Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende instemming met het verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en het aanhangsel, opgemaakt in Istanboel op 11 mei 2011 en ondertekend in Straatsburg op 11 september 2012.
De algemene bespreking is geopend.
De heer Van Overmeire, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik breng u graag een zeer kort verslag uit over de bespreking van het verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Het verdrag werd in de commissie toegelicht door minister Vandeurzen.
Sinds de jaren 90 heeft de Raad van Europa een proces uitgewerkt ter bescherming van vrouwen tegen geweld. Uiteindelijk resulteerde dit werk in het voorliggende verdrag, dat vijf doelstellingen heeft. Ten eerste: vrouwen beschermen tegen alle vormen van geweld en geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld voorkomen, vervolgen en uitbannen. Ten tweede: bijdragen aan het bannen van discriminatie van vrouwen en de gelijkheid van vrouwen en mannen bevorderen. Ten derde: het opzetten van een allesomvattend kader, met beleidsmaatregelen ter bescherming en ondersteuning van de slachtoffers. Ten vierde: het bevorderen van internationale samenwerking. Ten vijfde: het ondersteunen van organisaties en wetshandhavende instanties, teneinde samen te werken aan een integrale aanpak.
Het verdrag bevat maatregelen op het vlak van preventie en vervolging, maar streeft ook naar een betere begeleiding van de slachtoffers. Belangrijk is dat het verdrag ook een specifiek toezichtsmechanisme instelt. In tegenstelling tot andere verdragen die hier passeren en waar u nog weinig van hoort, zal dit verdrag, of minstens het onderwerp ervan, zeker nog naar deze vergadering terugkomen.
Het verdrag werd voorgelegd aan de strategische adviesraden, die opmerkten dat aan sommige verplichtingen toch een financieel kostenplaatje hangt en dat het verdrag pas in werking treedt na tien ratificaties. Op dit ogenblik hebben 24 staten het verdrag ondertekend. Alleen Turkije ratificeerde het al.
De minister beklemtoonde in de commissie dat er in Vlaanderen al veel werd gedaan op het gebied van preventie en aanpak van huiselijk geweld. De minister vermeldde onder meer het meldpunt 1712, de centrale rol van de CAW’s, het feit dat aan welzijns- en gezondheidssectoren wordt gevraagd om werk te maken van een beleid inzake grensoverschrijdend gedrag, de centra voor integrale gezinszorg die een belangrijke rol spelen, en diverse projecten met het oog op een ketengerichte aanpak van intrafamiliaal geweld, zoals het Antwerpse project CO3 en de Limburgse denktank Intrafamiliaal Geweld. Er is ook de vzw INTACT, het juridisch steunpunt voor zowel potentiële slachtoffers als professionelen die in aanraking komen met de problematiek van vrouwelijke genitale verminking en andere schadelijke traditionele praktijken.
Er is ook een nationaal actieplan 2010-2014 dat is goedgekeurd en waarin Vlaanderen partner is. Dat actieplan legt de nadruk op partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld zoals gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en genitale verminking bij vrouwen. Dat actieplan schept een kader waarbinnen de maatregelen van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten een plaats krijgen. Het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen coördineert dit plan. Volgens de minister zal Vlaanderen een actieve rol opnemen in het volgende nationale actieplan.
Ik geef nog een kort overzicht van de verschillende reacties. De heer Kennes vroeg meer duidelijkheid over de monitoring. Hij vraagt zich af welke organen zich op federaal en Vlaams niveau zullen bezighouden met de uitvoering van het verdrag.
Mevrouw Moerman pleitte ervoor de problematiek als een horizontale beleidsprioriteit te beschouwen. In de dagelijkse praktijk krijgt partnergeweld al te vaak niet de nodige consideratie. Er is op dat vlak nog veel werk.
Mevrouw Poleyn verwees naar de resolutie betreffende de verspreiding en bestrijding van het fenomeen van vrouwelijke genitale verminking waarin om meer aandacht wordt gevraagd voor de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking, zowel op Vlaams als federaal niveau.
Zelf heb ik de hoop uitgedrukt dat dit verdrag mee aan het probleem kan remediëren. Ik betreur wel dat mannen die soms ook het slachtoffer zijn van huiselijk geweld niet dezelfde bescherming krijgen volgens dit verdrag.
Eveneens te betreuren is het feit dat er in artikel 70 is voorzien in een rol voor de nationale parlementen, maar dat het niet duidelijk is hoe het Vlaams Parlement hierin past. Naar analogie met verklaring 51 bij het Verdrag van Lissabon had men een verklaring kunnen toevoegen waarin het Vlaams Parlement als component van het nationaal parlementair stelsel werd erkend. Men heeft dat helaas nagelaten.
De heer Creyelman betreurde dat er nergens melding werd gemaakt van de onderdrukkende rol van de islam. Hij stelde dat de problematiek een deel is van de islamitische cultuur en daar een groter deel van uitmaakt dan in de westerse cultuur. Die stelling lokte reacties uit bij een aantal collega’s.
Na de antwoorden van de minister werd het ontwerp van decreet eenparig aangenomen met negen stemmen voor. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2012-13, nr. 2159/1)
– De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.