Report plenary meeting
Report
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, sinds 1993 kennen we het principe ‘in foro interno, in foro externo’. Vlaanderen is bevoegd voor een eigen buitenlands beleid, dat is het principe. Dat principe moet in de praktijk worden toegepast, en daarvoor zijn een aantal samenwerkingsakkoorden nodig. Die bestonden in het verleden. Naarmate Vlaanderen meer bevoegdheden krijgt, moeten die worden aangepast.
Dat is een lijdensweg, om het op zijn zachtst te zeggen. Er zijn drie werkgroepen opgericht. Er is een werkgroep rond de situatie van de politieke posten: op welke manier komen de Vlaamse vertegenwoordigers op die diplomatieke ranglijst terecht, op welke manier moeten de deelentiteiten bijdragen in de huurprijs van de gebouwen enzovoort. Een tweede werkgroep betreft de positie in de multilaterale organisaties. De derde werkgroep gaat over de positie in de Europese Unie. Het gaat dan over de zes categorieën die we kennen. Welke rol krijgen Vlaanderen en de andere deelentiteiten daarin?
Dit onderwerp komt zeer geregeld ter sprake, minister-president. Ik heb u op 9 december een aantal schriftelijke vragen gesteld, waarop u voorzichtig bent gebleven met uw antwoord. We lezen dan plots het artikel in De Tijd, waar ereambassadeur Swinnen, die de werkgroep leidt, zegt dat enig voorzichtig optimisme gerechtvaardigd is en dat men binnen afzienbare tijd zou kunnen landen.
Gisteren in de commissie, een uur voor het begin van de interministeriële conferentie, hebt u gezegd: toch voorzichtig wezen, want wij gaan niet voor een minimaal akkoord. Als er een akkoord wordt gesloten, willen wij dat het een degelijk akkoord is, waarin we krijgen wat ons toekomt. Voor die stelling krijgt u natuurlijk alle steun van ons, minister-president.
Nu, 23 uur later, wil ik u vragen wat er gisteren gebeurd is. Ik heb vanmorgen, tenzij ik iets over het hoofd heb gezien, niets in de pers gelezen. Heel groot nieuws zal het dus misschien wel niet geweest zijn, maar ik hoor graag van u wat daar gebeurd is, welke progressie er gemaakt is, welke knelpunten er zijn, welke bondgenoten we daar aan tafel hebben, en wat er ons nu te doen staat.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mijnheer Van Overmeire, gisteren heeft er inderdaad een Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid, afgekort ICBB, plaatsgevonden. Ik heb de voorzitter, Didier Reynders, gefeliciteerd omdat hij de laatste tijd zo actief present is in Vlaanderen.
Dat kan alleen maar bijdragen aan het verder naar waarde schatten van wat Vlaanderen vraagt, op vele vlakken, maar zeker ook op het vlak van de samenwerkingsakkoorden waarnaar u verwijst en die dateren van 1994. ‘Il fut un temps’, zegt men in het mooi Frans. Na een aantal staatshervormingen, zeker de laatste, is het absoluut noodzakelijk om ze te herzien.
In het verleden werden al pogingen ondernomen om ze te herzien, men had dan een acquis, zoals men dat mooi zegt, men had voortuitgang geboekt en dus wilde men dat acquis bewaren. Bij het begin van deze legislatuur bleek echter dat er al discussie was over dat bereikte akkoord, dat acquis. Met de huidige stand van zaken vroegen we ons af waar we nu eigenlijk stonden.
Ik begrijp dat Didier Reynders, de voorzitter van deze belangrijke vergadering, graag deze discussie afsluit. Gezien zijn grote interesse in Vlaanderen moet hij weten dat wij niets afsluiten dat Vlaanderen niet vooruit helpt.
Ik heb de heer Swinnen gisteren – hij was daar ook aanwezig – gefeliciteerd met het feit dat hij in kranten werd geciteerd. Ik heb hem ook gezegd dat wat hij zei, heel optimistisch was, zelfs rooskleurig, door al aan te kondigen dat er akkoorden zouden zijn vanuit Vlaanderen over de drie werkgroepen. Hij zei, maar dat is natuurlijk traditie, dat hij door de journalisten niet volledig was begrepen – waar hebben we dat nog gehoord?
Mijnheer Van Overmeire, concreet hebben we gezegd dat er discussie is geweest op de drie vlakken. Ik kan dat toelichten, maar dat brengt ons misschien te ver. We gaan niet akkoord met wat nu op tafel ligt, er moeten nieuwe vergaderingen over komen. Wij zijn bereid om te bekijken hoe ver we kunnen gaan in een positieve richting, maar we laten ons niet – dat heeft de voorzitter nu ook begrepen, denk ik – met een kluitje in het riet sturen door te zeggen “goed we hebben nu heel kleine stappen vooruit gezet, dat is het nu voor de volgende periode”.
Gisteren wees mevrouw Moerman erop dat we om de tien jaar kunnen terugkomen om vast te stellen dat er weinig vooruitgang is geboekt. Dat zou nu hetzelfde kunnen zijn.
We willen dus nieuwe werkgroepen. We zijn bereid – positief zoals we altijd zijn in Vlaanderen – om maximaal vooruitgang te boeken, maar wat nu op tafel ligt, is onvoldoende om af te kloppen. We willen over een hele reeks punten, en ik heb ze daar netjes overlopen, verder discussiëren.
Voorzitter, minister-president, ik dank u voor het antwoord, maar dit is Belgisch natuurlijk: iedereen feliciteert elkaar, iedereen is vriendelijk voor elkaar en we zijn al blij als de ICBB samenkomt, dat beschouwen we al als een grote overwinning. Na tien jaar is er eigenlijk geen enkele realistische progressie gemaakt, de progressie is zeker niet voldoende.
Ik heb twee bijkomende opmerkingen of vragen. Is het juist dat Vlaanderen er alleen staat, dat de andere gefedereerde entiteiten vinden dat er aan de huidige situatie eigenlijk niet zo gek veel hoeft te veranderen? Zitten we daar, zoals we gisteren in de commissie ook hebben geponeerd, in een situatie van Vlaanderen tegen België, dan wel van de gefedereerde entiteiten tegenover het federale niveau? Dat lijkt me een belangrijk element.
Waarover gaat dit eigenlijk? Ik hoor in deze vergadering zowat om het kwartier vertellen dat de zesde staatshervorming het zwaartepunt helemaal verlegt, maar als ik zie dat er op dit vlak geen enkele progressie wordt gemaakt, dat er geen enkele aanpassing van de structuren wordt gemaakt, behalve in de Delcrederedienst, dan vraag ik me af wat er nog overeind blijft van het principe ‘in foro interno, in foro externo’. We krijgen blijkbaar wel veel meer bevoegdheden in Vlaanderen, maar als het erop aankomt om die extern te vertalen, dan volgen de structuren niet. Ik maak me daar heel grote zorgen over.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, we hebben het hier gisteren ook even over gehad en nu krijgen we uitsluitsel: er is niets gebeurd. Ik was het inderdaad die zei dat iemand tien jaar naar een andere planeet kon verhuizen om daarna zonder problemen de draad van de discussies in de ICBB weer op te nemen.
Dat is heel zorgwekkend, want op die tien jaar is er inhoudelijk ondertussen inderdaad een en ander veranderd, ook wat de bevoegdheden van de gewesten en gemeenschappen betreft. Met name met betrekking tot die beurtrollen in de EU-raden rijst er een beleidsprobleem. Daar wordt immers geen expertise opgebouwd als men als minister om de zoveel jaar even in een dergelijke raad zetelt.
Minister-president, ik heb een bijkomend vraagje voor u: op welk niveau waren de andere entiteiten vertegenwoordigd in de bijeenkomst van de ICBB van gisteren? Vroeger was dat immers ook een manier om de boel stil te leggen. Van Vlaanderen was er dan iemand op ministerieel niveau. Met een beetje geluk was dat de minister bevoegd voor de buitenlandse aangelegenheden. De rest stuurde een kabinetsmedewerker, en die zei dan op het geijkte moment dat hij geen mandaat had om iets te beslissen.
De heer Reekmans heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte leden, ik vind het soms grappig om hier steeds te horen in de debatten dat het niet vooruitgaat, dat er niets gebeurt, terwijl het net onder meer CD&V, Open Vld en sp.a zijn die aan de overkant die fameuze gigantische staatshervorming hebben gerealiseerd.
Minister-president, u zegt hier dat dit te weinig is, dat u wel naar de werkgroepen zult gaan, dat Vlaanderen positief en vriendelijk is. Ja, dat zijn we al tien jaar. Ik kan echt niet begrijpen dat daar zoveel kritiek op wordt geuit door dit parlement. Eigenlijk geven die partijen die zich nu zo stoer op de borst kloppen over die zesde staatshervorming, toe dat er niets is gebeurd op het vlak van het buitenlands beleid. Zelfs in de handelsmissies, die de koning niet meer mag leiden, heeft Vlaanderen via F.I.T. niets te zeggen. Minister-president, u klopt zich stoer op de borst voor de nakende verkiezingen, maar in plaats daarvan zou u beter stoer op tafel kloppen, zodat er eindelijk iets verandert. Vlaanderen moet het been stijf houden, zodat we eindelijk eens een buitenlands beleid kunnen voeren, dat ons al voor een deel is toegewezen op het gebied van de handel.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte leden, met de Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen (SARiV) hebben we deze week inderdaad de zaak heel goed en ten gronde kunnen bespreken.
De vaststelling is dat, terwijl met de zesde staatshervorming onze bevoegdheden in foro interno aanzienlijk zullen toenemen, dat in foro externo niet dreigt te volgen. Dat ter zake een spanningsveld ontstaat, is gisteren ook herhaaldelijk door iedereen bevestigd. Minister-president, zult u in de maanden die ons nog resten van deze legislatuur, blijven inzetten op de vragen die hier eigenlijk kamerbreed worden gesteund? U hebt zich er gisteren toe verbonden om ook in foro externo Vlaanderen te geven wat Vlaanderen toekomt.
De heer Penris heeft het woord.
Ik heb geen vraag aan de minister-president, maar aan de vraagsteller. Mijnheer Van Overmeire, wij verstaan elkaar, en ik denk dat u de juiste richting blijft uitgaan, maar mijn aanhang is iets volkser dan de uwe. Wat zijn gefedereerde entiteiten?
Mijnheer Penris, ik heb het hier over Vlaanderen. Iedereen verstaat dat, en zeker uw achterban. Daar ga ik van uit.
Mijnheer Van Overmeire, het was zeer positief dat Vlaanderen niet geïsoleerd staat in de eerste twee werkgroepen, over de multilaterale of internationale organisaties en de organisatie van de economische en handelsattachés. Vlaanderen is wel de enige deelstaat die een voorstel heeft ingediend over hoe de vertegenwoordiging van het Koninkrijk België in de EU-ministerraad moet gebeuren. De anderen hebben die oefening dus nog niet gedaan, wat een beetje spijtig is, maar men zou daar ook aan werken.
Mevrouw Moerman, het was ook verheugend dat sinds lang ook mijn collega’s minister-president Demotte en minister-president Lambertz aanwezig waren, zij het dat dit niet de eerste keer was. Dat toont aan dat Wallonië daar ook het nodige belang aan hecht, dat het dit ernstig neemt. Als het gaat over de eerste twee domeinen hebben we gezamenlijk vragen. Wallonië zou niet akkoord gaan. Brussel was niet vertegenwoordigd door minister-president Vervoort, maar goed.
Mijnheer Van Overmeire, we hebben het gisteren ook gehad over de zesde staatshervorming. Ik ben ervan overtuigd dat het zwaartepunt naar Vlaanderen is verplaatst. Een voorbeeld bij uitstek, dat u naar ik vermoed ook in al uw nieuwjaars- en andere toespraken geeft, is dat het budget van Vlaanderen 38 miljard euro bedraagt en dat van de federale overheid 31 miljard euro, de sociale zekerheid uitgezonderd.
Iedereen wil natuurlijk minister-president worden wanneer men beschikt over 38 miljard euro. Ik vermoed dan ook dat u dat in elke toespraak vermeldt. De bevoegdheden die dankzij de zesde staatshervorming overkomen moeten zowel in Vlaanderen als in het buitenland worden aangewend.
Mijnheer Reekmans, uw opmerking is u gegund, maar ik vind ze toch wat smalletjes. Ik denk dat wij in deze legislatuur – zoals in de voorgaande – hard hebben gewerkt om Vlaanderen op de kaart te zetten. Het Vlaams Parlement heeft me trouwens enkele keren teruggeroepen om hier aan de debatten deel te nemen. Gisteren is dan wel gezegd dat dit misschien niet meer voor herhaling vatbaar is. De laatste keer was het Groen die naliet om dat te vragen.
Ik denk dat wij op het internationale niveau heel goed bezig zijn. Dat is niet mijn verdienste, maar van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen (F.I.T.). Ik ben erg trots op hun werk, en hopelijk u ook, maar daarvoor moet u zich wel goed informeren.
Collega’s, wij moeten op onze strepen blijven staan. De overeenkomsten uit 1994 moeten worden gewijzigd. Mijnheer Reekmans, het is evenwel niet zo eenvoudig om te zeggen welke stappen er moeten worden gezet wanneer men met andere partners aan tafel zit. Er is een akkoord met de andere regio’s en het federale niveau nodig. Dat vraagt een inspanning. Vlaanderen neemt het voortouw bij veel economische zendingen en doet dat ook tijdens internationale debatten. Dat is erg belangrijk. De samenwerkingsovereenkomsten komen er ook.
Voor de achterban van de heer Penris: ook ik ben voor heldere structuren en een helder taalgebruik.
Dit is niet mijn federalisme, mijnheer Penris. Er zijn drie gemeenschappen en drie gewesten. Er zijn ook gemeenschappen die gewestelijke bevoegdheden uitoefenen. Al die entiteiten hebben verschillende ambities. Om dat samen te vatten in een normale zin spreken we van gefedereerde entiteiten. Dat antwoord zal voor u niet volstaan, maar misschien zijn er toch enkele mensen die begrijpen waarover het gaat.
Ter zake: sinds 1994 is er veel veranderd. Wat we doen, is eigenlijk de situatie op het terrein aanpassen aan de wettelijke situatie en aan de gemaakte afspraken. Het is niet moeilijker dan dat. Er wordt niet opnieuw onderhandeld. We dopen daar nu dus al meer dan tien jaar over. Ooit vergeleek ik het met de processie van Echternach, maar dat is oneerbiedig voor die processie. Want daar zet men drie stappen vooruit en twee achteruit, wat uiteindelijk één stap vooruit oplevert. In dit dossier hebben wij echter geen enkele stap vooruitgezet. De zesde staatshervorming regelt op dit punt helemaal niets. Integendeel: het spanningsveld zal alleen maar groter worden. Er is maar één conclusie: dit is Belgisch. (Applaus bij de N-VA)
De actuele vraag is afgehandeld.