Report plenary meeting
Actuele vraag over het grote aantal jonge leerkrachten dat het lerarenberoep verlaat tijdens de eerste jaren van hun loopbaan
Actuele vraag over maatregelen om het beroep van leerkracht te herwaarderen en aantrekkelijker te maken
Report
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de problematiek van de uitstroom van jonge leerkrachten is niet nieuw. Het is ons al jaren bekend dat jonge leerkrachten na een aantal jaren het onderwijs verlaten. We weten allemaal dat dit een groot verlies is. Ze geven ook heel duidelijk aan dat ze dit doen omdat ze niet genoeg ondersteuning krijgen, omdat er een gebrek aan werkzekerheid is gedurende de eerste jaren, maar ook omdat de werkdruk te hoog ligt bij de eerste opdrachten die ze krijgen.
Nu heeft Klasse zopas een Starterspact in het leven geroepen, waarmee het de problematiek onder de aandacht brengt. Dat vind ik positief: het is immers inderdaad een problematiek die aandacht verdient. Ik vraag me wel af of dit initiatief van Klasse dit probleem zal oplossen. Minister, we hebben niet zozeer aan Klasse gevraagd om dit Starterspact te lanceren, maar op het einde van vorig jaar hebben we u heel duidelijk de vraag gesteld om, in de korte periode die nu nog rest, toch nog een initiatief te nemen om te bekijken hoe we deze problematiek kunnen oplossen. We vragen al jaren dat daar aandacht voor is. Nog niet zo lang geleden hebt u gezegd dat het loopbaanpact niet tijdens deze legislatuur kan worden afgerond, maar we hebben u toch gevraagd om specifiek aan deze problematiek aandacht te besteden en nog wel initiatieven te nemen. Wat hebt u ondertussen reeds gedaan, in die korte periode sinds we die vraag nogmaals duidelijk hebben gesteld? Wat zult u op zeer korte termijn sowieso ondernemen om de problematiek van die beginnende leerkrachten aan te pakken?
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, mijn vraag is bijna helemaal dezelfde als die van mevrouw Helsen. Deze problematiek is hier inderdaad al vaak aan de orde geweest. Minister, u hebt tot nu toe altijd gezegd dat dit moest worden gekoppeld aan de discussie over het lerarenloopbaanpact. Dat lerarenloopbaanpact is voor deze legislatuur van tafel geveegd. Dan stelde u dat u nog iets zou kunnen doen in het kader van de schaalvergroting, maar ook die schaalvergroting, althans in de vorm van een decreettekst, is van de regeringstafel verdwenen. Eigenlijk zijn er dan nog weinig mogelijkheden om binnen een groter kader te komen tot het oplossen van het uitstappen van de jonge leerkrachten. Ook Klasse heeft daar nu heel veel aandacht aan geschonken. Dat heeft natuurlijk ook weer weerklank gekregen in een aantal andere media, in kranten, op televisie en ook op de radio.
Ook de u welbekende eminente onderwijsspecialist Dirk Van Damme heeft in het interview dat hij aan Klasse heeft toegestaan, een opmerking gemaakt over de uitstap van jonge leerkrachten. Hij zegt dat vooral daaraan heel snel iets moet worden gedaan. Minister, de tijd begint te korten. Ik zou dan ook graag van u vernemen wat u de komende weken plant om tot een parlementair initiatief te komen. Of vraagt u aan de collega’s van de meerderheid en misschien ook wel van de oppositie om hier een initiatief te nemen?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Minister, als derde vraagsteller heb ik het voordeel dat ik een vraag kan stellen die nog niet door de twee voorgaande vraagstellers is gesteld. Ik onderschrijf de vraagstelling. De problematiek is gekend. In het nieuws over de vroege uitstap viel mij vooral de opmerking van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) op, dat leerkracht meer en meer een knelpuntberoep begint te worden. Anderzijds stel ik vast dat de overheid meer dan met andere beroepen iets te maken heeft met het beroep van leerkracht. Wij subsidiëren, erkennen en financieren lerarenopleidingen. En vervolgens betalen wij de leraren gedurende hun hele loopbaan hun wedde. In weerwil van de vrijheid van onderwijs is het de Vlaamse overheid die betaalt. In die optiek kunnen we, wanneer blijkt dat een op vijf de eerste vijf jaar al stopt, ons de vraag stellen in hoeverre dit geen ‘mis’ is in de ‘return on investment’.
Mijn vraag verwijst naar iets wat ook in het pakket voor de hervorming van het secundair onderwijs steekt, in verband met het aantrekkelijker maken van het beroep van leraar: de status van het beroep van leraar. Buitenlandse voorbeelden tonen dat aan. Daar staat de status van leraar op een ander niveau. Ik denk aan Finland en Engeland. Het gaat niet over de beloning maar over de status van dat beroep. Men werkt er vaak met intake: niet iedereen kan er zomaar leraar worden. Men kleeft als het ware op die mensen een etiket van degelijkheid en betrouwbaarheid: die man of die vrouw mág leraar worden. Minister, welke stappen zijn er al ondernomen met het oog op de zogenaamde intakeproef in functie van de lerarenopleiding, om daar te trachten de beste mensen voor onze lerarenopleiding te krijgen?
Minister Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, laat mij eerst zeggen dat dit een taak is voor iedereen. Niet alleen voor de overheid en de minister. U hebt zelf naar de vrijheid van onderwijs verwezen. Het is een verantwoordelijkheid van iedereen. In eerste instantie van de schoolbesturen zelf, de directies, de leerkrachten maar ook de inrichtende machten. Het is ook een zaak van beeldvorming in het algemeen. Je moet eens vergelijken met andere beroepen. Over het beroep van leerkracht wordt vaak op een negatieve manier bericht. Je moet er dan ook niet versteld van staan dat er terughoudendheid is.
We moeten ook de globale cijfers durven te bekijken. Ik weet niet of u dat ondertussen hebt gedaan. Ik heb daar ook in de commissie naar verwezen. Ik heb eens bekeken hoe dat nu met andere beroepen zit. Bijna 87 procent van de mensen die op 23 jaar leraar wordt, is dat nog op 26 jaar. Bijna 85 procent van de mensen die op 23 jaar leraar wordt, is dat nog op 29 jaar. De retentiegraad in alle andere beroepen is lager. Van wie op 23 jaar begint in een beroep, zit op 26 jaar nog 75 procent in hetzelfde beroep. Dat betekent dat in andere beroepen 11 procent minder op dezelfde plek blijft. De retentie bij leerkrachten is maar liefst 10 procent hoger dan bij andere beroepen. Ik wil niet ontkennen dat er problemen zijn, dat er startende leerkrachten afhaken. We kennen de redenen en komen er zo dadelijk op terug. Maar als je vergelijkt met andere beroepen in andere sectoren, is het probleem in het onderwijs minder erg. Ik heb het over recente cijfers, want het gaat over de cohorte die geboren is in 1976. Dat even ter nuancering.
We weten ook wat de redenen zijn waarom men afhaakt. Het heeft te maken met de werkzekerheid, maar het heeft ook heel veel te maken met de ondersteuning voor beginnende leerkrachten in de scholen. Het heeft ook heel veel te maken met welke jobs ze als beginnende leerkracht in de scholen krijgen. Het heeft er misschien ook mee te maken dat mensen tot de conclusie komen dat leerkracht zijn uiteindelijk toch niets voor hen is. Dat zijn de vier redenen.
Kijk naar vier jaar geleden, toen ik als minister begon en daarover voor de eerste keer uitspraken deed, en naar waar we nu staan: u moet vaststellen dat het debat enorm geëvolueerd is. Nu wordt de noodzaak erkend dat het ieders verantwoordelijkheid is en dat er iets moet gebeuren. Dat doen we ook. De lerarenopleiding moet worden aangepakt. Dat wordt nu door iedereen, door elke stakeholder aanvaard. Dat was vier jaar geleden niet het geval.
Momenteel wordt dit aanvaard. De zes werkgroepen zijn naarstig aan de slag, onder meer om de intakeproef te veralgemenen. De intakeproef bestaat in veel hogescholen reeds. Daar worden al gesprekken gevoerd en soms ook testen afgenomen. Het is de bedoeling dat te veralgemenen en een duidelijk statuut te verlenen. Dat is een van de concrete voorstellen die momenteel worden besproken.
De werkgroepen moeten hun werkzaamheden in mei of juni 2014 afronden. Dat moet het mogelijk maken bij de vorming van de volgende Vlaamse Regering de beslissingen meteen in het regeerakkoord in te schrijven en tot de uitvoering over te gaan.
Veel ondersteuning moet door de pedagogische begeleidingsdiensten worden geleverd. Ook op dat vlak heeft een enorme evolutie plaatsgevonden. Ik zal op zeer korte termijn, binnen een paar weken, een rapport over de evaluatie aan het Vlaams Parlement overmaken. Dit rapport zal heel concrete aanbevelingen betreffende de ondersteuning van jonge leerkrachten bevatten. Ik denk daarbij aan de maatregelen die we met betrekking tot het kenniscentrum hebben genomen. De bestaande kennis zal meer ter beschikking worden gesteld. Ik heb nu te weinig tijd om daar dieper op in te gaan. Ik denk ook aan de opleidingen. We hebben van nascholing een prioriteit gemaakt. Verder denk ik tevens aan de schaalvergroting in het onderwijs. De afgelopen weken is daar op het terrein nog veel meer werk van gemaakt. De schaalvergroting wordt in 70 procent van onze scholen volop voorbereid. We hebben in de diepte gewerkt.
Ik wil het vandaag niet over het loopbaandebat hebben. Ik heb onlangs een belangrijk vakbondsleider ontmoet. Hij heeft erkend dat de informele wijze waarop we het loopbaandebat hebben gevoerd, ertoe heeft geleid dat de geesten de afgelopen jaren enorm zijn geëvolueerd. Dat belooft voor de toekomst.
Tot slot wil ik nog even ingaan op de concrete vragen over de werkzekerheid ingaan. Ik heb al eerder verklaard dat we een denkspoor volgen. Tijdens de bespreking van de beleidsbrief in de commissie heb ik al toegelicht dat ik niet op de resultaten wil vooruitlopen. Ik wil niets compromitteren. Eind deze week of begin volgende week zal ik meer zicht op de concrete uitwerking hebben. Dan zal ik weten wat allemaal nodig is. Die piste blijft zeer levendig. We zullen de komende weken verder met de actoren bespreken welke mogelijke oplossingen we eventueel kunnen bieden.
Mevrouw Vanderpoorten, u hebt het met de vervangingspool geprobeerd. Dat is helaas grandioos mislukt. (Rumoer)
Dat is een feit. Anderen, zoals de heer De Meyer, hebben ook voorstellen gedaan. Op basis hiervan zullen we de zaak bekijken. De uitwerking lijkt niet zo gemakkelijk te zijn. We hebben het daar eerder al over gehad. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik wil die piste in elk geval nog niet afschrijven. Hoewel het niet evident is, zullen we dit verder onderzoeken.
Ik wil nog niet concreet op het denkspoor betreffende de werkzekerheid ingaan. Dat moet nog verder met de actoren worden besproken. De komende weken zullen we daar wel degelijk een prioriteit van maken.
Minister, toen u begon te antwoorden, was ik eigenlijk verbaasd. Meestal gaat u in uw antwoord concreet in op de vraag die ik u stel. U zegt dan wat u zult doen. Nu bent u beginnen te vertellen over de verantwoordelijkheid, en dan vooral over de verantwoordelijkheid van anderen. De partners op het terrein moeten uiteraard een kader krijgen om bepaalde verantwoordelijkheden op te nemen. Volgens mij is dit kader momenteel onvoldoende aanwezig. De overheid, en dan vooral de minister van Onderwijs, moet de partners de verantwoordelijkheid geven.
U bent niet concreet ingegaan op de pistes die u momenteel onderzoekt. Mijn verwachtingen liggen zeer hoog. Ik heb in september 2013 op deze plaats nog verklaard dat CD&V van u verwacht dat u resultaten boekt. U moet echt iets aan de problematiek van de startende leerkrachten doen. Het gaat niet enkel om de werkzekerheid, maar ook om de gepaste begeleiding van mensen die zijn gestart.
Minister, ik vind uw antwoord ontstellend. U minimaliseert de problematiek compleet. Volgens u is er geen probleem, want voor andere jobs is het nog erger. Dat is geen vergelijking. Wie de media, die zich op ernstige bronnen baseren, hierover raadpleegt, krijgt een heel ander beeld.
U hebt verklaard een aantal maatregelen te zullen nemen. We hebben er het raden naar welke maatregelen dat zullen worden. Er is nog gedurende enkele weken parlementair werk mogelijk. Als Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben we het recht te weten wat u van plan bent.
Ik sta hier samen met twee andere Vlaamse volksvertegenwoordigers. Beiden zijn zeer actief in de commissie Onderwijs. Zij behoren niet tot de oppositie, maar tot de meerderheid. Waarschijnlijk beschikken zij over meer informatie over de gang van zaken met betrekking tot dit dossier dan ik.
Ik herhaal dus mijn vraag: wat gaat u nu concreet doen? Stuur ons niet weg met te zeggen: we gaan nog kijken, we gaan nog wat onderhandelen en dan zullen we wel zien. Dan is het 31 januari en dan kan er geen initiatief meer worden genomen. Dan is het afgelopen. Dan bent u ervan af, want die indruk geeft u: dat u ervan af wilt zijn.
Minister, ik denk dat u inderdaad wel een punt hebt wanneer u duidelijk stelt dat u het probleem wel onderkent. Ik ben het niet volledig eens met collega Vanderpoorten wat dat betreft. Ik wil wel waarschuwen – dat zat ook in mijn vraagstelling – dat de lerarenopleiding een zeer specifieke taakgerichte opleiding is, waarbij je om die job te kunnen uitoefenen, je dat diploma moet hebben. Ik zou wel oppassen met vergelijkingen te maken met andere beroepsdomeinen waar men op 23 jaar een taak uitoefent en zoveel jaren later niet meer. Dit is wel degelijk zeer specifiek. Ik zou daar enigszins voorzichtig mee zijn.
Ik denk dat er inderdaad heel wat problemen zijn bij startende leerkrachten. Het gaat om de omkadering. U hebt een belangrijk punt als u zegt dat dat in eerste instantie binnen de scholen moet worden opgelost. Je kunt niet vanuit Brussel taken aan leerkrachten geven en dergelijke. Het is ook zo dat vaak de werkonzekerheid, die niet in mijn vraagstelling zat, een groot punt is. Men moet uren bij elkaar scharrelen, en elk jaar is het afwachten. Ik ben ervan overtuigd dat we dit deze legislatuur niet meer ten gronde kunnen aanpakken. Wanneer er een grote bereidheid is in politiek Vlaanderen om dat met bekwame spoed aan te pakken, moet er wel ruimte zijn om de basisvoorwaarden te creëren.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik vind het toch eigenaardig dat u die cijfers relativeert. U durft dat nogal eens te doen. Een op vier leerkrachten verlaat binnen de vijf jaar het onderwijs. De jobzekerheid en de moeilijkheden die die leerkrachten kennen, moeten we toch onderkennen. Dat is ook wat Klasse doet. Daarom die grote sensibiliseringscampagne, die volgens mij een zeer goed initiatief is. Ze sensibiliseren naar de scholen. Ze zeggen dat men ervoor moet zorgen dat de scholen beginnende leerkrachten opdrachten moeten geven die voor hen haalbaar zijn.
Ik lees in een persbericht heel duidelijk dat er ook een sensibilisatie nodig is naar u toe. Ze zeggen letterlijk dat ze zuurstof willen geven aan het debat over het lerarenberoep en het loopbaanpact. Daarin lees ik toch een stukje kritiek op uw beleid. Ik hoor hen toch duidelijk zeggen dat het aan de overheid en de minister is om nog iets te doen. Ik denk niet dat Klasse dan bedoelt dat het rijpen van de geesten voldoende is. Ik denk wel dat men bedoelt dat er nog deze legislatuur concrete maatregelen moeten komen om de beginnende leerkrachten te versterken. Ik denk dat dat dringend is. Ik wil van u graag weten wat dat zal zijn.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de problematiek over de uitstroom van jonge leerkrachten en de kwaliteit van de lerarenopleiding is inderdaad niet nieuw. Ze is gekend, we slepen ze al jaren mee. Ze is ook veel ouder dan deze legislatuur. Dan vind ik het eigenaardig en vrij gemakkelijk van leden van de meerderheid om hun eigen minister hier even te komen ondervragen naar aanleiding van het feit dat de problemen nog maar eens breed de media hebben gehaald. De vraag die moet worden gesteld, niet alleen aan de minister, maar aan heel de meerderheid, aan alle meerderheidspartijen, is: waar was u de voorbije vijf jaar? Wat hebt u de voorbije vijf jaar concreet gedaan om deze problematiek ten gronde aan te pakken en op te lossen? Dan vrees ik dat het antwoord moet luiden: bitter weinig tot helemaal niets. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Deckx heeft het woord.
Minister, vanuit onze fractie zijn we zeer bekommerd om het onderwijzend personeel en het feit dat jongeren kiezen voor het lerarenberoep en het volhouden in de klas. Anderzijds vind ik wel dat u een punt hebt wanneer u zegt dat ook in andere beroepen het niet zo is dat men een keuze maakt en daar dan altijd aan blijft vasthouden.
Ik denk dat we de problematiek altijd ernstig hebben genomen, ook in de commissie. Ik begrijp ook dat u rekening moet houden met de koepels, met de inrichtende machten en met de vakbonden, en dat er overleg moet worden gepleegd.
Ik weet niet of het mogelijk is om deze legislatuur nog maatregelen voor te stellen. Ik zou, collega’s, toch ook willen wijzen op het feit dat er ook na deze legislatuur nog leven zal zijn.
Minister, iemand hier heeft het lerarenberoep een knelpuntberoep genoemd, of toch bijna. Dat was de heer Van Dijck, denk ik. Wat is de stand van zaken van de maatregelen die zouden worden genomen voor de zij-instromers?
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, dat u de cijfers geeft over de retentie en vergelijkt met andere beroepen, is relevant, maar het tovert het probleem niet weg. We zitten met een absoluut lerarentekort en dat gaat in de toekomst stijgen, dat lees ik overal. Als de retentie lager is dan in andere beroepen, is er te weinig instroom. Minister, het zou ook interessant zijn om te weten hoe die retentiecijfers evolueren. Verslechtert of verbetert dat door de jaren?
U haalt verschillende punten aan waarop moet worden gewerkt om het lerarenberoep aantrekkelijker te maken, maar u vermeldt niet het punt dat je toch dikwijls hoort in de lerarenkamer: het respect voor het lerarenberoep op de werkvloer dat wordt ondermijnd door het feit dat men geen rekening meer houdt met de cijfers die leraren geven, door het feit dat leraren worden overladen met planlast en ten slotte doordat men de leraar een zorgprofiel geeft in plaats van dat van een echte leraar die iets te vertellen heeft aan de jongeren.
Mevrouw Meuleman, het is niet per toeval dat Klasse dat doet, het gebeurt wel op mijn vraag, hè. Het is de vraag van het beleid om de dingen duidelijk te stellen en het debat zuurstof te geven en te voeden. Er wordt hier af en toe gedaan alsof alles zo duidelijk is en er een consensus over is, maar gelukkig behoor ik nog tot degenen die een geheugen hebben. Het is interessant om te kijken naar de evolutie in de afgelopen jaren en naar wat mensen zeggen en niet zeggen, doen en niet doen. De consistentie is soms ver te zoeken en gelukkig blijf ik tenminste nog consistent. We vinden het absoluut zeer belangrijk dus.
Het is niet omdat je nuanceert dat je minimaliseert, wat is dat nu weer voor iets! Ik kan enkel op basis van de cijfers vaststellen dat, in vergelijking met alle andere beroepen, de retentie bij leerkrachten hoger is. In statistiek is meer dan 10 procent wel heel significant veel hoger. Het klopt dat de lerarenopleiding rechtstreeks tot het lerarenberoep leidt, maar dat geldt ook voor boekhouders en voor veel andere beroepen. Er zijn ook andere beroepen waar dat minder het geval is, daar ben ik het wel mee eens. Toch blijkt dat leerkrachten in vergelijking met andere beroepen honkvast zijn of de job blijven uitvoeren. De cijfers zijn wat ze zijn.
Natuurlijk minimaliseer ik het niet. Ik ben zelf beginnen te praten over het probleem met beginnende leerkrachten. Ik heb het zelf op tafel gelegd. Het was in het begin niet evident om mensen ervan te overtuigen dat daar een probleem was. Ik ben heel blij dat we er nu al in geslaagd zijn om een consensus over het probleem te hebben.
Het is niet dat ik alleen naar anderen kijk, maar ik leef nog altijd in een rechtsstaat. Dit parlement heeft decreten goedgekeurd. Ik verwijs naar de autonomie voor deze zaken: personeelsbeleid, organisatie op de werkvloer, aanwerving, ondersteuning, aanvangsbegeleiding, respect voor de leerkracht en planlast. Dat is niet in eerste instantie de verantwoordelijkheid van een minister, een beleid of een regering die het kader maakt, dat gebeurt op grond van de vrijheid van onderwijs door de scholen zelf. Dat is geen kwestie van een paraplu opentrekken of verantwoordelijkheid doorschuiven, maar gewoon het kader vaststellen. In het Vlor-advies staat dat de minister er soms over gaat. Dat gebeurt om problemen op te lossen. Gelukkig merk ik dat er in het parlement een evolutie is, dat de rol van de overheid misschien moet worden versterkt.
We moeten het debat over de lerarenopleiding niet heropenen, maar die is nog niet zo heel lang geleden hervormd. Men ging het daarmee oplossen, het is niet gelukt. Daarom hebben we opnieuw een evaluatie gemaakt en hebben we nu werkgroepen aan de slag gezet om doeltreffende maatregelen uit te werken. Alle stakeholders hebben zich daartoe geëngageerd, wat ook al een unicum is. Ik hoop dat ze binnen een paar weken met een goed resultaat komen.
Ik stel wel een evolutie van de geesten vast. Het werk dat voor en achter de schermen is verricht, gaat zeker niet verloren. Het onderwerp van de zijinstroom wordt zeer binnenkort door de Vlaamse Regering besproken, mevrouw Deckx. Het ontwerp van besluit is naar de Inspectie van Financiën. We zullen het op korte termijn agenderen. Er is een besluit nodig, en geen decreet.
Het lerarentekort is relatief, want het effect van de maatregelen in verband met de terbeschikkingstelling is zeer reëel. U kunt de cijfers opvragen. Inzake de werkzekerheid ligt een concreet voorstel op tafel. Ik wil daarover het gesprek alle kansen geven en zien hoe ver we daarmee geraken. In de commissie hadden we het daarover al, en u begreep dat ik daarover geen details kan meedelen. De vervangingspool is een issue. Het is niet evident om dat te regelen, maar ik heb dat beloofd en zal dat ook proberen.
Ik vat samen. Er wordt niet geminimaliseerd. Ik heb wel genuanceerd. Men kan de zaken ook niet met een vingerknip regelen. Was het allemaal maar zo eenvoudig. Het gaat om een gedeelde verantwoordelijkheid. Als men miljoenen euro’s op tafel legt, dan kan men snel heel veel doen. Zijn die miljoenen euro’s er? Ik denk het niet.
Minister, u zegt dat u initiatieven zult nemen inzake de werkonzekerheid. Het is evenwel belangrijk om ook oog te hebben voor de twee andere elementen van het probleem: de werkdruk en de onvoldoende begeleiding. Als wij slechts één aspect aanpakken, dan vrees ik dat wij niet zullen uitkomen waar wij hopen te arriveren. Wij deden op dat vlak al voorstellen. Ook in het buitenland kan men zeer inspirerende voorbeelden vinden. Ik denk dan aan het programma ‘Teach First’, dat tien jaar geleden in Londen is ingevoerd. Londen kampte met gelijkaardige problemen. Het programma is een zeer groot succes. Er zijn dus wel degelijk mogelijkheden om op korte termijn initiatieven te nemen.
Minister, ik betwist niet dat u met een aantal actoren over dit probleem praat. U hebt het al over veel zaken gehad. Ik denk dan aan het lerarenloopbaanpact, maar daarvan is niets in huis gekomen. Ik denk dan ook aan de schaalvergroting … (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Dat zou consequenties hebben voor het personeel, maar ook daarvan is niets in huis gekomen. Eigenlijk is het enige wat u ter zake voor jonge leerkrachten hebt verricht, een negatief initiatief: de afschaffing van de mentoruren, bij het begin van de legislatuur. Ik kan dus enkel zeggen dat u het omgekeerde hebt gedaan van wat u had moeten doen om leerkrachten in het onderwijs te houden, en dat ontgoochelt mij zeer.
Voorzitter, minister, collega’s, wie hier kritiek heeft op het feit dat leden van de meerderheid over dit onderwerp een vraag stellen, wil ik toch zeggen dat dit een maatschappelijk probleem is. En dan is het parlement de uitgelezen plaats om de maatschappelijke belangen over dat soort van problemen te verwoorden. Ik verwijs dan ook naar wat de commissievoorzitter, de heer Bouckaert, zei over het respect voor het lerarenberoep. Ik denk dat dit het uitgelezen gremium is waar dit soort van problemen moeten worden besproken.
De meerderheid heeft de afgelopen vijf jaar kansen niet helemaal benut. Dat klopt. Er is evenwel ook veel werk verzet. Laten wij in elk geval de handschoen opnemen om dit probleem met bekwame spoed en straks met een nieuwe bestuursploeg goed aan te pakken.
De actuele vragen zijn afgehandeld.