Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2014. Tweede aanpassing
Ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende de tweede aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2014, het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de tweede aanpassing van de begroting 2014, het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2015 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015.
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
We bespreken nu het onderdeel Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de kwaliteit van een samenleving schuilt niet enkel in haar bnp, maar evengoed in de zorg waarmee we met elkaar omgaan en in het antwoord op de vraag of we voldoende oog hebben voor elkaar en of we er wel alles aan doen om wie het moeilijk heeft zo goed mogelijk bij te staan. Een goede samenleving is een samenleving waarin het goed leven is voor iedereen. Natuurlijk verstaat niet iedereen hetzelfde onder wat een goed leven is of hoe we het best een samenleving organiseren opdat iedereen dat goede leven zou kunnen leiden. Dat hoeft ook niet, maar een debat daarover is legitiem.
Het zal u niet verbazen dat wij, sociaaldemocraten, zweren bij solidariteit als organisatieprincipe van de samenleving. Solidariteit tussen wie geluk heeft en wie minder geluk heeft; tussen wie een job heeft en wie er nog geen heeft gevonden; tussen wie gezond is en wie ziek is. Deze begroting is geen begroting van een solidaire samenleving, hoewel precies in economisch barre tijden zoals deze het nodig is om bijzondere aandacht op te brengen voor wie het sowieso al niet gemakkelijk heeft. Dat doet deze regering, met deze begroting, veel te weinig.
Minister, nochtans klopte u zich bij de Septemberverklaring op de borst: er moet worden bespaard in Vlaanderen, maar in welzijn investeert u een half miljard euro extra. Dat klonk als goed nieuws. Maar wanneer ik de begroting bekijk, dan zie ik dat half miljard euro extra niet staan. Ik zie wel 250 miljoen euro besparingen. U sust dan, en zegt dat het geld er ooit nog wel komt. Maar hebt u gehoord wat de heer Diependaele daarover gisteren zei, minister? Hij zei dat hij Madame Soleil niet is omdat hij niet in de toekomst kan kijken. Anders gezegd: uw besparingen zijn een zekerheid, maar uw investeringen zijn dat niet. Die laatste zijn een vage belofte, misschien wel een manna dat uit de hemel moet komen vallen en dan wellicht naar welzijn zal gaan.
De besparingen die wél zeker zijn, vallen vooral diegenen die het al moeilijk hebben ten deel. Symptomatisch is in dat verband de uitspraak van mevrouw Rutten, die afgelopen weekend het volgende zei: “Alleen voor de allerlaagste inkomens wordt de kinderopvang duurder. De prijs voor hen verdrievoudigt.”
Met die woorden – en ik citeerde letterlijk – leek ze een pluim op haar hoed te willen steken. Laten we ernstig blijven: een regering die er prat op gaat het geld te halen waar het niet zit, is niet meteen solidair met de meest kwetsbaren. Kinderen van ouders met een laag inkomen hebben het meeste baat bij die kinderopvang. Dat u uitgerekend voor hen de drempel van de toegang tot een crèche verhoogt, is betreurenswaardig, zelfs contraproductief. Want u weet dat u elke euro die u investeert in gelijke kansen voor jonge mensen zichzelf dubbel en dik terugbetaalt. Dit is geen voorbeeld van een samenleving die solidair is met de meest kwetsbaren.
Kinderopvang is een zaak, kinderbijslag een andere. U kiest ervoor om die niet te indexeren, en u weet ook dat zo’n indexsprong harder aankomt bij wie weinig heeft. U kiest er zelfs voor om de sociale toeslagen niet te indexeren. Dat is wat pervers, minister. Het is geen voorbeeld van een samenleving die solidair is met de meest kwetsbaren. Een ander voorbeeld is de zorgpremie. Die verdubbelt, maar voor de allerlaagste inkomens wordt dat maal tweeënhalf. Het patroon is duidelijk. Tegenover die duurdere zorgverzekering staat niet meer zorg, het gaat om een eenvoudige budgettaire operatie. U kondigt nog andere maatregelen aan: de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het basisondersteuningsbudget voor personen met een beperking zullen worden ingekanteld in de zorgverzekering. Anders gezegd: maatregelen die vandaag met progressief geïnde algemene middelen worden gefinancierd, worden in de toekomst betaald met middelen waarvoor wie minder heeft relatief meer bijdraagt dan wie meer heeft. Dat is een omgekeerde herverdeling, minister. Ik had dat van u niet verwacht. Dat hoort niet in een samenleving die solidair is met de meest kwetsbaren.
Minister, voor ons is een goede samenleving een samenleving waarin het voor iedereen goed leven is. Door solidariteit kunnen we van geluk ook gedeeld geluk maken. Ik weet dat u daarin gelooft. Het is echter wrang dat de voorliggende begroting dit op geen enkele wijze laat zien.
We zijn het helemaal niet eens met deze begroting. We zouden u dan ook willen vragen in de vier volgende begrotingen te laten zien dat u ook gelooft in een solidaire samenleving die de meest kwetsbare mensen het meest spaart. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, kent u dit nog? (Mevrouw Elke Van den Brandt toont een verkiezingspamflet)
De N-VA belooft tegen 2019 1,3 miljard euro meer om de wachtlijsten weg te werken. Het is een mooie infografiek.
Kent u dit nog? (Mevrouw Elke Van den Brandt toont een verkiezingspamflet)
CD&V belooft 900 miljoen euro meer voor investeringen en 750 miljoen euro meer voor de aanpak van de wachtlijsten. Ik heb er zo nog een paar liggen.
Ik heb ook dergelijke pamfletten van Open Vld gezocht, maar ik heb er geen gevonden. Die transparantie was er niet. Aangezien we tijdens de debatten verschillende bedragen hebben gehoord, kunnen we misschien straks toch de plannen van Open Vld te horen krijgen.
Het gaat om beloftes waarmee de meerderheidspartijen naar de kiezer zijn getrokken. De mensen hebben een half jaargeleden op de meerderheidspartijen gestemd omdat ze beloofden de wachtlijsten aan te pakken.
Het is zes maanden na de verkiezingen een relevante vraag wat er van die 900 miljoen euro en die 1,3 miljard euro is terechtgekomen. Er is een nieuwe belofte gekomen. Ditmaal ging het om 500 miljoen euro. Een slecht mens zou kunnen zeggen dat dit eigenlijk te weinig is, maar een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. Tenslotte is 500 miljoen euro toch 500 miljoen euro. Het is beter dan niets. Zover wil ik hier nog in meegaan. De vraag is wat er van die 500 miljoen euro in huis is gekomen. Het gaat tenslotte om een belofte tegen 2019. In de begroting voor 2015 staat concreet een bedrag van 65 miljoen euro vermeld. Het is iets, maar we weten dat het niet genoeg is. Het is een druppel op een hete plaat. Zodra ik de begroting echter te zien kreeg, brak mijn klomp. Tegenover dat bedrag van 65 miljoen euro, dat met zo veel bombarie is aangekondigd, staat 247 miljoen euro aan besparingen.
De meerderheid vraagt ons vertrouwen in deze begroting te hebben. Wij moeten dat vertrouwen schenken, terwijl de meerderheid met de ene hand 65 miljoen euro geeft en met de andere hand een veelvoud terugneemt.
Voor de zuiverheid van het debat wil ik even iets verduidelijken. Indien we meer geld in iets steken dan we eruit halen, investeren we. Indien we ergens meer geld weghalen dan we erin steken, besparen we. Indien we kunnen afspreken dat dit klopt, kunnen we de logische conclusie trekken dat op het beleidsdomein Welzijn wordt bespaard.
Ik heb de heer Diependaele gisteren mooie woorden over Vlaanderen als topregio en over het vooruitgangsoptimisme horen gebruiken. Wat is een topregio die niet kan zorgen voor de mensen die het nodig hebben? Wat is vooruitgangsoptimisme indien we de mensen enkel wachtlijsten als perspectief kunnen bieden? Wat de mensen ook doen, ze staan van de wieg tot het rusthuis op een wachtlijst. Ze staan op een wachtlijst nog voor ze zijn geboren en ze zullen tot hun oude dag op een wachtlijst staan. Dat is niet het vooruitgangsoptimisme van een topregio waar ik in geloof.
Het gaat om de mensen achter die wachtlijsten en niet enkel om de cijfers. Gisteren heb ik in de krant het verhaal gelezen van een vrouw die nu opvang nodig heeft. Ze heeft die opvang niet binnen vijf jaar nodig. Het gaat nu niet. Misschien gaat het om onze eigen ouders die zorg nodig hebben of om kinderen waarvoor een plekje in de kinderopvang moet worden gezocht. Het gaat om de mensen achter de cijfers.
De heer Somers heeft het woord.
Voorzitter, ik wil hier toch even op reageren. Dit verhaal komt immers vaak terug. Het budget voor het beleidsdomein Welzijn bedraagt 10 miljard euro. Hierop wordt bespaard, maar tegelijkertijd wordt ook geïnvesteerd.
Mevrouw Van den Brandt, u gebruikt hiervoor een groene wiskundige formule. Volgens u is dat allemaal hetzelfde.
Ik denk, mevrouw, dat, als je in een samenleving vooruitgang wilt boeken en ruimte wilt creëren voor nieuwe initiatieven voor het aanpakken van wachtlijsten, er drie wegen zijn die je kunt bewandelen.
Ten eerste kunnen we meer belasting heffen. Dat willen we niet. Ten tweede kunnen we in onze structuren bekijken waarop we kunnen bezuinigen, waar we de zaken eenvoudiger en efficiënter kunnen doen, waar we met minder middelen hetzelfde kunnen doen of waar we bepaalde zaken moeten stoppen omdat ze niet meer actueel zijn. Dat is het luik bezuinigen. Door die bezuiniging creëer je ruimte voor nieuwe initiatieven. Verder is er nog een manier om wachtlijsten weg te werken. Die konden we gisteren in De Morgen lezen. Daarin stond het verhaal van een vrouw die gestopt was als onthaalmoeder omdat de regeldrift zo groot is dat die het haar onmogelijk maakte om initiatieven te nemen.
Ik ben ervan overtuigd dat we heel wat meer aanbod kunnen creëren, dat we heel wat kunnen doen aan de wachtlijsten, als we ook eens bekijken hoe we onszelf organiseren, welke overbodige regels we allemaal uitvinden en hoe we kostendrijvende elementen in onze regelgeving inbouwen die misschien wel een zekere reden, ratio legis hebben, maar die niet opwegen tegen het vertragend effect in het wegwerken van wachtlijsten. Dat zijn volgens mij twee belangrijke aspecten die wel degelijk een antwoord kunnen bieden en die ook in het regeerakkoord en in de begroting vervat zitten om wachtlijsten weg te werken, ook in budgettair moeilijke tijden.
Mijnheer Somers, u maakt natuurlijk een grap. U zegt: “Wij willen geen belastingen verhogen en doen dat dus ook niet.” Maar u doet het wel. U verdubbelt de zorgpremie en vermenigvuldigt ze zelfs met 2,5 voor mensen met een laag inkomen. Wat anders is dat dan een regressieve belasting? Wat anders is dat dan: lasten verhogen en wie minder heeft meer extra vragen dan wie meer heeft?
U doet het dus wel. U doet het alleen in een omgekeerde zin, via een omweg, omdat u niet vindt dat tijdens een crisis wie veel heeft meer moet bijdragen dan wie minder heeft. U vindt het omgekeerd: wie weinig heeft, heeft meer dan genoeg en kan wat meer bijdragen dan wie veel heeft. Daarom verhoogt u belastingen buiten de algemene middelen om, via een omweg, via die zorgverzekering. Maar u doet het wel. En overigens, kunt u mij beloven dat het niet nog eens gebeurt deze legislatuur, wanneer de minister allerlei nieuwe initiatieven in die zorgverzekering wil stoppen en meer dingen regressief wil financieren? Kunt u mij beloven dat het de komende jaren niet meer gebeurt? (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Ik stel vast wat de heer Van den Heuvel terecht zegt: Groen stelt voor om de belastingen ter zake te verhogen. (Opmerkingen van de heer John Crombez)
Nee, nee, Groen stelt voor om opnieuw de middenklasse te viseren, de werkende mensen in Vlaanderen die al meer dan genoeg belastingen betalen. En daar kiezen wij niet voor. Dat willen wij absoluut niet.
De heer Crombez heeft het woord.
Het is absoluut waar wat de heer Somers zegt: dat wil hij niet. De zorgpremie verhogen voor mensen met een zeer laag inkomen, dat wil hij wel. De zorgpremie verhogen naar 70 of 80 euro voor zichzelf, dat wil hij niet. Dat is zeer eerlijk van hem. Het is een afschuwelijk maatschappijmodel.
Maar ik zou ook eens willen begrijpen in welke categorie de dingen vallen in heel de uitleg over de aanpak. Men heeft het over efficiëntiewinsten. Je kunt er moeilijk tegen zijn om met minder geld een beter apparaat te hebben of te stoppen met dingen die niet nodig zijn. Minder thuiszorguren: is dat een efficiëntiewinst voor u of is dat stoppen met iets dat niet nodig is? Kinderopvang duurder maken voor de lage inkomens: is dat een efficiëntiewinst voor u of is dat stoppen met iets dat niet nodig is? Het kindergeld niet volledig uitbetalen: is dat een efficiëntiewinst of is dat stoppen met iets dat niet nodig is?
De uitleg is altijd dezelfde: we zullen het doen op het apparaat. Maar het is altijd op de mensen. Dus stop met te spreken over efficiëntie en apparaat. Al vanaf de eerste dag in Welzijn bespaart u op de mensen. Voor kinderopvang en zorgpremie worden de prijzen verhoogd voor de mensen met de laagste inkomens. Je moet het eigenlijk maar durven om dat te verdedigen.
Mijnheer Crombez, u vraagt waar de efficiëntiewinsten zitten. Lees nog eens heel aandachtig het artikel en de getuigenissen van de mensen die actief zijn in de zorgsector. Zij zijn in aantal verminderd met 1700. Ze stonden in voor de zorg en de opvang van kinderen. Ze zijn gestopt om twee redenen: hun statuut en – heel expliciet – de regeldrift. Vanwaar komt die regeldrift? Kunnen we daar niets aan doen? Kunnen we die niet vereenvoudigen en soepeler maken? Kunnen we in plaats van mensen alsmaar in te kapselen niet meer ruimte geven aan het initiatief in de zorgsector? Op die manier geef je ook een antwoord op de sociale noden.
Maar uw partij is daar blind voor. Uw partij wil alles inkapselen, alles overdreven beregelen waardoor mensen niet meer in staat zijn om zich mee in te schakelen in het wegwerken van wachtlijsten. Dat is het dramatische verhaal dat ik gisteren heb gelezen in De Morgen.
De heer Somers heeft de neiging om, als hij niet over het probleem wil praten, over iets anders te beginnen. Maar het is goed, ik zal erin meegaan.
Mijn partij is daar niet blind voor. We hebben in de vorige legislatuur een decreet rond kinderopvang gemaakt, waarin we hard hebben ingezet op minder regels. Dat is zelfs gelukt. (Opmerkingen van mevrouw Elke Van den Brandt)
Het decreet wel, mevrouw Van den Brandt. De uitvoeringsbesluiten, dat is iets anders. Het punt is, mijnheer Somers, als u zo’n nefaste keuze maakt om in de zorg de kosten vooral te verhogen voor de lage inkomens, om te besparen op thuiszorg, om het kindergeld niet uit te betalen, begin dan niet telkens over de efficiënties.
De onthaalouders zijn een interessant en belangrijk verhaal, maar kom dan ook met die doelgroepkorting voor de onthaalouders. Waar is die? Je kunt er veel over zeggen, maar ze ligt hier vandaag niet. Niet de regelgeving, niet de doelgroepkorting voor de onthaalouders. U bent de regering nu. Misschien hebben ze het u niet verteld, maar u bent de regering nu.
Mijnheer Crombez, u bent blijkbaar al vergeten wat u zelf in de vorige regering hebt gedaan, als ik u het verhaal hoor vertellen over de onthaalmoeders en het decreet. De geschiedenis in dit parlement was wel enigszins anders. (Opmerkingen van de heer John Crombez)
Natuurlijk is het niet juist. Toen het over het decreet rond de kinderopvang ging, waren er partijen in dit parlement die zeiden dat u overreguleerde en daardoor de mogelijkheid van onthaalmoeders bemoeilijkte om actief te zijn. Uw partij is daar toen blind en doof voor geweest.
Door regelgeving te vereenvoudigen, kun je zonder één euro uit te geven, ruimte creëren voor nieuw initiatief, ook in de zorg. Het verhaal van de onthaalmoeders is daar glashelder in. Meer nog, het gaat besparen op de administratieve overlast, want je zult veel minder mensen nodig hebben om al die regeltjes te controleren, veel minder paperassen om al die regeltjes op te volgen. En tegelijk geef je ruimte aan mensen om zulke initiatieven te nemen.
Ik vind het symbool van die onthaalmoeders daar een prachtig voorbeeld van, omdat iedereen dat onmiddellijk begrijpt. Een vrouw of man die zich graag wil inschakelen als onthaalmoeder, die wat wil bijverdienen, die zorg wil dragen voor die kinderen, die dat een fantastisch maatschappelijk engagement vindt en er nog wat mee verdient ook, kan dat vandaag niet meer, omdat haar huis dusdanig moet worden omgebouwd en ze zoveel regeltjes moet volgen dat het niet meer mogelijk is. Als je die regeltjes vermindert, mijnheer Crombez, creëer je ruimte zonder dat het de belastingbetaler één euro kost.
U noemt het een prachtig voorbeeld, mijnheer Somers, maar waar is uw prachtig voorbeeld? Het is heel hypothetisch. Ik zie hier helemaal geen decreet liggen dat een en ander vereenvoudigt. Ik heb u nog niets weten vereenvoudigen. Ik heb u alleen de prijs fors weten optrekken voor mensen met een laag inkomen, zonder dat daar meer zorg tegenover staat. Waar is uw vereenvoudiging, mijnheer Somers? Ik zal ze goedkeuren, geef ze mij! (Opmerkingen)
De heer Rzoska heeft het woord.
Mijnheer Somers, u zei dat u drie punten had, ik heb er maar twee gehoord, maar ik zal u halfweg tegemoet komen. Op dat tweede punt hebt u 100 procent gelijk. Ook wij zijn vragende partij om de regeldrift op dat terrein aan te pakken. U hebt daar een punt, want dat fnuikt het ondernemerschap in die sector. En daar zijn wij geen voorstander van.
Maar u had het ook over de zorgpremie en het Vlaams Zorgfonds. Ik heb de tabel mee, mijnheer Van den Heuvel. Wat wij voorstellen, is volgens het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Wij verhogen niet forfaitair voor de laagste inkomensgroepen, wat u wel doet. Die 80 euro per kop, dat is voor mensen die een netto belastbaar inkomen hebben van 62.000 euro. Daar vragen wij inderdaad 30 euro meer dan in uw voorstel.
Ik stel vast, mijnheer Van den Heuvel, dat de CD&V, die zogezegd het sociale gelaat van deze regering is, op dat vlak een ongelooflijke denkfout maakt. Door jullie systeem halen jullie 104 miljoen euro op bij de Vlaamse belastingbetaler. Maar aan de achterkant trekt u zelf de dotatie van de Vlaamse Regering aan dat Zorgfonds eruit, en dat is 112 miljoen euro. Kom mij dus alstublieft geen blaasjes wijsmaken en hier een groot verhaal vertellen. Wat u doet, vind ik behoorlijk schokkend.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, wat is de opbrengst van jullie tariefaanpassing, van jullie verhoging van de zorgpremie? Hoeveel miljoen euro?
De opbrengst die we berekend hebben, is voor 2015 zo’n 300 miljoen euro. Wij hebben telkens de volgende jaren rekening gehouden met de elasticiteit die u zelf ook hanteert, namelijk 1,15 van het bbp.
U zegt nu: “Wij verhogen de belastingen met 300 miljoen euro via de zorgpremie en we verlagen dat voor het grootste deel van de Vlamingen. Enkel voor de hoogste categorie komt er een verhoging.” Wie gelooft dat? Wie gelooft dat, mijnheer Rzoska, dat je dan 300 miljoen euro extra zult ontvangen?
Het ACW en de Gezinsbond geloven dat, want ze hebben dat ook berekend.
Mijnheer Van den Heuvel, dat is inderdaad wat het ACW, de Gezinsbond en anderen zelf hebben gevraagd: de invoering van een inkomensafhankelijke zorgpremie.
Mijnheer Rzoska, het gaat over de getallen. U zult zogezegd 300 miljoen euro extra hebben, terwijl het grootste deel van de Vlamingen minder zal betalen. Het gaat niet over het principe, maar over het bedrag dat je extra zou hebben. (Opmerkingen van de heer Björn Rzoska)
Dat is dan ook de kritiek op uw plan. (Opmerkingen van de heer Björn Rzoska)
Mijnheer Rzoska, wij gaan terug naar uw partijgenote want die staat hier eenzaam en alleen.
Ik voel mij niet eenzaam als mijn fractieleider de zorgverzekering verdedigt.
We proberen voorstellen op tafel te leggen om te tonen dat het anders kan, om te tonen dat je niet 250 miljoen euro moet besparen op wachtlijsten of zorg. Het gaat om mensen die vandaag zorg nodig hebben en niet morgen of overmorgen.
Ik krijg hier een opmerking over onthaalouders en regeldrift. Mijnheer Somers, ik ben het absoluut met u eens en ik heb de cijfers in de kranten gebracht, net om het aan te klagen. Wat voor onthaalouders geldt, geldt ook voor de woonzorgcentra. Ook daar is overdreven regeldrift. Maar u doet er vandaag niets aan. Er ligt een begroting op tafel waarin er minder middelen gaan naar Welzijn.
Geef dat toch gewoon toe. Geef toe dat u bespaart op Welzijn. Als er 250 miljoen euro uit gaat en 65 miljoen euro in, dan is de totaalsom een besparing.
Laat inderdaad de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen en dat is niet de middenklasse. Dat is niet de middenklasse. Ik heb een vraag gesteld over de middenklasse, waar ik geen antwoord op heb gekregen. Ik wil ze nog eens herhalen. Er wordt 5,5 miljoen euro extra geïnd door een verhoogde ouderbijdrage in de kinderopvang. Als wij vragen hoe dat gaat gebeuren, krijgen wij een aantal moduleringen bij de armste groepen. Dat zal geen 5,5 miljoen euro opbrengen. Mijn vraag is hoe men aan die 5,5 miljoen euro zal komen? Krijgen wij eindelijk concrete cijfers?
Ik doe een oproep. We hebben een voorzitter van het parlement die er alles aan doet om het parlement zijn rol te laten spelen. Grijp die kans. Het is onze rol als parlement – daarvoor zijn we verkozen – om onze beloftes aan de kiezers waar te maken. U kunt als parlement deze begroting aanpassen en bijsturen, de mensen geven waar ze recht op hebben, de regering vragen om in voldoende geld voor welzijn te voorzien. U kunt daar verandering in brengen. Doe dat vandaag. Dien een amendement in. Stem deze begroting weg. Bespaar niet op mensen die vandaag zorg nodig hebben. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, tijdens de eedaflegging van deze regering en tijdens de bespreking in de commissie hebt u herhaaldelijk gezegd dat uw beleidsdomein in deze legislatuur voor grote uitdagingen staat. Dit is inderdaad het geval, zowel budgettair als organisatorisch.
In de eerste plaats is er de grote opdracht van de inkanteling van de zesde staatshervorming. De budgetten voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin stijgen met meer dan 150 procent, van 6,3 miljard naar 10,4 miljard euro. Vanaf 2015 bedraagt het totale budget voor Vlaanderen 38 miljard euro, dus Welzijn neemt daarin 27 procent voor zijn rekening. Een dikke helft van de verhoging gaat naar de kinderbijslag en een goed derde naar het ouderenbeleid.
Naast de zesde staatshervorming zitten we in de gekende budgettaire context. Die is gisteren ruim aan bod gekomen en is de afgelopen weken en maanden het onderwerp geweest van discussie. Deze Vlaamse Regering kiest resoluut voor een begroting in evenwicht, om ons sociale model te behouden voor de komende decennia en ook en vooral om de komende generaties niet op te zadelen met extra schulden en belastingen. Van de 1,2 miljard euro die Vlaanderen in 2015 moet besparen, wordt er inderdaad 247 miljoen euro bespaard op het domein welzijn en gezondheidszorg.
Minister, ik denk, en met mij de fracties van de meerderheid, dat u een zorgvuldige oefening hebt gedaan. U hebt een evenwicht gevonden tussen enerzijds besparingen en inspanningen en anderzijds een groeipad, met nieuwe investeringen in de zorg voor de komende jaren. In 2015 is er al meteen 65 miljoen euro extra: 40 miljoen euro voor mensen met een beperking, 20 miljoen euro voor kinderopvang en links en rechts een ernstig toemaatje, zoals voor de Huizen van het Kind en de integrale jeugdhulp, die in 2015 3 miljoen euro extra krijgt. Dit beleid zal toelaten om nieuwe initiatieven te nemen, tegen de achtergrond van de paradigmashift van vermaatschappelijking van de zorg, die parallel loopt aan de omslag van aanbodgestuurde naar meer vraaggerichte zorg.
Minister, collega’s, we staan voor belangrijke uitdagingen, maar we hebben ook ernstige perspectieven. Voor onze fractie is het duidelijk dat we u de hand reiken, maar dat we ook kritisch zullen zijn. We willen inzetten op de persoonsgebonden financiering voor mensen met een beperking, waarvoor we de vorige legislatuur hard hebben geijverd. Nieuwe modellen van ondernemen in de zorg, zelfs privaat ondernemen, moeten een ernstige kans krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Ik heb twee termen gehoord die naar mijn aanvoelen een beetje ijdel worden gebruikt. Een groeipad zegt u? Wij hebben in de commissie gevraagd naar het groeipad voor kinderopvang, omdat toch ook decretaal is omschreven dat tegen 2020 elk kind in Vlaanderen recht heeft op kwaliteitsvolle en betaalbare kinderopvang. We begrijpen dat u niet alles op één dag kunt regelen, minister, dat vragen we ook niet. Maar hoe wilt u daaraan tegemoetkomen tussen nu en 2020? Kunt u ons dat perspectief geven? Nee, was het antwoord, dat hebben we niet en maken we niet. U hoeft het woord ‘groeipad’ dus niet meer te gebruiken, als u eerlijk wilt zijn.
Een tweede element dat me heeft getroffen, is dat u de besparingen linkt aan het concept van vermaatschappelijking van de zorg. Daar ben ik altijd erg bang voor geweest. U moet ervoor opletten dat vermaatschappelijking van de zorg geen synoniem wordt van een overheid die zich terugtrekt op het vlak van welzijn en minder antwoord biedt op de zorgvragen van mensen. Het feit dat er ook mantelzorgers zijn, dat mensen langer willen en misschien ook kunnen thuisblijven, mag er niet toe leiden dat er minder wordt uitgegeven in Welzijn, integendeel. Er is ondersteuning nodig voor mensen wanneer zij thuis zorg ontvangen, zowel van familieleden en omgeving als van professionals. Ik vind het moeilijk om te horen dat u de vermaatschappelijking van de zorg koppelt aan de besparingen.
U hebt gelijk dat er met de vermaatschappelijking van de zorg een verantwoordelijkheid komt te liggen bij de eindgebruiker. Dat is nu ook al het geval. Ik sluit me aan bij de opmerking van mevrouw Krekels, ik weet niet of u er gisterenavond nog was, dat we nog altijd heel veel middelen hebben. Ik heb het eens omgerekend naar oude Belgische franken voor volgend jaar: een half biljoen oude Belgische franken voor de zorg. Mensen, dat is enorm veel geld waar we enorm veel mee kunnen doen.
Het hier voorstellen alsof wij sociale afbraak gaan organiseren en de mensen in de kou laten staan, is er volgens mij dus ver over.
Ik kan een vergelijking maken met de situatie in de derde wereld, waar ik jaren heb gewerkt. Daar had ik 1 euro per kop per jaar om in alle zorg te voorzien. Vlaanderen voorziet hier al in 1500 euro per kop per jaar, en de federale overheid past daar nog eens 1500 euro bij. Het nu voorstellen alsof wij de sociale kaalslag in de zorg aan het organiseren zijn, is er voor mij dus echt over. (Applaus bij de N-VA)
We hebben hier gisteren inderdaad een nieuwe mantra gehad: kijk niet naar wat er niet is, maar kijk naar wat er wel is. Ik wil dat doen, maar dan doen we dat niet enkel voor de begrotingscijfers, dan doen we dat ook voor de wachtlijsten: kijk niet enkel naar wat er wel is, namelijk opvangplaatsen, maar kijk ook naar al die mensen die wachten op een plaats. Dan gaat het ook over duizenden mensen die wachten op zorg.
U hebt gelijk. Dat is het geval voor personen met een beperking.
En voor de kinderopvang. En voor de ouderen.
Daarom zet onze partij en onze fractie ook in op de persoonsvolgende financiering.
En voor de ouderen net zo. Ik ben zelf jaren werkzaam geweest in een protocol 3-project van ouderenbegeleiding. We werken aan nieuwe modellen. Daarom pleit ik ervoor om de komende jaren naast het bestaande zorgaanbod nieuwe mogelijkheden uit te werken, zoals dat trouwens ook het geval is in de ons omringende landen. Er zijn tal van voorbeelden. Recent was er nog een studie uit Nederland. Casemanagement levert enorm veel op, door de bestaande diensten en mensen beter te laten samenwerken met betrekking tot ouderen en zorgbehoevenden.
Als u liever nog in oude Belgische frank rekent, dan kan ik dat ook voor u doen. U gaat 10 miljard Belgische frank besparen in Welzijn. Vindt u dat dan niet veel?
Dat is veel, maar het budget bedraagt dan nog altijd 416 miljard Belgische frank, een half biljoen oude Belgische frank. Dat is eigenlijk het bruto binnenlands product van een gemiddeld derdewereldland. Dat besteden wij in Vlaanderen aan zorg alleen.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, ik wil kort terugkomen op de retoriek van mevrouw Van den Bossche. Mevrouw Van den Bossche, u schijnt de vermaatschappelijking van de zorg gelijk te stellen met een afbraak van de zorg. U zegt dat de vermaatschappelijking van de zorg er niet toe mag leiden dat er minder wordt uitgegeven. Ik wil u er toch op wijzen dat meer uitgaven niet per se een betere zorg of meer zorg inhouden. Het lijkt me bijzonder belangrijk dat minderuitgaven of meeruitgaven geen doel op zich worden. Het doel moet zijn dat er bij een vermaatschappelijking van de zorg werk wordt gemaakt van meer en betere zorg, niet van minder zorg. Dat kan best wel, als men inhoudelijk gaat bekijken wat die vermaatschappelijking van de zorg kan teweegbrengen. Die kan, los van de uitgaven, qua zorg echt wel een meerwaarde bieden voor de betrokkenen, hun omgeving en de maatschappij.
Ik vind het bijzonder jammer dat u hier de vermaatschappelijking van de zorg op een hoopje gooit met besparingen, terwijl de heer Persyn die vermaatschappelijking van de zorg als onderdeel van een nieuw perspectief naar voren heeft gebracht, en niet per se als onderdeel van een besparing. Hij heeft gezegd dat er in een context van een besparing toch perspectief is. Een voorbeeld daarvan is die vermaatschappelijking van de zorg. U wilt het kind met het badwater weggooien omdat er misschien minder zou worden uitgegeven, wat overigens nog te bezien valt.
Omdat er misschien minder zou worden uitgegeven? Weet u wel dat er uren in de thuiszorg zijn geschrapt? Weet u dat? Natuurlijk is het zo dat meer geld voor thuiszorg meer uren betekent, waarmee mensen kunnen worden geholpen wanneer ze langer thuis verblijven en zorg nodig hebben. U weet dat toch ook! U hoeft daar toch niet onnozel over te doen.
Het volgende moet me toch van het hart. Deze regering benchmarkt graag. Ze vergelijkt zich graag met topregio’s als het gaat over economische groei, als het gaat over onze bedrijvigheid, als het gaat over de energieprijs die energiereuzen en bedrijven moeten betalen. Ze wil de beste van de wereld zijn! En als het gaat over welzijn, dan vergelijkt men zich met de derde wereld, alstublieft!
De vermaatschappelijking van de zorg is een shift van intramurale naar extramurale zorg!
Ik zet gewoon de microfoon uit, dat is heel simpel. Mevrouw Van den Bossche is aan het woord. Dan mag u repliceren, en dan stoppen we met die discussie, want de heer Persyn heeft er al op gerepliceerd.
Ik vind het gewoon schrijnend dat deze meerderheid graag tot de topregio’s, tot de beste regio’s van de wereld wil behoren als het gaat over economie en cijfers, maar als het dan gaat over welzijn, dan moeten we het doen met een vergelijking met een derdewereldland. Dan zegt u: we doen het toch zo slecht nog niet. Awel, merci. (Applaus bij sp.a)
De drogreden die u altijd gebruikt, is dat u zich, wanneer u het hebt over de vermaatschappelijking van de zorg, beperkt tot gezinszorg. Vermaatschappelijking van de zorg is een shift van intramurale naar extramurale zorg. Het gaat dus over veel meer dan enkel over de gezinszorg waarop u altijd alludeert. Ik vind het bijzonder jammer dat u op die manier het debat voert. Dat is intellectueel bijzonder oneerlijk.
Onze vergelijking is ruimer dan die met de directe buurlanden. Ik wil toch aangeven dat wij, asociale N-VA’ers, onze wereld kennen. Wij kunnen de proef met de buurlanden en zelfs met de Scandinavische landen doorstaan. Getuigen daarvan alle zorgzoekenden uit Nederland, Scandinavië en Engeland die op de wachtlijst staan en bij ons goede zorgen krijgen.
Ik wil nog één ding zeggen over die gezinszorg. U geeft echt desinformatie. Dat is op alle vlakken het geval. U weet zelf dat er een taakuitzuivering is gebeurd in de gezinszorg, waarbij dure uren gezinshulp zijn doorgeschoven naar de aanvullende thuiszorg, laat ons zeggen de poetshulp. Dat weet u zeer goed. En toch maakt u de bevolking bang door te zeggen dat ouderen, mensen die na een bevalling zorg nodig hebben en mensen met zieke kinderen minder zorg krijgen. U weet dat dit pertinent onjuist is. En toch blijft u dit al weken verspreiden. Dat is desinformatie, zoals u ook op andere vlakken de mensen voortdurend een rad voor de ogen draait. (Applaus bij de N-VA)
Als het over zorg gaat, is het gemakkelijk om zeer grote termen te gebruiken. Als u het toch wilt hebben over de situatie waarover het hier gaat, zou ik het zeer concreet willen maken. Voor mij gaat het over het feit dat jullie de kosten voor zorg voor kwetsbare gezinnen aan het opdrijven zijn, en ondertussen het kindergeld niet volledig uitbetalen. Mijnheer Persyn en mijnheer Anseeuw, het gaat om de combinatie van die twee. Van de eenoudergezinnen die werken, heeft op dit moment 27 procent een hoge deprivatie. Het gaat dan om vlees, kleding, verwarming. Wat uw vergelijking met Scandinavië betreft: voor de combinatie van inkomens van materieel gedepriveerden en lage werkintensiteit zitten we boven Scandinavië en Nederland. Het zijn precies die kwetsbare groepen voor wie jullie de prijzen verhogen, voor wie jullie de prijs relatief meer doen stijgen dan bij de zorgpremie voor de hoge inkomens. Uw meerderheid zegt dat de kosten voor kinderopvang meer stijgen voor de lage dan voor de hoge inkomens en dat het kindergeld niet volledig wordt uitbetaald. Los van die hoge woorden en ondanks het feit dat we een goede zorg hebben, betekent dit dat de toegang tot de zorg voor een groep zeer zwaar zal worden belemmerd. Die groep bestaat al en jullie zijn dat erger aan het maken. Door dat zware discours van “het is hier allemaal nog oké” mag je niet blind zijn – en dat is hier de grote schande – voor het feit dat een groep van zeer zwakke mensen het zwaarst wordt getroffen.
Ik geef nog een voorbeeld. Het was niet – hoe hebt u zichzelf genoemd? – “de zeer asociale N-VA”, maar wel de voorzitter van Open Vld die bijna trots aanhaalde dat de kinderopvang alleen duurder wordt voor de laagste inkomens. Daar gaat het over. Het staat allemaal in het boek ‘Armoede en sociale uitsluiting’. De bevoegde minister is daar niet naartoe kunnen gaan. Maar het is wel wat het is. U kunt dan vinden dat we overdrijven, maar dit is wat het is. De statistieken van de Derde Wereld zijn belangrijk en u moet ze kennen. Maar die van Vlaanderen zijn ook belangrijk.
Wat mevrouw Rutten te zeggen heeft in de pers, laat ik voor haar rekening. Ik kan alleen zeggen dat deze Vlaamse Regering resoluut inzet op meer zorg en meer ondersteuning de volgende jaren. Daarvoor moeten de rekeningen op orde zijn, mijnheer Crombez. Dat weet u als begrotingsspecialist beter dan wie ook.
Wij hebben veel ambitie. Er hadden al veel langer veel meer middelen naar Vlaanderen kunnen komen. Andere partijen hebben daar een stokje voor gestoken. Wij zijn vragende partij voor meer middelen de volgende jaren. Dat komt in orde. Wij zullen de komende jaren ook de mensen die het het moeilijkst hebben, meenemen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ga even terug naar de vorige legislatuur want geen enkel beleidsdomein kende het vorige decennium zo’n groei als Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hiervoor tekende CD&V in de Vlaamse Regering. Die inspanningen willen we deze legislatuur absoluut voortzetten, in financieel moeilijke tijden. In de begroting 2015 worden meer dan substantiële budgetten voor uitbreiding uitgetrokken. 65 miljoen euro extra om meer te kunnen verwezenlijken voor personen met een handicap, kinderopvang, preventieve gezinsondersteuning, jeugdzorg en algemeen welzijnswerk.
Daarmee tekent Welzijn voor het leeuwenaandeel van de middelen waarin wordt voorzien voor nieuw beleid voor volgend jaar. Los daarvan is er ook voorzien in meer middelen voor de groei van een aantal zaken zoals het aantal bedden in de ouderenzorg, zijnde 1900 in het vierde kwartaal van dit jaar, 1500 in 2015. Er komt ook een groei in de tenlasteneming van de zorgverzekering. Die groei van middelen in de huidige context is absoluut geen evidentie. Wij zijn er echter van overtuigd dat dit nodig is, ook de volgende jaren. Dat er veel noden zijn, weten we allemaal en dat de behoefte aan zorg stijgt ook. Als die bijkomende middelen al geen evidentie waren, dan is er ook nog de inkanteling van de zesde staatshervorming die ook in geen enkel beleidsdomein zo groot was. Denk maar aan de overdracht van de gezinsbijslag, ouderenzorg, tegemoetkoming hulp aan bejaarden, psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT), initiatieven beschut wonen en een aantal bevoegdheden inzake Justitie. De zesde staatshervorming is een operatie met grote gevolgen voor Welzijn, in die mate dat het beleidsdomein voortaan goed wordt voor meer dan een kwart, namelijk 27 procent van de Vlaamse uitgaven.
De concrete implementatie van die nieuwe bevoegdheden en de invulling voor 2015 van het uitbreidingsbeleid zal nog heel wat werk vragen. We zijn echter blij met de nieuwe middelen voor personen met een handicap, voor jeugdzorg en voor kinderopvang.
De keuze om het merendeel van het nieuwe beleid voor 2015 in te zetten voor uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap vinden we zeer gemotiveerd. Ik denk ook aan de uitbreiding voor kinderopvang, de beschikbaarheid voor mensen die een opleiding volgen of aan bijkomende middelen voor crisisopvang in de jeugdhulp.
Ik heb me bewust eerst gefocust op die nieuwe middelen, want het gaat hier altijd alleen maar over besparingen en dan dreigen die nieuwe middelen te worden vergeten terwijl daarmee zoveel mensen bijkomend worden geholpen. Zoveel mensen krijgen bijkomend hoognodige zorg. Spijtig genoeg krijgen ze dat allemaal nog niet. Probeer echter niet te verhelen dat er heel veel mensen bijkomende zorg kunnen krijgen, ook volgend jaar. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik wil u een vraag stellen over nieuwe middelen waarvan ik denk dat ze zijn vergeten in de begroting. Ik heb me tijdens de vorige legislatuur beziggehouden met een problematiek waarvan ik weet dat die u ook na aan het hart ligt, met name die van de kinderen in de noodinternaten. Dat zijn kinderen die tijdens de week in een internaat voor buitengewoon onderwijs zitten maar die ook tijdens het weekend niet naar huis kunnen gaan en moeten worden opgevangen in een noodinternaat, een opvangcentrum voor kinderen met een beperking of met een problematiek waardoor ze niet naar huis kunnen. Die noodinternaten van het GO! zouden worden overgeheveld naar Welzijn, die transitie is bezig. U hebt daar nog een vraag over gesteld in de commissie. Ik heb het verslag daarover nagelezen. Er was voorzien in 350.000 euro vanuit Welzijn. Welzijn zou de werkingsmiddelen overnemen, de minister heeft bevestigd dat hij daar inderdaad werk van maakt en dat die 350.000 euro is ingeschreven in het budget Welzijn. Tijdens de vorige legislatuur heeft minister Smet echter ook beloofd dat er 150.000 euro extra zou worden vrijgemaakt omdat het aantal bedden in de noodinternaten daalt van 344 naar 265. Er zijn dus 80 kinderen die opvangloos zijn. Zij zouden gegarandeerd in pleeggezinnen worden opgevangen. Voor die opvang in pleeggezinnen, waarvan ik toen al twijfelde of dat realistisch was, zou nog eens 150.000 euro uitgetrokken worden. Is er voorzien in die middelen of zijn die vergeten, mevrouw Schryvers? Ik heb geen antwoord teruggevonden op de vragen die daarover zijn gesteld.
Mevrouw Schryvers, ik wil wel kijken naar die extra middelen, maar u moet ook eerlijk toegeven dat tegenover die extra middelen besparingen staan binnen Welzijn. U zegt dat zoveel extra mensen worden geholpen. Dat was exact onze vraag aan de minister in de commissie. Wat gaat er gebeuren met de 40 miljoen euro voor het VAPH en de 20 miljoen euro voor Kind en Gezin? We konden daar geen antwoord op krijgen, dat moest nog worden bekeken.
Wat die 20 miljoen euro extra voor de kinderopvang betreft, is het nog de vraag of daar één extra plaats in de kinderopvang mee gecreëerd zal worden dan wel of dit gaat naar de uitvoering van een aantal decretale bepalingen. Wij bleven het antwoord schuldig. Neem ons dus niet kwalijk dat wij sceptisch zijn wanneer wij geen antwoord krijgen op onze vraag hoe die middelen worden ingezet. En wees niet blind voor 250 miljoen euro besparingen.
Mevrouw Meuleman, ik ben blij dat u geïnteresseerd was in mijn vraag om uitleg aan minister Vandeurzen van veertien dagen geleden. We hebben een heel uitgebreid antwoord van de minister gekregen over die transitie. We kunnen allemaal heel tevreden zijn dat er eindelijk effectief werk wordt gemaakt van de noodinternaten via een goede samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs. Het is de eerste keer dat dit op deze manier gebeurt. We moeten blij zijn dat er een aantal plaatsen kunnen worden afgebouwd.
Of in die 150.000 euro nu specifiek bijkomend is voorzien, heb ik niet nagekeken. Ik weet alleszins dat wij heel tevreden zijn als die kinderen en jongeren naar een pleegzorgsituatie zouden kunnen gaan en dat binnen Welzijn er altijd alles aan zal worden gedaan om zeker voldoende middelen te hebben voor pleegzorgsituaties. We hebben in de vorige legislatuur het decreet goedgekeurd waarin we gezorgd hebben voor heel veel bijkomende ondersteuning van pleegouders. Ook het statuut, een federale materie, ligt voor, waarbij mensen meer gemotiveerd kunnen worden om pleegouder te worden. Wij zullen er alleen maar heel blij mee zijn als die omzetting kan gebeuren.
Mevrouw Van den Brandt, ik kom seffens inderdaad tot die besparingen, maar ik vind het niet correct dat u – en dat is daarstraks al gezegd door de heer Somers – gewoon die afweging doet van de 247 miljoen euro aan besparingen tegenover de 65 miljoen euro. Alsof eerst die 247 euro miljoen ingekort zijn op zorg voor mensen. Die zijn ingekort op het apparaat en dergelijke meer. Dat is niet om mensen minder zorg aan te bieden.
Ik zou ook graag hebben dat jullie ermee stoppen te zeggen dat mensen minder kinderbijslag krijgen. Mensen krijgen niet minder kinderbijslag, er is alleen eenmalig een niet-indexering. (Applaus bij de meerderheid)
Ik wil reageren op die laatste opmerking. We kunnen het natuurlijk ook met meer woorden uitleggen. Als de prijzen stijgen en uw loon stijgt niet mee, en de kinderbijslag stijgt niet mee, zelfs niet de sociale toeslagen, dan komt dat neer op minder, mevrouw Schryvers. U kunt het noemen zoals u wilt. Het leven wordt duurder en u blijft evenveel ontvangen als vandaag. (Opmerkingen bij de meerderheid)
Dan kunt u minder kopen, tenminste als u weinig hebt. Als u een hoog inkomen hebt, maakt dat geen verschil. U spaart die maand gewoon wat minder. Als u een normaal inkomen hebt, dan betekent dat echt minder. U moet het maar eens gaan zeggen aan de mensen dat het niet minder is, als ze geen index krijgen op hun loon en op hun kinderbijslag. Ik wens u veel succes om dat uit te leggen. Wat u zegt, geldt enkel voor de hoge inkomens. Die voelen dat niet.
U vertelt natuurlijk geen volledig verhaal. U hebt het over de ouderenzorg, meer geld en meer bedden, maar ondertussen zegt Zorgnet dat de rusthuisdagprijs met 20 procent zal moeten stijgen. Daar spreekt u niet over. U kunt toch niet zeggen dat dat besparen op het apparaat is. Dat zijn mensen met een laag pensioen die meer moeten betalen in een rusthuis. Dat is het apparaat niet, dat zijn onze gepensioneerden, mevrouw Schryvers. (Opmerkingen van de heer John Crombez)
Mevrouw Van den Bossche spreekt toch namens de sp.a. Mijnheer Crombez, ik zal u de notulen laten lezen, dan ziet u hoeveel keer over de vermaatschappelijking van de zorg gesproken is. Ik heb het onderwerp afgesloten. Dan is mevrouw Van den Bossche er opnieuw over begonnen, en is er weer een repliek gegeven, en hebt u een repliek gegeven. Vervolgens kreeg mevrouw Schryvers het woord. Ik heb de orde van de vergadering en mevrouw Schryvers heeft het woord.
Mevrouw Van den Bossche, ik wil nog even op uw laatste opmerking reageren. We weten allemaal dat er noden in de ouderenzorg zijn. Nu Vlaanderen hiervoor volledig bevoegd wordt, moeten we een nieuw financieringsmodel uitwerken. Daarover zijn we het eens.
We hebben tijdens een plenaire vergadering al een debat over de tarifering gevoerd. Veel heeft met de infrastructuursubsidies te maken. Tijdens de vorige legislatuur, toen uw partij deel van de Vlaamse Regering uitmaakte, heeft het Vlaams Parlement evenwel kamerbreed een resolutie met betrekking tot het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) goedgekeurd. We waren er toen allemaal van overtuigd dat we het bestaande financieringsmodel in de toekomst niet konden behouden. Een nieuw model zal moeten worden uitgewerkt. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik dank u voor die laatste opmerking. De mensen die hebben geapplaudisseerd, moeten eens goed nadenken over de vraag waarvoor ze net hebben geapplaudisseerd. Met uw verwijzing naar de resolutie hebt u net een punt bewezen dat ik later zelf wilde aanhalen.
Een resolutie is een aanbeveling van het Vlaams Parlement aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering moet daar dan mee aan de slag. Momenteel is er sprake van schuldig verzuim. We kennen de inhoud van de studie. Het Vlaams Parlement heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. We hebben de Vlaamse Regering gevraagd een nieuw apparaat uit te werken om de infrastructuur van de zorgvoorzieningen in de toekomst te financieren. Mijn vraag is heel eenvoudig. Waar is dat apparaat? We zijn meer dan een jaar verder. Het enige wat vandaag wordt gezegd, is dat er een nieuw apparaat moet komen.
De architecten, de ontwerpers en de voorzieningen bevinden zich in een staat van ongeziene paniek. Ze moeten hun dossiers nog voor 31 december 2014 indienen. Dit zal ongetwijfeld nog repercussies hebben. Ze hebben een panische angst omdat ze enkel de afgrond zien. Ze zien het nieuwe perspectief niet. Het Vlaams Parlement heeft de minister hier nochtans een jaar geleden al op gewezen.
We hebben die resolutie allemaal goedgekeurd. Er zijn zekerheden vastgelegd tot het einde van dit jaar. De minister heeft in de commissie verklaard dat in de toekomst een nieuw systeem zal worden uitgewerkt. Er zullen in 2015 zeker middelen zijn voor de precaire situaties in verband met de meerpersoonskamers en de voorzieningen met veiligheidsproblemen.
Groen heeft die resolutie vanuit de oppositie gesteund. We gaan ermee akkoord dat de huidige financieringswijze niet in orde is. We zijn blij met het voornemen dit systeem te hervormen. We kijken ernaar uit. Ondertussen is er echter sprake van een totale stop.
Ik ga ermee akkoord dat bepaalde zaken worden hervormd. Zolang er geen hervorming is, kan het systeem ook niet worden afgeschaft. Dit betekent immers concreet dat de dossiers niet kunnen worden uitgevoerd.
Een wijkgezondheidscentrum in Borgerhout zal er niet komen omdat het VIPA geen middelen meer ter beschikking zal stellen. Tegelijkertijd is er echter geen alternatief. Voor iets wordt geschrapt, moet er een alternatief zijn.
Volgens mij hebben we het daar in de commissie al uitgebreid over gehad. Ik wil het nog even over de besparingen in de welzijnssector hebben. De sector levert een bijdrage van 247 miljoen euro. Op die manier helpt de sector mee het noodzakelijk budgettair evenwicht te bereiken. Dit evenwicht is nodig om de toekomst van de komende generaties veilig te stellen. We willen de ondersteuning van gezinnen, de antwoorden op de toenemende zorgvragen en de dienstverlening de komende jaren en decennia kunnen blijven garanderen. Indien met betrekking tot een bijdrage een andere regeling wordt ingevoerd, wordt steeds in de nodige sociale correcties voorzien.
Wat de doorvoering van de besparingen betreft, is gebleken dat in overleg met de sector op een constructieve wijze kan worden gewerkt. De minderuitgaven zijn in eerste instantie bij de eigen overheid zelf gezocht. Het gaat dan om de lonen en de werkingsbudgetten voor de voorzieningen. We appreciëren dat, in nauw overleg met de actoren op het werkveld en met de koepels, de nodige flexibiliteit is gecreëerd om de financiële doelstellingen te halen. Het is immers beter het denkproces over een efficiëntere organisatie van onder meer de zorg van onderuit te laten plaatsvinden.
Besparingen zijn noodzakelijk. Wat de wijze betreft waarop dit moet gebeuren, draagt CD&V overleg hoog in het vaandel.
Meer dan ze moeten kunnen tellen, moeten politici een visie waarmaken. Achter al die aanzienlijke bedragen waar we het deze dagen over hebben, gaan fundamentele keuzes schuil.
In dit opzicht is CD&V heel tevreden dat er in een periode van zeer zware besparingen en het terugplooien van de overheden op hun kerntaken, toch bijkomende middelen zijn gevonden voor Welzijn. Wij zijn blij dat deze regering de kaart blijft trekken van degenen die, om welke reden dan ook, echt ondersteuning nodig hebben. Het welzijn van de burger is immers een voorwaarde voor een gezonde maatschappij. (Applaus)
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren ministers, collega’s, er is al veel gezegd en vanuit de oppositie is vooral de nadruk gelegd op de besparingen. Ja, deze regering moet besparen en applaus krijg je nooit voor besparingen. Maar wat veel minder aan bod is gekomen, is dat er ook wordt geïnvesteerd in Welzijn. We kunnen daar minnetjes over doen, maar we investeren in 2015 wel degelijk 40 miljoen euro voor personen met een handicap. Dat is een bedrag dat hoger ligt dan wat er jaarlijks is geïnvesteerd in de afgelopen vijf jaar.
Vandaag zijn er besparingen. Daar is kritiek op en ik denk dat we die kritiek serieus moeten nemen. Voorzieningen voelen die lineaire besparingen omdat het niet de eerste keer is dat ze genomen zijn. Maar in de schaarste van vandaag zitten ook mogelijkheden: we gaan Welzijn anders moeten aanpakken. Structuren afromen, ja, maar besparen op de mensen die zorg nodig hebben, neen.
Laat ons de crisis dan ook zien als een uitdaging om een nieuwe wind door het Vlaamse welzijns- en gezondheidslandschap te laten waaien. Mijn fractievoorzitter heeft het al gezegd: wij zien heel veel mogelijkheden in het vervangen van die keizer-kostermentaliteit door een beleid dat vertrouwen geeft aan de sociale ondernemers. Laat ons, in de plaats van voor alles en nog wat regeltjes op te leggen, outputindicatoren formuleren. Laat ons enkel controleren of de noodzakelijke kwaliteit in Welzijn wordt geleverd zonder ons te bemoeien met hoe die kwaliteit wordt bereikt.
Laat ons de staatshervorming gebruiken om bij de inkanteling overlapping weg te werken en in het kostelijke oerwoud van de loketten weer structuur te brengen, waardoor mensen de weg naar zorg en ondersteuning op hun maat makkelijker vinden. Als we hierin slagen in deze legislatuur, collega’s, dan hebben we een titanenwerk gerealiseerd.
Voor Open Vld moet de mens met een beperking centraal staan. De wachtlijsten waarmee we de afgelopen jaren geconfronteerd werden, zijn een echte schande. In Welzijn kan dit worden bereikt als we deze legislatuur aangrijpen om inderdaad te besparen op structuren, en meer te investeren in de mensen met een beperking, zodat ze meer keuzemogelijkheden krijgen om hun leven in te richten. Want hun emancipatie moet de eerste doelstelling van deze regering, van ons allemaal zijn.
Wij reiken iedereen de hand om in deze legislatuur, ondanks de besparingen, te werken voor deze doelstellingen. We hopen dat iedereen onze doelstellingen wil onderschrijven en daar in deze legislatuur keihard aan wil werken. (Applaus)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Leden van de regering, collega’s, besparingen in Welzijn: het is nog niet vaak voorgekomen dat het debat in die zin wordt bepaald. Dat maakt heel wat mensen bijzonder ongerust en boos. De Gezinsbond vindt het welletjes geweest met de prijsstijgingen waar geen garanties op capaciteit tegenover staan. Zo ook het Vlaams Welzijnsverbond en het Zorgnet, dat al werd vernoemd.
Heel wat mensen kijken met verbazing, met vragende ogen en stilaan ook met gebalde vuisten naar dit parlement, naar welke begroting we gaan stemmen en welk signaal we daarmee geven aan een sector waarin elke dag mensen het beste van zichzelf geven en waar heel veel mensen, gebruikers en ouders, naar kijken om antwoorden te bieden op hun zorgvragen. Het is dan onze rol dat we proberen op die vragen een antwoord te bieden.
Het heeft nogal wat moeite gekost om een antwoord op die vragen te krijgen. We hebben vragen gesteld in de commissie Welzijn, in de commissie Financiën, we hebben in het parlement een afgewezen vraag gesteld om er het Rekenhof te laten naar kijken omdat we in die commissies geen antwoord kregen. Finaal heeft de voorzitter van dit parlement een brief geschreven en hebben we begin deze week een antwoord gekregen van minister-president Bourgeois op onze vraag over wat nu het afgesproken besparingspad in Welzijn is.
Dan wordt een en ander duidelijk. Er was al 247 miljoen euro die dit jaar moet worden bespaard. In de brief vinden we de bevestiging dat voor 2016 minstens 89 miljoen euro bijkomend zal moeten worden bespaard. Maar, zegt men, het budget voor Welzijn zal in 2019 8 miljoen euro meer zijn dan vandaag. In ieder geval moet Welzijn structureel 239 miljoen euro besparen.
Dat wekt enkele vragen op, want er staan ook kleine lettertjes in de brief. Zo staat er dat het niet-indexeren van de kinderbijslag niet recurrent is. De vraag is dan wanneer u dat gaat terugzetten. Eerst werd gezegd: na een jaar. Loopt dat dan door? We zouden daarop graag het antwoord kennen, minister.
Van de meerderheid horen we dat er vooral op het apparaat wordt bespaard, want dat zou niemand voelen. De eerlijkheid gebiedt het volgende te zeggen: 3 miljoen euro op het apparaat, 104 miljoen euro op de zorgverzekering, 5,5 miljoen euro op de ouderenbijdrage en de kinderbijslag, 16,6 miljoen euro subsidies, thuiszorg 2 miljoen euro door het niet invullen van het groeipad. Het is duidelijk dat dit geen besparing is op het apparaat, maar wel een besparing die mensen zullen voelen.
Mijnheer Van Malderen, u hebt het over besparingen, maar ik heb jullie alternatief erbij gehaald, omdat het belangrijk is te kijken naar wat u en uw partij voorstellen. In de samenvattende tabel zie ik dat u minder wil besparen. U wil 40 miljoen euro meer uitgeven voor kindergeld, 6,5 miljoen euro meer voor de woonbonus. Als ik dat aftrek van die 247 miljoen euro waar u van vertrekt, dan bespaart u volgend jaar in uw alternatief 200,5 miljoen euro. Kunt u toelichten waar u dat gaat doen?
Mijnheer Somers, ik zou het graag over Welzijn hebben. Straks wil ik op de banken gerust ingaan op wat u zegt, maar ik vrees dat ik anders… Dit is onzinnig. U vraagt nu aan mij om het debat van gisteren over de algemene begroting opnieuw te doen. Ik ben gerust bereid om dat te doen. Alleen ga ik niet in uw val trappen om de lijn in mijn betoog over Welzijn te verliezen. Ik wil u straks een afspraak geven.
Mijnheer Van Malderen, ik begrijp dat dit een vervelende vraag is voor u. Ik heb het over Welzijn. Ik heb het over uw begrotingscijfers. U corrigeert de bestaande begroting, de besparingen van Welzijn. U zegt dat, mocht sp.a het volgend jaar voor het zeggen hebben, u minder zou besparen op Welzijn. U wilt 40 miljoen euro meer uitgeven aan kindergeld en 6,5 miljoen euro meer aan thuiszorg. Van die 247 miljoen euro besparingen trek ik 46,5 miljoen euro af. Er blijft dus 200,5 miljoen euro over. Ik heb een heel eenvoudige vraag over uw voorstellen voor de begroting van Welzijn. Waar gaat u die 200,5 miljoen euro halen?
Eigenlijk zijn we het eens over 200 van de 247 miljoen besparingen. Het is al belangrijk dat de oppositie en de meerderheid naar elkaar toegroeien over het feit dat er in Welzijn moet worden bespaard. U wilt 200,5 miljoen besparen, maar wij vinden dat niet genoeg en gaan nog verder. Waar zit de 200,5 miljoen euro besparingen in Welzijn bij sp.a?
Het antwoord is dat er in Welzijn in een aantal domeinen met hetzelfde geld meer zou kunnen worden bereikt. (Opmerkingen van de heer Bart Somers)
Dat is een eerste belangrijk antwoord. De minister heeft dat antwoord al herhaaldelijk gegeven als het gaat over de gehandicaptensector. Daar kan een vergelijking worden gemaakt tussen historische dossiers met een gemiddelde subsidiëring van 36.000 euro en recente dossiers in het kader van het uitbreidingsbeleid – waar gefocust wordt op de zwaarste noden en waar we dus de zwaarste subsidiëring zouden verwachten – met een gemiddelde subsidiëring van 30.000 euro. Dat is een bewijs dat met bestaande middelen meer kan gebeuren. (Opmerkingen van de heer Bart Somers)
Het baart ons zorgen dat er volgend jaar minstens 89 miljoen euro bijkomende besparingen worden ingeschreven. Dit past in een totaalbeleid, wordt gezegd. We hebben gisteren zowel in de algemene begroting als in sectorale begrotingen gemerkt dat er weinig optimisme bestaat over het bereiken van de groeivoet die aan de basis lag van deze begroting. Minister, als dit past in een totaalbeleid en als de regering wordt geconfronteerd met een bijkomend tekort en er komt een nieuwe begrotingscontrole, zal Welzijn dan ten opzichte van de initiële begroting meer moeten bijdragen? Dan wordt het wel echt een moeilijk verhaal. Er blijft dan nog heel weinig over van de 500 miljoen euro waarvan de meerderheid zich op de borst klopt dat die eventueel zou kunnen worden ingezet. De besparingen liggen vast. Minister, ligt de verdeelsleutel ook vast voor de komende jaren? Het groeibeleid is virtueel en het zal moeten blijken of we er geraken.
Ik ben erkentelijk voor iedere euro die bijkomend kan worden geïnvesteerd. Ik ben erkentelijk voor iedere zorgvraag die bijkomend wordt beantwoord. Het omgekeerde zou echt pervers zijn. Maar laat ons wel zijn – hij is gevallen – de lat lag in het verleden hoger. We hebben tijdens de vorige legislatuur andere decreten goedgekeurd, ambitieuze decreten, decreten die voorzagen in zorggarantie voor mensen met een handicap, in zorgvernieuwing, in vraagsturing. Er waren ambitieuze resoluties over een nieuwe financiering in de ouderenzorg en garantie op een betaalbare, kwaliteitsvolle kinderopvang in 2020. De lat lag hoger. Laat ons dat spiegelen aan de noden.
We hebben de meerjarenbegroting van de regering gekregen en we hebben ook de meerjarenbegroting van de administratie ingekeken die is gebruikt bij de voorbereiding door de regering. Ik stel vast dat er alleen al op het gebied van indexering een enorme vork ontstaat tussen wat de administratie had geprojecteerd en wat deze regering in de meerjarenbegroting inschrijft. In 2019 zit daar een vork op van 232 miljoen euro, alleen al op indexering in Welzijn. Ik raad de minister aan om dat na te kijken. In dat document waarschuwt uw administratie dat er in dat pad al enorme tekorten zijn ingebouwd, in bijzondere jeugdzorg, in gehandicaptenzorg enzovoort.
Minister, ik zal proberen om simpele vragen te stellen die met ja of neen te beantwoorden zijn.
Met betrekking tot de sector voor mensen met een handicap zou het decreet over de persoonsvolgende financiering moeten ingaan op 1 januari. Zult u dat realiseren? Zal dat in 2015 op het terrein te merken zijn? Zult u in 2020 de zorggarantie voor mensen met een handicap realiseren? Stelt u zich ervoor garant dat u nog deze legislatuur de vraaggestuurde zorg zult realiseren? Zult u in 2015 een gefinancierd systeem voor infrastructuursubsidies realiseren? Ik vrees dat ik het antwoord op die vragen ken. Toch kijk ik ernaar uit. In elk geval verdient welzijn beter dan het document dat hier vandaag voorligt. Mijn vragen zijn die van mijn fractie, maar ook van de gebruikers en de werknemers van de voorzieningen. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Croo heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, minister, collega’s, zorg en ondersteuning komt neer op een wisselwerking tussen mensen. We dragen zorg voor elkaar en willen dat in zo goed mogelijke omstandigheden doen. Hierbij is het dan ook belangrijk om ook zorg te dragen voor diegenen die dagelijks in het werkveld staan. Deze Vlaamse Regering wil dan ook gebruikmaken van mogelijke aanpassingen aan KB 78, dat de uitoefening van een zorgberoep regelt. Waar het voor iedereen duidelijk moet zijn wat hij of zij in het eigen beroep kan en mag doen, moet het ook mogelijk blijven om blijvende verbindingen tussen verschillende sectoren te leggen. Mijn fractie is een grote voorstander van een duidelijk kader hiervoor.
In dat verband zou de mondzorgassistent een belangrijke versterking en ondersteuning voor de algemeen tandarts in de eerste lijn kunnen zijn, gezien de toenemende vraag naar tandheelkundige zorgverlening. Wetenschappelijk onderzoek toont met de hoogste evidentie aan dat ontstekingen in de mond – zoals gingivitis – een correlatie vertonen met algemeen-medische problemen zoals diabetes, long- en hartaandoeningen, reumatoïde artritis, vroeggeboorte en laag geboortegewicht. Daarbij evolueert de zorgvraag in de tandheelkunde. Volgens gegevens van het RIZIV stijgt de vraag naar preventieve tandverzorging, terwijl de vraag naar curatieve zorg daalt. De zorgvraag van geïnstitutionaliseerde patiënten in rusthuizen, in de chronische zorg en in instellingen voor patiënten met een beperking blijft toenemen en kan niet enkel meer door de tandarts worden beantwoord. De verzorging van kwetsbare oudere patiënten met bijzondere noden mag niet in het gedrang komen door de toenemende druk in de eigen praktijk. Omdat zij, gezien het positief advies van de Raad van Tandheelkunde, onder supervisie van een tandarts patiënten kunnen screenen, opvolgen en mondhygiëne-instructies kunnen geven, kunnen zij de mondhygiëne opvolgen en gericht doorsturen.
Collega’s, zorg en ondersteuning zal in de toekomst een belangrijke factor blijven. De bevolking wordt ouder en terecht mondiger en ook kritischer. Mensen willen terecht goede zorgverlening waar een redelijke prijs tegenover staat. Zorgnoden worden complexer, en nieuwe uitdagingen dienen zich aan. Als Vlaamse overheid kunnen we binnenkort zelf zorgberoepen erkennen. Daarbij aansluitend kunnen we via ons onderwijs ook enkele zorgopleidingen herdenken en aanpassen aan de noden op de arbeidsmarkt. Toekomstige zorgverleners moeten worden opgeleid in de geest van samenwerking en deling van hun expertise. Het multidisciplinair behandelen van de patiënt staat toe om een individueel zorgtraject uit te stippelen waarbij we kosten van de gezondheidszorg kunnen beperken. Huisartsen, tandartsen, apothekers, kinesisten – kortom, alle eerstelijnverzorgers – moeten in contact met elkaar en de zorgberoepen het beste voor de patiënt kunnen aanbieden. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Croo, dat was uw eerste toespraak hier. Ik denk dat u blij bent dat u ervan af bent, is het niet? (Opmerkingen van de heer Björn Anseeuw)
Ik doe veel aan non-verbale communicatie, mijnheer Anseeuw. U hebt daar geen ervaring mee. (Opmerkingen)
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil het hebben over armoede. De uitdagingen zijn groot, niet het minst in het kader van armoedebestrijding. De Vlaamse overheid heeft zichzelf al verschillende legislaturen lang grote ambities opgelegd, met het Pact 2020, de EU-strategie 2020, het Vlaams hervormingsprogramma, enzovoorts. Binnen vijf jaar zijn de einddata er. Ze naderen met rasse schreden.
En de bekommernis die ik in de vorige legislatuur tot vervelens toe heb meegegeven, dat we ervoor moesten zorgen dat de eerste ombuigingen van de negatieve armoedecijfers toen reeds zichtbaar waren, klonk sommigen als een dolgedraaide grammofoonplaat in de oren.
Nu, de tijd dringt. En het zal deze legislatuur moeten gebeuren. De economische gletsjer heeft diepe kloven getrokken. De ongelijkheid tussen arm en rijk is de laatste jaren toegenomen. Er is een stijgende kinderarmoede en de hardnekkigheid van de generatiearmoede. Er zijn de drie v’s van armoede: de verstedelijking, de verkleuring en de vervrouwelijking.
Voor alle duidelijkheid: die cijfers zijn niet nieuw. Ze zijn er niet plots. De globale armoedecijfers blijven om en bij de 10 procent in Vlaanderen, reeds jaren, ongeacht wie er aan het bewind was.
Het Vlaamse armoedebestrijdingsbeleid staat niet op zich. We moeten samenwerken, niet alleen over de beleidsdomeinen heen, maar ook over de beleidsniveaus heen. De coördinerend minister van Armoedebestrijding heeft in haar omgevingsanalyse een duidelijk signaal gegeven over de groeiende en grote vermogensongelijkheid die moet worden aangepakt. Ik roep dan ook de coördinerend minister van Armoedebestrijding ertoe op dit thema op de agenda van de interministeriële conferentie te zetten en dit samen met haar federale collega aan te pakken.
Deze regering heeft de volle steun van de CD&V-fractie als zij de focus wil leggen op de verhoging van de effectiviteit van het Vlaams armoedebestrijdingsbeleid. Daarom hecht de CD&V-fractie veel belang aan het nieuwe Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA). Het VAPA moet een duidelijke focus leggen op die acties waarin een wezenlijke doorbraak moet worden gerealiseerd, maar moet wel minstens de verschillende sociale grondrechten omvatten en acties ten aanzien van bijzonder kwetsbare groepen.
We verwachten hierbij van elke minister specifieke doelstellingen, die meetbaar zijn en tijds- en resultaatsgebonden. Dit moet niet alleen worden uitgewerkt in continu overleg met het Vlaams Netwerk tegen Armoede, het middenveld, de aandachtsambtenaren, via het horizontaal en verticaal permanent armoedeoverleg, maar moet ook worden besproken worden in de schoot van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC). Iedereen mee, betekent eveneens de mensen in armoede zelf, de opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede. We moeten onze pioniersrol ter zake in Vlaanderen blijven honoreren als het gaat over opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede. Ik heb dat ook in de commissie gezegd.
Voorzitter, ik rond af. Belangrijk is de aandacht die wordt besteed aan het proactief handelen en het voorkomen van onderbescherming. Dat veronderstelt het verder inzetten op de automatische toekenning van rechten, outreachend werken enzovoort. Zoals het gezegde luidt: voorkomen is beter dan genezen. We zullen een jaarlijkse check-up nodig hebben, een screening en een evaluatie van onze maatregelen, zodat we de nodige impulsen en vitamineboosten kunnen geven indien onze polsslag dreigt te verzwakken.(Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw, ik heb een concrete vraag voor u. Ik volg u. U zegt dat de ervaringsdeskundigen heel belangrijk zijn. Ik volg u daarin zeker. We hebben dat ook besproken in de commissie Armoede. De minister heeft dat ook bevestigd. Die ervaringsdeskundigen zijn heel belangrijk. Het feit dat je je beleid mee laat vormgeven door mensen in armoede die daarmee ervaring hebben, is ongelooflijk belangrijk.
Minister Muyters is er niet, maar ik veronderstel dat de minister-president wel kan antwoorden. Deze regering heeft namelijk beslist om de subsidies daarvoor af te bouwen. 50 procent van de subsidies vanuit Werk voor vzw De Link die die ervaringdeskundigen vormde, wordt geschrapt. Dat strookt niet met uw uiteenzetting hier.
Ik heb gezegd dat ik het zelf betreur dat die subsidies worden verminderd. Als we de binnenkant van armoede hoog in het vaandel dragen – wat zeer duidelijk in de beleidsnota Armoede staat –, moeten we inderdaad de pioniersrol die we hebben inzake het opleiden van ervaringsdeskundigen in armoede honoreren en versterken. Ik hoop dat deze regering bekijkt welke mogelijkheden er hierbij nog zijn.
Dan stel ik voor dat de meerderheid en oppositie samen een amendement indienen om de terugschroeving van die subsidies op het domein Werk terug te draaien.
Ik ga ervan uit dat de regering zelf groot genoeg is om te zien wat de mogelijkheden zijn.
Voorzitter, ik heb een vraag in dezelfde lijn. Ook ik vind uw discours zeer oké. Mijn vraag is zeer simpel. Ik neem het voorbeeld dat ik daarnet aanhaalde uit het Jaarboek Armoede en Uitsluiting van 2014: zware deprivatie bij 27 procent van de werkende eenoudergezinnen. U zegt dat u zult coördineren om het armoederisico te verminderen. Wat vindt u dan persoonlijk, naast het terugdraaien van de subsidies, het verminderen van de middelen van het Vlaams Netwerk tegen Armoede en de ontslagen, van wat daarbovenop komt, namelijk de prijsstijgingen voor die laagste inkomens wat de kinderopvang, de zorgpremie, maar ook de andere kosten voor schoolgaande kinderen in verband met de maximumfactuur betreft? Wat vindt u zelf van het feit dat precies die groepen die het kwetsbaarst zijn, geconfronteerd zullen worden, niet zozeer met een hol begrip als inflatie, maar met prijsstijgingen die door deze regering worden opgelegd? Wat is uw persoonlijke mening daarover?
Ik zal een antwoord geven zoals collega Van Malderen gaf. Ik geef het globale overzicht van armoedebestrijding. Wij moeten de armoedetoets maken. We zullen daar ook constructief-kritisch over zijn als het gaat over het Vlaamse actieplan, waar elke minister zijn actiepunten naar voren zal moeten schuiven.
Ik vind het een beetje kort door de bocht. En ik heb het u al gezegd: die cijfers zijn niet nieuw. Het is niet de fout van deze Vlaamse Regering dat de 10 procent armoede nog niet is weggewerkt. (Opmerkingen van de heer John Crombez)
Soms denk ik dat het wellicht moeilijk zal zijn om oppositie te voeren. Ik zou ook niet weten hoe ik het zou aanpakken, mochten wij in de oppositie zitten. (Opmerkingen)
Ik heb het over de manier van oppositie voeren, niet over de inhoud van deze zaak. Jullie hebben met mevrouw Lieten zelf de coördinerende minister van Armoedebestrijding gehad. Dan kan ik u ook de vraag stellen: de armoedecijfers gingen niet achteruit, hadden we dan een derde VRT-net nodig?
Wij zijn bezig met de toekomst veilig te stellen. Er moet bespaard worden. De bevolking wijsmaken dat ze dat helemaal niet zal voelen, is mensen een rad voor de ogen draaien. We moeten de toekomst voorbereiden. Er worden sociale correcties doorgevoerd, er worden gezinscorrecties doorgevoerd op alle maatregelen die deze Vlaamse Regering neemt.
Ik zal het voorbeeld geven van Welzijn. Ik verwijs naar de Huizen van het Kind, de projecten van samenlevingsopbouw in Zuid-Oost-Vlaanderen. Dat is proactief handelen, outreachend werken enzovoort. Gisteren was er een studiedag van het Steunpunt Armoedebestrijding in de Senaat over de ‘non-take-up’ van rechten. We moeten verder inzetten op de uitrol van het proactieve handelen en de onderbescherming tegengaan.
Als ik de gezondheidsdoelstelling bekijk, zitten daar armoedetoetsen in. Kijk naar de UiTPAS van minister Schauvliege. Die wordt verder uitgerold. Er worden dus echt wel maatregelen in die zin genomen.
Mevrouw Franssen, ik heb een concrete, zeer simpele vraag over de toekomst. Mensen die het moeilijk hebben, die hogere prijzen gaan betalen, bijvoorbeeld voor de zorgpremie, kinderopvang, de maximumfactuur in het lager onderwijs, zullen een groter risico lopen op armoede. Ik heb het niet over het algemeen, ik heb het over die gezinnen.
U hield een betoog over het armoedebeleid, en ik wil met u discussiëren over het verleden, maar ik zeg alleen dat hier een duidelijke lijn in zit, waar de regering al trots over gecommuniceerd heeft. De kinderopvang wordt duurder voor de laagste inkomens, de zorgpremie gaat relatief meer omhoog voor de lage dan voor de hoge inkomens.
Vlaanderen heeft er inderdaad een pak bevoegdheden bij gekregen, vooral in Welzijn. U mag het minimaliseren zoveel u wilt, maar een van de strafste dingen is dat Vlaanderen nu bevoegd is voor de kinderbijslag, en het eerste wat Vlaanderen doet, is het wettelijk voorziene kindergeld niet uitbetalen. Dat boek ‘Armoede en sociale uitsluiting’ bestaat om een reden. Daar staat in wat er aan het gebeuren is.
Als je als Vlaamse Regering, Vlaams Parlement, Vlaamse meerderheid eindelijk de grote bevoegdheid van de kinderbijslag hebt, voor miljarden euro’s, en je betaalt ze niet uit zoals wettelijk voorzien, omdat het moeilijke tijden zijn, wat denkt u dan dat er met die gezinnen gaat gebeuren? Die zullen het nog moeilijker krijgen. Als de Gezinsbond zegt dat de maat voor gezinnen vol is, is dat om een reden. Dat heeft een reden, mevrouw Franssen.
Ik ken u een beetje, we hebben samengewerkt. Ik weet wat u er echt van denkt. U hoeft het hier niet te zeggen, maar ik kan de vraag maar stellen. U gaat die gezinnen meer in de armoede duwen.
We hebben inderdaad altijd een goede samenwerking gehad, mijnheer Crombez, maar er is een wezenlijk verschil tussen u en mij, waarschijnlijk tussen socialisten en kajotters. Wij nemen onze verantwoordelijkheid op. Wij weten dat we geen welvaartsstaat kunnen uitbouwen op een economisch kerkhof. Er worden sociale correcties gedaan, maar jullie gratisverhaal, daar betalen wij nu de factuur voor. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, veel is al gezegd, daarom wil ik mij beperken tot drie items: geestelijke gezondheidszorg, kinderopvang en ouderenzorg.
Wat gezondheidszorg in het algemeen betreft, zijn twee zaken van essentieel belang, namelijk preventie en vroegdetectie. Daar moeten we volop op inzetten. Jammer genoeg heerst er rond psychische problemen nog veel taboe en vooroordelen. Nochtans consulteren drie van de vier patiënten een arts wegens psychosomatische klachten. Dat wil toch al veel zeggen. Vandaar dat de komende decennia onze aandacht zeker naar geestelijke gezondheidszorg moet gaan.
Ik heb al een aantal vragen gesteld tijdens deze legislatuur, vragen over de problematiek van de postnatale depressie, de zorg voor het psychisch welzijn van mantelzorgers, de verslavingsproblematiek van artsen. Maar er is nog meer: we zien dat de groep van jonge vrouwen tussen 15 en 24 jaar veel psychisch onwelzijn aangeeft en dat alcoholmisbruik bij dezelfde leeftijdsgroep van jongens en mannen is toegenomen. Het zijn signalen dat we hier meer mee moeten doen.
Minister, u hebt experimenten lopen met betrekking tot de psychologische eerstelijnsfunctie. Federaal heeft mijn partijgenote Maggie De Block aangekondigd bereid te zijn psychologische hulp te willen terugbetalen. Het toont aan dat we op een moment zijn gekomen waarbij de maatschappij en politiek aanvoelen dat op geestelijke gezondheidszorg moet worden ingezet. Met de nieuwe bevoegdheden die ter zake overkomen, wil ik pleiten om in 2015 de nodige voorbereidingen te treffen zodat we effectief deze legislatuur belangrijke stappen voorwaarts kunnen zetten.
De begroting 2014 voorziet in 20 miljoen euro voor kinderopvang. Dat is een niet gering bedrag. Hoe het bedrag zal worden besteed is nog niet duidelijk, ook vanwege beslissingen met betrekking tot arbeidsvoorwaarden die niet op Vlaams niveau liggen. We hopen dat er ter zake voor iedereen snel duidelijkheid komt. 2015 zal vooral het jaar worden van de uitvoering én de evaluatie van het decreet Kinderopvang. Het decreet Kinderopvang uitvoeren, stelt ons voor grote uitdagingen. Iedereen wil voldoende, toegankelijke, betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang.
Een aantal pijnpunten zijn echter onmiskenbaar aanwezig zowel voor ouders als voor voorzieningen. Ik denk aan de procedure voor het verkrijgen van de kindcode, aan de achttien respijtdagen, aan de problematiek van de flexibiliteit, aan de betaalbaarheid, de enorme regulitis die mensen ervan weerhoudt om te ondernemen.
Voor voorzieningen in trap 1 en de voorzieningen die IKG-financiering ontvangen, is de zaak financieel nog te overleven. Een evaluatie loopt. Open Vld vraagt met aandrang om die evaluatie ernstig te nemen en het beleid op basis van die conclusies bij te sturen. We vragen ook het lot van zelfstandige kinderopvanginitiatieven te monitoren en hun voortbestaan door gerichte maatregelen te vrijwaren. We zijn ook blij dat de minister het belang beseft van het ondernemen in de kinderopvang. De waarheid gebiedt dat ondernemen vandaag bijna onmogelijk is geworden. We moeten de juiste maatregelen nemen om dat opnieuw mogelijk te maken. Dit is een opdracht die niet te onderschatten is. We roepen ook op zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren over de inwerkingtreding van de cao’s van het paritair comité en de daaraan gekoppelde financiering. Ze hangen vandaag immers als een molensteen rond de nek van alle zelfstandige kinderdagverblijven met personeel.
Er zijn inderdaad veel uitdagingen. Ondanks het budgettair slechte klimaat moeten we kansen aangrijpen om structurele veranderingen door te voeren.
De heer Parys heeft het woord.
Collega’s, ik wil graag drie heel korte punten behandelen.
In tegenstelling tot de conventionele wijsheid dat er enkel wordt gesnoeid, groeit de begroting Welzijn ook op sommige vlakken. Onze fractie is blij dat er in die groei een bescheiden maar een belangrijk deel is voorbehouden voor de noden van de meest kwetsbare kinderen hier in Vlaanderen. Integrale jeugdhulp is een waardevol concept en kampt nog met een aantal problemen zoals een tekort aan plaatsen. Daarom is het goed dat deze begroting 3 miljoen euro extra vrijmaakt voor kinderen in integrale jeugdhulp. Er loopt in de begroting 2014 van het Fonds Jongerenwelzijn al een oproep voor capaciteitsuitbreiding en in 2015 volgt er een nieuwe. Daarbij heeft de minister een aantal extra plaatsen in de Succursale beloofd om gesloten opvang te kunnen bieden aan wie dat nodig heeft. Het zijn kleine maar erg belangrijke stappen in de juiste richting.
We vinden het dus belangrijk dat de minister daarbij focust op meer intersectorale programma’s en externe partners zoals de psychiatrie aanspreekt. Daarnaast zorgt deze begroting ervoor dat we binnen het constante beleid ook extra plaatsen pleegzorg kunnen waarmaken. Wij geloven in deze hulpvorm waarbij Vlamingen hun hart en huis openzetten voor kinderen die korte of langere tijd thuis niet kunnen opgroeien. Met de uitgetrokken middelen kunnen we in 2015 groeien naar 6150 pleegzorgplaatsingen. En dat, collega’s, is een goede evolutie.
Mijn fractie wil zich ook focussen op de nieuwe bevoegdheden die onder Welzijn vallen. De Vlaamse justitiehuizen en het Centrum voor Elektronisch Toezicht krijgen een budget van 36 miljoen euro en een personeelsbestand van om en bij 575 vte. Deze begroting laat toe om bescheiden te groeien met het personeelskader. Maar de beperkte budgettaire enveloppe betekent in de realiteit nog altijd dat we erg belangrijke keuzes zullen moeten maken binnen de taakstelling van die justitiehuizen. Zeker wanneer het elektronisch toezicht en probatie als autonome straffen de werkbelasting nog zullen vergroten.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, heren ministers, in het kader van deze begrotingsbespreking wil ik van mijn beperkte spreektijd gebruikmaken om het te hebben over het beleid ten aanzien van mensen met een handicap. Er is vandaag al enkele keren naar verwezen en ook gisteren in het debat tussen de fractieleiders kwam het aan bod. Het overgrote deel van het totale uitbreidingsbeleid voor Welzijn in het komende jaar zal gaan naar de zorg voor mensen met een handicap. Deze legislatuur is dat het beleidsdomein bij uitstek waarvoor de budgetten niet enkel worden gevrijwaard, maar waar er ook extra middelen zijn.
Nu er in 2015 meer uitbreiding dan ooit kan worden gerealiseerd, blijft het voor mijn fractie een uitermate belangrijk beleidsdomein. Bovenop de jaarlijkse dotatie van 1,4 miljard euro aan het Vlaams Agentschap is er het komende jaar een budget van 40 miljoen euro aan bijkomende middelen. Dat ligt in de lijn van het beleid uit de vorige legislatuur. De beloftes en engagementen worden nagekomen. Er is een significant groeipad voor de uitbreiding van de zorg en ondersteuning voor mensen met een handicap, voor CD&V een bewuste en belangrijke keuze.
Op het einde van de vorige legislatuur hebben we het decreet op de persoonsvolgende financiering goedgekeurd. Dat is een mijlpaal. De persoon met een handicap krijgt binnen zijn netwerk de regie van zijn leven, via een cashbudget of een voucher om zorg in te kopen. Daarnaast en minstens even belangrijk voorziet het decreet in een budgettair groeipad. Ook dat was een bewuste keuze. We wisten dat er geld nodig was om deze omslag te realiseren en personen met een handicap meer en beter te kunnen ondersteunen. En dus werd er verantwoordelijkheid genomen.
De uitbreiding in de vorige legislatuur was groot, 146 miljoen euro. De uitbreiding in deze legislatuur bedraagt 330 miljoen euro. Die uitbreiding overstijgt de jaarlijkse uitbreidingen van de afgelopen jaren. Het decreet is de basis, maar met wetteksten alleen kom je er niet. Er moeten budgetten tegenover staan. Een consequent volgehouden groeipad is noodzakelijk. In 2015 alleen al zal er 40 miljoen euro extra worden vrijgemaakt en dat is maar een eerste schijf, want beleid voer je niet van jaar tot jaar, maar op termijn, en zo creëer je zekerheid in een sector.
Mevrouw Jans, ik ben het nogal met u eens, zowel qua doelstellingen van het decreet, dat we mee hebben ondersteund, als qua inzicht dat er nood is aan een volgehouden significante inspanning. Het gaat in eerste instantie over de begroting 2015. Bent u zeker dat het decreet op de persoonsvolgende financiering in 2015 ook echt geconcretiseerd zal worden?
Uw bewering klopt dat die 40 miljoen euro dit jaar meer is dan de voorgaande jaren. We hebben echter allemaal de omzendbrief van Welzijn gezien. We moeten vaststellen dat voor 2016 die aangroei terugvalt tot minder dan de helft daarvan, waardoor we heel dicht bij het gemiddelde van de vorige legislatuur zitten. Gisteren hebben we hier uitgebreid gedebatteerd over het geheel van 500 miljoen euro dat naar de welzijnssector zou gaan en de voorwaarde die daaraan vasthangt, met name dat het dan wel economisch een pak beter zal moeten gaan om dat te realiseren. Bent u echt op uw gemak dat alles wat u nu zegt, ook zal worden gerealiseerd? Hebt u de zekerheid van die bedragen?
Mijnheer Van Malderen, u verwijst maar al te graag naar het begrotingsjaar 2016 wat het uitbreidingsbeleid betreft, en dat begrijp ik. Dan gaat het budget inderdaad naar 18 miljoen euro. U kent de tabel. U weet ook dat er in 2017 in een bedrag van 109 miljoen euro is voorzien, in 2018 in 70 miljoen euro en in 2019 in 92,5 miljoen euro. Deze tabel is een onderdeel van het uitbreidingsbeleid 2015 dat is voorgelegd aan de regering. Vooraleer we hier een uitbreidingsbeleid en een begroting kunnen bespreken, moeten er immers besluiten worden genomen. Die tabel stond daarin. Ik citeer dus uit de tabel uit een regeringsdocument. Elk parlementslid heeft inzage in de stukken die daar worden goedgekeurd. Dat lijkt me dus zeer duidelijk.
We hebben het daar gisteren uitgebreid over gehad. Wat ter zake bepalend is, is de door de minister-president gebruikte term ‘rebus sic stantibus’. Men gaat dus uit van gelijk blijvende omstandigheden. We weten allemaal dat een groot deel van het debat gisteren ook is gegaan over het veronderstelde tekort voor 2014 en 2015, net omdat de economische vooruitzichten en de inkomsten nogal tegenvallen. Bij een gelijk blijvend beleid is er sprake van 89 miljoen euro extra besparingen in 2016, maar is dat de verdeelsleutel die zal moeten worden gehanteerd indien er bijkomende besparingen zijn? Bent u echt zeker van dat heel grote bedrag voor 2017? Mijn aanvoelen is dat, als we die omzendbrief met betrekking tot het uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap zouden voorleggen aan de Expertencommissie voor Overheidscommunicatie, die daar zeer grote vragen bij zou hebben. Ze zou vragen waar de formele, niet-conditionele beslissing is om die bedragen uit te keren. Ik heb die in elk geval nog niet gevonden.
Mijnheer Van Malderen, ik was gisteren inderdaad aanwezig bij het debat. Ik denk dat de drie fractieleiders allemaal hebben geprobeerd duidelijk te maken dat we inderdaad rekening moeten houden met de omstandigheden. We leven niet op een economisch eiland, waar alles vaststaat. De heer Somers heeft verwezen naar Duitsland. Er werd geconcludeerd dat het met een kleine meevaller mogelijkerwijze meer wordt, maar dat er inderdaad moet worden afgewacht wat het wordt. U weet net zo goed als ik dat in de vorige legislatuur, toen ook niets vanzelfsprekend was, het uitbreidingspad, het groeipad bij elke begrotingscontrole en elke begroting overeind is gebleven. Ook nu staat er 40 miljoen euro voor uitbreiding in de begroting. Dat zijn extra plaatsen voor mensen die zorg nodig hebben. Ik hoor weinig leden van de oppositie spreken over dit soort uitbreidingsbudgetten. Er zal ongeveer 330 miljoen euro gaan naar de zorg voor mensen met een handicap.
De heer Crombez is er nu jammer genoeg niet. Hij verwijst vaak naar de sociale uitsluiting en de armoede, en terecht. U kent de cijfers ook: binnen dit beleidsdomein is armoede eveneens een belangrijke problematiek. Deze budgetten worden zonder meer goed besteed.
De heer Van Malderen heeft opnieuw mijn naam laten vallen. Ik blijf bij wat ik gisteren heb gezegd en sluit me aan bij wat mevrouw Jans zegt. Inderdaad, niemand kan voorspellen wat het wordt in 2019. Laten we hopen. Mijnheer Van Malderen, ik weet niet wat uw groeipad is. Ik zie in uw nota alleszins niets van een groeipad. Wel weet ik – en dat heeft de heer Somers daarstraks benadrukt – dat u de besparing van 247 miljoen euro die deze regering plant in 2015 – want uw plannen gaan blijkbaar niet verder dan 2015 –, slechts voor een bedrag van 46,5 miljoen euro amendeert. U gaat dus zelf over tot een besparing van 200 miljoen euro, of 8 miljard Belgische frank, om het in de termen van mevrouw Van den Bossche te stellen.
Ik treed de minister-president bij. Ik heb het ondertussen uitgerekend. Het gaat over 81,2 procent van onze besparingen. Sp.a zegt over 81,2 procent van het volume: “Ja, dat willen wij ook.” Minister-president, ik had daarnet aan mijnheer Van Malderen eens gevraagd om te duiden waar hij die besparingen zag. Want hij heeft kritiek op de totaliteit van de 247 miljoen euro, maar hij is met 200,5 miljoen euro akkoord! Het zou verhelderend zijn voor het debat dat sp.a eens op de hoofdlijnen aangeeft waar zij die 200,5 miljoen euro wil halen. Dat zou het debat helderder, eerlijker en duidelijker maken. (Applaus van de heren Marino Keulen en Herman De Croo)
Ik wil daar gerust duiding bij geven. Mijnheer Somers, de alternatieve begroting die wij hebben ingediend, is natuurlijk een geheel waarin wij een aantal criteria en kenmerken naar voren schuiven. Het grootste verschil met de begroting van de meerderheid is dat we de pijnlijke besparingen die u vandaag doet en waarover u wellicht deze avond zult stemmen voor 2015 behoorlijk minder pijnlijk maken, waardoor we effectief voor 2015 het virtuele evenwicht dat u beoogt maar dat er niet is uitstellen, maar waarbij evengoed de garantie bestaat dat we op het einde van de legislatuur qua schuld hetzelfde resultaat boeken. Het verschil tussen u en ons zal zijn dat wij dat op een manier willen organiseren die gezinnen ontziet en die niet de omgekeerde herverdeling inhoudt die u doet. Dat is de essentie van die alternatieve begroting.
Het is op zich een interessante innovatie dat nu de collectieve meerderheid de oppositie interpelleert over de alternatieve begroting. U hebt dat gisteren met de heer Rzoska gedaan. Voorzitter, als wij daarover in de toekomst een apart debat willen organiseren, dan moeten we dat agenderen, zodat we dat kunnen toelichten met de nodige documentatie.
Het grote verschil dat wij absoluut willen realiseren, is dat we op een veel rechtvaardiger manier besparingen willen doorvoeren. En dat in een economie die vandaag lichtjes positief staat maar de kop wordt ingedrukt door het feit dat de hele bevolking psychologisch door een aantal aankondigingen in zijn gedrag naar beneden wordt gedrukt.
Mijnheer Van Malderen, u draait de zaken om. Zowel Groen als sp.a zijn hier gekomen met alternatieven voor onze begroting. Bij Groen weten we dat dat oploopt tot 2,7 miljard euro belastingen in 2019. Sp.a heeft niet de moed om tot 2019 te gaan, jullie beperken zich tot 2015. We zien dat jullie inderdaad meer dan 80 procent van de voorstellen die deze regering indient ongewijzigd laten, en dat jullie inzake Welzijn meer dan 200 miljoen euro besparingen voorstellen.
Eerst en vooral ben ik blij met het verhelderende inzicht van de heer Van Malderen dat een begroting een geheel is. Dank u, mijnheer Van Malderen, dat wij dat inzicht mogen delen.
De kern van het verhaal is dat dat cijfer natuurlijk een heel deel van de retoriek van de sp.a doorprikt, diezelfde sp.a die hier nu al twee dagen lang een retoriek opvoert dat het een schande is, dat de mensen pijn zullen hebben, dat er moet bespaard worden. Maar tegelijkertijd erkent men, zelfs vanuit de oppositiebanken, de onvermijdelijkheid van de besparingen. Men zegt: “Wij, de socialisten, erkennen, zelfs van op de oppositiebanken, dat er volgend jaar zal moeten worden bespaard. Niet een beetje, neen, wij moeten ook 200,5 miljoen euro besparen, 81,2 procent van datgene wat de regering doet.” Eigenlijk beperkt het debat zich tot 20 procent.
Mijnheer Van Malderen, u geeft toe dat u daar de begrotingsorthodoxie toelaat. Dat hebt u net gezegd. Daar streeft u dit jaar niet naar een nominaal evenwicht. Daar bouwt u schulden op. Daar schuift u de rekening door naar de volgende generaties. Daar ondergraaft u het fundament van onze sociale bescherming en onze sociale zekerheid.
Wel, mijnheer Van Malderen, dat verheldert het debat enorm. Dat maakt het spanningsveld veel kleiner en ik ben blij dat u ootmoedig toegeeft dat u het voor 81,2 procent eens bent met de budgettaire lijn van deze regering.
Mijnheer Van Malderen, u zegt dat u een fantastische alternatieve begroting hebt. De waarheid is dat het een klein poging is om een aantal alternatieven op papier te zetten. In Nederland bestaat inderdaad het instrument van een tegenbegroting. En eigenlijk zou het goed zijn voor de ernst van het debat dat u en de collega’s van Groen de volgende keer een heuse tegenbegroting maken die ook eens wordt berekend door een planbureau. Vraag is immers wat de effecten zijn van zulke alternatieven en of daar een economisch draagvlak voor bestaat. Is dat coherent? Houdt dat steek? Wat betekent dit voor het aantal jobs en voor de economische groei? En dan kunnen we met gelijke wapens het debat aangaan.
Ik heb het dan niet over een alternatieve begroting waarbij op twee bladjes papier een aantal maatregelen worden kapotgeschoten. Uiteindelijk komt u tot dezelfde conclusie als deze regering.
Wat is uw groeipad? Wij voorzien in 330 miljoen euro voor mensen met een handicap op het einde van de legislatuur. Maar wat is uw groeipad in 2019 cumulatief?
Ik stel vast dat het debat van de laatste dagen verhelderend kan zijn. We komen tot de conclusie dat ook de oppositie ervan overtuigd is dat het grootste deel van de besparingen en van de maatregelen die we nemen broodnodig zijn. Het gaat over ongeveer 20 procent verschil wanneer we kijken naar het geheel van amendementen die zijn ingediend, niet alleen in Welzijn. We gaan 217 miljoen euro in het rood, de rest komt neer op ongeveer 20 procent.
Eigenlijk weet u heel goed dat wat wij doen absoluut nodig is. Er is maar één groot verschil. Deze regering gaat net iets verder en gaat voor dat nominale evenwicht omdat zij de intentie heeft om een groeipad op te starten. Wij willen effectief de weg vrijmaken om de volgende jaren opnieuw te investeren. En wat doet u? U gaat kijken naar de thema’s die bij de publieke opinie een beetje moeilijk liggen en die schakelt u terug. Daarmee zorgt u er zelf voor dat de kans dat u in de toekomst zult kunnen investeren, een stuk kleiner wordt dan de kansen die deze regering creëert. Deze regering creëert kansen om in de toekomst te investeren. U doet dat niet. U gaat die kansen verkwanselen door nu in het rood te gaan. Dat is een keuze die wij niet maken.
Waar ik het wel mee eens ben, is dat de discussies inderdaad verhelderend zijn in zo’n begrotingsdebat. We hebben inderdaad alternatieven neergelegd, onder meer voor welzijn en armoedebestrijding. We hebben amendementen ingediend die ervoor zorgen dat de prijzen van de gezinnen niet verhogen, dat de zorg niet vermindert, dat het kindergeld wel wordt uitbetaald, met andere woorden dat de impact op de gezinnen wordt beperkt. U zegt dat wij niet alles amenderen en dat is waar. Immers, wanneer er efficiëntiewinsten te boeken zijn, ook in Welzijn, dan moeten we dat doen. Het verhaal dat u brengt, dat de mensen daar niets van zullen voelen, is je reinste onzin.
Ik heb het volledige alternatief gisteren nog eens overlopen tijdens mijn uiteenzetting. Daarin staat als laatste punt dat u zichzelf ongelofelijke blaasjes wijsmaakt. U zegt dat u de begroting in evenwicht brengt om te kunnen investeren in de toekomst. Het wordt stilaan duidelijk dat u hier een begroting neerlegt met een tekort. Het uitgangspunt van dat evenwicht is dan ook nonsens.
Ik lees voor wat de regering ons, ondertekend door de minister-president, heeft bezorgd. De besparingen zijn structureel beslist. Wat is vervolgens het groeipad? Dat er een ambitie is om te investeren in welzijn. Dat staat letterlijk in die brief. De besparingen zijn structureel en er is een ambitie om te investeren. Het verschil, mijnheer Diependaele, is dat wij een keuze willen maken, een alternatief dat van bij het begin de mensen die het moeilijk hebben niet op kosten jaagt. We gaan niet besparen op de zorg. Dat is zelfs een ander maatschappijmodel. Hoe zit die begroting in elkaar? Ik heb de vier punten gegeven. We hebben andere besparingen voorgesteld. Jullie zeggen: landbouw is te belangrijk, daar willen we niet in besparen, en onderwijs is niet belangrijk genoeg, daar willen we wel in besparen. Ik heb de alternatieven zelfs genoemd: in de belastingen deftig en bespaar niet op de thuiszorg. Alle inspanningen die moeten gebeuren, doen jullie nu, in de hoop dat er middelen zullen zijn voor de groeipaden in de toekomst. Wij zeggen, zonder de schulden te verhogen, dat de inspanningen moeten worden gespreid over de legislatuur.
U hebt toch een tekort in 2015. U dient een begroting in die deficitair is. Waar is uw hele reden om de mensen met een laag inkomen op kosten te jagen? De zorgpremie gaat omhoog, dat kunt u toch niet ontkennen. De kinderopvang wordt duurder, alleen voor de laagste inkomens. Jullie zijn daar zelfs trots op. Kom ons niet zeggen dat er geen alternatief is dat een toekomst heeft. Weet u wat de toekomst is? Dat is wat er volgend jaar zal gebeuren met de gezinnen met een laag inkomen. De minister van Begroting heeft gezegd dat we binnen een paar weken een begrotingscontrole gaan doen. Weet u waarom? Omdat jullie zeer goed weten dat het tekort dat jullie hebben gecommuniceerd, niet klopt en dat u een deficit hebt in uw begroting.
Zelfs als wij evenveel zouden moeten besparen als u bespaart op Welzijn, wat wij niet willen, en wij zouden dat op dezelfde begrotingsposten moeten doen, dan nog zou het er voor ons helemaal anders uitzien. Wij zouden de zorgverzekering, als die moet worden verhoogd, inkomensgebonden verhogen, en niet voor de mensen die het minst hebben, het hardst doen stijgen.
Wij zouden niet de prijzen voor kinderopvang veel harder doen stijgen voor wie weinig heeft, en er prat op gaan, zoals mevrouw Rutten, dat het enkel de allerlaagste inkomens zijn die de stijging betalen. Wij zouden als er een indexsprong wordt toegekend, minstens de sociale toeslagen ervan vrijstellen. Met andere woorden: zelfs als wij exact zouden moeten besparen wat u bespaart, wat wij niet zouden doen, en zelfs als wij het op die begrotingsposten zouden moeten doen, wat wij niet zouden doen, dan nog zou het resultaat fundamenteel anders zijn.
Wat ik zeg, is niet zo exotisch, he. Wat ik zeg, stond bijvoorbeeld in het verkiezingsprogramma van CD&V, namelijk de inkomensgebondenheid voor de stijging van de zorgpremie. Het is helemaal niet zo gek wat wij zeggen. Dus doe niet alsof wij dezelfde oplossingen zouden hebben als u, zelfs niet als wij in een dergelijke situatie zouden worden gedrongen om op die begrotingsposten te besparen. Het zou er heel anders uitzien. (Applaus bij sp.a en Groen)
Ik heb twee elementen vooraf. Ik vind dit een zeer interessant debat, mijnheer Crombez. Het is het debat dat we moeten hebben in het parlement, waarbij we alternatieven in de diepte tegen elkaar afwegen.
Mevrouw Van den Bossche, ik moet tot mijn spijt vaststellen dat u uw eigen alternatieve begroting niet kent. U zegt: we zouden anders besparen, we zouden die 200,5 miljoen euro vinden door iets anders te doen in de zorgpremie. In uw document staat de inkomensgebonden zorgpremie langs de ontvangstenkant. Langs de besparingenkant staat er voor 200,5 miljoen euro besparingen. Dus die compenseert u niet in uw eigen alternatief, met meer ontvangsten in de inkomensgebonden zorgpremie. U blijft dus verbergen of u blijft onduidelijk over waar u die 200,5 miljoen euro gaat besparen.
Mijnheer Crombez, het is nog erger. Wat collega Diependaele heeft gezegd, is nog erger: u eet de reserves voor de toekomst op. Mijnheer Diependaele, we zullen de amendementen die sp.a heeft ingediend toch eens moeten nakijken, want daar gaat men nog verder in het uitgeven van geld. De amendementen die sp.a heeft ingediend, accorderen zelfs niet met haar eigen alternatieve begroting. Dat zal de situatie budgettair voor Vlaanderen nog erger maken. De problemen zullen nog groter worden, mochten we de amendementen van de sp.a goedkeuren, waarin ze verder gaat dan in haar eigen alternatieve begroting.
Mijnheer Somers, ik heb hier het lijstje liggen. Ik zal het u straks geven, we zullen het eens overlopen.
Mijnheer Crombez, dank u wel, u hebt exact mijn punt gemaakt. Wij hebben inderdaad met deze Vlaamse Regering ambitie. Wij willen er inderdaad voor zorgen dat we dat groeipad kunnen opstarten de komende jaren. Dat is de reden waarom we vandaag met deze begroting de voorwaarden willen creëren om dat effectief te kunnen doen.
U weet niet wat er gaat gebeuren. Ik weet het niet. Niemand weet wat de cijfers van de komende maanden en jaren gaan geven. Wij willen er wel voor zorgen – wij willen de kansen zo groot mogelijk maken, wat de cijfers ook zijn – dat we effectief werk kunnen maken van de investeringen en het groeipad. Wat u wilt, zijn geen investeringen in de toekomst. Wat u wilt, is gewoon een status quo. U wilt blijven aanmodderen in de huidige situatie, en de schulden zelfs nog verder verhogen. U biedt geen perspectief, en dat is exact wat wij wel willen doen met onze begroting.
Op een bepaald moment zei u dat u zeker was dat wij een begroting met tekort zouden voorleggen. Eind 2012 werd dat ook al gezegd over de begroting 2013 van minister Muyters, door een andere partij. Toen hebben we de begroting afgesloten met een overschot van 240 miljoen euro. Dat is op zich overigens ook niet zo goed, maar soit, dat is een ander debat.
De reden om de begrotingscontrole te vervroegen is net om dat van dichtbij te kunnen opvolgen omdat we die ambitie hebben om in de toekomst te investeren.
Mijnheer Crombez, u schrijft echt met dubbel krijt. U vraagt ons of we het groeipad gaan kunnen aanhouden als we weer een economisch dipje krijgen. Ik vraag aan u: als u nu onmiddellijk in het rood gaat, als u deficitaire begrotingen blijft indienen, wat gaat u dan doen bij een dipje? Wat blijft er dan nog over van de investeringen in de sociale zorg?
Niemand kan voorspellen wat er de komende jaren gaat gebeuren, mijnheer Diependaele. (Rumoer. Opmerkingen van de heren Koen Van den Heuvel en Matthias Diependaele)
Neen, we waren het er allemaal over eens dat niemand Madame Soleil is. Het punt is dat ik wel weet, mijnheer Somers, wat er de komende maanden gaat gebeuren. Dat is het punt dat nu voorligt. Mensen met een laag inkomen, het voorbeeld is het eenoudergezin, die 27 procent werken en die hoge materiële deprivatie hebben, die gaan het nog moeilijker krijgen. Daar fietst u de hele tijd omheen. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Vergeef me dat dat mijn zorg is, dat mensen het nog moeilijker gaan krijgen omdat u de zorgpremie verhoogt en de kinderopvang duurder maakt alleen voor die mensen. Vergeef me dat dat mijn zorg is. (Opmerkingen van de heer Koen Van den Heuvel)
Jawel, ik antwoord wel op uw vraag.
Als wij structureel gaan werken, als we de spreiding doen van de Eurostat-middelen, hebben we nu een tekort. Dat staat in onze nota. Dat is dus geen geheim! Dat betekent dat we de inspanning spreiden in de tijd. Als we daarmee kunnen vermijden dat mensen met een laag inkomen in de miserie geraken, als de besparingen in het onderwijs nadelige effecten hebben, zoals heel de sector intussen zegt, dan doen we dat met veel plezier. Als er een dipje komt, dan is men zelf mee verantwoordelijk voor die dip, aldus de Europese Commissie en de Nationale Bank. Men is zelf de consumptie en de economie aan het vertragen. (Opmerkingen. Rumoer)
Voorzitter, collega’s, ik vind dit opnieuw zeer boeiend, alhoewel we wat in slogantaal vervallen, en dat is niet de bedoeling.
We hebben een alternatief neergelegd. Ik ga dat niet ontkennen. Dat was gisteren de inzet van het debat. Ik vind dat goed. Af en toe wordt dat eenzijdig gelezen, maar dat zegt u ook over uw eigen begroting. Minister-president, ik wil daar gerust nog eens over in debat gaan. 45 procent besparingen zitten erin en ook 55 procent nieuwe inkomsten. Ik ga dat ook niet ontkennen.
Mijnheer Van den Heuvel, ik wil u tegemoetkomen. Ik vind dat het debat in de campagne naar een beter niveau is getild door een initiatief zoals Rekening14. Ik denk dat dat een eerste stap was om het politieke debat op niveau te trekken. Dat Federaal Planbureau, u verwijst terecht naar onze noorderburen, daar ben ik ook voor, en niet ik alleen. Er zijn ook partijvoorzitters geweest zoals mevrouw Rutten en mijn eigen toenmalige voorzitter die daarop hebben aangedrongen.
Wat mij betreft, is dit zeer goed voor het politieke debat. Laat het ons helder houden. Dat hebben we geprobeerd in de alternatieve begroting zoals wij die hebben voorgesteld. Er is een pad uitgetekend tot 2019, zoals er bij jullie ook een aantal zaken duidelijk zijn, over hoe u het zult aanpakken. Ik ben alleszins bereid om op uw voorstel in te gaan en ik hoop dat we er in dit land geraken en dat dat het debat kan verhelderen. Daar ben ik een absolute voorstander van.
Men spreekt toch niet altijd even graag over het uitbreidingsbeleid van personen met een handicap. Ik wil graag in herinnering brengen dat het hier gaat over 330 miljoen euro uitbreidingsbeleid. In de vorige legislatuur was dat 146 miljoen euro. Mijnheer Crombez, het is geweten dat een op drie personen met een handicap het risico loopt op armoede. Die middelen gaan dus naar de juiste besteding.
De bijkomende middelen worden in het komende jaar maximaal ingezet in de persoonsvolgende convenants voor zorg in natura, maar ook voor de uitbouw van rechtstreeks toegankelijke hulp, zowel voor minderjarigen als voor meerderjarigen. Die keuze ondersteunt voor CD&V belangrijke doelstellingen die ook in dat perspectiefplan en het decreet stonden.
De persoon met een handicap moet de regie in handen krijgen en er moet een vraaggestuurde werking zijn in het kader van zorggarantie. Elke begroting en elke begrotingscontrole opnieuw werden de budgetten gevrijwaard om die zorg voor personen met een handicap met de grootste zorgnoden te garanderen en uit te breiden. Onze fractie ziet hierin een investering in een zorgzaam Vlaanderen en steunt daarom deze keuze en deze begroting ten volle. (Applaus bij de meerderheid)
Ik merk dat de meerderheid met opmerkingen en vragen komt. U zegt: kijk naar de investeringen voor personen met een handicap. We hebben die budgetten gezien, maar hoe worden die ingezet? Gaan die effectief naar het VAPH om mensen met een zware zorgbehoefte ondersteuning te bieden of gaan ze naar de uitvoering en het basisondersteuningsbudget? Ik, maar ook de sector zelf zit met die vraag want de vrees is dat de beloofde 300 miljoen euro volledig of bijna volledig zullen opgaan in de uitkering van het basisondersteuningsbudget en zo geen extra middelen zullen zijn voor de enorme noden van mensen met een handicapspecifieke zorg.
Mevrouw Van den Brandt, ik kan daarop antwoorden. Die vrees is volkomen onterecht. Ik kan u zeggen hoe we die 40 miljoen euro volgend jaar zullen verdelen. Daarvan gaat 5 miljoen euro naar gebouwen, want zorg wordt verleend in gebouwen. 5,5 miljoen euro gaat naar de VIPA-buffer (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden). 20 miljoen euro gaat naar handicapspecifieke hulp. 6,5 miljoen euro gaat naar de rechtsreeks toegankelijke hulp en dan is er nog een budget van 6,5 miljoen euro voor minderjarigen met een persoonsvolgende convenant. Dan ontbreekt er nog 2 miljoen euro, en die gaan naar woningaanpassingen, tolkuren en geïnterneerden met een verstandelijke handicap.
Het antwoord op uw vraag of die middelen naar de mensen gaan die de echte zorg nodig hebben, is dus ja. Die middelen gaan integraal naar mensen die de zorg nodig hebben.
Dat is voor dit jaar en dat is goed, maar zult u dat ook doen in de komende jaren? U plant 300 miljoen euro tot 2019. Zal die consequent naar het VAPH blijven gaan voor handicapspecifieke zorg of zal die worden benut voor het basisondersteuningsbudget? Als u zegt dat het naar handicapspecifieke zorg gaat – wat een goede zaak zou zijn –, hoe gaat deze regering het basisondersteuningsbudget dan invoeren?
Het gaat vandaag over de begroting 2015, en u zegt dat u tevreden bent met de besteding van de middelen in 2015. Dat vind ik fijn. Wanneer het gaat over de uitvoering van het decreet over het beleidsplan, moeten we wachten tot januari, want dat moet nog starten in onze commissie. Ik kijk ernaar uit om grondig te debatteren over hoe we die 330 miljoen euro gaan investeren in de zorg voor personen met een handicap.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collega’s, de puzzel werk-gezin is niet eenvoudig, zeker niet voor jonge gezinnen. De nood aan voldoende, betaalbare en toegankelijke kinderopvang is groot. Ondanks de crisis creëerde de Vlaamse Regering de voorbije jaren 20.500 extra plaatsen in voorschoolse en buitenschoolse kinderopvang. Ook in 2015 gaat deze Vlaamse Regering op de ingeslagen weg verder en ze investeert 20 miljoen euro in kinderopvang om de capaciteit uit te breiden en de financiële leefbaarheid te verhogen.
Minister, we zijn zeer tevreden dat u verdere stappen zet en de nodige aandacht zal besteden aan voor ons belangrijke principes inzake kinderopvang, namelijk een betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang.
De ouderbijdrage aan de kinderopvang blijft voor de echt kwetsbare groepen beperkt tot een absoluut minimum en daarnaast worden de maximumtarieven niet verhoogd. Er komt dus een realistisch tarief voor tweeverdieners en een sociaal tarief voor wie het echt nodig heeft.
Minister, u gaf tijdens de bespreking in commissie aan dat de Vlaamse Regering zeker initiatieven moet nemen voor de flexibele en occasionele kinderopvang. Wij dringen er vanuit onze fractie op aan dat Kind en Gezin van zeer nabij opvolgt of de wijzigingen in de subsidieregeling geen negatieve invloed hebben op het aanbod aan flexibele kinderopvang. De decretaal bepaalde aparte module voor flexibele opvang moet zo snel mogelijk worden uitgewerkt.
Ruimte voor zelfstandig initiatief is noodzakelijk. De nodige aandacht moet blijven gaan naar de zelfstandige kinderopvang die het, ondanks de inspanningen die tijdens de vorige regeerperiode zijn geleverd, nog steeds moeilijk heeft. Sommige initiatieven stoppen of verminderen het aantal opvangplaatsen. Er moet dan ook zeker ingezet worden op de verdere uitrol van de basissubsidie in trap 1. Deze biedt immers het ondernemerschap meer kansen en kan leiden tot bijkomende capaciteit.
De principes uit het Kinderopvangdecreet van vereenvoudiging en kwaliteit zijn voor ons zeer belangrijk. Zo moet er, zoals in het regeerakkoord staat, ook binnen de sector van de kinderopvang werk worden gemaakt van vereenvoudigde regelgeving. Een evaluatie in overleg met de sector van de maatregelen en indien nodig een bijsturing ervan, is voor ons noodzakelijk. Ook de stap naar een gewijzigde aanpak van inspecties kan hiertoe bijdragen. Meer regels waar nodig, minder regels waar mogelijk.
Tot slot nog wil ik nog iets zeggen over de residentiële ouderenzorg. Wat de financiering van nieuwe infrastructuur voor woonzorgvoorzieningen betreft, zal 2015 een moeilijk jaar zijn waarbij enkel precaire dossiers aan bod zullen komen. Minister, een lichtpunt is wel dat u stelde dat er vanaf 2016 ruimte kan zijn voor investeringsbeleid.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ondertussen is er al heel wat gezegd over mensen met een beperking, maar toch vind ik het belangrijk om bepaalde punten aan te stippen die belangrijk zijn voor onze fractie.
Het uitbreidingsbudget voor het VAPH en dus meer specifiek voor personen met een handicap bedraagt in 2015 40 miljoen euro. Hiermee kan een eerste aanzet gegeven worden in het wegwerken van de wachtlijsten. In de omzendbrief van het VAPH van 12 november 2014 konden we ook meer in detail zien wat er met de middelen wordt gedaan. De verhoging van het budget voor woningaanpassingen is mooi en nodig. Deze versterking past binnen het Perspectiefplan 2020. Investeren in aangepaste woningen verhoogt de zelfzorgmogelijkheden van personen met een handicap, hetgeen bijdraagt aan een mogelijkheid om inclusiever te leven in onze samenleving. Ook ben ik blij te zien dat er ten minste 7,75 miljoen euro wordt vrijgemaakt binnen het budget niet-rechtstreeks toegankelijke hulp voor PAB, ook dit is belangrijk in het inclusieverhaal.
De 1.920.000 euro voor de financiering van een Centrum voor Gedragsstoornissen bij jongeren met een verstandelijke beperking en autisme en met een zware zorgbehoevendheid, is zeker nodig en nuttig. Het is wel spijtig dat wij een deel van ons reeds beperkte uitbreidingsbudget hieraan moeten besteden omdat de middelen niet zijn overgekomen met de zesde staatshervorming. Zonde dat telkens naar bovenkomt dat deze staatshervorming Vlaanderen geld blijft kosten.
De 40 miljoen euro voor uitbreidingsbeleid is de start van de meerjarenplanning waarin 330 miljoen euro voorzien is aan uitbreidingsbeleid. Mijn hoop hierbij is dat dit geld, naast het opzetten van het basisondersteuningsbudget, in een zo groot mogelijke mate ook kan worden ingezet op trap 2, namelijk de niet-rechtstreeks toegankelijke hulp. Hiermee zullen we zo dan ook zo veel mogelijk kunnen bijdragen aan het wegwerken van de wachtlijsten, hetgeen de prioriteit moet blijven van de inzet van deze middelen. Het helpen van diegenen die het het meeste nodig hebben, is wat ermee dient te gebeuren.
Zo creëren we een mooiere, inclusieve samenleving. Een samenleving die al deze mensen met een beperking en hun familie ten zeerste verdienen. Daar willen we ons met zijn allen voor inzetten.
Ten slotte wil ik nog even het hulpmiddelenbeleid aansnijden. Er wordt gesteld dat in 2015 werk zal worden gemaakt van een performant leeftijdsonafhankelijk hulpmiddelenbeleid voor de individuele materiële bijstand. Dat hulpmiddelenbeleid moet meer worden gericht op personen met of zonder handicap, ook op diegenen die ouder zijn dan 65. Daarvoor wil men dwarsverbindingen leggen tussen de sector van personen met een handicap en de ouderenzorg. Ik neem aan dat die dwarsverbindingen nuttig en handig kunnen zijn, maar ik heb wel een bedenking: het is belangrijk om minstens een deel van de financiële middelen opzij te zetten voor personen met een handicap. Zo niet dreigt het hulpmiddelenbeleid ten gevolge van de vergrijzing te verwateren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw van der Vloet, dat was uw eerste optreden, proficiat. (Applaus)
Mevrouw Godderis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, namens onze fractie wil ik graag het soms onderbelicht welzijnsthema van de eetstoornissenproblematiek kort onder de aandacht brengen. In oktober van dit jaar werden in een masterproef voor het eerst de kenmerken van eetstoornispatiënten zoals behandeld in de gespecialiseerde centra in Vlaanderen in kaart gebracht. Alhoewel dit onderzoek slechts een kleine fractie van de behandelde eetstoornispatiënten met een zware stoornis onder de loep nam, leverde het toch interessante gegevens op over onder meer de ziekteduur, de leeftijd van de patiënten, de patiëntenbehandeling en de opname. Eetstoornissen in al hun verschijningsvormen zijn een heel ernstig probleem en soms ook nog te veel een taboe dat veel mensen en hun omgeving raakt en zware fysische, psychische en sociale gevolgen kan hebben. De tendens dat de patiëntenpopulatie niet daalt en dat ook almaar meer jonge kinderen problematisch eetgedrag vertonen en begeleiding nodig hebben, moeten signalen zijn dat ook het beleid alert en aandachtig moet blijven voor deze problematiek.
Het pad ter verbetering van de sensibilisering, de hulp, de preventie en de vroegdetectie dat ook in de vorige legislatuur werd bewandeld, en zoals gevraagd ook is neergeschreven in de breed gedragen resolutie over een sensibiliserend en ondersteunend beleid inzake eetstoornissen, moet verder worden uitgebouwd en versterkt. Het aanbod dat met Eetexpert werd ontwikkeld inzake preventie, vroegdetectie en vroeginterventie, door zich onder meer te richten op praktijkondersteuning voor specifieke groepen van hulpverleners van de eerste en tweede lijn, heeft zijn vruchten afgeworpen om eetstoornissen vroeger en adequater te kunnen detecteren en beter te kunnen doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp. Toch kunnen op verschillende vlakken nog stappen worden ondernomen om de problematiek beter in te dijken en terug te dringen.
Ik som er enkele van de voornaamste op. Zo moet blijvend worden ingezet op competentiebevordering voor een betere doorverwijzing, het opmaken van draaiboeken en stappenplannen voor nieuwe doelgroepen zoals bijvoorbeeld het onderwijzend personeel. We moeten nadenken over een uniformer voedings- en bewegingsadvies, met gerichte training en permanente inhoudelijke ondersteuning. Er is nood aan meer netwerkvorming in de eerste en tweede lijn en een gelijkere spreiding van behandelplaatsen, zodat ook in zorgarme regio’s sneller verwijshulp kan worden aangeboden. Ik hoop dat u in deze legislatuur in het preventiebeleid hier opnieuw de nodige aandacht aan kunt schenken.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, psychische problemen zijn de normaalste zaak van de wereld. Als dat vreemd klinkt, dan zegt dat alles over het gebrek aan bespreekbaarheid van psychische problemen. Want een op vier Vlamingen krijgt in zijn of haar leven te kampen met ernstige psychische problemen, wat betekent dat de kans nagenoeg onbestaande is dat iemand er niet mee wordt geconfronteerd.
En toch wordt er, door het taboe, maar ook omdat al te veel mensen niet weten wat er aan de hand is of omdat ze niet weten waar en wanneer ze voor welke hulp terechtkunnen, al te vaak te laat ingegrepen.
Nochtans is vroegdetectie bijzonder belangrijk, niet alleen om de maatschappelijke kost te beperken, maar in de eerste plaats om het geluk en de gezondheid van elk individu dat een zekere kwetsbaarheid in zich heeft – wij allemaal eigenlijk – te versterken.
Een laagdrempelige geestelijke gezondheidszorg en een breed bewustmakingsproces moeten elkaar kunnen versterken om de bespreekbaarheid van psychische problemen te verbeteren. Enkele nieuwe ontwikkelingen kunnen mee het verschil maken voor meer geestelijke gezondheid in Vlaanderen. Er is bijvoorbeeld de online hulpverlening, die in ontwikkeling is. Zo zijn er al succesvolle projecten met betrekking tot verslavingszorg.
Een tweede vrij nieuwe ontwikkeling is de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg in het kader van artikel 107, de psychiatrische thuiszorg. Collega’s, het is m’n stellige overtuiging dat een verschuiving van de ziekenhuissetting naar de thuissituatie van de patiënt niet alleen een goede zaak kan zijn voor de patiënt. Zorg die is ingebed in de samenleving moet ook de bespreekbaarheid van psychische problemen kunnen verbeteren.
Ten derde zal die verdere vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg er ook voor zorgen dat je nu mensen wel de nodige zorg kan aanbieden waar ze voorheen nooit de weg naar het ziekenhuis, de intramurale gezondheidszorg, vonden.
En zo ben ik eigenlijk waar ik begonnen was, voorzitter: vroegdetectie en een goede toeleiding naar de geestelijke gezondheidszorg zijn bijzonder belangrijk. Uit de bespreking in de commissie is gebleken dat we daarvan werk willen maken.
Minister, ik wil afsluiten met een bezorgdheid die ik al met u heb gedeeld. De 3,2 miljoen euro die zijn overgekomen na de zesde staatshervorming uit het fonds der bestrijding van de verslavingen, brengt u in de begroting van volgend jaar onder bij preventieve gezondheidszorg, waar die vandaag niet alleen worden gebruikt voor preventie. We zullen ook in de toekomst toezien op de besteding van die middelen. (Applaus bij de N-VA)
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ministers, voorzitter, collega’s, het is vandaag en gisteren al vaak gezegd: de cijfers voor armoede in Vlaanderen zijn slecht, teleurstellend en beangstigend. De heer Diependaele verwees er gisteren heel concreet naar wat betreft armoede. Tijdens de voorstelling van haar beleidsnota gaf minister Homans de cijfers voor nog een aantal andere groepen die deze tendens helaas enkel bevestigen.
We kennen de laatste jaren nauwelijks vooruitgang wat betreft het terugdringen van armoede. De uitdaging is dus bijzonder groot en daarbij ook onze verantwoordelijkheid. En we zijn ons daarvan wel degelijk bewust.
Collega’s, ik betreur enorm de sfeerschepping die vanaf dag 1 rond deze regering werd opgebouwd wat betreft het terugdringen van armoede. Men heeft geprobeerd deze regering voor te stellen als een regering die de welvaartsstaat zou aanvallen. Deze regering zou armoedebestrijding niet belangrijk vinden en minister Homans zou terug willen naar een beleid van liefdadigheid dat links en rechts wat aalmoezen uitdeelt. Collega’s, ik betreur deze sfeerschepping ten zeerste. Het onderwerp is te ernstig om er een karikatuur van te maken.
Maar tegelijkertijd, collega’s, heb ik begrip – en zelfs veel begrip – voor andere visies, andere meningen. Ik geloof immers niet dat de ene partij alle wijsheid in pacht heeft en de andere maar wat bazelt, integendeel. Maar waarmee ik het bijzonder moeilijk heb, is het gevoel van superioriteit dat achter een deel van die kritiek schuilt. Dat gevoel mag u thuislaten, het is niet terecht.
Ik kan immers alleen maar vaststellen dat het beleid van de vorige decennia niet het verhoopte resultaat heeft gehad. Laten we dus allen gepast bescheiden zijn.
Dat een nieuwe minister nieuwe accenten legt, lijkt me dan ook evident. Dat ze daarbij onder meer kiest om voor een stuk te verschuiven van projectmatige financiering naar structurele maatregelen, lijkt mij een correcte keuze, collega’s.
Verder denk ik dat de minister terecht inzet op het terugdringen van onderbescherming door een automatische rechtentoekenning te optimaliseren en proactief te informeren. Gisteren hoorden we nog dat 65 procent van de mensen die recht hebben op een leefloon, dat blijkbaar niet weten. Het lijkt mij dus terecht dat daarop de volgende jaren wordt ingezet.
In de commissie, collega’s, hebben we verwezen naar het grote belang van het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat er zit aan te komen. Ik roep de minister opnieuw op om in constructief overleg met dit parlement inhoud te geven aan het VAPA, zodat de concrete maatregelen voor de volgende jaren een breed draagvlak zullen hebben.
Een laatste punt dat ik wil aanhalen, is het paniekerige sfeertje dat is ontstaan toen de minister aankondigde dat het Armoededecreet geëvalueerd zou worden. Een decreet dat tien jaar geleden werd goedgekeurd, dat ondertussen voor een stuk is ingehaald door een nieuwe, hardere realiteit en door een zesde staatshervorming, verdient het om geëvalueerd te worden.
Collega’s, de engagementen van deze regering zijn duidelijk. Het aanpakken van armoede blijft een prioriteit, en we zouden het niet anders willen. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Collega De Bruyn, ik ben blij dat u het thema armoede aansnijdt. Gisteren hadden we het even over het reduceren van planlasten, iets waar iedereen mee akkoord gaat. Maar in de commissiebespreking over armoede hebben we het ook uitgebreid gehad over de uitdaging die dat stelt in het kunnen blijven opvolgen van wat de inspanning van de lokale besturen zal zijn op het vlak van kinderarmoede.
Terecht heeft de minister gezegd dat in heel Vlaanderen lokale mandatarissen bekommerd zijn en ongetwijfeld hun verantwoordelijkheid zullen opnemen, maar het lijkt mij aangewezen dat je op de een of andere manier moet kunnen blijven zien wat nu het resultaat is op het terrein van de efficiëntiewinst die je boekt, ook op het terrein van kinderarmoede. Wij willen met zijn allen de kinderarmoede terugdringen. Als we het geld toeschuiven naar de steden en gemeenten, en de planlast reduceren, wat een beter resultaat moet opleveren, moeten we dat resultaat toch op de een of andere manier kunnen volgen, alsook hoe zich dat verhoudt in de verschillende gemeenten?
De minister stond in commissie eigenlijk nogal positief tegenover de vraag die we daar gesteld hebben. Zij was niet alleen bereid om de gemeenten een brief te sturen en hun mee te delen hoeveel geld ze krijgen dat bestemd is voor kinderopvang, maar ook om naderhand te kijken wat men ermee gedaan heeft, om dat te kunnen globaliseren op Vlaams niveau en vast te stellen dat we een efficiëntiewinst hebben kunnen doen door die planlast op lokaal niveau te reduceren.
Gisteren echter stelde de heer Caron een vraag over dezelfde problematiek, maar over andere middelen, en toen was er plots geen sprake meer van monitoring. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat we minstens moeten bekijken wat de efficiëntiewinst is van die stroom en dat we dus ook een zicht moeten hebben op wat daarmee gebeurt op het niveau van de lokale besturen, zonder dat we daarbij vervallen in een nieuwe planlast.
Ik kan u geruststellen, collega. Ik ben het absoluut met u eens. U hebt terecht aangegeven dat de minister ook heeft gezegd dat het weinig zinvol is om een stukje van het beleid toe te vertrouwen aan een andere overheid – steden en gemeenten in dit geval – om vervolgens achteruit te stappen en te stellen dat het voor ons niet meer relevant is wat daarmee gebeurt. Dat is uiteraard niet de bedoeling. De minister heeft heel duidelijk gezegd dat het wel degelijk de bedoeling is om te blijven monitoren, wat kinderarmoede betreft, en ook wat armoede in zijn totale context betreft: waar staan we, waar gaan we naartoe, en waar zit de winst die we gegenereerd hebben? Dat lijkt mij evident.
Als u vandaag van mij wilt weten hoe dat concreet moet gebeuren, moet ik u teleurstellen, want dat kan ik niet zeggen. Maar dat het een punt is waarover we ook de volgende maanden met elkaar en met de minister van gedachten zullen wisselen, is evident. Wilt u mijn garantie dat we daarop blijven hameren dat die evaluatie en die monitoring er komen, dan geef ik u die met veel genoegen.
We zullen die afspraak zeker maken. Ik ben op zich al blij met uw principiële toezegging, collega.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het is natuurlijk juist dat er inspanningen worden gevraagd, inspanningen van de mensen, inspanningen van de organisaties en voorzieningen, inspanningen in eerste instantie van onze eigen administratie en diegenen die tot het overheidsapparaat moeten worden gerekend. Dat is duidelijk de ambitie geweest om ook het nieuwe beleid mogelijk te maken.
Ik heb hier vragen gehoord of ik wel zeker ben van het nieuwe beleid. Ik ben van één ding zeker: als deze regering er niet voor gekozen had om de tering naar de nering te zetten en van meet af aan een duidelijke sanering door te voeren, dan had er geen nieuw beleid kunnen komen. In die zin is het niet meer dan normaal dat ook vanuit mijn beleidsdomein nagegaan wordt hoe men een bijdrage aan de sanering kan leveren. We hebben getracht om dat zorgvuldig en selectief te doen en zo te doen dat er vanaf 2015 ruimte zou zijn voor nieuw beleid.
De zorgpremie is sinds 2003 niet aangepast. Al was het maar om het verzekeringskarakter van het systeem te kunnen bewaren, was er ook een aanpassing nodig. Die aanpassing is gedaan op een zorgvuldige manier. Voor diegenen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming, is het inderdaad 15 euro duurder. Voor diegenen die recht hebben op het normale tarief, komt er 25 euro bij. De premie gaat dan van 25 naar 50 euro. Ik betwist niet dat dat een belangrijke aanpassing is, maar ik beweer ook dat ze selectief is, want diegenen die recht hebben op het verhoogde tegemoetkomingstarief, betalen nominaal 15 euro extra, de anderen 25 euro.
De kinderbijslag niet indexeren, is een maatregel die uiteraard zijn effect heeft. We nemen daarbij geen kinderbijslag af van de mensen. De niet-indexatie is niet recurrent, dat wil zeggen dat op het ogenblik dat de nieuwe Vlaamse regeling voor kinderbijslag van toepassing zal zijn, het ingehouden bedrag opnieuw in het systeem wordt gestoken. Het zal dus niet recurrent zijn. Dat is een van de redenen waarom u in de meerjarenraming zult merken dat aan het einde van de rit op het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin minder recurrent bespaard zal zijn dan bij de start omdat er inderdaad eenmalige besparingen zijn, waaronder deze maatregel.
Heel veel collega’s hebben zorgen rond aspecten van het welzijnsbeleid: geestelijke gezondheidszorg, eetstoornissen, een aantal thema’s vanuit justitie. Ik ben blij dat die thema’s zijn aangehaald. Ik moet heel vaak vaststellen dat er verwachtingen zijn tegenover het Vlaamse welzijns- en volksgezondheidsbeleid en het gezinsbeleid die heel veel te maken hebben met de inpassing van ons beleid in een veel groter geheel. Dan kijk ik naar de ziekteverzekering, dan kijk ik naar de actoren van justitie. Het zal de boodschap zijn – en die komt vanaf 2015 echt wel aan de orde – om te trachten met deze sectoren goede afspraken te maken om op die manier ook datgene wat zich vertaalt in onze verantwoordelijkheden en onze budgetten, op een goede en zorgvuldige maar ook beheersbare manier te zien evolueren. Er is verwezen naar de Justitiehuizen die in de Vlaamse bevoegdheid zijn ingekanteld. Dat is inderdaad een belangrijk nieuw aspect van ons beleid. We zullen wat de effecten betreft van de beslissingen van rechters en de mensen van het openbaar ministerie, goede afspraken moeten maken met de actoren van justitie, als we een betrouwbare partner willen zijn en als we de taken in het kader van een strafuitvoering op een goede manier willen waarmaken.
Ik ga op een aantal sectoren iets specifieker in. Voor de kinderopvang is er terecht verwezen naar de afspraak in het regeerakkoord om zo snel mogelijk een evaluatie te maken en na te gaan waar we winst kunnen boeken door te flexibiliseren en door minder regels op te leggen.
Kind en Gezin is die oefening al aan het doen, uiteraard met de actoren op het terrein. Het is inderdaad de bedoeling dat we snel kijken wat we beter kunnen organiseren en wat, als het gaat over flexibele kinderopvang, relatief snel kan worden geïmplementeerd. Het is niet zo dat we verplicht zijn om een groot meerjarentraject aan het parlement voor te leggen. In tegenstelling tot het decreet op de persoonsvolgende financiering, waarin expliciet het neerleggen van een groeipad in het parlement staat opgenomen, gaan we in de kinderopvang proberen te kijken welke maatregelen er geleidelijk kunnen worden genomen, om een aantal ambities zo veel mogelijk in evenwicht uit te voeren. Uiteraard gaat het om capaciteit, het creëren van aanbod, maar ook willen we de levensvatbaarheid van de sector verbeteren. Ook kijken hoe je de inkomensgerelateerde mogelijkheden kunt uitbreiden en hoe je het ondernemen in de sector, de trap 1 met de vrije tarieven, de nodige kansen kan geven.
Dat is een evenwicht, dat moet worden gezocht, en waarin het belangrijk is een van de belangrijke kostenfactoren te kennen, namelijk hoe het sociaal overleg met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden in de zelfstandige kinderopvang zich zal ontwikkelen. We moeten kijken hoe we daar tot een akkoord kunnen komen. Daarom moeten we even wachten om te kijken hoe we het extra budget voor volgend jaar op een goede manier kunnen inzetten.
Voor de tarieven verwijs ik toch naar het verslag in de commissie, waar ik in detail heb gegeven wat de krachtlijnen zijn van de hervorming van de tariefstructuur. Het is de bedoeling dat die tariefstructuur wordt besproken met de sector en dat er adviezen op komen. Daarna wordt er een besluit voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Omdat we het goed en zorgvuldig moeten doen, moet wellicht het ritme van het beleid worden afgestemd op de manier waarop de nieuwe tariefstructuur in de praktijk kan worden gebracht.
Voor de kinderopvang wil ik één nuance aanbrengen. Het is ongetwijfeld zo dat het een heel complexe oefening is om zes historisch gegroeide systemen van kinderopvang in één kader te vatten. Daarover hebben we al vaak gedebatteerd. Ook is het waar dat je moet evalueren en correcties aanbrengen. Maar het is een karikatuur om de indruk te wekken dat alle problemen in de sector terug te brengen zijn tot de invoering van een decreet op de voorschoolse kinderopvang.
Collega’s, wie kinderopvang onderneemt, is ook een ondernemer. Ook de regels over voedselveiligheid, de sociale en fiscale regels zijn van toepassing. Af en toe heb ik de indruk dat er met veel enthousiasme wordt gewezen op het feit dat het decreet dat allemaal zou hebben veroorzaakt. Dat is natuurlijk geen juiste voorstelling. Veel zaken die nu aan de oppervlakte komen in de kinderopvang, hebben veel diepere oorzaken, en zijn terug te brengen tot het feit dat de sector historisch is gegroeid. Vroeger was het een aangelegenheid van zeer engageerde mensen. Nu moet het in een regelgevend kader komen, waarbij je iedereen probeert op dezelfde manier te behandelen, maar ook dezelfde kwaliteitsverwachtingen ten opzichte van iedereen tracht te formuleren.
Ik roep op om, als we het decreet evalueren en kijken waar we winst kunnen boeken, dat op een objectieve manier te doen en niet in slogans, maar met concrete maatregelen en de effecten van administratieve verplichtingen voor ogen. In verband met de onthaalouders zelf is er een trend om te verschuiven van een gezinsopvang naar een groepsopvang, die al dateert van voor het decreet op de voorschoolse kinderopvang.
Dat fenomeen is al een tijdje bezig. Dat heeft vele oorzaken. Het is de vorige regering geweest die op vraag van de sociale partners ruimte heeft gecreëerd in het budget van het vorige sociaal akkoord in de welzijnssector om een experiment te doen, om na te gaan of je met het creëren van een echt werknemersstatuut in de sector van de onthaalouders inderdaad een antwoord kunt bieden op de vragen die een aantal onthaalouders stellen. Dat experiment met een negentigtal onthaalouders zal in januari van start gaan. We zullen dan zien welke de effecten zijn op de capaciteit en het sociaal statuut van de betrokkenen, maar ook op de overheadkosten en dergelijke. Het lijkt me belangrijk dat we samen hebben afgesproken om de slogans te verlaten en eens echt in reële omstandigheden te gaan bekijken wat deze verschuiving in de sector van de onthaalouders zou kunnen betekenen.
Dan is er de sector van de personen met een handicap. In de omzendbrief wordt er inderdaad melding gemaakt van het feit dat het de bedoeling is om in deze legislatuur een groeipad van 330 miljoen euro te organiseren. Dat is voor alle duidelijkheid – en ik denk eerlijk gezegd niet dat daar veel misverstanden over kunnen bestaan – het groeipad voor het geheel van de ontwikkelingen die verbonden zijn met het decreet op de persoonsvolgende financiering. Dat gaat dus over het basisondersteuningsbudget en de inspanningen die moeten gebeuren bij trap 2. Ik zal uiteraard in het parlement een meerjarenraming indienen. Het decreet voorziet daar ook in. Het decreet gaat in op 1 januari 2015. Bij die meerjarenraming zullen we inderdaad moeten bekijken hoe we rekening kunnen houden met die zorg dat er voldoende middelen zouden zijn voor de evolutie van het budget voor trap 2.
Echter, voor alle duidelijkheid, het decreet gaat uit van de redenering dat, als je een recht kunt creëren op een basisondersteuningsbudget voor diegenen die een erkende handicap hebben en waarbij een ondersteuningsnood is vastgesteld, dit een systeemwijziging kan zijn waardoor de druk op trap 2 kan verminderen. Er is ongetwijfeld ook een groeipad nodig in trap 2, maar dan kunnen die budgetten die nodig zijn in trap 2, op een goede en zeer efficiënte manier worden ingezet. Dat is een antwoord op de vaststelling dat er bij trap 2 nog altijd sprake is van een systeem van prioritering, dus nog altijd van een mechanisme van alles of niets. We willen aan mensen die recht hebben op die ondersteuning en voldoen aan de voorwaarden van het basisondersteuningsbudget, ook effectief het perspectief geven dat er op zijn minst een ondersteuning kan zijn. Dat is de redenering achter dat decreet. Ik meen dat we die redenering moeten volhouden, uiteraard met de zorg van de mensen voor ogen dat we voldoende groei moeten verzekeren in het budget voor trap 2. Het is echter wel een systeem dat in dat decreet is vervat, en ik hoop dat we dat systeem inderdaad de volgende jaren kunnen uitrollen.
Er is nooit gezegd dat het basisondersteuningsbudgetonderdeel van het decreet op de persoonsvolgende financiering in 2015 al een feit zou zijn. Dat is nooit gezegd. Integendeel, in het decreet is letterlijk voorzien dat er een soort ingroeisysteem is voor diegenen die recht hebben op het basisondersteuningsbudget. We gaan dat ook zo organiseren. Het klopt ook dat 2016 voor de hele Vlaamse begroting, maar ook voor de welzijnsbegroting nog een moeilijk jaar zal zijn. Ook dat hebben de collega’s terecht opgemerkt. De grote evolutie in de raming van wat er kan worden gedaan om dat decreet waar te maken, kan wellicht vanaf 2017 zichtbaar zijn.
In de begrotingscontrole 2014 en in de begroting 2015 is er sprake van een uitbreiding met 60 miljoen euro voor de residentiële ouderenzorg. Dat is goed voor zevenhonderd arbeidsplaatsen in deze sector. Dat bedrag moet worden gebruikt om de uitbreiding van het aantal plaatsen en woongelegenheden in woonzorgcentra mee waar te maken. De heer Van Malderen stelde dat er een voorstel van resolutie is goedgekeurd en dat de implementatie van die resolutie niet is voorbereid. Ik moet dat helaas tegenspreken. Uiteraard zijn er in de vorige legislatuur wijzigingen aan de reglementeringen aangebracht, precies om ervoor te kunnen zorgen dat we een veel betere aansluiting konden krijgen tussen ons budget en het ritme waarmee er nieuwe capaciteit in de sector ter beschikking zou worden gesteld.
Wat het RIZIV in de jaren 2013 en 2014 heeft gedaan met betrekking tot de nieuwe rvt-plaatsen, moet u niet aan de Vlaamse minister bevoegd voor Welzijn vragen, maar in het federaal parlement. Ik heb het nog eens laten opzoeken: ik heb niet de indruk dat de politieke partijen die daar nu veel misbaar over maken toen in het federaal parlement veel vragen hebben gesteld over dat RIZIV-budget met betrekking tot dit punt.
Wij zullen natuurlijk werk moeten maken van een nieuw financieringssysteem voor de residentiële ouderenzorg. Dat staat ook in het regeerakkoord. Het is heel logisch dat we werken aan de inhoud van de resolutie van het Vlaams Parlement, namelijk dat je ook voor een deel in financiering moet voorzien voor infrastructuur. We zullen dan zien hoe groot dat moet zijn voor de hele sector, ongeacht de rechtsvorm van de exploitant. Het is niet mogelijk en ook niet logisch om dat vroeger te doen. We moeten ook nog bekijken hoe we kunnen tegemoetkomen aan de vragen in de dossiers van diegenen die in het oudere stelsel nog in aanmerking zouden komen voor een financiering van de investering. Ook daar is het niet correct om te zeggen dat dit nalatigheid is, dat we daar niet mee bezig zijn geweest.
U weet allemaal dat we door de Europese beslissing, waarmee men is teruggekomen op een akkoord dat Europa in 2006 gegeven heeft op het systeem van de alternatieve financiering, ook daar met het gegeven zitten dat we, naast de budgettaire uitdaging waarvoor we in het VIPA de middelen zullen moeten mobiliseren, ook het financieringssysteem zullen moeten aanpassen.
Dames en heren, met de mogelijkheden op de financiële markten op dit ogenblik, en met de opportuniteiten die Europa misschien of wellicht in het kader van het Europese investeringsprogramma creëert, zullen we vrij snel met de sector en met de mensen uit de financiële markten aan tafel zitten om te bekijken hoe we op deze dossiers en problematieken ook een antwoord kunnen bieden.
Ik ben blij dat er toch enige aandacht is gegaan naar een aantal andere thema’s.
Het is juist dat we, ondanks de budgettaire moeilijkheden, ook middelen besteden aan de Huizen van het Kind, aan integrale jeugdhulp, aan de uitbreiding van capaciteit zowel in de gemeenschapsinstellingen als daarbuiten. Dat zijn geen tientallen miljoenen euro, maar in een tijd van budgettaire krapte is het toch een belangrijk signaal dat de regering wil dat het beleid met betrekking tot hulp aan kwetsbare mensen wordt voortgezet.
Wat de armoedeproblematiek betreft, is het voor mij heel duidelijk dat wij vanuit Welzijn bijzonder alert moeten zijn voor signalen van onderbescherming en verhoogde armoederisico’s. Dat is ook de reden waarom in de beleidsnota met zoveel woorden wordt verwezen naar een inspanning die we op dat vlak moeten doen, de manier waarop we ons algemeen welzijnswerk moeten organiseren. We moeten zo snel mogelijk interveniëren en zo vroeg mogelijk detecteren, om zo de escalatie van problemen voor te blijven. Het is een krachtlijn uit het beleid voor Welzijn en Volksgezondheid voor de volgende jaren.
Dames en heren, er is heel even gesproken over de vermaatschappelijking van de zorg. Iedereen geeft daar – zoals dat gaat met een containerbegrip – zijn eigen interpretatie aan. Voor mij is het heel duidelijk dat vermaatschappelijking van de zorg staat voor een veel grotere integratie van zorg in de samenleving. In die zin ben ik het eens met de interpretatie die sommige collega’s daaraan hebben gegeven. Het is geen vertaling of camouflering van een sanerings- of besparingsoperatie. Het is een visie op hoe middelen in Zorg en Welzijn moeten worden ingezet. Wat mij betreft, is dat niet om als het ware naast de wereld van hardwerkende Vlamingen een wereld te organiseren van kwetsbare mensen. Het gaat om een zorg en welzijn die zich nestelen in de samenleving. Ik denk dat ik daarin toch ook op de steun van velen kan rekenen. In die zin is dat een belangrijke beweging.
Voor diegenen die denken dat wat Vlaanderen op dit moment voor Zorg en Welzijn doet al het einde van de wereld is: collega’s, met alle respect, maar bekijk eens hoeveel middelen erbij komen in de woonzorgcentra, in de gehandicaptensector, in de kinderopvang, in de zorgverzekering, in het hulpmiddelenbeleid, in de jeugdhulp, in de animatiewerking in de woonzorgcentra, enzovoort, en welke groei er allemaal nog voorzien is volgend jaar!
Ik suggereer u een aantal kranten te lezen over de evoluties in andere landen. U zult dan moeten vaststellen dat het een heel belangrijke prioriteit is dat deze Vlaamse Regering blijft investeren in deze sectoren. Het is een keuze die ik met hand en tand zal blijven verdedigen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, u zegt dat de niet-indexering van de kinderbijslag niet-recurrent is en dat die op het moment van het nieuwe stelsel zal worden teruggezet. Het zou de moeite waard zijn om te bekijken wat de evolutie op dat moment is van de dotatie die we van de federale overheid gaan krijgen. Ook daar zit een stijging in gezien de demografie van Vlaanderen. We zullen dan zien of deze regering effectief gebruikmaakt van die zesde staatshervorming om van de kinderbijslag een instrument te maken dat de kinderarmoede in ons land kan terugdringen.
Ik betreur ten zeerste dat u herhaaldelijk niet ingaat op onze vraag om duidelijkheid te verschaffen over een groeipad in de kinderopvang. Het decreet dat u als minister hebt ingediend en dat wij mee hebben ondersteund, bepaalt dat tegen 2020 het recht op betaalbare en kwaliteitsvolle kinderopvang wordt geboden. Doordat u hier en zelfs in de toekomst geen groeipad wilt geven, ontzegt u iedereen de transparantie over hoe u dat recht zult garanderen. We plaatsen grote vraagtekens bij uw invulling van dat recht.
Met betrekking tot personen met een handicap kijken we uit naar de meerjarenbegroting. Ik hoop dan wel dat die iets gefundeerder zal zijn dan de omzendbrief Uitbreidingsbeleid. Ik hoop dat er ook wordt gekeken, zoals het VAPH dat in het verleden heeft gedaan, naar de noden die in die sector bestaan en naar de natuurlijk evoluties in onze samenleving die langs vraagzijde een belangrijk effect hebben.
Wat VIPA betreft, zegt u al maatregelen te hebben gevonden om het budget en de capaciteitsnoden met elkaar te verzoenen. Wellicht is het daarom dat u vandaag moet komen zeggen dat voor 2015 enkel nog precaire dossiers in aanmerking komen. En precair wordt dan echt gedefinieerd als ‘het voortbestaan van de voorziening is in gevaar’. Op dit moment zit Vlaanderen in dat schuitje dat het niet meer gaat over vernieuwen of verbeteren maar over het in stand houden van capaciteit. U hebt nochtans ook een Woonzorgdecreet gemaakt en u beschikt over de cijfers van alle mogelijke professoren die zeggen dat we in Vlaanderen in een heel ander ritme zullen moeten investeren als we de vergrijzing de baas willen kunnen.
Conclusie is dat 2015 en 2016 verloren jaren zijn. Als de financiën en de economie het toelaten – maar daar hebben we heel grote twijfels over – zal het manna in 2017 wel uit de hemel vallen. De besparingen staan vast, de uitbreidingen zijn conditioneel. Het zou eerlijk zijn indien u en de meerderheid dat ook op die manier zouden zeggen in plaats van telkens opnieuw de besparingen te verantwoorden door te zeggen dat u ze doorvoert om de mensen te helpen. De besparingen staan vast, maar of u de mensen daarmee beter helpt, laat ik in het midden.
Minister, ik wil nog even ingaan op de kinderopvang en op de personen met een handicap.
Wat kinderopvang betreft, zegt u te voorzien in extra middelen. Er is ook een tendens van onthaalouders naar kinderdagverblijven. Wat we vaststellen is dat het aantal bijkomende plaatsen in de kinderdagverblijven stokt en dat het aantal onthaalouders daalt. Als we dit jaar 1000 extra plaatsen zullen halen, dan zal dat heel straf zijn. We zitten momenteel aan 500 of 600 plaatsen die dit jaar bij zijn gekomen. Misschien halen we er 1000. We hebben echter 40.000 extra plaatsen nodig tegen het einde van deze legislatuur. Aan dit tempo komen we er niet. Minister, ik heb het al gevraagd maar ik vraag nogmaals hoeveel extra plaatsen er bij kunnen komen met de voorziene 20 miljoen euro. Ik heb mevrouw Saeys ervoor horen pleiten om daar de cao mee uit te voeren. Anderen pleiten ervoor daar flexibele kinderopvang mee te creëren. Minister, wat doet u met die 20 miljoen euro?
Een tweede zaak gaat over de personen met een handicap. U zegt dat we dat moeten bekijken in een meerjarenraming die moet worden opgesteld in het kader van het decreet. U zegt zelf dat er in trap 2, die de mensen met een zware zorgbehoefte betreft, prioriteiten moeten worden gesteld. U zegt dat we niet iedereen die een aanvraag indient, kunnen helpen. Dat principe staat in het decreet ingeschreven. Het feit dat in een decreet wordt ingeschreven dat we niet iedereen die erkend wordt en die een grote zorgnood heeft, kunnen helpen, en dat we van de mensen met een grote zorgbehoefte prioriteit moeten verlenen aan wie de grootste zorg nodig heeft, is op zich een zeer jammerlijk aspect van dat decreet. Het zou eigenlijk niet mogen dat we dat moeten doen. Het zou niet mogen dat we moeten kiezen onder de personen met een handicap welke persoon de grootste zorgnood heeft en wie gewoon een grote zorgnood heeft. In die optiek legt het decreet en de invoering van het basisondersteuningsbudget (BOB) een zware belasting op de mensen met een zware zorgnood.
Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag in verband met de middelen voor de noodinternaten, namelijk de 150.000 euro extra die zou worden voorzien voor de intensieve zoektocht naar de tachtig plaatsen die nodig zijn voor kinderen die mogelijkerwijze geen plaats zouden krijgen en in een pleeggezin terecht zouden moeten kunnen. Dat bedrag was gegarandeerd in de vorige legislatuur door minister Smet.
Als ik goed geïnformeerd ben, is er 500.000 euro vanuit Onderwijs geïnvesteerd. In die zin zijn de middelen die minister Smet destijds heeft aangekondigd, ingezet. Ik wil nog eens vermelden hetgeen een tijd geleden in het parlement tot veel ophef heeft geleid, namelijk de situatie in de internaten. De besluiten in verband daarmee zijn genomen door de vorige regering, maar de huidige regering heeft ze definitief goedgekeurd. Dat gebeurde nog niet zo lang geleden, nadat de besluiten zijn teruggekomen van de Raad van State.
We zijn er effectief in geslaagd om de samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs op een manier te regelen die voor iedereen aanvaardbaar is. Dat is op zichzelf een goede vaststelling. Ik denk niet dat ik u ervan moet overtuigen dat de samenwerking tussen Welzijn en Onderwijs heel belangrijk is. Het feit dat we er voor de eerste keer sinds lang in zijn geslaagd om een regelgeving tot stand te brengen waarin beide sectoren zijn gevat, de rechtspositie van de minderjarige geregeld is, en dat ook het modulair systeem van integrale jeugdhulp kan worden geïntegreerd in de werking van de internaten, is een hele belangrijke stap vooruit. U geeft me de gelegenheid dat nog eens te benadrukken.
Wat de kinderopvang betreft, kan ik niet anders dan herhalen dat er meerdere issues aan de orde zijn in verband met de uitvoering van het decreet. Enerzijds moeten we het aanbod verhogen en anderzijds moeten we de levensvatbaarheid van de sector stabiliseren en verbeteren. Ook op dat vlak staan we nog niet waar we moeten zijn. We moeten zorgen dat de kwaliteit voor iedereen op dezelfde manier kan worden beoordeeld. Er moeten dus meerdere objectieven terzelfdertijd worden gerealiseerd.
In verband met de cao-kwestie in de zelfstandige kinderopvang wens ik het volgende te zeggen. Voor de duidelijkheid: zelfstandige kinderopvang gaat over initiatieven met werknemers, maar het kan evengoed vzw’s, bvba’s, coöperatieven en dergelijke betreffen. Het betreft initiatieven die niet onder de historisch erkende en gesubsidieerde sector vallen. Als we voor die initiatieven het sociaalrechtelijke aspect niet op een goede manier kunnen regelen, dan heeft het geen zin te spreken over nieuwe plaatsen. Als initiatieven overkop gaan omdat ze geconfronteerd worden met cao-bepalingen die niet haalbaar zijn, of met een financiering die niet toereikend is, dan lossen we niets op.
We moeten geleidelijk aan opbouwen. Dat vraagt de medewerking van de sociale partners en dat vereist dat de regering tracht te kijken hoe ze die verschillende eisen invult. Ik heb het in de commissie al gezegd, maar ik zal het herhalen: het gaat er niet alleen om te investeren in de systemen van de inkomensgerelateerde kinderopvang, als er niet wordt geïnvesteerd in wat we in het jargon trap 1 noemen, namelijk de sector met de vrije tarieven. Als we in die trap geen levensvatbare initiatieven mogelijk maken, rekening houdend met de prijssetting op de markt, dan kunnen we er natuurlijk voor kiezen nog honderden miljoenen te spenderen om dat allemaal te subsidiëren, maar dan krijgen we geen dynamiek in de sector die ervoor zorgt dat we de objectieven van het decreet, die zowel sociaal, economisch als pedagogisch zijn, kunnen waarmaken.
In die zin moet je dat proberen op te bouwen. Het is juist dat er een objectief is in het decreet. We zullen dus in de loop van de legislatuur moeten kijken dat we stappen zetten om daar te geraken.
Mijnheer Van Malderen, wat betreft de dotatie weet ik niet goed wat u bedoelde. Uiteraard is het zo dat de Vlaamse Regering – ik ga ervan uit dat alle regeringen van de deelstaten dat doen – een financieringswet heeft die met een aantal parameters leidt tot een budget. Wij gaan niet uit van geoormerkte middelen. Wij moeten in 2015 750 miljoen euro besparen. Dat loopt op tot 1,5 miljard euro in 2016 ingevolge de zesde staatshervorming. De regering heeft aan de ontvangstenkant alles gezet wat daar hoort en heeft de uitgaven daartegenover gezet. Er is geen oormerking, als u dat zou hebben bedoeld. Dat is ook niet het geval in andere landsdelen waar men misschien wat anders zit met andere parameters. We zullen proberen dat groeipad van de kinderbijslagen zoals dat normaal zou worden gevolgd, met indexatie enzovoort, intact in het nieuwe systeem van de Vlaamse kinderbijslag in te brengen.
Ik kom tot het VIPA. Collega’s, met alle respect, we hebben een studie van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) waaruit blijkt dat bouwen met VIPA een substantiële meerkost is. Daar staan ook wel een aantal redenen tegenover, want het is geen zwart-witverhaal. Als we voor de investeringen op dit ogenblik met een heel interessante intrestvoet zitten, als we met een resolutie van het Vlaams Parlement zitten die zegt dat we naar een level playing field moeten gaan en dat we niet de ene sector op een andere manier mogen financieren voor infrastructuur dan de andere sector, dan denk ik dat u moet verwachten dat de minister van de marktsituatie een opportuniteit maakt om de financiële middelen uit de markt te mobiliseren om aan die investeringsbehoefte in de sector te voldoen. Dat is een logische strategie die we nu moeten volgen en waarvoor we trouwens met de voorbereidingen bezig zijn.
De budgettaire context voor volgend jaar is wat hij is. Dat betekent, zeker voor investeringssubsidies, dat we moeten kijken wat de belangrijkste of meest dringende dossiers zijn. Maar nogmaals, voor grote sectoren, zoals de residentiële ouderenzorg, moeten we kijken of we op een andere manier een inspanning kunnen doen, waarbij de participatie van de overheid beperkter kan zijn, maar waarbij we gebruik maken van de investeringsmogelijkheden die op dit moment in de markt aanwezig zijn.
In antwoord op de vraag van mevrouw Meuleman, kan ik refereren aan de meerjarenraming. Daar staat op pagina 25 heel duidelijk vermeld dat voor het Fonds Jongerenwelzijn jaarlijks in 1 miljoen euro extra beleidskredieten wordt voorzien ter ondersteuning van pleegplaatsingen, internaten en preventieve sociale actie, in totaal 5 miljoen euro tot en met 2019. Daar vindt u gewoon het antwoord op uw vraag.
Ik wilde aan hetzelfde refereren als wat de heer Parys zegt. Er is nog een zorg die overblijft na het antwoord in de commissie. Minister, ik kan het u moeilijk verwijten, maar uw voormalige collega van Onderwijs heeft ons in de commissie wel heel duidelijk bij de aankondiging van de maatregelen die uitgevoerd zijn, gezegd dat door de vermindering van het aantal plaatsen in de acht instellingen bij het GO!, de rest zou worden opgevangen in de pleegzorg. De bezorgdheid van iedereen in de meerderheid en de oppositie toen – en ik denk nu nog altijd – is of in die sector waar er gunstige evoluties zijn, die garantie überhaupt kan worden geboden. U hebt daar in de commissie een heel eerlijk antwoord op gegeven, namelijk dat het onmogelijk is om dat te beloven. Nog niet zo lang geleden hebben wij in de commissie Onderwijs letterlijk gehoord dat er spijkerharde garanties zijn dat er geen kind geen plaats zal hebben. De zorg die mevrouw Meuleman al verschillende jaren in dit parlement heeft geuit, is op dat vlak zeker niet weggenomen. Ik denk dat het een bezorgdheid moet zijn van iedereen in meerderheid en oppositie, maar dat kan ik u niet verwijten. U hebt daar een iets realistischer beeld over geschetst.
Ik ben het eens met dit laatste. Ik herinner me nog zeer goed dat ik holderdebolder naar de radio moest om over dit thema een debat te voeren. Ik heb nooit beweerd dat alle jongeren zomaar een pleegplaatsing zouden kunnen krijgen. Dat moet zorgvuldig gebeuren. De screening moet gebeuren en we moeten kijken wat mogelijk is. Er zijn waarschijnlijk meer mogelijkheden voor deze jongeren dan in andere settings omdat die jongeren wellicht vaak weekendplaatsingen nodig hebben in pleeggezinnen. We gaan kijken wat we kunnen doen, maar er is niet iets zoals een mathematisch model wat dat betreft.
Cultuur, Jeugd, Sport en Media
We bespreken nu het onderdeel Cultuur, Jeugd, Sport en Media.
De heer Caron heeft het woord.
Leden van de regering, voorzitter, als het slecht gaat, moet iedereen een steentje bijdragen, de broeksriem wat aanhalen. Zelfs Cultuur, Jeugd, Sport en Media moeten dat doen. Ik kan het niet anders zeggen, hou het in uw hoofd.
Maar. Maar, ik wil erbij zeggen dat die sectoren in de vorige legislatuur al een kaasschaaf of twee en een desindexatie ondergaan hebben, waardoor hun reële waarde al verminderd is. Mijnheer Muyters, u was toen minister van Begroting, u weet dat heel goed.
Nu nog eens passeert er een soort TGV door het budget. Dat bedraagt voor de vier sectoren samen 1,376 miljard euro. Dat is niet zoveel en daar gaat 80,1 miljoen euro af. Ik heb het berekend op basis van de algemene nota over de begroting: dat is 5,99 procent van het budget dat verdwijnt. Collega’s, dat is de hoogste besparing van alle Vlaamse domeinen. Het kan toeval zijn, het kan revanchisme zijn ten aanzien van een verleden. Het kan zijn tegen de linkse hobbyisten en cultuurwereld. (Rumoer)
Mijnheer Meremans, dat durf ik toch helemaal niet denken! Dat is niet zo. Laat mij mijn retorische inleiding houden. Wat is het dan wel?
Het is een ouderwetse visie op de betekenis van cultuur in de samenleving. Cultuur is geen franje, geen slagroom, geen kers op de taart, maar een essentiële bouwsteen van de maatschappij, net zoals wetenschap dat is. Zonder wetenschap en cultuur zijn we geen mensen. De beste menselijke vermogens die we hebben, moeten we kunnen ontwikkelen.
Het is een foute gedachte dat de cultuursector te weinig ondernemerschap vertoont en zelf te weinig initiatieven neemt. Wel, kijk maar eens rond, in werkelijkheid is het anders. Als Vlaanderen in de wereld ergens mee bekend is, is het met cultuur. Van de Vlaamse Primitieven tot Anne Teresa De Keersmaeker. Van Stefan Hertmans tot David Van Reybrouck en The Broken Circle Breakdown. Van erfgoed tot actuele kunst, Vlaanderen is een cultuurnatie, dat zijn we!
Het doet me zo’n pijn dat deze regering met een Vlaams-nationale grondstroom, zoals altijd gezegd wordt, dat niet ziet. Typisch Vlaams is kunst en cultuur. Het doet me pijn dat we dat zo weinig in ons hart dragen en zo weinig meenemen. Dat betreur ik het meeste. En daar wordt 5,99 procent bespaard. Ik weet niet waar de cultuursector het aan verdiend heeft. Dat doet me echt pijn.
Minister, ik hoop dat het ooit weer eens goed komt, maar ik vrees ervoor. Dit is niet snoeien om te groeien, dit lijkt eerder op snoeien om te bloeden. (Applaus bij Groen)
De heer Meremans heeft het woord.
Mijnheer Caron, u ontgoochelt mij een beetje. Ik had verwacht dat u het over inhoud zou hebben. Maar u zegt: “Er wordt te veel bespaard, dat was mijn pleidooi, daag!” (Gelach)
Dat was uw tussenkomst. U spreekt over internationale bekendheid. Ja, we moeten een internationaal cultuurbeleid voeren. We staan aan de top. We hebben heel wat cultuurmensen die huizen of musea in het buitenland leiden of er actief zijn. Dat staat in ons beleidsplan. Dat staat in het regeerakkoord, heel erg duidelijk.
Wat hebben we gedaan? Juist die instellingen, die onze spitsen zijn en internationaal moeten scoren, die laten we minder besparen dan andere. Dat klopt.
Waar hebben we op bespaard, mijnheer Caron? Ik zal het u zeggen. Voornamelijk op steunpunten en organisaties, op de technische staf, de coaches en de trainers, niet op de spelers, die hebben we ontzien. U kunt niet zomaar zeggen dat we de boel de boel laten. Dat klopt niet, integendeel.
We hebben samen het Kunstendecreet naar voren gebracht. Daarin is internationalisering een van de keywords, een van de grote elementen. Kom nu niet met een boutade zeggen: “Het is besparen en het is schandalig en het is erg”.
Ik hoor Groen altijd zeggen: wij zouden ook wel besparen. Zeg me dan eens hoe u dat zou doen als het allemaal zo gemakkelijk is.
Dat laat ik over aan de heer Rzoska, daar is hij veel beter in dan ikzelf. Gisteren heeft hij dat geïllustreerd. Voorzitter, hoeveel tijd krijg ik om daarop te antwoorden? Ik wil dat gerust doen. De artiesten, of het dan gaat om Luc Tuymans, Josse De Pauw of René Jacobs, het zijn allemaal artiesten die de artistieke kwaliteit in zichzelf dragen. Ze hebben een traject afgelegd. Voor de kunstschatten in musea hebben we goed gezorgd. Waarom koesteren we dat niet? Die zitten niet alleen in grote Vlaamse instellingen die u zo graag hebt, maar ook in het Groeningemuseum, in het M HKA te Antwerpen. Het zijn artiesten die op grote en kleine podia staan en die moeten we koesteren.
De steun- en tussenpunten waarin wordt geschrapt, dat zijn de plekken waar ook wordt nagedacht over de rol van kunstenaars, over de zorg voor de digitalisering van onze archieven, van onze erfgoedcollecties enzovoort. Dat gebeurt net omdat erin wordt geknipt. Er wordt ook geknipt in het sociaal-cultureel werk, in het verenigingsleven, in het erfgoedconvenant. Het zijn allemaal dingen van volkse aard, die cultuur dicht bij mensen brengen, die meebouwen aan de warme samenleving waar velen het hier over hebben, aan sociale cohesie in Vlaanderen. Als we daar niet kunnen afblijven, dan zijn we het niet waard om zo te praten.
De heer De Gucht heeft het woord.
Mijnheer Caron, als u zegt dat de grote instellingen beperkt zouden moeten besparen, dan is dat juist en het is ook goed. Daarnaast krijgen ze er natuurlijk enkele taken bij. Ze moeten de individuele kunstenaar waar u over spreekt, die alleen in kleinere zalen een podium krijgt, een podium aanbieden. Ze moeten mee instaan voor de begeleiding van de individuele kunstenaar. Het is dan het beleid dat de afweging moet maken of ze daarin zijn geslaagd of niet. Dat betekent niet dat wat we vandaag aan de grote culturele instellingen geven, ook morgen zullen geven. We zullen daar een analyse van maken en hen voor hun verantwoordelijkheid plaatsen als ze daar niet aan tegemoet zijn gekomen.
Ik vind het heel fijn dat die instellingen minder moeten inleveren dan de andere. Ik vind het alleen jammer dat de andere meer moeten inleveren. Ik ben het eens met u dat ze ook andere artiesten en initiatieven moeten ondersteunen. Ik lees dat met plezier. Het heeft betrekking op een nieuwe subsidieperiode. We hebben nu een minder sterke besparing die betrekking heeft op de lopende subsidieperiode. Je kunt erover discussiëren of dat zo eerlijk is gebeurd. Ik pleit er niet voor om iedereen pakken geld af te nemen. Als we met een indexsprong in de cultuursector, met een heel beperkte besparing, met een overbrugging tot de volgende ronde van het Kunstendecreet en van het decreet Sociaal-Cultureel Werk een beetje konden saneren in het budget, tot op dezelfde hoogte als in andere sectoren zoals Toerisme, zonder pijn te doen en decretaal bij te sturen in de procedures, dan zijn we vrienden.
De heer Meremans heeft het woord.
Beste collega’s, lieve vrienden, cultuur vormt een essentieel onderdeel in onze samenleving en heeft binnen de Vlaamse beweging steeds een belangrijke emanciperende en gemeenschapsvormende rol gespeeld, ook voor de N-VA, ook voor de Vlaams-nationalisten in deze regering. Cultuur is belangrijk voor de gemeenschapsvorming en is verbonden met identiteit. Identiteit wijzigt natuurlijk met nieuwe elementen die verrijkend zijn. Ik zie in het beleid van de regering een aantal krachtlijnen, ik zie duurzaamheid, innovatie, verbinden van mensen, een focus op internationaal cultuurbeleid, participatie en educatie.
Het eerste belangrijk deel zal de visienota Kunsten zijn, als we de versnippering willen aanpakken zonder te raken aan diversiteit en kwaliteit. Ook voor het cultureel-erfgoedbeleid wordt er een visie ontwikkeld. Musea zijn de laatste tijd ondergefinancierd geweest, in de volgende ronde is daar beweging nodig.
Ik kijk ook naar het lokale cultuurbeleid, waar we meer verantwoordelijkheid geven aan steden en gemeenten. We lossen de band met het lokale cultuurbeleid echter niet. Denk aan het sociaal-cultureel werk, waar we voorstander zijn van een hervorming van het decreet sociaal-cultureel werk omdat we daar nieuwe tendensen, nieuwe evoluties zien die we willen inkapselen.
Alternatieve en private financieringsvormen als aanvullende financiering willen we promoten. Subsidies blijven nodig in het cultuurlandschap. Ik denk ook aan e-cultuur en digitalisering en het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA). Ik ben ook voorstander van culturele samenwerking met andere gemeenschappen vanuit een Vlaamse invalshoek, zelfbewust en open van geest. Natuurlijk blijft de link met Vlaanderen behouden. Ik zie dit als gemeenschapsoverstijgend. Wie Vlaanderen een grotere rol wil zien spelen in biculturele instellingen, neemt dan ook meteen de Vlaamse inspraak mee. (Applaus bij de N-VA)
Mijnheer Meremans, niet te geloven, maar ik ben het met al uw inhoudelijke opties eens. Die delen we vaak trouwens met zijn allen in de commissie voor Cultuur, maar het gaat om de middelen die we willen inzetten. U spreekt over erfgoed. Ik wil u even herinneren aan wat er twee weken geleden is gebeurd met de erfgoedconvenants. De internationale projectsubsidies zijn met een kwart verminderd. Over het lokaal cultuurbeleid heeft minister Homans hier gisteren gezegd dat het geld voor lokaal cultuurbeleid, jeugdwerk en sportbeleid overgeheveld wordt naar het Gemeentefonds, zonder oormerking en zonder monitoring. Bravo!
Mijnheer Caron, het is een tijdje weggeweest, maar het groene vingertje is terug. Het groene vingertje zegt tegen steden en gemeenten: “Dwaze, domme cultuurschepenen, jullie zijn niet in staat om een eigen cultuurbeleid te voeren.” Dat zegt Groen. U bent totaal wantrouwig tegenover lokale bestuurders. U wilt weer betuttelend, belerend, moraliserend het vingertje boven de steden en gemeenten houden. Wij hebben er vertrouwen in. We geloven in een partnerschap.
Laat ons eerlijk zijn: voor Cultuur en Jeugd is de financiële input van de Vlaamse overheid gemiddeld 20 procent. 80 procent wordt steeds bijgepast door de steden en gemeenten. Ze zijn allang bezig met culturele infrastructuur en het verspreiden van cultuur. Een beetje meer vertrouwen, mijnheer Caron, is een mooie boodschap voor het nieuwe jaar.
Mijnheer Meremans, u doet dat goed. U begint trouwens steeds meer te gelijken op Bart Tommelein. (Rumoer)
Het gaat over de stijl: zo gedreven.
Ik ken de geschiedenis van die decreten. We gaan daar niet flauw over doen. De Vlaamse overheid is erin geslaagd om met de kost van de voordeur en het slot bij wijze van spreken honderden huizen te bouwen. Het gaat dan over sport- en cultuurinfrastructuur en jeugdlokalen. Langzaam maar zeker hebben we delen van de muren teruggegeven aan de lokale besturen omdat ze daarin gegroeid zijn. We zijn het eens dat als we in die 25 jaar die oefening niet hadden gedaan, we niet stonden waar we nu staan.
We zijn in 2000 begonnen met het afschaffen van alle regels voor cultuurcentra en lokale openbare bibliotheken. We hebben tijdens de vorige legislatuur met de beleids- en beheerscyclus (BBC) alle specifieke regelgeving voor de cultuurhuizen afgeschaft. Waarom? Omdat we de lokale besturen vertrouwen. Ik stond in het begin argwanend tegenover BBC, maar ik heb het mee verdedigd. Ik steun de lokale besturen, maar niet het totaal losknippen van elke band. Ik ben ervoor om de lokale besturen meer verantwoordelijkheid te geven, maar een minimale bescherming mag. Dat kan eventueel een koppeling, een oormerking zijn binnen het Gemeentefonds, het kan een local new deal zijn zoals de Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV) voorstelt met impulssubsidies voor vernieuwende lokale initiatieven.
25 jaar geleden heeft Nederland het omgekeerde gedaan van Vlaanderen. Kijk daar eens naar het effect op het lokale cultuurbeleid. Vlaanderen is sterk omdat we het samen hebben gedaan. Laat de balans verschuiven naar de lokale besturen, maar knip de lijnen niet door.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijnheer Meremans, ik heb goed naar u geluisterd en denk de bottomline te hebben gevonden: cultuur is belangrijk, maar alles is peis en vree en we doen alsof er geen besparingen zijn. Die boodschap hebt u gegeven.
Mijnheer Meremans, ik heb goed naar u geluisterd. Ik heb uw bottomline gevonden, denk ik: cultuur is belangrijk, maar alles is peis en vree, we doen alsof er niet wordt bespaard. Dat is uw boodschap. Sta me toe om even de impact te schetsen van wat er vandaag gebeurt. U zegt dat de steunpunten vrijwel overbodig zijn. Internationalisering is voor u wel belangrijk. Ik geef een voorbeeld. Muziekcentrum Vlaanderen is in 1998 opgericht. Van bij het begin zette de instelling zich in voor het uitdragen van onze muziek in Europa en de wereld. Dat gebeurt met groot succes. Op die reële verwezenlijkingen wordt vandaag bespaard.
Voorzitter, minister, collega's, mijnheer Caron, ik begrijp uw bekommernis. Die bekommernis ligt aan de basis van de discussie die we in de commissie hebben gevoerd. Uit die discussie vloeide voort dat we een dialoog opstarten en voor monitoring zullen zorgen, zodat op een goede manier met de middelen zal worden omgesprongen. Er is niet gezegd dat we zullen oormerken, maar wel monitoren.
Voor het goede verloop van het debat: gisteren heeft de minister het omgekeerde gezegd. Er komt geen monitoring.
U zegt dat ter informatie, mijnheer Crombez? Minister Homans is er wel niet.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega's, ik denk dat het zinvol is om hierover verduidelijking te geven. Ik was niet aanwezig toen de heer Caron zijn vraag aan minister Homans stelde, maar ik denk dat het probleem van de monitoring heel nauw aan de planlasten wordt gekoppeld. Anders gezegd: voor de vraag werd gesteld – in tempore non suspecto dus – hebben de kabinetten vergaderd. In de Vlaamse Regering bestaat wel degelijk een consensus dat er zal worden gemonitord, maar wel op basis van bestaande, gekende parameters. We zullen de gemeenten dus geen nieuwe planlasten opleggen en we zullen ook van de oude planlasten inzake de beleidsplannen afstappen. Dat is het kritieke punt tussen ons. We beschikken over de profielschetsen van de gemeenten, en u had het zelf over het BBC-verhaal. We zullen voor de verschillende beleidsdomeinen het overzicht behouden. Hoe dat zal gebeuren, valt nog te bezien, bijvoorbeeld met een representatieve steekproef van centrumsteden, randsteden en plattelandsgemeenten. Maar het zal gebeuren. Dat is niet in tegenspraak met wat gisteren is gezegd, want daarover bestaat in de Vlaamse Regering een consensus. Het komt er nu op aan om de uitrol op een correcte manier te laten gebeuren, zodat u en ik binnen een jaar daarover in de commissie een relevant debat kunnen voeren. En dat zal ook gebeuren.
Ik vind het jammer dat minister Homans ook heeft gezegd dat het bedrag van 100 miljoen euro dat vandaag naar het lokaal cultuurbeleid gaat, wordt overgedragen van de rubriek Cultuur naar de rubriek Binnenlands Bestuur. Dat is dus ‘cultuurgeld’, om het zo maar te zeggen, dat helaas weg is.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de goesting in het brede veld van de culturele, sociaal-culturele, jeugd-, sport- en mediasector is groot. De goesting van talrijke kunstenaars, verenigingen, organisaties, trainers, vrijwilligers is groot om te ondernemen, te creëren, te delen, te organiseren, te leren, te spelen, te ontmoeten – kortom, om hun ding te doen. Maar er is ook onzekerheid en er rijzen twijfels na de besparingen, daar moeten we eerlijk over zijn. Onzekerheid is er bij de VRT, maar het debat over de opdracht en de doelstellingen van onze publieke omroep zullen we nog uitgebreid voeren bij de bespreking van de nieuwe beheersovereenkomst, over enkele maanden.
De besparingen kwamen hard aan in sectoren die de voorbije jaren ook al hun duit in het besparingszakje hebben gedaan en in sectoren die structureel ondergefinancierd zijn, zoals de cultureel-erfgoedsector. CD&V kan zich vinden in de keuze van de minister om geen kaasschaaf te hanteren – gezien de omvang van de besparingen – en om duidelijke keuzes te maken en verschillende besparingspercentages op te leggen. We hebben begrip voor de moeilijkheden en de onrust die dit in alle organisaties meebrengt, zowel bij de personeelsleden als hun gezinnen. Werken in de vrijetijdssector is immers geen nine-to-fivejob: het is een passie. Men telt de werkuren niet, en het laatste waar men wil op besparen, is op het aanbod. Maar de ondergrens lijkt nu stilaan wel bereikt.
We zullen dan ook samen met de hele sector ten gronde een debat voeren over kerntaken, over complementariteit, over bijkomende financiering en de belemmeringen die men daarbij ondervindt, over de zogenaamde openenddecreten, over de versnippering van de subsidies, over hoe we budgettaire ruimte kunnen vrijmaken voor nieuw beleid, zoals voor het internationaal cultuurbeleid of cultuureducatie, over synergie tussen de sectoren onderling en met belendende beleidsdomeinen zoals onderwijs, welzijn, economie en innovatie. En misschien kunnen in dezen ook lessen worden getrokken uit de evaluaties die men nu in Nederland maakt na de besparingen die daar werden doorgevoerd. De besparingen daar zijn trouwens veel groter dan hier bij ons.
Dit lijkt ons in ieder geval een boeiend thema voor een debat op een volgend Cultuurforum, net zoals een debat over een nieuwe relatie, een new deal, een nieuwe verhouding tussen de overheid en de sector, op zoek naar verantwoordelijkheden, gedeelde verantwoordelijkheden, nieuwe of vernieuwde vormen van engagement en participatie.
De onrust wordt nog versterkt doordat een aantal belangrijke decreten, namelijk die van het lokaal cultuur-, jeugd- en sportbeleid, in vraag worden gesteld. De gevolgen van de vorige interne staatshervorming en de planlastverminderingsoperatie zijn nog maar net verwerkt of er komt een nieuwe drastische operatie aan. We hebben heel veel begrip voor de ongerustheid in de sector over het feit dat de middelen niet zullen worden geoormerkt.
Maar CD&V – en de minister is er net op ingegaan – gelooft, net als de minister, in subsidiariteit en in de lokale besturen en is ervan overtuigd dat de plannen die daar werden opgesteld de komende jaren verder zullen worden gerealiseerd, zonder dat ze daarop worden afgerekend.
Zoals de minister heeft gezegd, zullen we monitoren. We zijn er dan ook zeer tevreden over dat het in de toekomst zal gebeuren. Maar we roepen de beide ministers er ook toe op om ambitieus te blijven in het ontwikkelen van een Vlaams ondersteunings- en stimuleringsbeleid voor het lokale beleid.
We denken er bijvoorbeeld aan – ik heb het voorstel ook al gedaan in de commissie – om de tijd, die bij de administratie in Brussel vrijkomt omdat die niet meer moet worden gebruikt om beleidsplannen en voortgangsrapportages te beoordelen, subsidies te berekenen en saldi uit te rekenen, te gebruiken en de opgebouwde expertise, ten dienste te stellen van de lokale besturen.
We willen de ministers met aandrang vragen om daar dan ook snel werk van te maken, en de expertise die er is, niet verloren te laten gaan.
Collega’s, “in de recent gepubliceerde ‘good country index’ staat België wereldwijd op nummer één wat cultuur betreft. De auteurs van de index beschouwen België met andere woorden als het land dat de wereld het meeste geschonken heeft op het vlak van cultuur. Wie naar Vlaanderen kijkt, begrijpt deze redenering meteen. Al sinds de middeleeuwen dwingen de Vlaamse Meesters internationaal bewondering af met hun vakmanschap, creativiteit en technische innovaties. Zij zwermden over de wereld uit en waren toen de beste ambassadeurs van de Vlaamse cultuur. Ze zijn het nog steeds. Ik denk daarbij aan tentoonstellingen en festivals, maar ook aan projecten die de link leggen tussen de oude Vlaamse Meesters en de hedendaagse disciplines waarin we excelleren, zoals moderne kunst, stripverhaal, street art, urban innovation, architectuur, mode, design enzovoort.”
Collega’s, dit waren niet mijn woorden, maar het was een citaat, niet uit een pamflet van de cultuursector, maar uit de beleidsnota Toerisme van minister Weyts.
In deze krappe economische tijden is het belangrijk dat we blijven investeren in de culturele en vrijetijdssector. We moeten onze sterke audiovisuele en culturele creatieve sectoren verder blijven behandelen als economische groeisectoren. (Applaus van de heer Joris Poschet)
De heer De Gucht heeft het woord.
Collega’s, de realiteit is dat we ons in financieel moeilijke tijden bevinden en dat dat bijgevolg ook effecten heeft op onze budgettaire mogelijkheden. Het budget daalt met gemiddeld 5 procent. Dat betekent dus ook dat de sector daar rumoer over maakt. Het zou trouwens jammer zijn indien ze dat niet zou doen.
Maar ondanks de moeilijke boodschap die deze regering moet brengen, is de minister er volgens ons in geslaagd om een boodschap te brengen voor de toekomst. Door hoop op meer budgettaire ruimte in de toekomst, maar ook door met een duidelijke visie en beleidskeuzes randvoorwaarden te creëren die de sector de kans geven te bloeien en dit door in te zetten op vijf duidelijke uitgangspunten.
Ten eerste: duurzaamheid, en de structurele versterking van de sector, bijvoorbeeld door versnippering aan te pakken en zo de slagkracht van de instellingen te vergroten, door infrastructuurwerken zoals die aan het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA), dat ons een museum voor de 21e eeuw moet opleveren, of de langetermijnvisie op het cultureel erfgoed.
Ten tweede: innovatie. We willen deze innovatieve sector bij uitstek de kans geven om antwoord te bieden op de uitdagingen van vandaag en morgen, onder andere door in te zetten op die noodzakelijke digitalisering. In deze 21e-eeuwse samenleving is het noodzakelijk om in te zetten op zowel de bewaring als ontsluiting van ons cultureel patrimonium.
Ten derde: samenwerking, bijvoorbeeld door het stimuleren van samenwerking door lokale overheden, door samenwerking met prioritaire partners als Nederland. We hebben nu twintig jaar een cultureel verdrag, en we gaan samen naar de Frankfurter Buchmesse. We werken ook samen met onze meest naburige culturele vrienden, zijnde die uit Wallonië, waar we sinds kort ook een samenwerkingsakkoord mee hebben. Ik ben dan ook blij dat deze minister dat ambitieus wil invullen en dat de dialoog daarbij centraal staat.
Cultuur laat zich ook niet vatten in één beleidsdomein. Het moet naar voren komen in de verschillende beleidsdomeinen: Onderwijs, Onroerend Erfgoed, Economie, Toerisme enzovoort. Er moet ook samengewerkt worden met private partners. Cultuur is niet enkel iets van de publieke sector. Ook de private partners hebben hier een belangrijke rol in te spelen.
Ten vierde: internationale uitstraling, het uitdragen en promoten van onze uitmuntende culturele prestaties, en de economische terugverdieneffecten die daaraan vasthangen. Ik verwijs heel graag naar die van de audiovisuele sector.
Ten vijfde: emancipatie en participatie door de burger. Cultuur heeft een bijzondere rol bij het versterken van het sociale weefsel en de emancipatie van kansengroepen in de superdiverse samenleving waarin wij vandaag leven.
Voorzitter, collega’s, gezien mijn beperkte spreektijd, zal ik mij beperken tot enkele beleidskeuzes. In financieel moeilijkere tijden zetten wij in op cultural governance, goed bestuur door onder andere sterke en meer diverse bestuursraden. Dat zal leiden tot meer expertise, financiële stabiliteit en transparantie, wat leidt tot een groter draagvlak.
En dan mijn stokpaardje: alternatieve financiering. Particulieren, ondernemers, bedrijven worden gewezen op de kansen die investeren in cultuur biedt, door te wijzen op de economische waarde die hand in hand gaat met de culturele waarde, die uiteraard altijd de prioriteit moet zijn en blijven, mijnheer Caron.
Enkele weken geleden is de aanpassing aan de tax shelter goedgekeurd, wat ons de mogelijkheid geeft om dat systeem, dat nu een certificatensysteem is, ook uit te breiden naar de gamingsector of de productie van totaalspektakels. We willen kijken wat de mogelijkheden zijn van crowdfunding, een kunstkoopregeling en de successierechten, die vandaag ook bij ons zitten.
Een sector die kampt met besparingen, moeten we de kans bieden op aanvullende en meer diverse financiering. Ik ben ervan overtuigd dat deze hard werkende en innovatieve sector daar ook gebruik van zal maken. Uiteraard is er daarbij nood aan een dialoog met de federale overheid en de Franse Gemeenschap, om ervoor te zorgen dat de federale overheid daar de noodzakelijke stappen in zal zetten. (Applaus bij Open Vld)
Mijnheer De Gucht, ik ben niet noodzakelijk tegen de voorstellen van alternatieve financiering. Alles wat aan bijkomende middelen verworven kan worden, vind ik zinvol. Er staan een aantal initiatieven in de beleidsnota van de minister, en die steunen we.
Maar mijnheer De Gucht, in het federale regeerakkoord van een regering waarover uw partij iets langer mee heeft kunnen onderhandelen, staat er niets over. Ik heb een vraag aan u. Staan er in de beleidsnota’s van de federale ministers die daarvoor bevoegd zijn, wel voorstellen?
U ziet dat de Senaat wel degelijk een functie heeft, want dit is een debat dat in de Senaat perfect zou kunnen worden gevoerd.
Mijnheer Caron, u hebt het eigenlijk over de ‘tax shelter’-regeling die al dan niet in het federale regeerakkoord zou moeten zijn opgenomen. De reden waarom die op dat moment heel moeilijk kon worden opgenomen, was dat de aanpassing aan het systeem van tax shelter – het systeem is aangepast en naar Europa verzonden – pas twee of drie weken geleden door Europa is goedgekeurd. De ‘tax shelter’-regeling met het certificatensysteem maakt meer controle mogelijk op het systeem en maakt dat het misbruik dat er wel degelijk was met het vorige systeem.
De vorige regering heeft dat gedaan.
Het was naar Europa gestuurd en je kunt toch niet een aanpassing die nog niet goedgekeurd is, opnemen in een regeerakkoord.
Deze aanpassing maakt het mogelijk om er wel gebruik van te maken en het wel uit te breiden naar bijvoorbeeld de gamingsector en naar de productie van musicals, waardoor je privaat geld binnenbrengt in een sector die het inderdaad moeilijk heeft. De privésector is daartoe bereid en de audiovisuele sector bewijst dat.
Ik wist niet dat je een federaal regeerakkoord, als je politieke intenties hebt, eerst moet voorleggen aan Europa. Ik leer bij.
Dat heb ik ook niet gezegd. Neen, dat heb ik ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat men binnen het vorige systeem van tax shelter, zonder de certificaten, werd geconfronteerd met verschillende misbruiken. U weet dat ook. Door het certificatensysteem kunnen we een betere controle uitoefenen en kunnen we dat systeem ook uitbreiden naar andere sectoren. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u stelde dat het geoorloofd is te besparen op Cultuur en Media. Wel, ik deel uw mening niet. Kunt u zich een wereld indenken zonder muziek, zonder film, zonder literatuur, zonder architectuur? Ik niet en u wellicht ook niet. En toch vindt u het geoorloofd te besparen op wat mensen gelukkig maakt en verbindt. Bovendien kiest u ervoor te investeren in bakstenen eerder dan in mensen. Dat stuit mij tegen de borst.
Besparingen in Cultuur, zelfs als is het maar 3 procent, komen altijd bijzonder hard aan. De instellingen hebben immers al verschillende keren de kaasschaaf moeten ondergaan. Deze sector drijft op de tomeloze inzet van creatieve mensen, die bijzonder hard werken, voor zeer lage lonen. Het beeld van de overgesubsidieerde kunstenaar, klopt niet. U weet dat zeer goed. Hoog tijd dus voor een echt kunstenaarsbeleid.
Deze regering trekt expliciet de kaart van de grote instellingen. Dat is een duidelijke keuze, want daar wordt nauwelijks bespaard. Alles wat kleinschalig is, experiment, kortom de R&D van Cultuur – nochtans noodzakelijk voor innovatie ook in economie –, is de dupe. Snoeien om te groeien, heet het dan. Maar u vergist zich: zaaigeld wegnemen betekent dat de top doodbloedt op termijn. Het bloeiende ecosysteem dat men ons in het buitenland benijdt, komt onder druk te staan, niet alleen door uw besparingen, maar ook door het wegvallen van de rol van de provincies. Misschien gaan de grote steden hun culturele rol nog wel blijven oppakken, maar ik ben wel bang dat de provinciale middelen zullen verdwijnen in de put, in het beste geval in lopende meters voetpaden.
Roger Rabbit is terug, de framing is weer bezig. Nu is het het volgende adagium: het is allemaal voor de grote instellingen en voor de andere niks. Dat is weer het volgende, kil en koud zoals we zijn.
Dat is helemaal niet waar. Die instellingen zijn onze spitsen, ze moeten scoren. Maar tegelijk moeten ze hubs zijn die andere organisaties en nieuw talent kunnen ontwikkelen en meenemen. Ook dat betekent helemaal niet dat wij zeggen: de kleine organisaties, weg daarmee.
Daarom net, mevrouw Segers, heb ik gewezen op het socioculturele werk. U hebt me daarnet niet goed gehoord. Ik maak er zelf deel van uit, op een zeer bescheiden wijze. De nieuwe evoluties in het socioculturele werk, waarin we mensen kunnen samenbrengen, die ontstaan vanuit de bevolking, willen we een kans geven. Daarom pleiten we voor een hervormd decreet op het socioculturele werk, om juist de basis meer zuurstof te geven.
U hebt gelijk dat in de culturele sector bij uitstek dynamiek belangrijk is. De kleine spelers spreiden inderdaad een dynamisme tentoon. Er is minder gesnoeid bij de grote instellingen, daar ga ik mee akkoord. Maar ze hebben wel extra verantwoordelijkheden gekregen. Wij durven die ook in vraag te stellen. Dat gaan we meten en actualiseren in de commissie, als het nodig zou zijn. Er mag geen status quo uit voortvloeien. Ze moeten juist worden uitgedaagd. Dat is de doelstelling van deze regering. De instellingen die inderdaad minder moeten snoeien, worden uitgedaagd om zich en hun belang te bewijzen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mevrouw Segers, het zal u misschien verwonderen, maar ook in deze sector heb ik als bedrijfseconoom ervaring. Ik heb enkel gezien dat er inderdaad vaak sprake was van dubbele subsidies, dat er synergieën mogelijk waren tussen verschillende instellingen, waardoor je bepaalde middelen efficiënter kunt gebruiken en waardoor er zelfs meer centen over zijn voor kunst.
Een kunstenaarsbeleid moet daarvan werk maken. Ik ga akkoord dat de grote instellingen een taak hebben, maar die hebben geen interesse voor de allerkleinsten. Sidi Larbi Cherkaoui mag overal aan de slag, maar de hele kleine, beginnende kunstenaars die nu worden ondersteund binnen de werkplaatsen en dergelijke, dream on! De grote instellingen gaan die niet opnemen. Het is heel belangrijk dat we de hele piramide bekijken. Ook de middenmoot dreigt onder druk te komen. Mijnheer Meremans, uw mantra is dat we moeten rationaliseren. Dat kan ik enkel interpreteren als: de hele kleintjes moeten eruit. Ik zie het gebeuren dat we op termijn een pak minder organisaties gaan overhouden, en helemaal geen instroom meer mogelijk maken voor beginnende kunstenaars.
Mijnheer Meremans, u spreekt al twee dagen in stripfiguren. Dat mag u doen in het parlement. Gisteren hebben we gediscussieerd over het feit dat een heel aantal van de sectorale subsidies niet geoormerkt zijn. De vraag is wat ermee gaat gebeuren. CD&V heeft gisteren ook proberen duidelijk te maken: wat gaat ermee gebeuren in de kleinere gemeenten, hebben ze wel de keuze en de kans? Op die opmerking van mevrouw Segers reageerde u.
Ik heb veel begrip voor synergie en efficiëntie. Zoals in Onderwijs en Welzijn, dat is inderdaad mogelijk, maar u zet bepaalde mechanismen in gang. Op bepaalde plaatsen, waar er minder middelen en minder draagkracht zijn, gaan er minder kansen en mogelijkheden zijn, doordat u de sectorale middelen niet toewijst. Dat is de grootste onzekerheid. U mag daar met Lucky Luke en Roger Rabbit op antwoorden, maar het verandert niets aan de zaak.
Mevrouw Bastiaens was eerlijk. Natuurlijk zijn er besparingen en zijn daar zorgen over. Maar dat is een ander debat dan de vraag of er meer efficiëntie mogelijk is. Er zijn besparingen en er zijn zorgen over, en bij de kleintjes het meest.
Ik herhaal: natuurlijk zijn er besparingen, en ik heb ook begrip voor die onrust. Dat heb ik ook gezegd op het spreekgestoelte. U had het over het lokaal cultuurbeleid en de kleinere gemeenten. Ik heb steeds aangehaald dat intergemeentelijke samenwerking ter zake ook nodig is. Gemeenten moeten verder kijken dan de eigen kerktoren, ook voor cultuur. Ik heb zelf samenwerkingsverbanden opgezet, zowel voor erfgoed als voor cultuurgemeenschapscentra, en ook nog een voor bibliotheken. Met andere woorden, grotere gemeenten moeten met randgemeenten rond hen bekijken hoe ze samen hun cultuurbeleid kunnen voeren. Dan krijg je juist efficiëntiewinsten.
Ik kan zelfs heel concreet zijn. Weet u hoeveel theaters er in Gent zijn? Ieder theater heeft zijn eigen dienst voor de boekhouding, zijn eigen dienst voor de ticketverkoop, zijn eigen dienst voor de marketing en het opmaken van het programma. Als men die theaters bij wijze van spreken in één subsidiedossier stopt, en er is sprake van één boekhoudsysteem, één marketingsysteem … (Opmerkingen van de heer John Crombez)
Sorry, maar dat is net de discussie: durft men inderdaad bijvoorbeeld bepaalde culturele instellingen, bepaalde theaters doen samenwerken? Het cultuuraanbod blijft daarbij hetzelfde, als het al niet toeneemt. Durft men de basisbehoefte, de basis die men nodig heeft om aan cultuur te kunnen doen, bedrijfseconomisch aan te pakken, ja of neen?
Dus wat u bedoelt, is: nog één theater in Gent. (Opmerkingen)
Mijnheer Gryffroy, laten we eerlijk blijven. U en ik, we zijn allebei als lid van de raad van bestuur betrokken geweest bij de fusie tussen het Ballet en de Opera. U hebt gezien hoe moeilijk het was om alleen al die twee bij elkaar te brengen. Er is daar hard gewerkt. Er is daar resultaat geboekt. Dat kan. Je kunt efficiëntiewinsten boeken. Maar wat u voorstelt, no way. De diversiteit van een cultureel landschap moet de inzet blijven. (Opmerkingen van de heer Marius Meremans)
Een gezond ecosysteem voor cultuur is dus belangrijk, maar dat is natuurlijk minstens even cruciaal voor ons medialandschap. De tijden dat de minister van Media enkel de minister van de VRT was, liggen achter ons. Minister, er wachten zware uitdagingen: het monitoren van diversiteit, de kwaliteit van het media-aanbod, de netneutraliteit en het aanpakken van de voortschrijdende vervlechting tussen distributeurs en zenders. Vooral de mediaconcentratie baart ons zorgen. Het aantal mediagroepen in Vlaanderen heeft echt een ondergrens bereikt. Minister, u kunt wel degelijk iets doen. Wat u moet doen, is investeren in onafhankelijke media-initiatieven, onderzoeksjournalistiek, talentmanagement, levensbeschouwing, regionale omroepen en onderzoek naar technologie-innovatie, in plaats van te beknibbelen. Enkel zo zullen we ons in Vlaanderen kunnen weren tegen de Googles en Facebooks van deze wereld.
In een gezond ecosysteem is een sterke openbare omroep onontbeerlijk. De VRT is de benchmark voor de commerciële sector. U wilt een afgeslankte omroep, die zich terugplooit op zijn kerntaken. Daarmee kunnen wij niet akkoord gaan. De VRT is er voor alle Vlamingen. Er wachten de VRT en haar personeel zware jaren, zwarte jaren. Wij vragen dat er een breed maatschappelijk debat zou worden gevoerd over de nieuwe beheersovereenkomst, want wij willen erover waken dat de VRT niet vervalt tot een nichezender, waarvan het aanbod digitaal achter een betaalmuur verdwijnt. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren ministers, geachte leden, in mijn uiteenzetting zal ik aandacht besteden aan het beleidsveld Jeugd. Zoals ik in de commissie heb aangebracht, is onze fractie vrij tevreden over de algemene beleidslijnen en uitgangspunten van de beleidsnota 2014-2019 en de begroting 2015.
Ik zal een aantal krachtlijnen naar voren brengen. Het algemene uitgangspunt van onze fractie is dat Vlaanderen een heel sterk jeugdwerk heeft. We wensen dus vooreerst te behouden wat we hebben en wat goed is, en te werken aan de aandachtspunten die in het kader van dat jeugdwerk belangrijk zijn, bijvoorbeeld een betere inclusie van allochtone jongeren en jongeren met een beperking.
Een ander belangrijk speerpunt van onze fractie betreft het aanpakken van de overregulering. De Ambrassade heeft daarvoor een regulitisbrochure uitgebracht en de knelpunten opgelijst. Minister, u zult in onze fractie een bondgenoot vinden om die overregulering daadkrachtig aan te pakken.
We moeten tevens kinderen en jongeren ruimte geven om initiatieven te kunnen ondernemen, zonder de soms overdreven planlast. We moeten het vrijwillig engagement van onze jongeren vrijwaren en versterken.
Mijn fractie ondersteunt uiteraard de beslissing om de middelen over te hevelen naar het Gemeentefonds. Wij willen de lokale besturen meer autonomie en verantwoordelijkheid geven. Maar we begrijpen de ongerustheid. Verandering en evolutie creëren altijd ongerustheid.
De minister van Jeugd zal werk maken van een nieuw jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan. Mijn fractie vindt het uitgangspunt van de minister om in te zetten op informatie om kinderrechten bekender te maken zinvol. Zijn analyse is volgens ons de juiste: kinderrechten zijn nog te weinig bekend.
Naast ruimte om initiatieven te ondernemen, is ook fysieke ruimte voor kinderen en jongeren om te bewegen en te spelen ontzettend belangrijk. Een realistische uitvoering van de masterplannen voor de Vlaamse jeugdverblijfscentra Destelheide en De Hoge Rielen zijn ook voor onze fractie belangrijk, net als de opmaak van een masterplan voor bivakplaatsen.
Er moet ook aandacht zijn voor voldoende eigentijds kampeermateriaal ten behoeve van onze jeugdverenigingen, door op een realistische manier te investeren in de Uitleendienst Kampeermateriaal. (Applaus bij de N-VA en van de heer Bart Caron)
Mevrouw Soens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, één derde van onze samenleving is jonger dan dertig. Kinderen en jongeren tellen dus letterlijk mee. Er moet met hen rekening gehouden worden via de stem van volwassenen, en volwassenen hebben de plicht om hen te horen. Als jongste parlementslid neem ik die taak met heel veel goesting op mij.
Als ik uw begroting en beleidsnota lees, moet ik helaas vaststellen dat u weinig ambities, dromen en goesting hebt voor onze kinderen en jongeren. Er is veel gerealiseerd in de vorige legislaturen en u erkent dat. U zegt dat letterlijk in uw beleidsnota: “Mijn beleidsnota Jeugd heeft als eerste uitgangspunt te behouden wat goed is.” Wat goed was, moet je inderdaad bestendigen en blijkbaar waren er veel goeie dingen overgebleven. Ik begrijp dat. Ook dat is de schuld van de sossen.
Toch zijn er aantal zaken waar ik van wakker lig. Tijdens de vorige legislatuur werd er hard ingezet op de meest kwetsbare kinderen en jongeren in ons jeugdbeleid. Er werd in extra middelen voorzien en er werd een groeipad voor de toekomst uitgetekend. Dat is nu niet meer het geval. Jeugdwerk vertrekt van wat kinderen wél kunnen, en niet van wat ze niet kunnen. Kinderen moeten het recht krijgen om, op hun weg naar volwassenheid, zijwegen te verkennen, de richting zoek te raken, te struikelen... Er is een groep kinderen voor wie de hindernissen te hoog zijn, kinderen die, omdat ook de ouders de kracht of het noorden kwijt zijn, het risico lopen om te blijven hangen of liggen. Wij hebben de plicht hen recht te trekken, en zij hebben de plicht recht te staan. Jeugdwerk voor maatschappelijk kwetsbare kinderen en jongeren kan hierin een noodzakelijke katalysator zijn.
Waar ik ook verontwaardigd over ben, is de besparingsoefening. Ik wil hier een warm pleidooi houden voor een sterk lokaal jeugdbeleid. De sleutel van een performant jeugdbeleid zit op het lokale beleidsniveau. In uw beleidsnota erkent u dit maar in uw begroting helaas niet. Dat deze Vlaamse Regering bespaart, is een feit, maar het zou een sterk signaal zijn, beste minister, om de Vlaamse Vereniging voor Jeugddiensten extra te ondersteunen zowat we op z’n minst garanties krijgen dat er, ondanks de inkanteling in het Gemeentefonds, vanuit Vlaanderen gezorgd wordt dat we onze kinderen en jongeren niet in de steek laten. Ik vind dat een gemiste kans. (Applaus bij sp.a en Groen)
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik wist niet dat de sport zo weinig tijd ging krijgen. Maar we zullen dat snel afhandelen. De heer Van Campenhout zal mij aanvullen.
Vooraleer iedereen hier uit zijn vel springt, kan ik stellen dat mijn fractie volledig akkoord is met de begroting en de beleidsnota 2014-2019, en natuurlijk ook met de begroting van 2015. Wij weten ook dat er moet bespaard worden, en het beleidsdomein Sport zal ook zijn verantwoordelijkheid daarin nemen. Toch ben ik blij dat onze minister nog steeds een sporthart heeft en dat hij in de besparingen een gerichte keuze zal doen.
In deze mooie en zelfs in deze woelige tijden wordt er nog geld voorzien voor sportinfrastructuur. Het infrastructuurbeleid kunnen we alleen maar toejuichen. Er wordt werk gemaakt van een globaal sportinfrastructuurplan, waarbij men opnieuw aandacht gaat besteden aan de zwembaden.
Wij zullen onze bestaande sportinfrastructuur optimaal benutten en hopen dat u en uw collega’s blijvend aandacht besteden aan een oplossing voor de lawaaierige sporten.
Wat doping binnen de sport betreft, hoop ik dat u een voortrekkersrol blijft spelen binnen het WADA.
Ik bedank alle fracties dat zij het ontwerp van Antidopingdecreet eenparig hebben goedgekeurd.(Applaus bij de N-VA)
Dit was het eerste optreden in de plenaire vergadering van de heer Wynants. (Applaus)
De heer Van Campenhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijke visie op het Vlaams sportbeleid. U zet in op een bovenlokale sportinfrastructuur in de gemeentelijke samenwerking. Dat is ook nodig. U zet in op zwembaden, vele gemeenten zijn immers te klein om zelf een zwembad te bouwen.
Wat belangrijk is in uw beleid, is dat het geen of-verhaal is maar een en-verhaal. Het is geen abstract debat over de vraag of we moeten investeren in topsport, breedtesport of buurtsport. U hebt inclusief aandacht voor alle groepen: jeugd, senioren en G-sport en bijzondere aandacht voor de beroepsactieve bevolking. Wanneer mensen beroepsactief worden en kinderen krijgen, haken ze vaak af. U hebt daar aandacht voor, en dat is goed.
U hebt vertrouwen in en u geeft autonomie aan de lokale besturen. Elke lokaal bestuur dat zichzelf serieus neemt, vraagt al jaren meet autonomie. U geeft die en onze fractie heeft vertrouwen in die lokale besturen. In de grootste stad van Vlaanderen zullen die niet-geoormerkte middelen zeer sportief worden besteed. (Applaus bij de N-VA)
De heer Vandaele heeft het woord.
Minister, wij waarderen de beleidsnota Media omdat vele klemtonen in de nota de onze zijn. Ik denk aan toegankelijkheid, ondertiteling, aandacht voor eigen Vlaamse en Nederlandstalige producties.
De krachtsverhoudingen in de mediasector – mevrouw Segers had het daarover – met name tussen omroepen en distributeurs, baarden ons ook tijdens de vorige legislatuur al zorgen. Europa werkt nu ook aan een regelgevend kader met betrekking tot netneutraliteit.
De decretale initiatieven die wij vorig jaar namen, bijvoorbeeld signaalintegriteit en regionale omroepen, moeten we bewaken en evalueren.
Tijdens de vorige legislatuur slaagden wij erin een deel van de opbrengst van de federale veiling van frequenties naar Vlaanderen te halen. Ook bij toekomstige veilingen moet Vlaanderen delen in de opbrengsten. Het is belangrijk dat daar wordt gemonitord. Dat gebeurt nog niet, dat moet snel in gang worden gezet.
2016 is een belangrijk jaar. Enerzijds moet het radiolandschap herschikt worden nu de erkenningen van de radio’s aflopen en kan een stap in de richting van de digitale radio worden gezet. Minister, u moet daar nu heel snel werk van maken. U weet dat we daar vertraging hebben opgelopen wat het radiodossier betreft.
U kondigde aan dat u de nieuwe beheersovereenkomst met de openbare omroep vervroegd wil heronderhandelen. De openbare omroep – en ik richt me opnieuw tot mevrouw Segers – moet voor onze fractie een brede opdracht blijven behouden met een klemtoon op informatie, cultuur en een gemeenschapsvormende taak, met een verscheiden en pluralistisch aanbod en met aandacht voor eigen Vlaamse en Nederlandstalige audiovisuele producties. (Applaus bij de N-VA)
Minister Muyters heeft het woord.
Een aantal mensen, waaronder de heer Caron, mevrouw Bastiaens en de heer Crombez hebben het gehad over de oormerking en de vraag of in het geval van sport Bloso daarnaast nog iets doet. Ik herhaal dat de rol van Bloso fundamenteel verandert. In plaats van controlerend worden zij dienstverlenend. Ik heb Bloso al de opdracht gegeven om een aanbod te doen aan de gemeenten, zeker aan de kleine gemeenten. Het is de bedoeling dat zij een soort van formats geven waarbij die kleine gemeenten gemakkelijk middelen kunnen besteden aan sport.
Mijnheer Van Campenhout, ik ben het met u eens. Zeker als het op die manier gebeurt, heb ik er alle vertrouwen in dat die middelen naar sport zullen blijven gaan.
Mijnheer Wynants, ik dank ook u om de sport hier onder de aandacht te brengen. Met betrekking tot de lawaaierige sporten zullen minister Schauvliege en ikzelf onze uiterste best doen om af te ronden wat we tijdens de vorige legislatuur hebben voorbereid. (Applaus bij de N-VA)
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, ik dank iedereen die het woord heeft genomen. Ik zal even op enkele bedenkingen van de diverse sprekers ingaan.
Er is me gevraagd of de besparingen in sectoren als cultuur, jeugd en media geoorloofd zijn. Die besparingen zijn niet prettig. De vraag of ze noodzakelijk zijn, is het onderwerp van het debat dat we vandaag voeren. Volgens mij zijn die besparingen evenwel geoorloofd.
De Vlaamse Regering en de Federale Regering hebben met betrekking tot de besparingen geen taboes. Dit blijkt uit wat met betrekking tot het leger, justitie, mobiliteit en onderwijs gebeurt. Ook de sectoren cultuur, jeugd en media ondergaan besparingen. Ik doe dit niet met plezier. Het is de bedoeling de openbare financiën op termijn gezond te houden.
Betekent dit dat Vlaanderen als cultuurnatie, zoals de heer Caron het mooi heeft verwoord, begint te wankelen? Volgens mij is dat niet het geval. Het is voor iedereen een moeilijkere periode. Het is de bedoeling een aantal beleidsopties die in de beleidsnota staan vermeld, uit te voeren. Dit heeft onder meer betrekking op de discussie over het Kunstendecreet. Op die manier kunnen volgens mij ook nieuwe mogelijkheden ontstaan.
Aangezien een van de sprekers het punt heeft aangebracht, wil ik ook een iets onvoorzichtiger thema aankaarten. In Nederland is geëvalueerd welke gevolgen de besparingen van de voorbije jaren hebben gehad. Ik wil de resultaten van dit onderzoek door de Rijksoverheid niet triomfalistisch benaderen. In tegenstelling tot sommige fracties in Nederland wil ik niet stellen dat het allemaal wel meevalt en dat de cultuursector zich mag komen verontschuldigen. Dat is immers niet de wijze waarop ik een beleid wil voeren of waarop we hier discussies moeten voeren.
De resultaten zijn echter verrassend. Het zou misschien een goede zaak zijn hier in de commissie eens dieper op in te gaan. De besparingen in Nederland gingen verder dan hier. Het aanbod bij onze noorderburen is echter nog steeds groot, divers en toegankelijk. De bezoekersaantallen van vele culturele manifestaties zijn nog gestegen. Dit betekent niet dat wat we nu doen voor de sector een fluitje van een cent is. Ik wil de zaken enkel in de juiste proporties bekijken. Dat is het Vlaams Parlement aan zichzelf verplicht. Dit debat wordt zeker voortgezet. Ik wil de zaken niet minimaliseren door te stellen dat het wel zal meevallen. We moeten echter nagaan of het debat dat we voeren aan een zekere realiteitswaarde wordt getoetst.
Verder is hier gedebatteerd over geld dat volgens sommigen gewoon is verdwenen. Dit heeft betrekking op het decreet betreffende het lokaal cultuurbeleid en het decreet betreffende het lokaal jeugdbeleid. Binnen de bevoegdheden van minister Muyters is ook het sportbeleid hierbij betrokken.
Dat geld is natuurlijk niet weg. De heer Meremans heeft er terecht op gewezen dat 80 procent van de middelen voor deze sectoren over alle Vlaamse steden en gemeenten heen van die lokale besturen zelf komt. De lokale besturen vinden dit zelf voldoende belangrijk om erin te investeren.
Ik heb geen redenen om aan te nemen dat dit in de toekomst minder belangrijk zal worden. Voor zover ik weet, is het aantal cultuurminnende burgemeesters niet afgenomen. Er zitten er trouwens een paar hier in de zaal. De schepenen van Jeugd en de schepenen van Sport laten terecht van zich horen. De vraag van de lokale bevolking om een degelijk lokaal cultuuraanbod, in de culturele centra, in de bibliotheken of in samenwerking met andere lokale partners, is niet afgenomen.
We zullen dit op een goede wijze monitoren. Dit zal gebeuren volgens de modaliteiten die ik net heb opgesomd. Op dit ogenblik is dat geld niet weg. Het zal verder zijn weg vinden naar een goed lokaal cultuuraanbod.
Vervolgens is er een discussie over de grote instellingen geweest. Sommigen geloven niet dat deze grote instellingen, die minder besparingen hebben moeten ondergaan, wel voldoende een vrijplaats voor kleine initiatieven zullen zijn.
Om te beginnen wil ik zeggen dat de wetmatigheid van de cultuur en van de kunst door mij en door deze regering niet zal worden genegeerd, namelijk dat elk initiatief van onderuit groeit. In die zin moeten we blijven investeren en in middelen voorzien. Dat doen we ook voor kleine projecten. We zullen een bijkomende stap zetten door met de grote instellingen, parallel met de uitvoering van het nieuwe Kunstendecreet de komende maanden, in beheersovereenkomsten met hen afspraken te maken over de ruimte die zij moeten bieden. Velen doen dit nu al op een degelijke manier maar het kan wellicht nog beter en intenser voor kleinere kunstenaars, kleinere projecten en kleinere initiatieven.
Om het met een vergelijking te zeggen: wat de grote kunstinstellingen in Vlaanderen moeten zijn voor de hele cultuursector, is wat een persoon als Vincent Kompany doet voor het hele Belgische voetbal. Ten eerste zijn zij en is hij belangrijk op zich als uitstraling, maar alleen kan hij geen doelpunten scoren. Daarom is de medewerking van zijn team heel belangrijk. Dat is dan het brede middenveld in de cultuur als geheel. Maar ook de kleine voetballertjes op al onze pleinen kijken naar hem op omdat sommigen ooit willen worden zoals hij. Zo is het ook met de kleinere spelers. Zij moeten de ruimte krijgen van de grotere spelers om samen hun ding te kunnen doen. Wij zullen daarover waken en we zullen de dynamiek van die beheersovereenkomst de komende maanden verder kunnen toelichten in de commissie.
Er is een goede vraag gesteld door mevrouw Bastiaens. In principe komt er meer ruimte vrij op de administratie bij de mensen die zich met lokale beleidsplannen bezighouden. We moeten kijken hoe die energie verder kan worden aangewend op een positieve manier. We bekijken het globaal met de inkanteling van de agentschappen Kunsten en Erfgoed en Sociaal-Cultureel Werk in de administratie. Uw vraag is pertinent. Ik hoop tegen 1 april het einde van de operatie gedaan te hebben. We nemen zeker uw terechte suggestie mee.
Ik ben ook dankbaar voor de bezorgdheid, die ik nog steeds als positief ervaar, van mevrouw Soens en de concrete punten die mevrouw Van Eetvelde heeft aangehaald omtrent het feit dat wij investeren in jeugd. Mevrouw Van Eetvelde heeft gesproken over investeren in kampeermateriaal en onze domeinen, namelijk De Hoge Rielen en Destelheide. Dat zijn allemaal dingen die deze legislatuur zullen gebeuren. Ik heb het gevoel, of zelfs meer dan het gevoel, dat wanneer wij daarin investeren, wij echt niet investeren in stenen. Wij investeren in domeinen en materiaal dat gebruikt kan worden door mensen. Ik zou die tweedeling van stenen en mensen toch een beetje uit het algemeen discours willen houden. Het is eerder een en-enverhaal.
Nog kort iets over de media. Mevrouw Segers, we hebben het er al uitgebreid in de commissie over gehad: de VRT blijft wel degelijk een belangrijke aansturing van mijn en het Vlaams beleid op mediavlak. Ik ben het niet eens met u dat wij alleen maar besparen. Ja, wij besparen, en deze besparingen zijn voor de VRT inderdaad niet min, maar besparingen zonder hervormingen hebben geen zin. Dus hebben wij met de VRT gezegd – dat is ook de reden waarom wij de onderhandeling over de beheersovereenkomst vervroegen – dat we de VRT ook een doorstart willen geven op digitaal vlak voor het nieuwe tv-kijken, zoals het door een aantal wijze mannen in het medialandschap twee weken geleden in een boek werd voorgesteld. Daarmee willen we de VRT een turbo geven om ook op dat niveau een rol te kunnen spelen als openbare omroep met zijn hedendaagse en toekomstige uitdagingen, zoals dat goed geschetst is door de heer Vandaele.
Ik laat het hierbij, collega’s. De laatste vraag van de heer Vandaele over een aantal gesprekken over de opbrengsten van veilingen van frequentiebanden neem ik inhoudelijk nu niet mee. Ik wil alleen maar zeggen dat we wel degelijk een aantal engagementen die in de commissie daarrond en rond andere aangelegenheden van timing zijn opgenomen, aanhouden. Ik zit bijvoorbeeld met het kabinet van de minister voor de digitale agenda samen begin januari. Mijnheer Vandaele, daar zal uw onderwerp aan bod komen. Aan de andere collega’s herhaal ik mijn engagement om voor mijn beleidsdomeinen in de commissies tegen 1 januari een timingtabel te geven voor de komende jaren, zodat u transparant kunt volgen aan welk tempo we bepaalde elementen in de beleidsnota willen realiseren. (Applaus bij de meerderheid)
Ik laat eerst het applaus op de Open Vld-banken langzaam uitdeinen. En uiteraard ook het applaus op de N-VA-banken.
Minister, u hebt een soort van onschuld over u. Ik zou u graag de minister van onschuld noemen. Dat is een positieve opmerking. U bent immers niet verantwoordelijk voor bepaalde stappen die tot het beleid hebben geleid. Dat geeft u nog enkele jaren krediet. Ik waardeer ook de fijne manier waarop beide heren gereageerd hebben.
Ik ben een Kortijkzaan. In Kortrijk hebben we al jaren wat we de Cultuurwinkel noemen. Daar gebeuren de reservaties voor alle cultuurhuizen, zowel de openbare als de private. Op het lokale niveau wordt er dankzij het lokale cultuurbeleid en het regionale overleg tussen de cultuuractoren bespaard op overheidskosten. Op die manier komt er ruimte vrij voor het inhoudelijke werk.
Met betrekking tot de sportsector is dat bij ons overigens niet hetzelfde. Men kan bijvoorbeeld digitaal reserveren en digitaal inschrijven voor sportkampen, zowel bij clubs als bij de lokale sportdienst.
Op Vlaams niveau is er inderdaad de Vlaamse Centrale Catalogus (Vlacc), die het mogelijk maakt dat niet elke lokale bibliotheek over een eigen gedigitaliseerde catalogus moet beschikken, boeken moet inschrijven en er notities over moet maken. Het is voldoende in het centrale bestand aan te vinken dat het boek in de bibliotheek aanwezig is, en op die manier kan men aan een boek raken.
We hebben dus al belangrijke stappen gezet. Laat ons verder stappen zetten op vlakken waar het zinvol is. Ik wil daar niet flauw over doen. Zulke zaken bestaan al langer dan vandaag, en ik steun die ontwikkeling.
Ik ben bestuurder bij drie kunstenorganisaties. De voorbije drie weken hebben we vijf mensen ontslagen. ‘Ça fait du mal’, zeker als je die mensen persoonlijk kent, omdat het kleine organisaties zijn. In een van die organisaties werken slechts zes mensen, in een andere twaalf, en in nog een andere vijf. Er zijn vijf mensen ontslagen als gevolg van de keuzes die de regering heeft gemaakt. Ook de cultuursector en de mediasector ontsnapt niet aan de noodzakelijke besparingen, maar ze grijpen wel diep in, en het gaat om forse bedragen.
Tot slot wil ik nog iets zeggen over het lokale cultuur- en sportbeleid. Het is waar dat de gemeenten 80 procent van het lokale cultuur- en sportbudget zelf ophoesten. Weet u hoeveel dat bedroeg vooraleer die 20 procent van Vlaanderen kwam? Veel minder natuurlijk, want het is – zoals in het voorbeeld van de sleutel en de voordeur en de muren die we hebben gesloopt – net door het feit dat we bij wijze van spreken aan de schepenen en aan de burgemeesters een instrumentarium hebben gegeven om van start te gaan, dat het hele huis kon worden gebouwd. Ik weet ook dat het hele huis morgen evenmin snel zal worden afgebroken. Ik ben echter wel ongerust. Daarom is de monitoring noodzakelijk, om te weten wat er gebeurt en om eventueel in te grijpen waar nodig. Het is een slimme wisselwerking tussen lokale autonomie en stimulansenbeleid. Daar moeten we naar streven. Met deze positieve noot wil ik eindigen.