maken de betaalbaarheid van een eigen woning te bevorderen.
Tot slot is het een bijzonder goede zaak dat veel aandacht wordt besteed aan de woonzekerheid en vooral aan de leefbaarheid van de sociale woonbuurten. Dit punt is hier al eerder aan bod gekomen. Naast de preventieve woonbegeleiding, wordt – waar dat een meerwaarde kan bieden – ook de rol van de huisbewaarder opnieuw hersteld en versterkt. De taalvereiste zal in die zin worden aangepast.
Wat mijn fractie betreft, maakt deze begroting een ambitieus en menselijk sociaal woonbeleid in een budgettair moeilijke context mogelijk. Om die reden verdient ze ieders steun.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Minister, ik zou me op de strijd tegen de sociale fraude in het woonbeleid willen focussen. Uit uw beleids- en begrotingskeuzes blijkt overtuigend dat deze strijd ook uw strijd is.
Tijdens de vorige legislatuur heb ik, soms met succes maar ook vaak tevergeefs, op dit punt gehamerd. Vaak was de teneur dat het om minieme problemen ging, dat bepaalde zaken niet konden worden aangepakt of dat het sop de kool niet waard was. Bepaalde Vlaamse volksvertegenwoordigers vonden zelfs dat sociale fraude geen prioriteit was zolang de wachtlijsten niet waren weggewerkt.
Minister, ik zie dat uiteraard anders. Onrecht wordt niet met onrecht bestreden. De middelen moeten, zeker als ze ontoereikend zijn, terechtkomen bij de mensen die ze echt nodig hebben. Sociale fraude dient enkel om onterecht sociale voordelen te incasseren. Dit treft enkel de armsten. De minimalisering of de tolerantie van sociale fraude is niet sociaal. Aangezien u op dit vlak steeds mijn visie hebt gedeeld, verwacht ik veel van u.
Mijnheer Hendrickx, u bent gestart met een enigszins karikaturale omschrijving van hoe hier tijdens de voorbije legislatuur is gewerkt. (Opmerkingen van de heer Marc Hendrickx)
Minister, tijdens de bespreking van de beleidsnota en van de begroting hebt u bijzonder fier gemeld dat u het goede werk van de vorige minister zou voortzetten. U had het onder meer over de organisatie van de rondetafel over domiciliefraude. We hebben iedereen rond de tafel gebracht om een aantal gerichte maatregelen te nemen.
Mijnheer Hendrickx, u bent uw pleidooi begonnen met de stelling dat dit tijdens de vorige legislatuur is geminimaliseerd. Dat is een beetje karikaturaal.
Minister, uw engagementen om de gegevensuitwisseling op alle bestuursniveaus te structureren, vormt een uiterst belangrijke stap. Ik heb recent de cijfergegevens gekregen in verband met het aantal verklaringen op eer in het woonbeleid die frauduleus zijn bevonden. Dat aantal ligt erg hoog. Dit bewijst nogmaals het belang van een automatische controle van elk aspect van de sociale kandidatuur. De controle op het eigendomsbezit in vennootschappen en in het binnenland wordt nu haast sluitend. De controle op eigendom in het buitenland blijft een oud zeer. De oplossingen liggen echter een stuk minder voor de hand.
De rondetafel over sociale bouwfraude die tegen het einde van de vorige legislatuur is gestart, was zeker nuttig. Zoals u al hebt verklaard, zijn de resultaten voorlopig beperkt gebleven. Het is belangrijk dat u die kar blijft trekken. Voor een gecoördineerde aanpak moet u de andere overheden en instellingen mee aan boord krijgen.
De controle en de aanpak van de domiciliefraude blijft een prioriteit. Dat kan in de woning, in een bijwoning of door middel van onderverhuur gebeuren. Dit gaat allemaal voorbij aan de letter en de geest van het sociaal huurcontract. De controlediensten moeten de middelen krijgen om systematische controles uit te voeren. De parketten moeten vervolgens bereid zijn aan de hand van de vaststellingen effectief te vervolgen. Indien dit niet gebeurt, blijven we tegen de bierkaai vechten.
Minister, uw voorgangster was het hiermee eens. Zij heeft al gesprekken gevoerd. Ik hoop dat u concrete engagementen wilt aangaan. Daarnaast wens ik iedereen alvast prettige feestdagen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het even over de private woningmarkt hebben. Het Vlaams woonbeleid omvat immers veel meer dan enkel het sociaal woonbeleid. Deze meerderheid heeft ook aandacht voor de werkende middenklasse, voor de gezinnen die in dit Vlaanderen verantwoordelijkheid nemen en aan onze welvaart bijdragen.
Die gezinnen stellen helaas vast dat het niet gemakkelijk is een eigen woning te verwerven en te onderhouden.
Het is hier gisteren al aan bod gekomen: in budgettair moeilijke tijden heeft deze meerderheid het klaargespeeld om de woonbonus voor een groot deel te behouden. Ik wil dat hier toch wel eens gezegd hebben. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat sommigen zeer graag overal gaan rondvertellen dat de woonbonus bijna volledig is afgeschaft. Laat ons wel wezen, voor een essentieel deel blijft hij nog steeds behouden.
Voor diezelfde gezinnen die te veel verdienen voor een sociale woning maar te weinig om zonder steun van de ouders een woning te kopen, is er ook nog het bescheiden woonaanbod, waarvan ook deze meerderheid erkent dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Net daarom heeft de minister zich geëngageerd om een inventaris te maken van de hindernissen en het beleid bij te sturen.
Collega Anseeuw haalde het daarnet al aan, de sociale leningen om een woning te kopen blijven behouden. Wie daar te veel voor verdient maar bij de bank moeilijk een lening krijgt, kan ook nog terecht bij de erkende kredietmaatschappijen. Daarnaast is er nog de kosteloze verzekering voor gewaarborgd wonen, die nog meer gepromoot zal worden en die je helpt je hypotheek te betalen als je ziek wordt of als je zonder werk valt. En zodra je de trotse eigenaar bent geworden van een eigen huis, zijn er vaak nog heel wat renovatiekosten aan die woning. Ook hiervoor is in de nodige ondersteuningsmaatregelen voorzien. De verbeterings- en aanpassingspremie blijft gewoon behouden. De renovatiepremie blijft behouden, voor dezelfde werken als gisteren en voor hetzelfde bedrag als gisteren. Collega’s, toegegeven, het systeem heeft men moeten fiscaliseren om het betaalbaar te houden. Dat is geen schande, dat was een absolute noodzaak om het systeem te kunnen behouden.
Naast deze ondersteuningsmaatregelen, zetten we ook in op nieuwe woonvormen, zoals cohousing, Community Land Trust (CLT) en erfpacht- en opstalconstructies. Dit zijn ideale tools die een oplossing kunnen bieden voor de hoge woonkost. Gedeelde kost is immers halve kost.
Het zijn tools die zowel op de koop- als de huurmarkt hun nut zullen bewijzen. Want ook op de huurmarkt zijn er vandaag heel wat problemen. Het aanbod wordt steeds kleiner en de prijzen worden steeds hoger.
Dat is niet verwonderlijk als je weet dat de slinger van evenwichtigheid de laatste jaren toch wel een beetje is doorgeslagen in het voordeel van de huurder. Een steeds lager rendement, bijkomende verplichtingen en minder garanties doen veel verhuurders afhaken. Als ik sommige collega’s hoor praten, ook in de commissie, over verplichte conformiteitsattesten, maximumhuurprijzen en nog lagere waarborgen, dan vraag ik mij af, collega’s, hoe u denkt de huurmarkt in godsnaam te verstevigen met dergelijke maatregelen.
Wij moeten het evenwicht tussen rechten en plichten van de huurders en verhuurders herstellen, dat klopt, maar we moeten de verhuurders gaan beschouwen als onze eerste partner om in een belangrijk deel van het huuraanbod in Vlaanderen te willen blijven voorzien.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Ik ben een beetje verwonderd. De verhuurder mag worden verdedigd, maar u weet dat we ook inzetten op SVK-woningen (sociaal verhuurkantoor) waarbij we net zorgen voor zowel de verhuurder als de huurder. We kunnen toch niet ontkennen dat de sociale huurder op dit moment ook mag verdedigd worden, net door het instellen van sociale verhuurkantoren?
Mevrouw, ik ben het volledig met u eens. De SVK’s zullen en moeten worden versterkt. Maar ik heb het hier over de mensen die ook daar niet voor in aanmerking komen, de gewone tweeverdieners die vandaag nog niet de financiële middelen hebben om een woning te kopen en zich op de private huurmarkt moeten richten. Die mensen komen vandaag ook niet aan bod en die kunnen niet terecht bij SVK’s, want ze staan daar als allerlaatsten op de lijst. Zij kunnen vandaag ook niet terecht op de private huurmarkt omdat de markt daar zo krap is. Als morgen iemand een woning in verhuur zet, heeft hij overmorgen twintig kandidaten. Het zijn altijd dezelfden die dan uit de boot vallen. Dat zijn niet de mensen die op de sociale huurmarkt terechtkunnen. Ik heb het over de gewone tweeverdieners.
Ik ben dan ook blij dat de huurwetgeving naar Vlaanderen is gekomen en dat de minister heeft verteld dat ze met alle betrokken partijen, zowel huurders als verhuurders of vertegenwoordigers van beide partijen, rond de tafel zal zitten om tot een realistische Vlaamse huurcodex te komen. Een huurcodex die zowel de eigenaars als de huurders de nodige garanties biedt om te zorgen voor een stabiele en gezonde private huurmarkt.
Het is enkele weken geleden in de plenaire zitten nog aan bod gekomen bij de actuele vragen: ook de huurpremie, de huursubsidies en het huurgarantiefonds blijven behouden. Dat zal worden geëvalueerd, dat is nodig. We gaan die discussie hier niet opnieuw voeren, maar die tools blijven wel degelijk behouden.
Voor sommigen is het altijd te weinig van dit en te veel van dat, of niet genoeg voor die groep, of te veel voor die groep. De waarheid is dat dit een evenwichtig woonbeleid is, met aandacht voor alle doelgroepen, een woonbeleid waarover ik de komende jaren met de collega’s graag in gesprek zal gaan in de commissie om het samen met de minister verder vorm te geven.
Onroerend Erfgoed
We bespreken nu het onderdeel Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Van Werde heeft het woord. (Applaus bij de N-VA)
‘Tene quod bene’ zegt het spreekwoord, behoud wat goed is. Onroerend erfgoed bepaalt de identiteit en de herkenbaarheid van onze steden, dorpen en van ons platteland maar ook van ónze identiteit. Erfgoed is gemeenschapsvormend. Het is wat we van onze voorouders geërfd hebben, het is ons collectief geheugen.
En het is dan ook onze maatschappelijke plicht om daar goed voor te zorgen. En als we investeren in ons onroerend erfgoed, investeren we bovendien in de toeristische aantrekkingskracht van onze regio. De vorige legislatuur hebben we het vernieuwde integraal decreet over bouwkundig, landschappelijk en archeologisch erfgoed met overtuiging goedgekeurd. Het decreet geeft nieuwe impulsen aan de hele onroerenderfgoedsector.
Behoud is één zaak, we moeten ook werken aan het openstellen en het herbestemmen, want net die toegankelijkheid zorgt voor betrokkenheid en voor een breed maatschappelijk draagvlak. Als N-VA-fractie onderschrijven wij de doelstellingen en de vooropgestelde aanpak van het Vlaams onroerenderfgoedbeleid. De beleidsnota legt de nodige accenten en klemtonen en bouwt voort op het beleid van de vorige legislatuur. Dat is goed, continuïteit is goed.
Onze belangrijkste taak nu is de implementatie van dat Onroerenderfgoeddecreet, en een aantal punten zijn dan van belang: een goede begeleiding van lokale besturen en belangengroepen; een verdere cultuuromslag bij de administratie, oplossingsgericht en met vertrouwen voor alle partners; de uitbouw van synergiën met andere beleidsdomeinen, ik denk aan Toerisme en Cultuur; en een nauwe samenwerking tussen de verschillende actoren in het werkveld, tussen de verschillende beleidsniveaus en de verschillende beleidsdomeinen, in het bijzonder Wonen en Ruimtelijke Ordening.
Het Agentschap Onroerend Erfgoed zal op een klantvriendelijke en proactieve manier meedenken met de lokale besturen en de eigenaars van erfgoed over hoe we dat erfgoed optimaal behouden en toch kunnen inspelen op de veranderende noden en verwachtingen van de maatschappij. De Vlaamse overheid beperkt zich tot een kaderstellende kennisadministratie. Gemeenten en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden krijgen dus het vertrouwen om binnen hun eigen lokale context accenten te leggen en doelstellingen te realiseren.
Met de minister-president als beleidsverantwoordelijke hebben we de juiste man op de juiste plaats, een man met een hart voor erfgoed. Ik kijk uit naar de initiatieven die we de komende jaren mogen verwachten. (Applaus bij de N-VA)
Dit was het eerste optreden van mevrouw Van Werde. (Applaus)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik heb nog nooit in zo korte tijd zo’n mooie samenvatting van mijn beleid gehoord.
Mobiliteit en Openbare Werken
We gaan over tot het onderdeel Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer De Clercq heeft het woord.
Voorzitter, leden van de regering, collega’s, de regering en de samenleving staan voor grote uitdagingen, en het hoeft geen betoog dat mobiliteit, infrastructuur en openbare werken van heel groot belang zijn. Onze loonkost, een cruciale factor voor onze competitiviteit, is dat ook, evenals de mobiliteit. De beleidsnota van minister Weyts begint sterk met te zeggen dat we daar niet goed scoren, dat we letterlijk en figuurlijk stilstaan, en dat de economische kost oploopt tot 2 miljard euro volgens het VBO. Dat is enorm veel.
De focus die de minister legt op woon-werkverkeer, is de juiste. We rekenen erop dat de minister enkele spades in de grond kan steken in belangrijke dossiers. Denk aan de sluis Gent-Terneuzen, de Brusselse ring, aan de noord-zuidverbinding voor onze Limburgse collega’s.
Naast een aantal belangrijke infrastructurele ambitieuze projecten, waarbij niet alleen moet worden gesaneerd door de Vlaamse Regering, maar vooral perspectief moet worden geboden, is het ook belangrijk dat de minister werk maakt van incidentmanagement – daar lopen we achter op Nederland –, pechstroken omvormen tot spitsstroken, hinderincidenten, dynamisch verkeersmanagement, betere doorstroming, quickwins enzovoort. Niet alleen voor Antwerpen maar voor heel Vlaanderen zou dat een goed idee zijn. Als er nieuwe infrastructuur wordt aangelegd, is verkeersveiligheid een cruciale factor.
Mijn goede collega Marino Keulen zal straks ingaan op het openbaar vervoer en De Lijn. Toch een getuigenis vanuit het lokale niveau, en dat is dat er meer bottom-up moet worden gewerkt vanuit De Lijn en niet zozeer top-down. Soms neemt De Lijn beslissingen zonder samenspraak met de lokale besturen, terwijl net het vraaggestuurd karakter kan worden versterkt vanuit de lokale besturen. Zij kennen de noden, ze weten wat er leeft en nodig is om tot een performanter openbaar vervoer te komen.
We moeten ook tot een betere afstemming komen tussen De Lijn en de NMBS via de Vlaamse spoorstrategie. Het is onwaarschijnlijk dat in de Gentse haven 60.000 mensen werken, terwijl er geen enkele openbaarvervoerverbinding is. De sporen liggen daar, de weg is er, er is iets mogelijk. Minister Weyts legt de goede accenten op het woon-werkverkeer. Ik hoop dat hij bij federaal minister Galant het verschil kan maken om tot een degelijk vervoersaanbod te komen in functie van arbeid en investeringen. Daar is de comobiliteit heel belangrijk.
Last but not least: de havens. Menigeen heeft een hart voor onze havens. Vanuit Gent verwachten we eerstdaags een belangrijk signaal naar Nederland in verband met de sluis om de toekomst van die meer dan 300 bedrijven en 60.000 mensen te verankeren, maar ook uit te breiden en hun een perspectief te bieden. Zo kunnen ze hun concurrentiepositie versterken. Ook andere havens verdienen investeringen. Dat is belangrijk voor arbeid, jobs en perspectief.
Seine-Schelde-Noord en binnenvaart dan. Een schip kan een sliert van 8 kilometer vrachtwagens van het wegennet halen. Dat is belangrijk in functie van leefbaarheid en economische competitiviteit. Daar draait het om bij mobiliteit en openbare werken. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Ik wil mijn betoog ophangen aan een belangrijke belofte in het regeerakkoord. Dat is dat men werk wil maken van waardige, veilige en betrouwbare alternatieven voor de auto. Zoals minister Weyts het graag zegt in interviews: “Ik wil de mensen verleiden om hun ‘kleine prins’” – zo noemt hij de auto – “te laten staan.”
Qua verleidingsspel vind ik deze begroting maar een vrij ontgoochelend verhaal. Ik word er niet warm van. Het is een ontgoochelend voorspel aan het begin van de legislatuur. Ik vrees dat ‘de kleine prins’ in Vlaanderen snel terug tot koning zal worden gekroond. Tenminste, voor de mensen die er een hebben. Voor de een op zes Vlaamse gezinnen die geen ‘kleine prins’ in de garage hebben staan, breken moeilijke tijden aan.
Over welke waardige alternatieven heeft het regeerakkoord het? Over de fiets lijkt me bijzonder logisch. Meer dan de helft van onze verplaatsingen zijn korter dan 5 kilometer. Daar ligt een gigantisch potentieel om aan te boren. Ik was heel blij in het regeerakkoord te lezen dat de investeringen in fietsinfrastructuur zullen worden verhoogd. In de begroting is daar helaas niets van te merken. Het Rekenhof heeft het bekeken. Er is geen enkele begrotingspost die verhoogt waar die middelen uit moeten komen. Minister Weyts was dan ook zo fair om toe te geven in de commissie dat hij de investeringsmiddelen niet zal verhogen, maar dat hij zal trachten ze aan te houden. Dat is uiteraard een ander verhaal.
Ik hoop, mevrouw Jans, dat dit gaat over 2015 en niet over de hele legislatuur. Ik hoop dat we de verhoging zullen zien komen. Aan het huidige ritme zal het nog dertig jaar duren voor het Vlaams fietsroutenetwerk klaar is. Verleiding is leuk, maar als het te lang duurt, wordt er meestal niet tot de daad overgegaan.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, in de afgelopen jaren zijn in de begrotingen niet alle fietsinvesteringen ad nominatim terug te vinden. U weet hoe AWV werkt. De aanleg van wegen en de herinrichting van fietspaden vallen onder een algemene pot. Nu gaan zeggen dat u niets terugvindt, is niet correct.
Mevrouw Jans, ik heb in de commissie samen met de heer Rzoska aan de minister gevraagd hoeveel er werd geïnvesteerd tijdens de voorbije legislatuur in fietsinfrastructuur en hoeveel hij zal investeren. Hij heeft geantwoord dat de middelen niet zullen verhogen van waar die dan ook bijeengeraapt worden. De belofte uit het regeerakkoord wordt niet uitgevoerd, toch zeker niet in 2015.
Tweede alternatief is het openbaar vervoer. Als het daarover gaat, wordt er meer lucht verkocht dan er vervoerd wordt door die zogenaamde lege bussen die dringend moeten worden afgeschaft. Er zijn drie woorden die als een soort passe-partout in de antwoorden van de minister of de leden van de meerderheid zitten, namelijk ReTiBo, kostendekkingsgraad en combimobiliteit. Over ReTiBo zal ik het niet hebben. Daar zit twee jaar vertraging op. We moeten nog discussiëren over wat de definitie is van kostendekkingsgraad.
Als het over combimobiliteit gaat, dan halen de leden van de meerderheid hun beste verleidingskunsten boven. Mevrouw De Ridder, u bent daar erg bedreven in. U fluistert ons allerlei mooie woorden in het oor. Het gaat over een beter verknoopt, goed afgestemd en vraaggestuurd aanbod. U spreekt van comfortabelere bussen en trams die sneller zullen rijden en die vlotter zullen doorstromen. Er zullen meer en betere overstapmogelijkheden zijn. Er komt een app waarmee we de switch vlot kunnen doen, want in een oogopslag kunnen we alle informatie in realtime zien.
Collega’s, deze verleidingstechniek is wel heel doorzichtig. Het plaatje is te mooi om waar te zijn. Uw sirenenzang pakt geen verf. OKRA, de Gezinsbond, TreinTramBus, de Landelijke Gilden, ze hebben in de gaten waarmee u bezig bent. U verhoogt de prijzen en bouwt het aanbod af. Dat is combimobiliteit, een combinatie van besparingen en tariefverhogingen.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Ik vind niet dat je uit de biecht mag klappen, Joris! (Gelach)
Mijnheer Vandenbroucke, u was goed begonnen. U was het beleid van de minister aan het uitleggen. We maken komaf met het beleid uit het verleden. We gaan niet meer laten betalen voor minder openbaar vervoer, zoals u zegt. We zullen een faire, realistische prijs aanrekenen voor beter en ander openbaar vervoer.
Wat zullen we doen? We maken komaf met het beleid uit het verleden. We gaan niet meer laten betalen voor minder openbaar vervoer, zoals u dat hebt gezegd. We gaan een faire, realistische prijs aanrekenen voor een beter openbaar vervoer. U kunt daarmee lachen, maar veel Vlamingen liggen daar wakker van. We hebben vastgesteld dat uw aanbodpolitiek om overal bussen en trams gratis of tegen een zeer lage prijs te laten rijden, in de hoop dat er mensen zouden opstappen, niet heeft geleid tot een modal shift. Het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag van de Vlamingen is nog steeds hetzelfde als vijftien jaar geleden: ongeveer 5 procent. Het aandeel in het woon-werkverkeer is ongeveer 10 procent.
We willen het over een andere boeg gooien en mensen ertoe verleiden om ten minste een gedeelte van hun verplaatsing met het openbaar vervoer af te leggen. We willen dat doen door vraaggericht vervoer aan te bieden. Dat betekent dat er op bepaalde trajecten extra capaciteit zal moeten worden aangeboden, terwijl dat elders minder het geval zal zijn of dat eventueel op een andere manier zal moeten gebeuren. Lege bussen rondrijden, kan niet.
Over die verleidingstactiek had ik het. Het zal allemaal anders en beter worden. Maar kijk eens naar de begroting: geen eurocent extra gaat naar doorstromingsprojecten. Kijk naar de investeringsmiddelen voor De Lijn: geen eurocent extra.
Het gaat om 16 miljoen euro.
U zult die nodig hebben om de investeringen die in het verleden al zijn beslist, uit te voeren. Ik vraag me dus af met welke middelen u dat extra openbaar vervoer zult realiseren. Wat u wél doet, is 18 miljoen euro extra aan de gebruikers van bus en tram vragen. En twee derde daarvan moet worden opgehoest door de mensen die er het meest afhankelijk van zijn: de gepensioneerden, de mensen met een laag inkomen en de jongeren. Er wordt gezegd dat het om kleine bedragen gaat, maar de Gezinsbond berekende dat naargelang het type gezin gezinnen 19 tot 250 procent meer zullen moeten spenderen aan bus- en tramvervoer. De conclusie van dat onderzoek is dat de zwakste gezinnen de tariefverhogingen het scherpst zullen voelen. Er zijn geen sociale correcties.
Wat staat daartegenover? Het vraaggestuurd openbaar vervoer. Voor de 4 miljoen Vlamingen die niet in een centrumstad wonen, is het openbaar vervoer in de toekomst geen alternatief meer. Men schermt met de term ‘basisbereikbaarheid’. Het is een nieuw containerbegrip, maar wat het inhoudt, is volstrekt onduidelijk. Ondertussen zullen de prijzen wel stijgen.
U moet het debat over de tarieven niet hier voeren, mijnheer Vandenbroucke. We voeren dat nu al voor de vierde keer. U verwijt ons dat we asociaal zijn en gepensioneerden en mensen met lage inkomens op kosten jagen. Hier hoeft u dat niet te voeren. Voer dat in het Brussels parlement. In Brussel vraagt de minister van socialistische signatuur, de heer Smet, de gepensioneerden 60 euro. Wij vragen 50 euro. Wij vragen 40 euro voor de mensen met de laagste inkomens, terwijl hij aan hen 85 euro vraagt. Is het niet hypocriet van u om dat debat hier te voeren?
Ik heb een tweede punt. U zegt dat wij mensen hun mobiliteitsmogelijkheden afnemen. Dat is absoluut onjuist. We willen de mobiliteit afstemmen op de vraag, wat betekent dat er extra capaciteit komt op druk gebruikte trajecten, en ook dat we het platteland op aangepaste wijzen zullen ontsluiten. We zullen dat niet doen zoals u het in het verleden deed, met overal belbussen te laten rijden en taxicheques in te voeren. Dat is wat De Lijn op dit moment aan het implementeren is en wat we bedoelen met basisbereikbaarheid.
Wat betreft Brussel: de afschaffing van het gratis openbaar vervoer voor gepensioneerden is gebeurd toen sp.a in de oppositie zat. Het klopt wel dat we die maatregel niet terugdraaien. Minister Smet verhoogt de dotatie voor de MIVB met 6,5 procent. Er komt 45 miljoen euro extra. In Brussel krijgt men voor die prijs een beter en meer openbaar vervoer. In Vlaanderen is het andersom: u verhoogt de prijzen en bespaart bij De Lijn.
“En”, zo sust minister Weyts ons altijd, “de besparing bij De Lijn is maar 3,3 procent. Het valt allemaal nog wel mee met onze tariefverhogingen.”
Hij zegt er natuurlijk wel niet bij, minister-president, dat er de afgelopen legislatuur al 10 procent is bespaard bij De Lijn. En de heer Kesteloot en minister Crevits hebben voorspeld dat bijkomende besparingen hoe dan ook zullen leiden tot een knip in het aanbod. Dat is precies wat er vanochtend ook is beslist. Het is nog maar het topje van de ijsberg, want de besparing is niet beperkt tot 34 miljoen euro. Er moet 61 miljoen euro af. Er zal nog dieper worden gesneden in het aanbod.
Collega’s, ik wil eindigen met een voorbeeld waarmee de bevoegde minister heeft gezwaaid tijdens het debat over de tariefverhogingen: graaf Leopold Lippens. De graaf is de reden waarom onze gepensioneerden 50 euro moeten betalen. Zo iemand kan dat toch wel ophoesten. Wellicht wel, maar het zal graaf Leopold Lippens worst wezen hoeveel hij moet betalen voor de bus of de tram om de eenvoudige reden dat ik denk dat de brave man zich doorgaans met andere vervoersmiddelen verplaatst. Maar ik zal het u zo zeggen: naarmate u, in functie van de verhoging van de kostendekkingsgraad, de mensen die bus en tram gebruiken meer laat betalen en ondertussen bespaart op het aanbod, wordt het openbaar vervoer voor mensen zoals graaf Lippens alleen maar goedkoper.
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, ik heb mij ook afgevraagd wat die combimobiliteit eigenlijk is. Maar ik ben er sinds gisteren uit. U moet gewoon eens kijken naar het filmpje ‘Ik ken Jambon’: dat is combimobiliteit. (Gelach. Applaus)
Ik ken Jambon niet, maar soit. Ik weet ook niet of ik in de toekomst met de combi ergens naartoe zal gaan.
Alle gekheid op een stokje, collega’s, het debat over mobiliteit is uiteraard een zeer belangrijk debat. We hebben daarover stevig discussie gevoerd. Ik ben het op een aantal punten eens met de heer Vandenbroucke en op een aantal niet.
Ik heb mij ook wel vragen gesteld bij een aantal concepten die de minister van Mobiliteit introduceert: basisbereikbaarheid, combimobiliteit enzovoort. Ik heb de indruk dat het een verpakking is van dingen die ook al in het beleid van minister Crevits zaten. Op dat vlak hebben deze begroting en deze beleidsnota mij nog niet overtuigd. Collega’s, hiermee trap ik een open deur in: we staan in Vlaanderen eigenlijk al zeer lang stil. Als je die commissie Mobiliteit al langer volgt en ziet wat de resultaten zijn van bijvoorbeeld het onderzoek naar verplaatsingsgedrag, dan zijn er inderdaad nog heel wat winsten te halen. Wat minister Weyts momenteel op tafel legt, vind ik te weinig sturend. Ik heb hem dat ook gezegd in de commissie. Ik vrees dat we er met verleiding alleen niet zullen komen.
Ook wij zijn voorstander van een robuust openbaar vervoer, maar het moet wel realistisch zijn. Op dat vlak zitten er een aantal dingen in waar we in kunnen meegaan. Maar waar we niet in kunnen meegaan, is dat er op terechte vragen, terechte vervoersbehoeften mogelijk geen antwoord komt. Dus op dat punt is het volgens mij wel degelijk terecht om bijvoorbeeld de aandacht te vragen voor die doorstromingsprojecten, waarin een ongelooflijke efficiëntiewinst zit. Ik heb het al eerder aangehaald: De Lijn zelf heeft voor een aantal lijnen, of toch ten minste voor één lijn in Antwerpen, berekend wat die obstakels met zich meebrengen aan kosten die zij zouden kunnen vermijden op het moment dat die doorstroming kan worden gerealiseerd.
Collega’s van de meerderheid, er is inderdaad een budget voor doorstroming, maar u kunt niet ontkennen dat dat sinds 2006 niet is gestegen. Daarop had toch een groter accent kunnen liggen, omdat de winst daar het grootst was.
De heer Vandenbroucke verwees naar het fietsbeleid. De minister zei dat hij met een ambitieus fietsinvesteringsbeleid kwam. Ik heb hem inderdaad gevraagd hoeveel dat zou bedragen. We hebben daar geen antwoord op gekregen. Op dit moment zitten we in de vaagheid. Ik weet ook wel dat de budgetten van overal anders komen.
Met andere woorden, collega’s, er zitten een aantal goede elementen in, maar er zitten ook een aantal dingen in waarbij we ons terecht de vraag stellen of we met dit andere beleid een shift zullen kunnen maken naar een duurzame mobiliteit in Vlaanderen. Wij twijfelen daaraan.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega’s, Vlaanderen staat voor enorme uitdagingen op het vlak van mobiliteit. Dat bewijzen niet alleen de vele statistieken, we ondervinden dat nagenoeg dagelijks aan den lijve. We slagen er onvoldoende in om echte structurele oplossingen aan te reiken. De negatieve gevolgen op de leefbaarheid en de economische groei manifesteren zich duidelijk.
Het zal dus noodzakelijk zijn om het beleid bij te sturen en om vanuit een vernieuwend en ambitieus mobiliteitsbeleid passende antwoorden te formuleren. Deze regering doet dat. Ze zet resoluut in op een veilig en efficiënt vervoersbeleid, met een sterke focus op het woon-werkverkeer en het woon-schoolverkeer. Het is vooral in de spitsmomenten dat onze mobiliteit het sterkst op haar grenzen botst.
De Vlaamse Regering kiest er dan ook voor om te blijven investeren, net omdat ze ervan overtuigd is dat hier een belangrijke hefboom zit naar een andere en betere mobiliteit. Daarbij wil de minister binnen de budgettaire mogelijkheden nog meer dan vroeger de juiste keuzes maken. Door de maatschappelijke meerwaarde van projecten objectiever te kwantificeren, zal het mogelijk zijn om de prioriteit van mobiliteitsprojecten beter te bepalen en investeringen beter te verantwoorden.
Het is al te eenvoudig om pendelaars die voor de wagen kiezen, met de vinger te wijzen. Mensen kiezen vandaag nog al te vaak voor de wagen als verplaatsingsmiddel, soms uit gewoonte, maar meestal ook bij gebrek aan echte alternatieven. De alternatieven die we vandaag kennen, kunnen de Vlaming blijkbaar nog onvoldoende overtuigen. De Vlaamse Regering wil daarom onder meer het aanbod inzake openbaar vervoer zo organiseren dat het ook een echt alternatief kan betekenen voor het autogebruik.
Daarom kiest de Vlaamse Regering duidelijk voor een aantrekkelijk, vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer, waarbij de reiziger meer centraal staat en waar hij of zij dan ook gerust voor wil betalen, als het snel, stipt, comfortabel en betrouwbaar is.
Collega’s, de afgelopen jaren hebben duidelijk gemaakt dat een eenzijdige aanbodpolitiek inzake openbaar vervoer niet geleid heeft tot een groter aandeel in het reizigersverkeer. De uitgaven zijn het afgelopen decennium verdrievoudigd tot 1 miljard euro, maar het aandeel van het openbaar vervoer is niet evenredig mee gestegen.
Mevrouw De Ridder, ik wil die cijfers toch een beetje nuanceren. Het onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen toont dat voor het woon-schoolverkeer het aandeel van het openbaar vervoer tussen 2000 en 2014 gestegen is met 250 procent. Voor het woon-werkverkeer is dat 150 procent.
Het is correct dat het algemene aandeel van het openbaar vervoer stabiel is gebleven, maar u weet ook dat we met meer zijn en ons ook steeds meer verplaatsen. Dat betekent dat een gelijk blijvend aandeel hoe dan ook meer reizigers impliceert. En je gaat niet meer reizigers overtuigen om de bus of de tram te nemen, als je niet blijft investeren in bijkomend aanbod en als je er niet voor zorgt dat het betaalbaar blijft.
Kijk naar de evolutie van de reizigersaantallen van de afgelopen vier jaar. Niet toevallig zijn die na tien jaar stijgingen beginnen te dalen op het moment dat er bespaard werd en er geknipt werd in het aanbod: tussen 2011 en 2013 met 0,7 procent, en nu anderhalve procent per jaar. Ik ben echt benieuwd hoe u die trend gaat keren door te knippen in het aanbod.
Ik vind u behoorlijk weinig ambitieus, mijnheer Vandenbroucke, want ik wil het niet hebben over de absolute cijfers. De minister en de Vlaamse Regering willen het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag verhogen. Dat wil zeggen: verder kijken dan de vaststelling dat we meer reizigers hebben. Neen, het aandeel van het openbaar vervoer in het totale verplaatsingsgedrag moet omhoog.
Dat gaan we heel nadrukkelijk doen. We zullen binnenkort eindelijk kunnen meten via het ReTiBo-systeem (registratie, ticketing en boordcomputer). Meten is ook weten. Op basis daarvan zullen we meer vraaggericht werken. Het heeft geen zin om de bussen gewoon te laten rijden, want je ziet dat het aandeel van het openbaar vervoer daardoor niet stijgt.
Wat is wel een meerwaarde? Een onderzoek bij studenten in Brussel toonde aan dat de prijs en het aanbod op zich geen doorslaggevende reden is om de overstap te maken naar openbaar vervoer, maar wel stiptheid, efficiëntie, aansluitingsmogelijkheden enzovoort. Ook andere onderzoeken tonen dat aan. Daar willen we dan ook volop op inzetten.
Ik wil het ook even hebben over de fetisj van de reizigersaantallen. Die aantallen kloppen zogezegd allemaal niet. Aan de ene kant zegt men dat men over twee jaar pas echt zal weten hoeveel mensen gebruik maken van tram en bus, dankzij ReTiBo. Aan de andere kant zegt deze regering vandaag al op welke plaatsen al die lege bussen rondrijden. Dat is dan wellicht tussen onbewoonde dorpen, waar geen mensen zijn die vervoersvragen hebben. Daar weet men blijkbaar perfect hoeveel mensen al dan niet de bus nemen. Ik vind dat een vreemd verhaal, waar een duidelijke tegenspraak in zit.
Als het over positief nieuws gaat, zijn de reizigersaantallen onbetrouwbaar, maar als het is om te bewijzen dat de bussen leeg zijn, zijn ze wel betrouwbaar. Ik vind dat een beetje raar.
U slaat de bal mis, want de schrappingen die nu gebeuren, zijn gebaseerd op daadwerkelijke tellingen. Het is op basis van de parameters van het verleden dat De Lijn nu beslist om lijnen voor tien uur en na zeven uur op zondag die te weinig bezetting kennen, te schrappen.
Waar wij niet in meestappen, is de reizigerstoekenningen aan abonnementen, die heel rudimentair gebeurden. Wie een abonnement had en in landelijk gebied leefde, werd gerekend aan negentig ritjes per maand. Waar we ook niet in meegaan, is de hoeraverhalen dat dat tot zoveel tientallen of honderden miljoenen reizigers leidt.
ReTiBo is geen fetisj, geen tellen om te tellen maar tellen om de vraag te kunnen afstemmen op het aanbod. Het is nagaan waar de Vlaming om naar het werk te gaan, om naar de school te gaan, om verplaatsingen te doen in het weekend daadwerkelijk gebruik maakt van openbaar vervoer. Zo kunnen we net een beter openbaar vervoer realiseren, een basisbereikbaarheid realiseren en niet langer de blinde basismobiliteit. De Lijn is er volop mee bezig, dus u moet nu nog geen gedetailleerd antwoord van de minister verwachten. We denken dat een verbeterde doorstroming, snelheid en comfort de Vlaming moet verleiden om de overstap te maken.
Het beleid van deze Vlaamse Regering is opgebouwd rond een en-enverhaal. We kiezen voor een optimalisatie van de verschillende vervoersmodi en zijn ons bewust van de sterktes en zwaktes van elke vervoersvorm. Wij willen inzetten op de combimobiliteit om de Vlaming te verleiden om minstens een deel van zijn traject af te leggen met het openbaar vervoer, met de fiets of met andere vervoersmodi. Daar draait het om. Niet alleen wat betreft personenvervoer kan het gebruik van alternatieve vormen van vervoer beter, ook onze logistiek heeft nog heel wat potentieel om zich op een andere manier te organiseren. Vlaanderen ligt in het hart van Europa en beschikt over een groot aandeel spoor- en waterwegverbindingen. Dit zou veel opportuniteiten moeten bieden voor een multimodale ontsluiting van onze industrie en onze havens, alleen zien we dat deze vervoersnetwerken vandaag nog niet op punt staan. Met gerichte investeringen probeert de Vlaamse Regering het vervoer over spoor en water verder te stimuleren en zorgt ze ervoor dat ze een betrouwbaar alternatief zijn voor het wegtransport.
Maar een modal shift inzake personenvervoer en goederenverkeer zal op zich onvoldoende zijn om het verkeer terug vlot te trekken. En zo kom ik bij een laatste belangrijk punt, met name het daadwerkelijk aanpakken van de infrastructurele knelpunten en missing links. Ik ga één voorbeeld geven. Zo kiezen we inzake Oosterweel duidelijk voor een oplossing van de fileproblematiek in een van de belangrijkste knooppunten in West-Europa. De huidige plannen zijn de best mogelijke inzake haalbaarheid, betaalbaarheid en leefbaarheid. Zeker nu de Vlaamse Regering de overkapbaarheid van de Antwerpse ring onderzoekt, en zelfs al deels uitwerkt.
Mijn collega’s zullen het zo dadelijk nog even hebben over verkeersveiligheid en verknoping. (Applaus bij de N-VA en Open Vld)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, de afgelopen legislatuur heeft minister Crevits al behoorlijk wat infrastructuurprojecten in de steigers gezet. We rekenen er dan ook op dat de huidige minister van Mobiliteit en Openbare Werken er alles aan doet om die projecten verder te zetten: het Masterplan Antwerpen, de optimalisering van de ring rond Brussel, de omleidingsweg Noord-Zuid Limburg, vijftien bruggen over het Albertkanaal en alle projecten die opgesomd staan in het regeerakkoord.
Maar er zijn ook de investeringsdossiers voor de spoorwegen. Minister, ik begrijp dat u volledig achter de Vlaamse spoorstrategie blijft staan en die ook onverkort zult verdedigen in het overlegorgaan. En in Limburg, mijnheer De Clercq, kijken wij uit naar de realisatie van Spartacus.
Ook verwijs ik graag naar het regeerakkoord waarin staat dat de investeringen in fietsinfrastructuur opnieuw zullen worden verhoogd. Wij kijken uit naar het integrale fietsinvesteringsprogramma.
Al de vooropgestelde inspanningen zijn noodzakelijk, maar gaan we het mobiliteitsvraagstuk niet enkel onder controle krijgen als we anders gaan betalen voor mobiliteit? Wij zijn alleszins tevreden dat de beleidsnota het stimuleren van een mobiliteitsbudget vooropstelt. Inzake mobiliteitsfiscaliteit moeten we voor wagens verschuiven van bezit naar gebruik. Dit kwam ook duidelijk naar voren uit de studie van Febiac. Het onderzoeksproject dat u aankondigt, zal ons helpen om dit goed te plaatsen en te begeleiden. De slimme kilometerheffing voor vrachtwagens is trouwens ook een belangrijk punt.
We steunen het feit dat we blijven inzetten op verkeersveiligheid: Go For Zero. Dat is zeer ambitieus, dat klopt. Maar ernaar verwijzen bewijst dat we verkeersveiligheid ernstig nemen. We kijken uit naar het verkeersveiligheidsplan.
Mevrouw Pira heeft het woord.
De minister klonk veelbelovend over verkeersveiligheid, inderdaad. Hij heeft ook enkele forse uitspraken gedaan over handhaving en zo. In de commissie heb ik ook opgemerkt dat de middelen die door de zesde staatshervorming overkomen naar het Vlaamse niveau, in de algemene pot worden gestopt. Ze worden niet verbonden aan een begrotingspost die te maken heeft met verkeersveiligheid. Dat is een gemiste kans. Hij heeft al niet veel instrumenten om een verkeersveiligheidsbeleid te voeren, en nu geeft hij ook dat uit handen. Nochtans heeft het Forum voor Verkeersveiligheid uitdrukkelijk gevraagd dat het geld van het Verkeersveiligheidsfonds zou worden toegewezen aan begrotingsposten die daarmee te maken hebben. Dat betreuren wij. Ik heb daarover trouwens een amendement ingediend.
De heer Parys heeft het woord.
Mevrouw Pira, wij zijn er absoluut vragende partij voor dat de middelen van het Verkeersveiligheidsfonds worden ingezet voor verkeersveiligheid. Ik begrijp niet goed waar uw opmerking vandaan komt.
Er is veel meer kans dat die middelen worden ingezet voor verkeersveiligheid als ze vaststaan in een post daarvoor. Nu zitten ze in de algemene middelen. Dat is het enige dat ik wilde zeggen, en het was ook een expliciete vraag van het Forum voor Verkeersveiligheid.
Een vraag die wij ondersteunen.
Mevrouw Pira, wij kijken samen met u uit naar het verkeersveiligheidsplan.
Onze federale collega Jef Van den Bergh heeft een wetsontwerp ingediend voor een rijbewijs met punten. Wij appreciëren de indirecte steun voor dit ontwerp.
Ik wil nog eens het belang van de binnenvaart benadrukken. Investeren in watergebonden bedrijventerreinen in het dossier van ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld het Economisch Netwerk Albertkanaal, is een schoolvoorbeeld van hoe we mobiliteit en ruimtelijke ordening aan elkaar kunnen koppelen. Vrijdag vernamen we nog in de commissie dat de binnenscheepvaart dagelijks 40.000 vrachtwagens van de weg houdt. We zouden zeggen: hup met de geit als het gaat over investeringsprojecten die al een groot regionaal draagvlak hebben. Wist u, collega’s, dat uit onderzoek blijkt dat van alle transportmodi, investeringen in de binnenscheepvaart de hoogste return on investment hebben? En dan spreken we op zowel economisch als ecologisch vlak.
Bij de bespreking van de beleidsnota heb ik van de heer Vandenbroucke geleerd dat er een speciale tool is om na te trekken hoe dikwijls een bepaald woord voorkomt in een beleidsnota. Ik heb nog niet geleerd hoe het moet, maar ik heb wel vastgesteld dat het woord ‘platteland’ toch een beetje te weinig naar onze zin in de beleidsnota naar voren komt. Ik wil er de aandacht op vestigen dat niet elk schilderachtig dorpje op 11 kilometer van Brussel-Zuid ligt. Er is ook zoiets als vervoersarmoede op het platteland. Dat moeten we zeker in de gaten houden en daarom moet er werk worden gemaakt van alternatieven. (Applaus bij sp.a)
Ik pik nog snel in op de actualiteit. Ik hoor dat Tesla vandaag wordt genoemd als kandidaat voor de Fordfabrieken in Limburg. Dat is misschien een kans, minister Muyters, om een slag te slaan. Maak in Vlaanderen een project rond elektrische auto’s, waarin we een voortrekkersrol kunnen spelen. Natuurlijk zijn de Slovaakse arbeiders goedkoper. Dus moeten we het anders aanpakken. We moeten van Vlaanderen een voortrekkersregio maken. (Applaus bij CD&V en Open Vld)
De heer Keulen heeft het woord.
Collega’s, leden van de regering, we hebben bij de behandeling van de actuele vragen al een voorschot genomen op dit luik van de begrotingsbespreking, toen we het hadden over de beslissingen van de raad van bestuur van De Lijn met betrekking tot een aantal aanpassingen, bijvoorbeeld in het aanbod.
Ik heb toen reeds aangegeven, en ik wil dat hier ook herhalen, dat De Lijn net als andere instanties moet meedoen met de besparingsoefening. Open Vld is voor een performante openbaarvervoersmaatschappij, maar daar is zeker en vast nog ruimte in de structuur, met name in de toch wel fors uitgebouwde provinciale directies, waarin volgens ons rustig kan worden gesaneerd. Dan richt ik me tot de minister-president en de minister van Financiën. Door een concentratie van diensten kunnen daar schaalvoordelen ontstaan en kunnen er dus ook besparingen worden gerealiseerd, zonder dat dit ten koste moet gaan van minder aanbod voor de reizigers. Wat dat betreft, zeggen wij aan De Lijn: kies voor de reiziger en wees dus op de eerste plaats zuinig op uzelf. Zorg ervoor dat u het aanbod, in de stedelijke omgeving, maar ook in landelijke omgevingen, intact houdt en dat u dat hier en daar, waar dat kan, ook nog kunt verbeteren.
Mevrouw Lieten maakte opmerkingen over de organisatie van De Lijn. Ik zeg het volgende bewust provocerend. We horen al sinds jaar en dag dat het aanbod dat voor De Lijn door pachters wordt gerealiseerd, goedkoper zou zijn dan het vervoer dat De Lijn in eigen regie organiseert. Ik roep de regering, ik roep de minister-president en de minister van Financiën op om ter zake nu eens een benchmark te organiseren en echt alle kaarten op tafel te leggen. Dat was lange tijd taboe. Dat was onbespreekbaar. Ik denk dat het in deze constellatie, met deze meerderheid van N-VA, CD&V en Open Vld, mogelijk moet zijn om dat soort dogma’s los te laten en te bekijken hoe we zo rationeel mogelijk efficiënt openbaar vervoer voor de Vlaamse belastingbetaler kunnen organiseren.
Mijnheer Keulen, als u er dan toch zo zeker van bent dat er nog zo gigantisch veel vet op de soep drijft bij De Lijn, dat er nog geweldig veel kan worden bespaard op de eigen werking, waarom gebeurt dat dan niet? Waarom wordt er dan geknipt in het aanbod? Dat is nu de beslissing die deze ochtend is genomen.
Mijnheer Vandenbroucke, ik mag u als mens heel graag en u weet dat. Ik apprecieer u ook als collega. U bent een van die nieuwkomers die meteen zijn stempel heeft gezet, en dat siert u. U mag echter één zaak niet vergeten: uw partij heeft de portefeuille Mobiliteit in handen sinds 1995, met de goede Eddy Baldewijns. Met alle respect, sindsdien is ze onafgebroken verantwoordelijk geweest voor dat beleidsdepartement. Jawel! (Opmerkingen)
De jongste vijf jaar zat dat bij mevrouw Crevits, maar u hebt dat jaren in handen gehad. Iedereen, heel Vlaanderen weet dat. Trouwens, als u zich daaraan probeert te onttrekken, dan gelooft niemand u. Gun nu anderen ook die kans! De kredieten van De Lijn bedroegen midden jaren negentig ongeveer 300 miljoen euro. Vandaag bedragen ze voor 2015 1,03 miljard euro. Vorig jaar was dat nog 1,08 miljard euro, toen op een totaalbegroting van 28 miljard euro en met een reizigersaandeel van iets meer dan 4 procent. Voor die inzet van middelen is dat reizigersaandeel veel te laag, en je bent niet tegen openbaar vervoer als je een wiskundige realiteit gewoon onder de schijnwerpers houdt en zegt dat dit onvoldoende is.
Nu begint u te praten vanuit een soort verhevenheid, alsof u alleen die waarheid in pacht hebt. U moet uzelf ook eens horen tekeergaan tegen alle mogelijke collega’s die een aantal bedenkingen maken. We blijven veel investeren in het openbaar vervoer: 1,03 miljard euro, dat is een kolossaal bedrag. Daar staan wij ook achter. (Applaus bij de meerderheid)
Als je een halve eeuwigheid de teugels in handen hebt gehad en met dat resultaat van die 4 procent zit, dan vind ik het niet kunnen dat je lastig bent als anderen gewoon een objectieve vergelijking maken.
Mijnheer Keulen, we hebben een compleet verschillende ideologische overtuiging. U kunt het me toch niet kwalijk nemen dat ik opkom voor mijn visie. U komt op voor de uwe. Er wordt altijd gesproken – dat is zo’n retorische truc – over het miljard euro voor De Lijn. Men kan ook zeggen dat Vlaanderen minder dan 2 euro per reiziger investeert.
En wat bleek uit die internationale benchmark? Dat wij in Vlaanderen niet eens zoveel méér investeren in openbaar vervoer dan in andere vervoersregio’s. En dat in die vervoersregio’s waar het aandeel hoger ligt, en dat zijn er niet eens zoveel, er wél meer investeringsmiddelen voor structurele en infrastructurele investeringen op tafel worden gelegd. Dat doet deze regering niet. Mijn bezorgdheid is gewoon dit: u mag gerust werk maken van uw vraaggestuurd openbaar vervoer, als u gelooft in dat model, ik stel enkel vast dat het aantal reizigers daalt, dat u de prijzen verhoogt, dat u geen enkele eurocent extra inzet voor doorstromingsprojecten, en geen enkele eurocent extra voor fundamentele investeringen. Ik geloof niet dat de mensen daardoor overtuigd zullen worden.
Mijnheer Vandenbroucke, het gros van de verplaatsingen die in Vlaanderen worden gemaakt, bedraagt minder dan 10 kilometer. Waarom komt het dan in bijna geen enkele Vlaming op om dat te doen met de bus, ondanks het feit, inderdaad, dat we daarvoor elk jaar meer dan 1 miljard euro op tafel leggen?
Wat betreft de reizigersaantallen, maakte ik het ook de vorige legislatuur in de commissie mee dat telkens als die cijfers kwamen, de vorige minister van Mobiliteit, Hilde Crevits, zei: “Dat zijn de cijfers van De Lijn.” Zij nam daar dus nadrukkelijk afstand van. Vandaar de oproep vanuit Open Vld, toen al: “Voer dat ReTiBo-systeem door.” U zegt nu lacherig dat er twee jaar vertraging op zit, maar u zegt dat eigenlijk tegen uzelf, want wij waren er de vorige keer niet bij in de meerderheid.
Meten is weten. We hebben het vele jaren meegemaakt, in de jaren negentig en de periode van de eeuwwisseling en het decennium dat daarop is gevolgd, dat er altijd honderdduizenden reizigers bij kwamen, en de files werden maar langer, en iedereen zag dat de modal shift – de mensen uit de wagen halen en naar het openbaar vervoer brengen – in de praktijk niet geschiedde. Het zijn gewoon wiskundige vaststellingen. Dat staat los van ideologie. Dat is een cijfermatige realiteit.
Ik wil nog kort enkele punten maken.
Wij vinden dat overleg met de steden en gemeenten uitermate belangrijk. De raad van bestuur van De Lijn heeft deze namiddag de belangrijke beslissing genomen om in landelijk Vlaanderen het busaanbod op zondagochtend en zondagavond te schrappen. Daar is weer geen enkel overleg over geweest. De Lijn moet genezen van de ziekte dat zij pas overlegt als je haar als burgemeester een briefje stuurt. Daar zitten we op dezelfde golflengte, daar moet De Lijn absoluut het geweer van schouder veranderen. Je kunt maar tot een vraaggestuurd aanbod komen als je overlegt met de lokale besturen. (Applaus bij Open Vld)
Collega’s, het laatste punt dat ik wil maken, is misschien een gek punt maar ik ga het toch maken. Het is een pleidooi voor grootschaligheid en duurzaamheid. Ik woon in een gemeente met 6848 Nederlanders op het grondgebied. 28 procent van de inwoners van Lanaken zijn Nederlanders. Mijn ervaring, met de nabijheid van Maastricht, is dat wij Vlamingen in oneindig veel dingen beter zijn dan hen. Wij zijn efficiënter, soms ook veel productiever en veel directer. Maar zij hebben twee belangrijke troeven voor op ons. Zij hebben geen moeite met grootschaligheid en promotie. Zij kunnen zichzelf verkopen als de allerbesten. Zij beseffen heel goed dat, wil je de welvaart op peil houden en uitbreiden, je moet gaan voor grootschaligheid. Dat hebben wij nog te weinig in het achterhoofd.
Minister-president, sedert de vorige legislatuur – en het heeft toen volgens ons net iets te lang geduurd – hebben wij uiteindelijk toch een decreet op de grote infrastructuurwerken gekregen. Er is ondertussen de omgevingsvergunning. Er liggen nog altijd 49 missing links, die zeer belangrijk zijn om te komen tot meer welvaart en welzijn in onze regio, of minstens om het hoge welvaartspeil op peil te houden. Ik hoorde daarnet al verwijzen naar de Noord-Zuidverbinding in Limburg. Die is niet alleen vanuit economisch perspectief van wezenlijk belang. Het gaat ook om de ultieme geloofwaardigheid van het reconversieprogramma Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat (SALK), dat er is gekomen om Limburg terug bovenop de slag te helpen die ons is overkomen door de sluiting van de Fordvestiging. Dat staat overigens morgen te gebeuren in Genk. Daarom moet die Noord-Zuidverbinding zeker worden gerealiseerd.
Maar we gunnen dat ook de rest van Vlaanderen. Wij hebben daar al jaren over gestudeerd. Er zijn in alle Vlaamse provincies missing links. We hebben vandaag het wettelijk instrumentarium en een aantal budgettaire middelen. Het is niet alleen een kwestie van centen, de procedures en het overleg en alles wat daar verder mee samenhangt, nemen soms veel te veel tijd in beslag.
Dus, minister-president, als u op het vlak van welvaart en welzijn wat voor de Vlamingen wilt betekenen, dan moet u het volgende in het achterhoofd houden. Fiscaliteit en sociale zekerheid zijn uiteraard federale hefbomen. Op Vlaams niveau zijn het vergunningenbeleid en infrastructuur heel belangrijke hefbomen om het verschil te helpen maken. Open Vld is ten volle bereid om deze Vlaamse Regering een helpende hand te reiken.
Mijnheer Keulen, aangezien u het hebt over uw ervaringen uit uw gemeente, zal ik ook iets geks zeggen. Ik vind dat u in Lanaken heel goed bestuurt. U hebt dan ook een heel goede ploeg en u neemt heel goede beslissingen, ook inzake mobiliteit. U hebt ervoor gekozen om mensen elke dinsdag – als ze naar de markt willen gaan – de bus te laten gebruiken. U doet dat ook op de perfecte manier: u laat ze gratis naar de markt komen.
Hetzelfde geldt voor de schitterende burgemeester van Bilzen, Frieda Brepoels, een collega van mevrouw De Ridder. Een van de eerste beslissingen die zij heeft genomen, was het invoeren van gratis bussen.
Collega’s, vertel die ervaringen in de commissie. Overtuig de minister ervan dat vervoer op maat een succes kan zijn, ook al is het gratis. (Applaus bij de sp.a)
Voorzitter, ook in het derdebetalersysteem is er altijd iemand die betaalt. Het probleem is niet dat er te weinig geld naar het openbaar vervoer gaat – het gaat om 1 miljard euro -¸ het probleem is dat in het verleden verkeerde keuzes zijn gemaakt waardoor mensen niet werden overtuigd om het openbaar vervoer te nemen.
Deze regering investeert wel. Men stelt hier verwijtend de vraag waarom alles op de kap van de reiziger moet gebeuren. Welnu, één derde van de besparingen betreft het aanbod, voor twee derde gaat het om interne besparingen. Voor het overige wordt er geïnvesteerd: LIVAN, Brabo 2, de ontsluiting van het Gentse stadsdeel The Loop, Brabantnet… Mijnheer Vandenbroucke, er wordt geïnvesteerd om mensen te verleiden om het openbaar vervoer te gebruiken.
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, ook ik zal enkele ervaringen van een bescheiden lokaal bestuur meedelen.
We weten allemaal dat het oplossen van de huidige verkeersproblematiek een enorme uitdaging is. Zoals collega De Ridder reeds heeft geschetst, vraagt de aanpak van dit maatschappelijk probleem een alternatieve benadering. Doorstroming, combimobiliteit, verkeersveiligheid en leefbaarheid moeten daarbij het uitgangspunt zijn. Moderne technologie kan ons hierbij een handje helpen.
We zijn dan ook verheugd dat minister Weyts veel aandacht heeft voor slimme netwerken en innovatieve technieken. Door in te zetten op de verdere ontwikkeling van slimme technieken kan de verkeersdoorstroming immers verder worden geoptimaliseerd. Hiermee gaan we een stap verder dan het concept van de groene golf.
De minister deed in de commissie ook zijn visie uit de doeken over de slimme communicatienetwerken die combimobiliteit kunnen faciliteren. Er wordt vandaag al heel wat verkeersinformatie verzameld, maar die kennis zit bij verschillende actoren verspreid. Door realtime-info actief samen te brengen wordt het mogelijk om via een nieuw platform de weggebruiker gepersonaliseerd reisadvies aan te bieden zodat hij voor de snelste vervoerswijze kan kiezen en van de ene vervoersmodus op de andere kan overstappen. De weggebruiker vraagt zich af waar hij kan parkeren of waar hij kan overstappen op de bus of de tram. Via apps op zijn smartphone kan de Vlaming gepersonaliseerd reisadvies krijgen. In Antwerpen geeft de zeer succesvolle app voor Velo Antwerpen aan waar het dichtstbijzijnde vindstation is. Dat systeem werkt schitterend.
Er heerst hier wat scepsis over de combimobiliteit en over het vraaggerichte beleid. In Antwerpen zijn park-and-rides ingericht aan frequente, snelle tramlijnen. Welnu, de trams zitten vol en de randparkings staan vol, net omdat het systeem vraaggericht is. Overstappen op een snelle tram met een hoge frequentie is een succes, net omdat het vraaggericht is. Het succes is zo groot dat op die lijn een extra tramverbinding is ingelegd.
Mijnheer Van Campenhout, het zou er nog maar aan ontbreken dat het openbaar vervoer in de grootste stad van Vlaanderen niet vraaggericht zou zijn. Hoe geraken de vijf studenten die in een dorp in de Kempen wonen en die op zondagavond om acht uur de bus willen nemen naar uw prachtige stad op hun bestemming als die bus is afgeschaft? Is het ook een onderdeel van de combimobiliteit dat ze te voet gaan?
Die studenten nemen allemaal de trein, ofwel gaan ze via een aantal cafés en via De Keyserlei naar hun kot, ofwel nemen ze een of andere tram die aan het station overvloedig en vraaggericht aanwezig is.
Voor de Antwerpse regio wil deze regering het dynamisch verkeersmanagement (DVM) op de primaire wegen verder uitbouwen. We moeten het klassieke wegvervoer kunnen vervangen, in het bijzonder wanneer het gaat over het vervoer van en naar de havens. Daar liggen grote uitdagingen voor De Lijn en voor de NMBS. Het is bemoedigend dat het aandeel van het transport via de binnenvaart van en naar de havens stijgt. Het aandeel van het spoor is werkelijk betreurenswaardig.
Carthago delenda est. Mijn eerste vraag in de Kamer ging over de IJzeren Rijn. Dat was in 1999. Die spoorweg loopt door het mooie Limburg. Er rijdt nog altijd geen trein over dat traject. Het is bemoedigend dat minister Weyts met zijn collega’s heeft samengezeten om ervoor te zorgen dat er eindelijk een trein langs de IJzeren Rijn door het mooie Limburg zal rijden.
De minister hanteert een algemene aanpak, die onze fractie graag ondersteunt. (Applaus bij de N-VA)
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, een week geleden hadden we in de commissie nog een uitgebreide bespreking over De Lijn naar aanleiding van de evaluatie van de beheersovereenkomst. Ik heb toen voor mijn fractie vijf elementaire aandachtspunten toegelicht. Ik zal ze hier herhalen.
Ten eerste moet de reiziger centraal blijven staan. Hierbij wens ik even de nadruk te leggen op twee belangrijke punten. De prioriteit moet gaan naar woon-werkverkeer en woon-schoolverkeer, waarbij we veel verwachten van de vernieuwde inzet op combimobiliteit. Daarnaast blijft de toegankelijkheid van haltes en voertuigen een belangrijk aandachtspunt en het door de minister aangekondigde project ‘beheer halte inventaris’, biedt in dit opzicht een interessant perspectief.
Ten tweede blijft kwaliteit primordiaal met de focus op vlotte doorstroming en stiptheid.
Ten derde moet er een eerlijke en transparante tariefstructuur komen met voldoende sociale correcties. Het debat over de kostendekkingsgraad en de nieuwe tarieven is op 12 november ten gronde gevoerd.
Ten vierde blijft de verhouding met derden een werkpunt voor De Lijn. Niet alleen met de collega’s van de NMBS en de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel(MIVB) maar ook en vooral met de gemeenten. Aansluitend op de discussie van daarnet naar aanleiding van de actuele vraag van de heer Vandenbroucke, herhaal ik dat het organiseren van een meer vraaggestuurd aanbod in overleg met de gemeenten moet gebeuren zodat waar nodig, samen naar alternatieven kan worden gezocht. Ik heb dat ook duidelijk gezegd tijdens de bespreking van de beleidsnota in de commissie. Zoals de minister zelf aangaf in zijn antwoord, moet De Lijn zeker in het kader van de uitwerking van de basisbereikbaarheid bekijken hoe ze samen met lokale besturen alternatieven kan ondersteunen.
We begrijpen de bezorgdheid van de Landelijke Gilden, die de belangen van 70.000 plattelandsgezinnen behartigen. De Lijn moet de lead nemen om van zinvolle maar fragmentarische experimenten te komen tot een goed gecoördineerde, gebiedsdekkende aanpak en dit in dialoog met alle betrokken actoren.
Ten vijfde kan De Lijn als organisatie lichter gestructureerd worden. De plannen voor de interne efficiëntiewinsten bij De Lijn zijn vandaag naar verluidt gebudgetteerd op meer dan 14 miljoen euro, plus daarbij nog besparingen op consultancy en via ecodriving en dergelijke meer. Dat is niet weinig maar het is wel nog niet echt geconcretiseerd. Wij zullen erop toekijken dat die vooropgestelde doelen gehaald worden tegen eind 2015.
Mevrouw Brouwers, ik ben blij dat u de bekommernis van de Landelijke Gilden ter harte neemt. Dat is ook onze bekommernis. Ik heb mijn vraag al een paar keer in de commissie gesteld. Hebt u er enig idee van wanneer de basisbereikbaarheid zal worden ingevoerd?
Volgens mij zullen de gesprekken daarover in 2015 aanvangen. Ik zie de commissievoorzitter knikken. Dit punt zal te gepasten tijde in het Vlaams Parlement worden besproken. (Applaus bij CD&V)
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, in 2013 zijn in Vlaanderen 384 dodelijke verkeersslachtoffers gevallen. Dat is er meer dan 1 per dag. Ondanks een sterke daling de voorbije vijftien jaar blijft dit aantal te hoog. Bovendien ogen de eerste cijfergegevens voor 2014 niet veelbelovend. We zien zelfs een relatieve stijging met 8 procent ten aanzien van een vergelijkbare periode vorig jaar.
Wat me zorgen baart, is dat het goede nieuws over de daling van de verkeersdoden ook slecht nieuws omvat. De zwakke weggebruikers laten in die periode immers geen daling van het aantal verkeersdoden optekenen.
Als beleidmakers dragen we een verpletterende verantwoordelijkheid op het vlak van de verkeersveiligheid. We zijn dan ook blij dat minister Weyts in zijn beleidsnota en in deze begroting voorrang aan de verkeersveiligheid geeft.
Ten eerste begint dit verhaal bij de educatie. Ten gevolge van de zesde staatshervorming krijgen we meer armslag en kunnen we, onder meer in de rijopleiding, een aantal belangrijke nieuwe klemtonen leggen. Daarnaast pleiten we voor de opname van de verkeersveiligheid in de eindtermen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs.
Ten tweede zijn we tegen verkokering. We zijn dan ook heel blij dat de expertise zal worden gebundeld en zal worden ondergebracht in het huis van de verkeersveiligheid. Het wordt een huis, met een adres, voor een geïntegreerd verkeersveiligheidsplan.
Ten derde zitten we krap bij kas. Toch houdt de minister van Mobiliteit de investeringen op peil. Mijn fractie wil dat de middelen die de Vlaamse overheid in de toekomst van het verkeersveiligheidsfonds zal ontvangen ook daadwerkelijk aan de uitbouw van een Vlaams verkeersveiligheidsbeleid zullen worden toegewezen. Dat is een uitdrukkelijke vraag van mijn fractie.
Ten vierde omvat een duidelijk verkeersbeleid niet enkel sensibiliseringen en investeringen. Het omhelst ook controles. We staan dan ook achter gerichte trajectcontroles
Ik wil afsluiten met een sobere vaststelling. De uitdagingen voor het beleid zijn groot. Er zijn inzake de verkeersveiligheid geen quick wins meer. Stilaan beseffen we allemaal dat het laagsthangende fruit al lang is geplukt. Indien we het aantal verkeersdoden tegen 2020 tot 200 willen terugdringen, zoals in het Vlaams regeerakkoord is overeengekomen, zullen kleine ingrepen niet langer volstaan.
Dat betekent dat we de moed moeten hebben om moeilijke beslissingen te nemen. Dit is een eufemisme voor onpopulaire maatregelen. Een voorbeeld is de realisatie van het rijbewijs met punten. Deze doelstelling, die in het Vlaams regeerakkoord en in het federaal regeerakkoord is opgenomen, is geen evidente hervorming. Hetzelfde geldt voor het voornemen de voertuigen van wegpiraten die letterlijk en figuurlijk uit de bocht gaan stelselmatig verbeurd te verklaren.
Tot slot kunnen we de nabestaanden van de verkeersslachtoffers niet uitleggen dat we weten wat we moeten doen, maar het niet durven omdat we de kiezer vrezen. Ook hier geldt het motto ‘no guts, no safety’. Ik wens iedereen een veilige kerst op de weg en veel gezond verstand bij het drukken op de stemknop. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, de verleiding was, zeker vanaf de tweede spreker, groot. Ik heb me echter weten te beheersen en ik zal volharden. (Applaus bij de meerderheid)
De Vlaamse Regering
Dames en heren, dan geef ik nu het woord aan de Vlaamse Regering.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, in verband met de bespreking van de begrotingsaanpassing voor 2014 en de begroting voor 2015 constateren we vooral dat elke staatshervorming Vlaanderen meer bevoegdheden en meer budgettaire ruimte geeft. Volgens mij is dit een goede zaak, die we allemaal toejuichen.
Maar die extra budgettaire ruimte zorgt ook voor meer uitdagingen om een gezond financieel beleid te blijven vormgeven. Ik haalde drie argumenten aan van de verstrengde Europese begrotingscontrole waardoor alleen al voor 2015 446 miljoen euro extra moet worden opgenomen in de begroting. Dit is nieuw. Hier hebben we ons jaren geen zorgen over moeten maken.
We hebben de economische groei. We krijgen meer fiscale autonomie, we krijgen meer ruimte. Maar dat betekent ook dat de begroting veel gevoeliger wordt voor wat er zich afspeelt. De groei vertraagt, de groei versnelt: in het ene geval is het een tegenvaller, in het andere geval is het een voordeel. Daarom heb ik tijdens het debat gezegd dat we zeker een vervroegde begrotingscontrole zullen moeten doen omdat we jammer genoeg nog altijd niet in een stabiele Europese omgeving zitten op het vlak van de groeiparameters.
Door de zesde staatshervorming hebben we meer bevoegdheden gekregen maar zijn daarvoor niet alle middelen overgedragen. Ook dit kantelt in in de begroting. Dat betekent dat in 2015 de begroting in een totaal ander perspectief zit dan de jaren daarvoor. Net daarom hebben we dat strakke budgettaire kader nodig. Dat is de reden waarom in de begroting die we hier in het parlement voorleggen, duidelijke keuzes zitten. Als we die keuzes zouden uitstellen, dan betalen we de prijs daarvoor later.
Het moet me toch wel van het hart dat we uiteraard besparen, maar dat het vaak gaat om minder meer geven in bepaalde departementen. We hebben verschillende keren gezegd, bijvoorbeeld voor Welzijn, dat er een besparing is, maar dat er naast die besparing ook nog altijd een groeipad is dat groter is dan het besparingstraject. Vandaag maken we met deze begroting vooral keuzes. Een van de belangrijkste keuzes die we gemaakt hebben en die we blijven maken, is dat we blijven investeren: 4,2 miljard op de begroting voor 2015 van 39 miljard euro. Daar willen we op geen enkele manier iets afdoen, omdat dit investeren is in de toekomst, investeren in wat er nog komen zal.
Collega’s, met deze begroting maken we duidelijke keuzes. We besparen, maar tijdens dit debat hebben we heel stevige discussies gehad, waarbij we het niet altijd eens waren maar waar we heel sterk over de inhoud hebben gesproken. Toch moet ik zeggen dat er op heel wat punten wel eensgezindheid was tussen meerderheid en oppositie. Ik ben ervan overtuigd dat we met de begroting die we indienen voor 2015 en met een strakke monitoring die we zullen moeten blijven doen voor 2015, en die we ook vervroegd zullen moeten doen, vandaag de goede bouwstenen leggen voor een gezond financieel beleid waar Vlaanderen al jaren een traditie in heeft, maar vooral met heel veel respect voor investeringen die zo broodnodig zijn in economisch moeilijke tijden voor ons economisch weefsel. Dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, we staan aan het einde van een heel lang debat, naar mijn smaak misschien een iets te lang debat, maar toch een goed debat, dat ons bij de essentie van de dingen gebracht heeft. Ik wil op het einde van het debat in de lijn van wat minister Turtelboom heeft gezegd, ook iedereen bedanken die daaraan bijgedragen heeft, ook de oppositie. Bij momenten hebben we de zaken echt scherp gesteld en de botsing van de ideeën en van de inzichten was heel klaar en heel duidelijk. Een regering kan maar scherp staan, collega’s, als er een scherpe oppositie is. Mijn dank dus aan iedereen die aan het debat heeft bijgedragen.
Wat ik wil zeggen tot conclusie van dit debat, collega’s, is dat het absoluut fout zou zijn als we de mensen niet duidelijk zouden maken hoe ernstig de situatie is, als we de mensen niet duidelijk maken dat we de nodige maatregelen nemen, dat we niet uitleggen waarom we die maatregelen nemen en dat we de mensen geen perspectief zouden geven en niet zouden tonen waar we naartoe gaan met die maatregelen.
Collega’s, de toestand is ernstig. De budgettaire toestand is ernstig. We staan voor zware budgettaire uitdagingen. We moeten grote inspanningen doen om een evenwicht te bereiken: 1,4 miljard euro in 2015 en 1,6 miljard euro in 2016. We moeten dit doen vanwege ‘externe’ factoren. We hebben de factuur van de zesde staatshervorming voor 750 miljoen euro in 2015 en anderhalf miljard euro in 2016. We hebben de boekhoudkundige regels van de Europese Commissie die alsmaar strenger worden toegepast. En we hebben jammer genoeg een tegenvallende economische conjunctuur die als ze aanhoudt nog een grotere impact zal hebben dan vandaag het geval is.
We hebben een totale overheidsschuld van 107 procent van het bruto nationaal product. We zitten met een overheidsbeslag van 54 procent. We zitten met een totaliteit van overheden die flirten met de 3 procentgrens. U weet dat België naast Italië en Frankrijk in het vizier zit van de Europese Commissie op dit vlak. We zitten ook met een concurrentiehandicap, en ik spreek niet over Zuid-Oost-Azië of Midden-Europa maar over onze buurlanden. Dat houdt een risico in voor onze welvaart.
U kent de cijfers van de desindustrialisering. U kent de cijfers van het jobverlies in de private sector. Dat is de situatie waarin we maatregelen moeten nemen, waarmee de Vlaamse overheid wordt geconfronteerd. We nemen die uitdaging aan. We kiezen uitdrukkelijk niet voor schuldopbouw om een aantal redenen.
Ten eerste moeten we in deze omstandigheden een aantal inspanningen leveren, die – ik geef het toe en ik bevestig het – niet aangenaam zijn, dit is geen vrolijke boodschap, die al bij al doenbaar zijn. Het zou onverantwoord zijn om nu niet met zijn allen die taak op ons te nemen om naar een evenwicht te gaan. We gaan onze verantwoordelijkheid niet doorschuiven naar degenen die na ons komen.
Nu schuld opbouwen verkleint de beleidsruimte in de loop van deze regeerperiode. Wij willen een investeringsregering zijn. In de tweede helft van de regeerperiode willen wij geld pompen in onze economie, in ons welzijn enzovoort.
Ik hoop dat het niet gebeurt, maar we moeten er rekening mee houden dat de economische situatie niet verbetert. Als de vooruitzichten van de Europese Commissie kloppen, zou ze zelfs verslechteren. Dat zou al heel snel tot nog grotere tekorten leiden, nog grotere schuldopbouw. Dat is niet de optie die wij willen nemen.
Wij kiezen ook niet voor belastingen. We zitten met een zeer groot overheidsbeslag. We willen naar het Scandinavisch model gaan met een lager overheidsbeslag, met een efficiënte overheid die zeer veel retourneert aan de samenleving. Degenen die ervoor pleiten om nu de tekorten te dekken met belastingen, moeten zo fair zijn om hun belastingresultaat, om hun weerslag op de gezinnen waarvoor ze opkomen, eerst te berekenen en naast de gemodereerde gespreide evenwichtige inspanningen zetten die wij vragen. (Applaus)
Wij kiezen niet voor die optie.
Wij gaan de uitdaging aan om de tering naar de nering te zetten, om naar een begroting in evenwicht te gaan. We doen dat met de verdeelsleutel van 70/30. U kent dat. We gaan besparen op de overheid, we gaan efficiëntieoefeningen doen. Vandaag is De Lijn aan bod gekomen. Van de 50 procent die moet gebeuren zonder inkomenssteun zal twee derde gebeuren met efficiëntieoefeningen. Collega’s die op de hoogte zijn, hebben erop gewezen dat er nog efficiëntieverbetering mogelijk is. We doen dat op alle vlakken met de overheid, niet om naar een zwakke overheid te gaan, of een overheid die de zaken niet meer beheerst, maar naar een efficiënte slagkrachtige overheid. Een overheid die kiest wat ze wil doen en die zaken goed doet. Die besparing gaat gepaard met 30 procent inspanningen.
Het zijn 30 procent inspanningen die gespreid zijn over diverse vormen van kostendekking, maar die zijn gematigd. Heel vaak doorstaan ze de toets van de vergelijking met het buitenland, met andere deelstaten. Ze zijn niet overdreven, ze treffen niet alle gezinnen tegelijk en van ons allen vragen ze de verantwoordelijkheid om nu oplossingen te bieden om dit tekort te dichten. Dat is fundamenteel, daar moeten we met ons allen werk van maken.
Ik wil dat we dat kunnen laten zien vanaf 2015, dat we uit de sfeer van dit debat komen, dat we kunnen tonen dat we naar een andere overheid gaan, dat we gaan naar een slagkrachtige en efficiënte overheid die haar kerntaken kiest en zegt wat ze zal doen en wat ze niet meer zal doen. Een overheid ook die een heel andere houding aanneemt tegenover haar partners, een overheid die vertrouwen schenkt. Dit vergt een omslag van ons allemaal in dit parlement, met onze gedetailleerde betuttelende regelgeving. Het vergt een omslag van ons als regering, van onze administratie. Tegelijk zal dit ruimte vrijmaken om tot een andere overheid te komen. Dat vertrouwen willen we geven aan mensen om te komen tot een andere samenleving, tot een partnerschap met het levende Vlaanderen.
Dit zal voelbaar worden in het onderwijs. Ik heb heel veel contacten gehad met mensen uit het onderwijs, de laatste tijd maar ook in de voorbije twee jaar. Overal komt de klacht van de planlast, bij leerkrachten, bij directies, bij de universiteiten. Laat ons daar dus werk van maken.
Laat ons hetzelfde doen met de lokale besturen, met onze ondernemingen. Vertrouwen geven aan wie actief is, aan het levende Vlaanderen. Dat is een heel belangrijke omslag die we gaan maken.
We bieden nog een ander perspectief. We bieden het perspectief van een investeringsregering, van een regering die niet alleen bespaart om een evenwicht te hebben, maar die ook bezuinigt om te kunnen investeren waar de noden het grootst zijn. We trekken twee belangrijke sporen. Het spoor van Welzijn, want we gaan voor een warme samenleving. We zijn niet de kille overheid die mensen aan hun lot overlaat, we geven zorg aan wie zorg nodig heeft. Tegelijk gaan we voor zelfredzaamheid, en dat is niet tegenstrijdig. We gaan voor mensen die actief kunnen zijn, om ze te activeren. We gaan ervoor dat iedereen die het kan, zijn verantwoordelijkheid opneemt. Maar wie zorg nodig heeft, zal zorg krijgen van deze regering.
We gaan ook investeren in ons ondernemingsleven. We moeten met Vlaanderen gecoördineerd met het federale niveau dat werk maakt van competitiviteit, onze industrie en ons industrieel weefsel versterken. We gaan dat doen door te investeren waar dat moet, door te investeren in onderzoek en ontwikkeling. We gaan daarbij heel speciale aandacht hebben voor onze kmo’s, die vaak die stap veel te moeilijk kunnen zetten.
We gaan er ook voor zorgen dat de vergunningen sneller worden verleend. Dat gaat gepaard met de efficiëntere overheid, die ook strijd levert tegen de verkokering, met administraties, met entiteiten die niet alleen niet samenwerken maar vaak tegenstrijdige adviezen verlenen. Met ons allen moeten we er werk van maken om dat te verbeteren.
Collega’s, we gaan voor een Vlaamse overheid die het perspectief biedt om in de tweede periode van deze regeerperiode aan de mensen de boodschap te geven dat we vooruit gaan met de inspanningen die we met z’n allen doen. We gaan vorm geven aan die warme en welvarende samenleving, waar jobs en welvaart worden gecreëerd, waar we het perspectief kunnen bieden aan jonge mensen dat die welvaart opnieuw zal groeien. We gaan samen voor een samenleving die in 2020 in de top 5 van Europa moet zijn. Dank u. (Applaus bij de meerderheid)
Dank u wel, minister-president. Ik veronderstel dat de fractieleiders hun stemverklaring zullen afleggen bij het begin van de stemming.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.