Report plenary meeting
Report
De heer Sauwens heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik stel deze vraag met enige schroom. Het gaat immers over het heel tere maatschappelijke en menselijke probleem van de zelfdoding enerzijds, en over de persvrijheid anderzijds. Ik stel ze echter omdat ik de voorbije dagen toch nogal wat reacties heb gekregen naar aanleiding van een aantal familiedrama’s, van zelfdodingen of pogingen daartoe die vrij uitvoerig de media hebben gehaald.
Wat het aantal zelfmoorden betreft, zit Vlaanderen in het koppeloton van Europa. Er zijn er een drietal per dag, en er is het tienvoudige daarvan aan zelfmoordpogingen: een dertigtal per dag. Het is dus een belangrijk maatschappelijk gegeven. Er is ook een rechtstreekse link, die in tal van studies wetenschappelijk bewezen is: onder meer de berichtgeving in de media kan tot kopieergedrag leiden bij andere mensen die zich in kwetsbare situaties bevinden. Minister, vandaar mijn bekommernis.
Minister Vandeurzen heeft een heel actieplan ontwikkeld. In maart 2013 werd het nog geactualiseerd met tal van elementen. Ik citeer een aantal elementen uit de mediarichtlijnen, die met de Werkgroep Verder en met de journalisten van de sector werden ontwikkeld. “Zet het verhaal niet als eerste item, maar lager op de webpagina of in de krant. Als het verhaal op de frontpagina moet, dan bij voorkeur onderaan. Het kan immers kopieergedrag uitlokken. (…) Plaats geen foto’s van de persoon die overleden is (…). Vermijd herhaling van het bericht. (…) Geef geen gedetailleerde info die de herkenbaarheid vergroot. Wees extra waakzaam bij een zelfdoding van een bekend persoon of bij een zelfdoding die plaatsvindt op een publieke plaats. (…) Vermijd dramatisering. (…) Wees extra voorzichtig met het berichten over de zelfdoding van een bekend iemand. Onzorgvuldige en sensationele berichtgeving over de zelfdoding van een bekend persoon heeft nu eenmaal een grotere impact dan wanneer het over een onbekend iemand gaat.”
Ik heb hier enkele kranten meegebracht. (De heer Johan Sauwens toont deze kranten)
Het staat niet onderaan op de pagina, en ook niet, zoals in sommige andere kranten, op bladzijde 9. Het zijn vrij grote foto’s, en de titels kunnen bijna niet groter zijn. Er is zeer weinig respect voor de privacy, zelfs niet in het geval van mensen die een poging overleefd hebben. Dat maakt het nog schrijnender.
Ik kaart dit aan uit bekommernis voor het kopieergedrag dat eruit voortvloeit, maar ook uit respect voor de betrokken persoon en de waardigheid van de betrokken persoon, en voor al diegenen die ermee te maken hebben. Het gaat niet alleen om de familie, er zijn ook rechtstreeks betrokkenen, vrienden, enzovoort. Iedereen weet hoe zwaar dit in zijn eigen omgeving kan wegen. Ik vraag een grotere voorzichtigheid in de benadering.
Minister, wie controleert die richtlijnen? Ik vraag geen zware sancties, maar op welke wijze zouden we dit fenomeen, dat toch een beetje dreigt te escaleren, kunnen terugdringen?
Minister Lieten heeft het woord.
Mijnheer Sauwens, ik deel uw bezorgdheid. U haalt terecht een aantal berichtgevingen aan waarbij ik mij ook de vraag stel of ze wel in overeenstemming zijn met die richtlijn. U hebt al het kader gegeven voor de mediarichtlijnen. Ze zijn opgemaakt in het kader van het Suïcidepreventieplan, dat is opgestart door minister Jo Vandeurzen. Daarin heeft de Werkgroep Verder samen met de journalisten die richtlijnen uitgewerkt. Ze zijn sinds 2010 opgenomen in de deontologische code die door de Raad voor de Journalistiek wordt onderschreven. De Vlaamse overheid vraagt aan alle partners om die code als mediahuis mee te onderschrijven.
Als men vindt dat die richtlijn niet wordt nagevolgd, kan men klacht indienen bij de Raad voor de Journalistiek. Dat gebeurt ook wel. Ik heb weet van één voorbeeld, in 2010. Toen ging het specifiek ook over dit soort berichtgeving over dit thema. De Raad voor de Journalistiek spreekt zich dan uit en maakt zijn beslissing bekend, in eerste instantie op een website. Ik heb erop aangedrongen dat die beslissingen ook zouden worden bekendgemaakt in de media waar het bericht aanvankelijk stond. Dat heeft men nu ook afgesproken met de mediahuizen. Het gaat om allerlei overtredingen, maar ook hierover.
De Werkgroep Verder stimuleert journalisten ook positief en geeft positieve feedback wanneer hij vindt dat er positief mee is omgegaan. Hij geeft ook feedback aan journalisten wanneer hij vindt dat ze er niet correct mee zijn omgegaan. Dan is het natuurlijk aan de journalisten en de redacties om te weten hoe men er dan verder mee omgaat.
Ikzelf heb geïnvesteerd in het meer aandacht besteden aan opleidingen. Voor een journalist is het niet altijd gemakkelijk om in het dagelijkse leven afwegingen te maken. De journalist levert een stuk aan, het is dan vaak de hoofdredactie of de lay-out die bepaalt waar en hoe het staat. We hebben de deontologie en de opleiding daarover expliciet opgenomen in het programma van de Mediacademie, die de Vlaamse overheid mee financiert ten behoeve van de geschreven pers, zodat er meer mogelijkheden zijn voor opleidingen terwijl mensen aan het werk zijn. Zo kunnen ze die deontologische principes iedere keer opfrissen en ermee in concrete omstandigheden leren omgaan.
De Werkgroep Verder volgt dit verder op.
Ik ben het ermee eens dat we er nog niet in zijn geslaagd in alle berichtgeving dezelfde sereniteit aan de dag te laten leggen. Daar hebben we als samenleving nog werk aan. Ik wil echter ook benadrukken dat we de persvrijheid hoog in het vaandel dragen. Het is dan ook vooral aan de pers zelf om zich te reguleren. Daar staat de Raad voor de Journalistiek voor in.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Volgens mij zijn al heel wat goede initiatieven genomen. Het resultaat is er echter niet naar. Dit moet een voortdurende bekommernis blijven. Dat is ook de reden waarom ik deze actuele vraag heb gesteld.
Een aantal kranten gaan hier zeer goed mee om. Er is een evaluatie geweest. De berichten zijn bijna per vierkante centimeter onderzocht. Er is berekend hoe groot de titels zijn. Er is een enorm verschil tussen de kranten. Ik vrees dat het ook breder dan de kranten zelf gaat. De cijfers vallen terug. In de strijd om de verkoop van exemplaren worden misschien grenzen verlegd. Dat zou absoluut niet mogen. De problematiek bestaat ook voor de nieuwe media, die nog sneller werken.
Ik pleit heel sterk voor het behoud van de privacy en de waardigheid van het individu. Zonder toestemming zouden dergelijke gegevens niet mogen worden gepubliceerd.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik zou me met enige schroom bij deze terechte bekommernis willen aansluiten. We zijn hier in Vlaanderen helaas de trieste koploper met betrekking tot deze problematiek. Dit geldt voor de effectieve zelfdodingen en voor de pogingen. Het actieplan van minister Vandeurzen bevat richtlijnen voor journalisten.
Minister, ik begrijp uw antwoord niet volledig. Ik betwist niet dat al goede initiatieven zijn genomen. Volgens u moeten de deontologische principes echter elke keer opnieuw worden opgefrist. Dat zou eigenlijk de plicht van elke journalist moeten zijn. Dit zou parate kennis moeten zijn. De voorbeelden die de heer Sauwens heeft aangehaald, tonen echter aan dat de sensatie vaak meespeelt. De journalisten die met grote titels de eerste pagina van de kranten trachten te halen, kennen de principes. Ze zijn verstandig genoeg. Het zou voor die journalisten niet meer nodig mogen zijn de richtlijnen op te frissen.
U hebt ook vermeld dat mensen naar de Raad voor de Journalistiek kunnen stappen. Die beslissingen worden achteraf bekendgemaakt. Dat is absoluut laattijdig. Daar gaat te veel tijd overheen. Ik stel me trouwens de vraag hoe nuttig het is dat alles opnieuw bekend te maken en alles weer op te rakelen.
U zou de journalisten moeten oproepen iets meer plichtsbesef en beroepseer te hebben. Dan zou dit kunnen worden vermeden.
De heer Gysbrechts heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de actuele vraag van de heer Sauwens. De richtlijnen zijn duidelijk. De minister heeft ze voorgelezen. Het agentschap is duidelijk. De Werkgroep Verder is ook duidelijk.
Zoals hier al is gesteld, is de suïcidepreventie een moeilijke oefening. We hebben het hier al vaak over het actieplan gehad. Dat plan is ondertussen geëvalueerd en hernieuwd. Het blijft echter een moeilijke zaak. Wat het aantal zelfdodingen en zelfdodingspogingen betreft, bevinden we ons helaas nog steeds aan de top.
Minister, u hebt de zaak op een positieve wijze overlopen. U hebt herhaald wat er gebeurt en wat er bestaat. Het is echter duidelijk dat het in de praktijk niet werkt. Dit lijkt me net de bekommernis van de vorige sprekers.
Volgens mij moeten de richtlijnen nog eens concreet worden herhaald. Dit moet niet enkel tijdens de opleiding gebeuren. Het moet ook gebeuren in de praktijk, ten aanzien van de journalisten die nu de artikelen schrijven. Zult u op de huidige vorm van journalistiek reageren?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, ik deel uiteraard de ergernis van de vorige sprekers over de bijzonder rauwe en ruwe vorm van berichtgeving over gezinsdrama’s. Er is in dat verband terecht naar de mediarichtlijnen verwezen.
We stellen ook vast dat waar het – ik zeg het met schroom – de ‘gewone’ zelfdoding betreft, men de mediarichtlijnen beter volgt, zoals het vermelden van het nummer van de Zelfmoordlijn 1813 et cetera. Wanneer het gaat over excessieve drama’s gooit men werkelijk alle schroom overboord. Ik denk dat we het debat in dat opzicht breder moeten voeren en dat we het meer moeten bekijken in de zin van waar de media naartoe willen en waar we als maatschappij met de media naartoe willen. We moeten het debat verbreden en niet laten stoppen bij berichtgeving over gezinsdrama’s. Er kunnen andere voorbeelden worden gegeven. Het lijkt me bij uitstek een onderwerp dat we in de commissie Media verder kunnen bespreken.
De heer Caron heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de terechte vraag van de heer Sauwens en de andere leden, en ook bij u, minister. Ik ben nog altijd voorstander van zelfregulering. Wat de Raad voor de Journalistiek doet, is nuttig en wenselijk. Ik denk dat geen enkele regelgeving van ons dat zou verbeteren.
Waar we toch voor moeten pleiten bij de raad, is dat opnieuw – het is al aangehaald door collega’s – de thematiek wat scherper onder de aandacht wordt gebracht. Ik bedoel niet alleen de thematiek als het over suïcide gaat en hoe je daarmee omgaat, maar ook de thematiek die daar aan de grondslag van ligt.
Dat zijn twee dimensies, minister. Enerzijds is dat een verharding van de samenleving. Of je dat nu wil of niet, de manier waarop over die dingen wordt bericht, is daar een uiting van. Een tweede punt is dat de commerciële drijfveren van sommige mediabedrijven echt over de grens gaan van wat wij respectvol omgaan met menselijke waarden noemen. Ik vind dat die sector zelf zich daarover zou mogen bezinnen. Een aanbeveling ter zake zou ik wel waarderen.
De heer Verstrepen heeft het woord.
Voorzitter, minister, wat verwacht men, als je nog maar twee krantengroepen hebt met twee redacties die eigenlijk zowel alle kranten als alle boekjes bedienen? Dan krijg je een duale berichtgeving.
Is het vreemd? Ik denk dat je dit al langer zag aankomen, collega Sauwens. Heeft dit iets te maken met de sensatiedrang? Neen, dit heeft te maken met omzet, met cijfers, met marketing. Ik denk dat het nog erger zal worden. U, ik en wij zullen dit niet kunnen tegenhouden zonder regels die we nooit willen opleggen aan journalisten of aan de vrije media. Ik denk dat je dit debat inderdaad breder moet voeren. Als BV’s of politici iets meemaken, dan komen ze natuurlijk groter op de pagina. Zo werkt dat nu eenmaal. In goede tijden en, sorry, in slechte tijden ook. Daar kan je niet omheen. Ofwel mijd je volledig de pers, ofwel aanvaard je voor een stuk dat je ook in slechte tijden wordt opgevoerd.
Het enige punt waar ik naar kijk, is het volgende. Er zijn inderdaad regels. Ik heb in de berichtgeving gezien dat ze her en der worden gerespecteerd. Dat hangt niet af van de groep maar van de journalisten in kwestie. Ik denk dat daar een taak is weggelegd voor de organisaties die we hebben, de Raad voor de Journalistiek, de journalistenbond en dies meer. Minister, hebt u in de richting van de journalistenbond, de mogelijkheid om hen wat meer te sensibiliseren?
Collega’s, het is heel belangrijk dat we in de samenleving telkens reageren wanneer we vinden dat er in bepaalde mate over de schreef wordt gegaan. In die zin is het heel belangrijk dat dit punt vandaag wordt gemaakt en dat de collega’s daarop reageren, iedere keer vertrekkende vanuit het feit dat we ons strikt houden aan de persvrijheid en dat wij die persvrijheid niet gaan reguleren, maar dat de pers dat zelf moet doen. Dat geeft ons ook wel de kans om als getuigen vanuit de samenleving te zeggen wanneer we vinden dat er over de schreef wordt gegaan.
De pers heeft zich gereguleerd. Daarbij hebben we zelf achter de schermen onze rol gespeeld waar we dat konden, in het faciliteren en mogelijk maken dat een aantal mensen tijd hebben vrij genomen om die code voor journalistiek grondig uit te schrijven. Die is wat betreft het suïcideaspect volledig doorgepraat met de Werkgroep Verder, die in het kader van suïcidepreventie door mijn collega minister Vandeurzen is erkend als organisatie met terreinwerking, zoals men dat in het Preventiedecreet benoemt. Die regels zijn uitgebreid besproken en opgenomen in de code. Er is een sanctiemechanisme, namelijk gaan naar de Raad voor de Journalistiek. De enige zwaarwichtigheid van die sanctie is dat wanneer de raad zich uitspreekt, er ook een soort ‘name and blame’ aan wordt toegevoegd omdat anders niemand weet dat er een afkeuring is van de Raad voor de Journalistiek en men ook geen corrigerend effect zou hebben.
Daarom heb ik dat aangehaald, mevrouw Dillen. Uiteraard moet de raad elke keer zelf afwegen of hij het al dan niet belangrijk vindt om bepaalde beslissingen te publiceren.
Wat kunnen wij dan nog vanuit de overheid doen? Ik heb als randvoorwaarde voor elke subsidie die wij vanuit het mediabeleid toekennen, gevraagd dat men expliciet de code erkent en doet naleven, zodat alle mediahuizen daar nu in zitten.
Wij kunnen er verder enkel voor zorgen dat er permanent aandacht gaat naar de opleiding van de journalisten. Dan heb ik het niet over de basisopleiding, mijnheer Gysbrechts, die aan de hogescholen en universiteiten gebeurt. Wij hebben de Mediacademie opgericht specifiek om mensen die aan de slag zijn de kans te geven om zich in verschillende items bij te scholen. Samen met de Raad voor de Journalistiek hebben wij het onderwerp deontologie toegevoegd en in het programma opgenomen. Die cursussen worden aangeboden aan een zeer lage kostprijs aan mensen die als werknemer of freelancer in de media actief zijn.
Net voor die ethische zaken is het niet altijd zo gemakkelijk om in de code een recept te vinden waarbij je automatisch weet wat je moet doen. De journalist moet altijd een afweging maken tussen zijn verplichting om nieuws te brengen – wie heeft wat gedaan en waarom – en het respect voor de burgers en een aantal andere waarden die wij belangrijk vinden, zoals u terecht zegt. Daarom zijn die opleidingssessies zeer nuttig en nodig: om het belang van die deontologische principes verder naar voren te brengen en om journalisten de kans te geven op basis van concrete cases en door ervaringsuitwisseling te weten te komen hoe men daarmee omgaat. Dat financieren wij mee vanuit de Vlaamse overheid in onze nieuwe Mediacademie.
Ik ben ervan overtuigd dat de systemen die wij hebben ingesteld, en zeker en vast de systemen die de Raad voor de Journalistiek heeft ingesteld, nut hebben. Zijn ze sluitend en kunnen ze het gedrag van iedere journalist sturen? Dat is natuurlijk niet zo. We zullen een beroep moeten blijven doen op de individuele verantwoordelijkheid en de beroepsernst van elke journalist, maar ook van elke persoon van de hoofdredactie, van iedereen die een beslissing neemt over de lay-out, over de keuze van de foto’s en van de titelgrootte. Verschillende mensen zijn erbij betrokken. Ik wil u ervoor bedanken dat u er aandacht aan besteedt, ik doe dat ook.
Tot slot, minister Vandeurzen en ik hebben in verband met slachtofferpreventie het initiatief genomen om samen met verschillende organisaties en groeperingen een aantal aanbevelingen op te stellen. Die zijn overgemaakt aan de verschillende redacties, met de uitnodiging om ze te bekijken, mee te nemen en eventueel, als ze erachter staan, te implementeren in hun eigen organisatie. Wij houden het thema wel levend, als ik dat zo mag zeggen.
Ik dank iedereen voor de opmerkingen. Het is goed dat we een krachtig signaal geven, niet te vrijblijvend, want anders wordt het enkel erger. Ik ben bereid om daarover verder mee te discussiëren in de commissie, want het vraagt een heel brede, bijna filosofische discussie. Ik denk dat we die moeten voeren, omdat de ontwikkelingen in de media vandaag dermate snel gaan. De strijd voor de lezers, luisteraars en kijkers wordt massaal gevoerd, en men ziet een rechtstreekse link tussen de kranten met de grootste oplage en juist dit soort berichtgeving.
De actuele vraag is afgehandeld.