Report plenary meeting
Report
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, wij mochten gisteren in De Tijd lezen dat er op een al dan niet slinkse manier een samenwerkingsakkoord is ontstaan of aan het ontstaan zou zijn – ik spreek in de voorwaardelijke wijs – dat een andere rol zou toekennen aan de Hoge Raad van Financiën. Waar dat nu een adviserend orgaan is, zou – nogmaals: in voorwaardelijke wijs – die nu de rol van scheidsrechter toebedeeld krijgen, in die zin dat wanneer de nv België ten aanzien van Europa de begrotingsdoelstelling niet haalt, de Hoge Raad voor Financiën zou kunnen bepalen – voorwaardelijke wijs – wie daarvoor de verantwoordelijken zijn en daar dan ook de gepaste gevolgen aan kan opleggen.
Indien het samenwerkingsakkoord al zou bestaan, zou er ook al in gestipuleerd zijn dat de gewesten verantwoordelijk zijn voor de financiën van de lokale besturen, dat om bij de eeuwige twisten over wie moet bijdragen, wie welke saneringsbijdrage moet leveren om de begroting van de nv België ten aanzien van Europa te doen kloppen of eventueel niet te doen kloppen, een scheidsrechtelijke rol toe te bedelen aan de Hoge Raad van Financiën.
Minister-president, klopt dat bericht? Indien dat klopt, gaat het dan inderdaad over een samenwerkingsakkoord dat ook nog in dit parlement moet passeren? Indien de berichten kloppen, wat is dan het standpunt van de Vlaamse Regering, voor zover u daar dan al bij betrokken zou zijn geweest?
Minister-president Peeters heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijnheer Van Hauthem, het is er weer een voorbeeld van dat wat in de krant staat, niet helemaal juist is. U hebt u zeer voorzichtig uitgedrukt met ‘zou’, ‘zou’, ‘zou’. Dit geeft me de gelegenheid om de puntjes op de i te zetten. Ik wil u daarvoor danken.
Dit zal niet volstaan als antwoord, dus zal ik wat meer tekst en uitleg geven. In uitvoering van artikel 3, paragraaf 1 van het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie moet er een samenwerkingsakkoord worden gesloten tussen de overheden van dit land, zijnde de federale overheid, de gewesten en de gemeenschapscommissies. In de confederale staat waarin wij leven, is er door de federale overheid een ontwerp van samenwerkingsakkoord voorbereid. Het is zo – en het is niet de eerste keer dat u iets te vroeg bent – dat er op donderdag 14 november een vergadering van een interfederale werkgroep zal zijn om dit ontwerp te bespreken.
Wat staat in dat ontwerp? Dat is een tweede onnauwkeurigheid van een kwaliteitskrant: er staat niet in dat de Hoge Raad van Financiën een zeer decisieve rol toebedeeld krijgt, integendeel. De Hoge Raad van Financiën zal slechts een adviserende rol krijgen, wat nu ook reeds het geval is, en de uiteindelijke beslissing van de verdeling van de te leveren begrotingsinspanningen tussen de verschillende overheden dient te worden genomen – godzijdank – door het Overlegcomité en de politieke overheden die daar deel van uitmaken. Het is wel zo dat de Hoge Raad van Financiën belast zal worden met de evaluatie van de jaarlijkse naleving van de verbintenissen die zijn aangegaan door de respectieve overheden, waarna deze overheden correctiemaatregelen dienen te treffen om een einde te maken aan de afwijking. Dat maakt dus het onderwerp uit van die vergadering en van het debat. Het is dus niet de Hoge Raad van Financiën die beoordeelt wie verantwoordelijk is voor de niet-naleving van de begrotingsdoelstellingen, omdat de doelstellingen voorafgaand worden vastgelegd door die overheden zelf.
Mijnheer Van Hauthem, op basis van artikel 3 van het verdrag is er dus een samenwerkingsakkoord nodig. De federale overheid heeft een ontwerp gemaakt. Over dat ontwerp is het laatste woord nog niet gezegd. Morgen is er daarover een vergadering. En het is zeker niet zo dat de Hoge Raad in de plaats zou komen van de politieke overheden, laat staan van de Vlaamse Regering.
Minister-president, u bent zeer blij. U hebt het antwoord gebracht met een glimlach tot aan uw oren. U hebt me ook bedankt voor de vraag. Ik heb ze ook hypothetisch gesteld. Het is niet onbelangrijk om vandaag al te weten wat er in de pijplijn zit. Het is er nog niet, maar het zit wel in de pijplijn.
U zegt dat het niet de Hoge Raad van Financiën is die gaat beslissen wie afwijkt van welke beslissing dan ook en dan maar moet corrigeren. Dat blijft nog altijd een politieke beslissing van de respectieve overheden.
Maar als ik u goed beluisterd heb, zou het wel zo zijn dat de Hoge Raad van Financiën de verantwoordelijkheden zal vastleggen: vastleggen, niet eventueel doen uitvoeren wat fout gelopen is. Het is de vraag of de politieke overheden dan nog autonoom kunnen beslissen of dat ze min of meer, al dan niet moreel, verplicht zijn om de evaluatie die door de HRF zal gebeuren, te volgen. Ik neem aan dat wat moet gebeuren, nog altijd een beslissing blijft van de respectieve politieke overheden.
En wat met het feit dat de gewesten budgettair verantwoordelijk worden gesteld voor de financiële toestand van de lokale besturen?
De heer Diependaele heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van Hauthem, op basis van het krantenartikel was dit zeker geen onterechte vraag, maar het antwoord van de minister-president heeft ons gerustgesteld. We zullen nog zien wat de uiteindelijke uitkomst is, maar het feit dat finaal wordt beslist met een politieke afweging, lijkt me zeer terecht, dat kunnen we steunen.
Het begrotingspact zelf is volgens mij nog steeds niet door België goedgekeurd. Het begrotingspact van de EU – daarjuist werd de volledige titel gezegd – wordt, als ik me niet vergis, nog steeds tegengehouden door Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Of heb ik het fout?
In de commissie hebben we het er ook al een aantal keren over gehad dat het niet onlogisch zou zijn dat de gewesten, de regio’s, een grotere aanwezigheid zouden hebben in een aantal instellingen zoals het Planbureau en de Nationale Bank. Ze maken immers simulaties, plannen en ramingen op basis waarvan de dotaties voor de Vlaamse begroting worden gesteund. Zou het niet logisch zijn indien de deelstaten ook een zekere zeg hebben in de technische totstandkoming van de ramingen? Tot nu is er altijd een verschil tussen de raming die gemaakt wordt door de Vlaamse administratie en de raming die federaal, door het Planbureau wordt gemaakt. Ik vroeg me af hoe ver het daar al mee staat, maar misschien is dat een onderwerp voor een latere vraag in de commissie.
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, ik meen dat dit een heel terechte opmerking is van de heer Diependaele. Hij weet dat het wat mij betreft nog een stapje verder mag gaan, ik bepleit dat er ooit een eigen Vlaams planbureau komt.
Minister-president, met welk mandaat gaan uw vertegenwoordigers nu naar de vergadering morgen? Ik zou deze vraag willen stellen aan de hand van een voorbeeld. Binnen het Overlegcomité is er een soort stilstand ontstaan bij de vraag wie verantwoordelijk is voor het tekort van de gemeenten. U weet dat minister Muyters heeft gezegd dat hij deze vraag genoteerd heeft. Er werd dus gevraagd aan de regio’s om de tekorten van de gemeenten, van de lokale besturen, over te nemen, maar daarover werd nog geen beslissing genomen, er is nog niets goedgekeurd. Nochtans zit deze beslissing wel in het stabilisatieprogramma dat de Federale Regering heeft aangemeld bij Europa. Stel dat we met dit dispuut worden geconfronteerd, wie trancheert er dan in het nieuwe voorstel? Zal uiteindelijk de Hoge Raad knopen doorhakken? Zal het Overlegcomité de knopen doorhakken? En met welk mandaat gaan uw vertegenwoordigers morgen naar het debat?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik heb drie korte puntjes. Het is heel belangrijk dat de Europese begrotingsregels heel snel door België worden geratificeerd. Ook ik stel vast dat ze nog in twee parlementen blijven hangen, en daarom is het noodzakelijk om er haast mee te maken.
Het is goed om een goede opvolging te doen. De Hoge Raad heeft natuurlijk zijn functie, maar het is inderdaad noodzakelijk dat er een politieke afweging wordt gemaakt en er een uiteindelijke beslissing valt. Dat zijn nu eenmaal taken voor de politici. We hebben daarover een geruststellend antwoord gekregen.
Wat betreft de lokale overheden, wil ik me aansluiten bij de opmerkingen van de heer Vereeck. Hier moet snel duidelijkheid over komen, want er hangt heel veel mist rond dit probleem. Het vraagt een oplossing op korte termijn.
Voorzitter, collega’s, er is het debat over het cijfermateriaal van de lokale overheden. Ik kan de heer Van den Heuvel enkel bijtreden: ik hoop dat dat zo snel mogelijk opklaart. Ook minister Muyters heeft gevraagd om het debat over het cijfermateriaal voort te zetten, omdat er toch nog heel wat vraagtekens bij kunnen worden geplaatst.
Daarnaast is er heel de discussie over wie de verantwoordelijkheid opneemt. Dat debat zal morgen en ook later worden gevoerd. In het artikel 3 van het ontwerp van die samenwerkingsovereenkomst staat nu: “Elke gemeenschap en elk gewest verbindt zich ertoe alle maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn zodat zijn lokale overheden de begrotingsdoelstelling bepaald in artikel 2 naleven.”
Wij hebben toezicht op die lokale overheden. Dat betwist niemand, maar er zijn ook beslissingen die van andere overheden komen die een effect hebben op de lokale overheden, ik denk maar aan brandweer, politie of pensioenen. Daar zit een spanningsveld. Als wij de verantwoordelijkheid op ons nemen, maar een andere overheid legt een extra budgettaire last op de lokale overheden, moet er verder van gedachten worden gewisseld.
Dat artikel is nu zo geformuleerd. Of het zo zal blijven in de uiteindelijke versie, is het debat dat lopende is. Met welk mandaat gaan we ernaartoe? De minister van Financiën gaat, bijgestaan door de mensen van mijn kabinet, naar die vergadering.
We houden enkele zaken in het oog. Een, er moet een samenwerkingsakkoord komen. We moeten een akkoord vinden. Twee, er moeten pertinente elementen worden uitgeklaard, zeker in verband met de lokale overheden, over het cijfermateriaal en over de toekomst. Drie, zoals het zich nu aandient, mijnheer Van Hauthem, zou ik me wat minder zorgen maken over de Hoge Raad van Financiën. Dat is nu zo geregeld. Zij geven advies en zij krijgen de rol om te evalueren of de afspraken die de politieke overheden hebben gemaakt, door hen worden nagekomen. Als ze vaststellen dat het niet wordt nagekomen, is men, zoals het nu voorligt, ‘verplicht’ – tussen aanhalingstekens – om te ageren. De evaluatie is iets sterker ingekleurd.
We zullen zien wat de debatten brengen. Ik ga ervan uit, collega’s, dat u mij of de minister van Financiën daarover de komende weken nieuwe vragen zult stellen, om te kijken wat de vooruitgang is in dit dossier en – hopelijk – welk samenwerkingsakkoord wordt aangenomen.
Minister-president, dank u voor uw uitleg en om de problematiek te schetsen zoals die zich vandaag aandient. U zegt dat ik me niet te veel zorgen moet maken over de Hoge Raad van Financiën. Zij evalueren wel en kunnen verplichten om er wat aan te doen. Zij kunnen verantwoordelijkheden toekennen, namelijk: die overheid heeft dat beloofd en doet het niet. Dat is er wel, maar goed, tot daaraan toe. We zullen nog zien hoe dat uitdraait, maar ik heb wel het gevoel dat u over dat bepaalde artikel over de lokale overheden nog aardig wat gaat debatteren. Zoals het nu in het ontwerp van samenwerkingsakkoord staat, kan het niet voor u. Dat is mijn conclusie.
De actuele vraag is afgehandeld.