Report plenary meeting
Report
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, u maakte bekend in de pers dat u 4,5 miljoen euro uittrekt voor kinderarmoede. Daarmee wilt u zeventig gemeenten bedienen, die tussen 25.000 en 550.000 euro van u krijgen. Zij mogen daarmee acties ontwikkelen in de domeinen werk, huisvesting, onderwijs, gezondheidsbeleid enzovoort. Het is aan hen om iets te doen.
De burgemeester van Mechelen, de heer Somers, reageerde niet ontevreden. Hij bedankte u, maar stelde dat Mechelen in de praktijk een veelvoud van die middelen uittrekt om te proberen iets te doen aan de situatie van armoede. De heer Coddens in Gent krijgt ongeveer 270.000 euro. Dat is de prijs van iets meer dan een gemiddelde woning in Gent. Hij reageert tevreden, hij is dan ook van u partij, en zegt daarmee vijftig gezinnen te gaan helpen. Er lijden natuurlijk een pak meer gezinnen in Gent onder kinderarmoede.
Minister, mijn vraag aan u wordt gedeeld door onder andere Bea Cantillon, professor en armoede-experte aan de Universiteit Antwerpen, en door het Netwerk Armoede: dit is iets, maar waar blijven de structurele maatregelen van uw beleid?
Minister Lieten heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, uw vraag verbaast me ten zeerste, omdat u heel goed weet dat we met de Vlaamse Regering structureel een Vlaams Actieplan Armoedebestrijding hebben. Elke minister heeft daarin structurele maatregelen voorgesteld. U kunt dat mee opvolgen, want wij brengen elk jaar een voortgangsrapportering in het parlement over de vooruitgang en de implementatie van al die structurele maatregelen. U bent ze misschien vergeten, maar ik zal uw geheugen opfrissen.
Voor Onderwijs gaat het om: de uitbreiding van het aantal kleuterleidsters met 1500 zodat er kleinere kleuterklassen komen en het inzetten op jeugdhulp en jeugdverenigingen rond kinderarmoede. Voor Werk gaat het om: het inzetten van de werk-welzijnstrajecten voor gezinnen die in armoede leven en het verder uitbreiden van de individuele beroepsopleiding. Voor Cultuur heeft minister Schauvliege de UiTPAS, die nu wordt uitgerold in heel Vlaanderen. Voor Wonen doet minister Van den Bossche een duidelijke investering voor het verhogen van het aantal sociale huurwoningen en koopwoningen. Andere maatregelen van Wonen die daarop inwerken zijn: de invoering van de verplichte huurpremie, de uitbreiding van de sociale verhuurkantoren en de renovatie voor de huurders.
Gaan we naar minister Vandeurzen, dan zijn daar de uitbreiding van de kinderopvang, het invoeren van de inkomensgerelateerde kinderopvang, de uitbreiding van de preventieve gezinsondersteuning en de ontwikkeling van de Huizen van het Kind. Zo kan ik verder gaan. Dit zijn structurele maatregelen van de Vlaamse Regering.
Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat gemeentebesturen een belangrijke rol kunnen spelen. We hebben de voorbije jaren samen geëxperimenteerd, we hebben projectfinanciering gegeven. Nu verankeren we die structureel door middelen vrij te maken voor de gemeenten zodat ze de projecten kunnen voortzetten en kunnen uitbreiden. We geven ze een duwtje in de rug, naast de financiering en het beleid dat ze zelf voeren. Dat is het tweede luikje van de tweetrapsraket van mijn armoedebeleid.
Dan is er nog een derde luikje van de raket. Het houdt in dat we zeggen dat we niet alleen op Vlaams niveau en op gemeentelijk en federaal niveau moeten werken, maar dat we ook in de samenleving het debat verder moeten voeren en de verankering van het kinderarmoedebeleid moeten verzekeren. Ik heb daarom achter de schermen meegewerkt aan de oprichting van het Kinderarmoedefonds, zodat we er ook vanuit een maatschappelijke betrokkenheid aan kunnen voortwerken.
Dat zijn allemaal dingen die samenhangen: de structurele aanpak van de Vlaamse Regering, het ondersteunen van de structurele aanpak van gemeentebesturen en het verder losmaken van de maatschappelijke engagementen. Dat zijn allemaal vormen van aanpak die werken. Ik ben er echt van overtuigd, mevrouw Meuleman, dat dat de goede weg is.
Is het genoeg? Het is nooit genoeg. We zullen allemaal samen onze inspanningen moeten voortzetten om de kinderarmoede uit de wereld te helpen.
Minister, ik ben het met u eens. U somt een aantal zaken op die essentieel zijn.
Betaalbare huisvesting is absoluut essentieel. Het ontbreekt absoluut aan huursubsidies. De Vlaamse Regering heeft te weinig gedaan wat de huursubsidies betreft. Veel te veel mensen moeten erop wachten.
Over de kostenbeheersing in het onderwijs krijgt u wellicht memoranda, want het is de tijd van verkiezingen en heel wat organisaties geven ons dan een eisenbundel. Aan de kostenbeheersing in het secundair onderwijs heeft de Vlaamse Regering – dat debat hebben we vorige week gevoerd – veel te weinig gedaan.
Energiearmoede blijft een ontzettend groot probleem in Vlaanderen. U en de Vlaamse Regering schrijven zelf: “De automatische toekenning van sociale rechten is essentieel in een armoedebeleid.” De automatische toekenning van de schooltoelage is er nog steeds niet, hoewel die werd beloofd aan het begin van deze legislatuur.
Er is wel degelijk nog ruimte voor vooruitgang op het vlak van structurele maatregelen. Ik blijf erbij dat de 4,5 miljoen euro een mooi extraatje is, maar dat het veel te weinig is om de structurele kinderarmoede op een fundamentele manier aan te pakken.
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, minister, de afgelopen vier jaar heeft de armoedebestrijding in Vlaanderen vooral een projectmatig karakter gehad. We hebben het daar heel vaak in de commissie over gehad. Daarbij zijn veel zinvolle projecten na het verstrijken van de termijn verloren gegaan. Als Open Vld hebben we dat altijd aangeklaagd.
Zoals we weten, kent u de middelen toe aan de gemeenten. Ik wil daar positief over zijn. Als Open Vld zijn we blij dat het er nu iets meer structureel aan toe zal gaan. Voor ons is dat een verbetering.
De zaak is wel, minister, dat deze maatregel erg laat in de legislatuur komt. De gemeenten heten de 4,5 miljoen euro inderdaad van harte welkom, maar de kern van de zaak is dat het bedrag eigenlijk maar een extraatje is. De meeste steden en gemeenten investeren immers een veelvoud aan middelen om de armoede te bestrijden, maar ze volstaan niet om de armoede echt aan te pakken.
De gemeenten kondigen nu aan dat ze een aantal projecten kunnen handhaven die anders misschien wegens een budgettair moeilijke situatie ter ziele zouden zijn gegaan. Opmerkelijk is dat we zien dat bijvoorbeeld Samenlevingsopbouw zegt dat 40 procent van het personeel wordt gefinancierd vanuit lokale convenanten, maar dat aandeel ziet slinken. De vaststelling is ook dat de convenanten voor een beperktere duur gelden. Het grote gevaar is, minister, dat op het einde van de rit de maatregel een nuloperatie of een operatie schadebeperking dreigt te worden in plaats van een nieuwe stap in de goede richting. Vreest u daar dan niet voor, minister?
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik begrijp uw verbazing bij het horen van de betogen. Wie zegt dat lokale projecten geen zoden aan de dijk brengen, moet echt dringend wakker worden. We hebben net nood aan lokale initiatieven, aan een bottom-upwerking, want de bestrijding van kinderarmoede is een gedeelde verantwoordelijkheid van de lokale, Vlaamse en federale overheid.
Ik vind het heel positief dat we nu een structurele aanpak hebben, met name die financiering op permanente basis. Als die 4,5 miljoen euro wordt afgedaan als peanuts of als een nuloperatie, dan wil ik herinneren aan de precaire financiële situatie van OCMW’s en gemeenten. We hebben het daar al over gehad in deze plenaire vergadering. We zitten daar in een catch 22-positie.
Minister, er zijn zeventig steden en gemeenten geselecteerd. Ik zou graag weten welke criteria precies worden gehanteerd en waar die terug te vinden zijn.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, de N-VA heeft binnen het armoedebeleid altijd gepleit voor een zo sterk mogelijke verschuiving van projectmatige ondersteuning naar structurele ondersteuning. Dit is een stap in die richting. De versnippering van schaarse middelen moet te allen tijde worden vermeden. Als ik hier dan collega’s hoor die naar aanleiding van een heel concreet onderwerp een zo breed mogelijk debat voeren, dan vind ik dit eigenlijk een gemiste kans. Bij het voorstel dat u hebt gelanceerd, wil ik nog een vraag stellen, minister. Het gaat om een permanente toekenning aan gemeenten, maar hoe permanent mogen gemeenten dat interpreteren?
De middelen zijn schaars. Wat verwacht u van de gemeenten wat de terugkoppeling en rapportering betreft? Het is de bedoeling dat het parlement en de overheid kunnen controleren of de middelen zinvol worden ingezet zonder te vervallen in een administratieve meerlast voor de betrokken gemeenten.
We hebben de voorbije jaren grondig werk geleverd. Ik heb gedurende drie jaren oproepen gedaan om na te gaan welke nieuwe methodes we kunnen uitproberen bij de gemeentebesturen, specifiek voor de bestrijding van kinderarmoede. De preventie van kinderarmoede richt zich specifiek op de leeftijdsgroepen van 0 tot 3 jaar.
Er zijn heel mooie projecten uitgetest in verschillende gemeentebesturen met de medewerking van vrijwilligersorganisaties, scholen en kinderopvangdiensten. Die projecten zijn geëvalueerd. En, mijnheer Gysbrechts, de goede projecten die effectief rendement hadden, willen we nu voortzetten en uitrollen over de zeventig gemeenten waar de kinderarmoede het grootste is. Dat doen we niet op projectbasis, maar op structurele basis. Die middelen zijn recurrent ingeschreven in de begroting. Zij zijn recurrent tot het probleem van kinderarmoede is opgelost. U weet natuurlijk dat elke minister in een volgende regering daar anders over kan beslissen. Ik hoop dat dit niet gebeurt, en dat het beleid van kinderarmoedebestrijding een prioriteit blijft, ongeacht wie er in de volgende regering zit. Ik hoop dat dit engagement dat is opgenomen in de begroting en in de meerjarenbegroting, behouden kan blijven.
Wij stellen een aanpak voor waarbij wij heel duidelijk de autonomie van de gemeenten willen respecteren. Zo’n taak van kinderarmoedebestrijding mag niet enkel op het OCMW worden afgewenteld. Het moet een gedeelde taak zijn samen met de schepenen van Huisvesting, van Opvoeding en van Onderwijs. Die taak mag ook niet beperkt blijven tot een structurele aanpak van enkel de gemeenten. Er zijn zoveel organisaties op het grondgebied van een gemeente die een belangrijke rol spelen en kunnen spelen bij de kinderarmoedebestrijding. Ik denk aan de scholen, de kinderopvangdiensten, de wijkverenigingen en vooral ook aan de verenigingen waar armen het woord nemen. Wij vragen aan de gemeenten om die aanwezige kracht te bundelen en na te gaan wat in een bepaalde gemeente nog noodzakelijk is. De middelen moeten dan worden ingezet om de gaten te vullen die er vandaag zijn bij de inhoudelijke benadering van de kinderarmoede.
We vragen ook uitdrukkelijk aan de gemeenten om de prioriteit bij jonge kinderen en gezinnen met jonge kinderen te leggen. Gemeenten hebben de mogelijkheid om te kiezen uit de verschillende aanpakken die de afgelopen jaren zijn uitgeprobeerd.
Ik weet intussen dat kinderarmoede in heel veel gemeenten een thema is en dat men daar in de strategie van de gemeenten belang aan hecht. Ik probeer dat te ondersteunen vanuit die middelen.
Om die gemeenten te selecteren, hebben we gekeken naar de verschillende indicatoren, op een zo wetenschappelijk mogelijke manier. We hebben ook gekeken naar de kansarmoede-index van Kind en Gezin.
We hebben verder gekeken naar het aantal eenoudergezinnen op het grondgebied van een gemeente, naar het aantal leefloners en naar de kinderen die in de schoolomgeving bijkomende begeleiding nodig hebben. Zo hebben we zeven indicatoren genomen, de gemeenten daarop beoordeeld op basis van wetenschappelijke informatie en zo die zeventig gemeenten gekozen. U vindt die informatie op de website van de administratie en ook in het persbericht. Ook de cijfers zijn publiek. U kunt daarnaar kijken.
Beste collega’s, ik hoop echt dat dit heel veel gemeenten helpt om de goede intenties die er zijn, volledig uit te rollen. Ik kan u meegeven dat wat wij hier doen niet zomaar een slag in het water is, integendeel. Ook de Europese Commissie kijkt naar ons en heeft ons gevraagd om een duidelijke toelichting te geven over ons beleid. Door hen wordt het duidelijk structureel bekeken en als een goede voorbeeldfunctie om de bestrijding van de kinderarmoede strategisch voorop te stellen als beleidsprioriteit op alle niveaus van de overheden.
Mijnheer De Bruyn, het is niet omdat ik u recurrent 50 cent geef, dat ik u structureel help. Recurrent is niet hetzelfde als structureel. Uw betoog liet dat wel zo uitschijnen.
Minister, om u en uw Vlaamse Regering wat te helpen om de dingen in perspectief te plaatsen, zou ik graag een nieuwe meeteenheid lanceren, namelijk de lopende meter Oosterweel. Als u weet dat de Oosterweelverbinding 3,2 miljard euro zal kosten voor 10 kilometer, betekent dat 320.000 euro per lopende meter Oosterweel. Met uw 4,5 miljoen euro voor kinderarmoede kan ik, uitgedrukt in lopende meter Oosterweel, 14 lopende meter Oosterweel aanleggen. Het bedrag voor 14 meter lopende meter Oosterweel, van hier tot aan minister Crevits en terug, dat is het bedrag dat u uittrekt voor kinderarmoede nu in Vlaanderen.
De actuele vraag is afgehandeld.