Report plenary meeting
Report
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de cijfers die Kind en Gezin vandaag bekendmaakte aangaande de steeds toenemende vraag naar buitenschoolse kinderopvang, zijn niet nieuw. Wij kennen die, u ook. Het mooiste bewijs daarvan is, minister, dat u de analyse opnam in het regeerakkoord in 2009 en in uw beleidsbrief 2009-2014. Toen reeds was duidelijk dat we voor buitenschoolse kinderopvang moesten gaan naar een nieuw organisatiemodel, dat meer afstemming vroeg tussen de departementen Welzijn, Onderwijs, Jeugd en Sport.
Jaar na jaar stond dit in uw beleidsbrieven als te realiseren doelstelling. Jaar na jaar konden we deze goede intentie lezen. Spijtig genoeg bleef het daar bij. Er is weinig of niets gebeurd, op een paar studies na. Meer nog, het broodnodige overleg tussen Welzijn en Onderwijs werd pas dit jaar opgestart. Dit bleek al uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag en uit het mailverkeer dat ik had met uw kabinet.
Nu wordt er met veel bombarie een staten-generaal aangekondigd voor mei 2014. Laat dat nu net een paar weken voor de verkiezingen zijn. Ik wil daar niets over zeggen of veronderstellen, maar qua timing kan het tellen, dat moet ik u nageven. De staten-generaal gaat nadenken over de uitdagingen die we al vijf jaar kennen en waar al vijf jaar bijna niets rond gebeurd is.
Minister, wat heeft u vijf jaar lang weerhouden om hier iets aan te doen? Waarom hebt u niets gedaan om te zorgen voor de afstemming tussen de departementen zodat ze tot een nieuw organisatiemodel voor buitenschoolse kinderopvang konden komen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er moesten drie zaken gebeuren. De evolutie van de buitenschoolse kinderopvang veronderstelde eerst een duidelijk zicht op de evolutie in de voorschoolse kinderopvang. Dat zicht is er ondertussen. We zitten daar in de uitvoeringsfase. Binnen de interne staatshervorming is afgesproken dat de regierol voor de buitenschoolse kinderopvang naar de lokale besturen zou gaan. Dat is heel logisch. Er moet een sterke integratie zijn tussen de diverse actoren en spelers. Zij moeten zich inzetten om de groeiende behoefte aan buitenschoolse kinderopvang goed in te vullen. Verder moesten we de financiële stromen in kaart brengen, mobiliseren en activeren. Dat heeft te maken met het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten.
Dat zal inderdaad naar Vlaanderen overkomen als de Kamer de wetgeving met betrekking tot de zesde staatshervorming goedkeurt. De voorwaarden zijn nu aanwezig. Ik heb er de afgelopen jaren nooit een geheim van gemaakt dat we inzetten op het creëren van een draagvlak om in de volgende legislatuur de overgekomen middelen snel en effectief in te zetten.
We hebben in 2010 een 1800-tal plaatsen gecreëerd. De grote financiële mogelijkheden zitten echter in dat fonds. Met het perspectief dat het geld geactiveerd kan worden, mogen we ervan uitgaan dat we meer kunnen realiseren. Dat geld is al een tijdje immobiel, het wordt niet aangewend voor uitbreiding, maar dat moment is nu aangebroken.
De afstemming is absoluut noodzakelijk. Het gaat inderdaad niet alleen over realisaties door Kind en Gezin, maar ook over speelpleinwerking en de andere mogelijkheden die u zelf hebt opgesomd. We vonden het dan ook opportuun om eerst het draagvlak te garanderen. We kunnen nu versnellen. Het decreet betreffende de voorschoolse kinderopvang is uit de startblokken gekomen. De taakstelling is duidelijk. De middelen zijn beschikbaar.
Minister, uw antwoord voldoet me niet. Ik zal u een en ander voorlezen. In uw beleidsnota 2009-2014 staat: “In overleg met alle actoren maken we werk van een nieuw organisatiemodel voor de buitenschoolse en vakantieopvang. Hierbij staat de verdere samenwerking met Onderwijs en alle partners betrokken op de vrije tijd van jonge kinderen, namelijk Jeugd, Cultuur en Sport centraal.”
In 2010-2011 hebben we dat opnieuw kunnen lezen. “(…) moeten we evolueren naar een nieuw organisatiemodel. (...) Op basis van de onderzoeksresultaten (…) willen we komen tot een basistekst (…).”
In uw beleidsbrief 2012-2013 staat: “In 2012 startte een onderzoek naar het gebruik van en de behoefte aan opvang voor kinderen tussen 3 en 12 jaar. De eerste resultaten worden verwacht in de tweede helft van 2012.”
In maart 2013 kregen we als antwoord op een schriftelijke vraag: “We zijn nu gestart met het overleg met Onderwijs.”
Minister, jaar na jaar schrijft u dat in uw beleidsbrief, jaar na jaar zegt u dat u bezig bent en vooruitgang maakt, en nu komt u me zeggen dat er drie redenen zijn waarom u niet verder staat van waar u vandaag staat. Sorry, maar mij voldoet dit niet.
Mevrouw De Vits heeft het woord.
De cijfers zijn inderdaad gekend. Het aantal kinderen dat een beroep doet op de buitenschoolse opvang stijgt voortdurend. De evolutie sinds 2000 toont dit heel duidelijk aan.
De gemeentebesturen hebben er ondertussen proberen iets aan te doen. Natuurlijk lukt dat niet allemaal even goed. Eergisteren zagen we het voorbeeld van Duffel, waar de directie kinderopvang haar vijfde- en zesdejaars moet verhuizen wegens plaatsgebrek, en vrijwilligers moet inschakelen omdat er onvoldoende geld is.
We vinden het positief dat die Staten-Generaal plaatsheeft, maar vier maand na het houden van de Staten-Generaal gaat het schooljaar opnieuw beginnen. Minister, we vragen dat er snelle oplossingen komen, dat er niet alleen wordt nagedacht, maar dat die oplossingen goed zijn. De kwaliteit en vooral de continuïteit moeten worden gegarandeerd.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Buitenschoolse kinderopvang is heel belangrijk. Als de ouders willen gaan werken, is daar absoluut nood aan. Het is positief in de cijfers te zien dat grootouders nog een belangrijke taak vervullen in die opvang.
Het is positief dat de Staten-Generaal er komt, maar ik vind dat we er snel werk moeten van maken. De nood is heel groot, want ook de lokale besturen hebben er problemen mee. Het is absoluut noodzakelijk dat er na die Staten-Generaal op korte termijn stappen kunnen worden gezet.
Minister, kunt u in aanloop naar die Staten-Generaal al proberen de verschillende regelgevingen te stroomlijnen en eenvoudiger te maken? Dan hebben we een tussenstap die we nu al kunnen zetten en hoeven we niet te wachten tot eind volgend jaar.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Een betaalbare oplossing vinden voor de buitenschoolse kinderopvang is een belangrijke wens van ons allemaal. Vandaag zijn er nog veel grootouders die voor kinderopvang zorgen, maar er komt een generatie van grootouders die daar minder voor kunnen zorgen omdat ze nog gaan werken. De nood zal er dus niet minder op worden. Een belangrijk moment komt er als de FCD-middelen (Fonds Coöperatief Dividend) naar Vlaanderen komen. Dan krijgen we mogelijkheden om ook financieel meer te doen. Het is wel belangrijk dat de afstemming gebeurt op die Staten-Generaal, zodat de nieuwe regering heel goed weet op welke manier ze dit moet aanpakken.
Sommige bezorgdheden zijn uiteraard heel legitiem. Het is inderdaad belangrijk dat we een aantal stappen kunnen zetten. Het onderzoek dat werd geciteerd, is van begin 2013. We proberen met dat onderzoek nu aan de slag te gaan, maar de budgettaire mogelijkheden om op dit thema in te zetten, zijn een beetje geconditioneerd door de vraag of ze van het fonds overkomen en of we die dan op een goede manier kunnen inzetten. Dan zal continuïteit heel belangrijk zijn.
Ik heb ook de zorg dat de lokale besturen die ondertussen keuzes en verantwoordelijkheden hebben genomen, niet het slachtoffer zijn van het feit dat anderen dat nog niet hebben gedaan. We moeten naar een financieringssysteem gaan dat de mensen die het initiatief hebben genomen, niet penaliseert. Dat zou een zeer slecht signaal zijn.
En inderdaad, mevrouw Jans, het is juist dat we heel nadrukkelijk zichtbaar zullen moeten maken hoe de regelgeving op elkaar zal moeten worden afgestemd. Dat zal moeten gebeuren. We gaan naar een groter gebruik van bestaande infrastructuur, bijvoorbeeld onderwijsinfrastructuur. We gaan meer moeten proberen normen op elkaar af te stemmen. Uiteraard hebben we daarover al wat analyses gemaakt. We hebben trouwens al wat regelgeving gemaakt om voor de vakantieperiode de mogelijkheden van de opvang te verbeteren en te flexibiliseren. Het wordt weleens vergeten, maar dat besluit is al enige tijd van toepassing, precies omdat we dat voor de vakantieperiode al hebben gedaan.
Ook u die allemaal erg deskundig bent in deze materie weet dat er ook vragen zullen komen over wat men voor en na de schooluren en op de vrije dagen moet doen. Het is dus echt wel nodig dat alle stakeholders zich daarover uitspreken.
Mevrouw Van Der Borght, ik had niet verwacht dat u die vraag zou stellen om te zeggen dat we goed bezig zijn. In alle eerlijkheid, ik denk dat ik nooit verborgen heb dat dit de cadans zou zijn waarop er moet worden gewerkt. Nogmaals, het feit dat er een perspectief zou komen op budgettaire mogelijkheden dwingt ons ertoe om ervoor te zorgen dat alles in de steigers staat om dat dan ook op een goede manier in te vullen.
Ik dank de collega’s uit de verschillende fracties die onze vraag mee ondersteunen en het zeer voorzichtig mee betreuren dat het allemaal zo lang duurt.
Minister, u bent iemand die steeds maar zegt wat hij gaat doen. U hebt een goede aankondigingspolitiek, maar we zouden gelukkiger zijn indien u ook eens effectief zou doen wat u steeds maar, jaar na jaar, aankondigt. Minister, ik stel alleen maar vast dat ook dit dossier opnieuw op de tafel van de volgende regering en de volgende minister van Welzijn zal belanden. Wie u ook zal opvolgen, uzelf of iemand anders, ik heb er eerlijk gezegd medelijden mee, want die zal voor vele, vele, grote uitdagingen staan. (Applaus bij Open Vld)
De actuele vraag is afgehandeld.