Report plenary meeting
Report
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, 9 november is eigenlijk een trieste dag. Het is de internationale dag tegen fascisme en antisemitisme. We herdenken dan de Kristalnacht, die 75 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Heel veel joden zijn toen op straat gelyncht, heel veel synagogen zijn in brand gestoken. Het is een heel trieste gebeurtenis, een vlek op de Europese geschiedenis. En dat was dan nog maar het begin.
Naar aanleiding van die herdenking heeft de Fundamental Rights Agency van de Europese Unie een rapport gepubliceerd over de evolutie van het antisemitisme in Europa. Ze hebben daarbij acht landen in de Europese Unie vergeleken. In die vergelijking komt België er eigenlijk niet echt goed uit. Om een paar cijfers te geven: 77 procent van de joodse respondenten zegt dat ze het antisemitisme als een groeiend probleem zien, 90 procent ziet een toename van het antisemitisme en 1 op 10 ontvangt haatboodschappen en is al onderworpen aan geweld. Dat zijn straffe cijfers.
Jozef De Witte, de directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR), zegt dat het antisemitisme zich vooral verspreidt via de sociale media, via Facebook, via de discussiefora van de kranten. Via die sociale media herleeft die cultuur van antisemitisme dus als het ware.
Minister, in het EU-rapport staan alleen maar cijfergegevens, zeer algemeen. Hebt u meer zicht op de achterliggende oorzaken van dit groeiende antisemitisme? Denkt u eventueel ook aan een actieplan, in het licht van de hier geciteerde cijfers?
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, het is niet de eerste keer dat we dit debat voeren. Eerder heeft mevrouw De Ridder daar ook al vragen over gesteld. Zoals u weet, hebben we zelf al onderzoek laten doen naar wat heel specifiek jongeren daarover denken. Het is niet zo gemakkelijk om de oorzaken daarvan aan te duiden, maar uit de studie blijkt toch ook opnieuw dat een aantal mensen niet een duidelijk onderscheid kunnen maken tussen wat de staat Israël doet ten opzichte van de Palestijnen, bijvoorbeeld, en de Joodse gemeenschap in het algemeen. Uit de studie blijkt opnieuw dat dit voor heel wat jongeren, niet alleen bij ons, maar ook in andere Europese landen, een bron van verwarring is. Ze gooien alles op één hoop. Natuurlijk kan het ene het andere niet rechtvaardigen, begrijp me niet verkeerd. Ook is er het algemene klimaat van onverdraagzaamheid. Men heeft het moeilijk met mensen die anders zijn. Men aanvaardt diversiteit moeilijk. Dat komt opnieuw naar voren, niet alleen in Vlaanderen, maar in heel Europa.
De enige remedie lijkt me het beleid dat wij nu voeren. We zorgen er via de herinneringseducatie voor dat niet wordt vergeten wat er ooit is gebeurd. We ondersteunen dat ook heel duidelijk. Er is ook het hele burgerschapsinitiatief via de Koning Boudewijnstichting. Scholen kunnen zien wat het belang daarvan is. Ook hebben we bij de hervorming van het secundair onderwijs burgerschap meegenomen als een belangrijke competentie in de scholen. De beste manier om hiertegen te strijden, is ervoor zorgen dat mensen via het onderwijs in contact komen met verschil, is daar waakzaam voor zijn. In die zin is het ook heel belangrijk nog eens aan het initiatief te herinneren dat alle godsdiensten in ons land hebben genomen, ondersteund door ons, met die set van interreligieuze competenties, waaronder verdraagzaamheid en respect voor de andere. We hebben die trouwens met de voorzitter van het Vlaams Parlement officieel ondertekend. Dat is ook een belangrijk gegeven.
Een eventueel actieplan komt er het best op federaal niveau, lijkt me. U weet dat de federale minister van Binnenlandse Zaken en de federale minister van Justitie een waakzaamheidscel antisemitisme hebben opgericht. Ik ben bereid om ter zake te doen wat we hebben gedaan met het federale actieplan tegen de homofobie. Als er een federaal actieplan komt – waarbij de gemeenschappen ten volle hun rol spelen, want iedereen heeft een bevoegdheid ter zake, het parket, de politie en binnenkort het interfederaal centrum –, dan ben ik bereid de violen onderling op elkaar af te stemmen. Onderwijs doet al veel, maar uiteraard is het telkens opnieuw een strijd die elke dag moet worden geleverd. Dat toont ook weer het belang van geschiedenis en geschiedenislessen aan: er mag niet worden vergeten welke ellende mensen elkaar kunnen aandoen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. De door u opgesomde initiatieven zijn me bekend, en ik vind ze ook zeer goed, maar ze zijn nogal algemeen. Er is de herinneringseducatie, maar toch wordt er te weinig ingegaan, meen ik, op die jongste evoluties qua antisemitisme. Jozef De Witte heeft toch gevraagd dat de gemeenschappen een sterk moreel, politiek en juridisch antwoord zouden geven. Ik denk dat Vlaanderen toch wel een tandje kan bijsteken ter zake. U ontwikkelt heel goede actieplannen in het onderwijs over de genderongelijkheid, over discriminatie van holebi’s. Ik verwijs naar uw beleidsbrief. U organiseert discussies tussen adolescente nieuwe Vlamingen over hun verwachtingen en wensen ten opzichte van mannen en vrouwen in klassieke en nieuwere relaties. Ik vind dat een heel goede zaak. Ook het verbeteren van het welbevinden van allochtone holebi’s vind ik zeer goed. Dat zijn zeer gerichte acties, die mijn goedkeuring wegdragen. De vraag is of we ook echt niet kunnen denken aan dergelijke gerichte acties met betrekking tot antisemitisme.
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Bouckaert. Minister, de studie ‘Jong in Antwerpen en Gent’, die we in de commissie uitgebreid hebben besproken, bracht aan het licht dat de helft van de moslimjongeren zich antisemitisch opstelt. 45 procent van de moslimjongeren, ten opzichte van 11 procent van de niet-moslimjongeren, ging akkoord met de stelling ‘Joden willen alles domineren.’ Minister, uit die cijfers blijkt dat wij ons terecht zorgen maken over het toenemende antisemitisme in onze maatschappij. U spreekt over herinneringseducatie en burgerschap in het secundair onderwijs. U haalt het belang van geschiedenis aan. Welnu, ik pleit ervoor om net dat stapje verder te gaan. Wij hebben hierover, samen met de heer De Gucht, recent nog een voorstel van resolutie ingediend, waarin we pleiten voor opname van lessen over de Holocaust, specifiek in de eindtermen. Ik herinner u ook aan een opiniestuk dat wij hebben geschreven, samen met de collega’s Van Der Taelen, De Wever, De Vits, Vogels en Van Rompuy, en dus met steun over de partijgrenzen heen. Daarin pleitten wij voor de expliciete opname van de Holocaustherinnering in de eindtermen. Ik concludeer dat u daar tot op heden niets mee hebt gedaan. Waarom niet?
De heer Roegiers heeft het woord.
Mijnheer Bouckaert, dank u voor het feit dat u dit probleem hier aankaart. Ik wil het een beetje opentrekken. In meerdere internationale statistieken scoort Vlaanderen, en bij uitbreiding België, behoorlijk hoog als het gaat om alle vormen van discriminatie. U hebt er al een aantal aangehaald. Deze legislatuur werd er in dit parlement al meermaals gedebatteerd over de meest ernstige vormen van discriminatie: racisme, homofobie en antisemitisme. Het blijft een opdracht van dit parlement, van de Vlaamse Regering en van alle regeringen in dit land, deze en de volgende regeringen, om er alles aan te doen om discriminatie en onverdraagzaamheid met haar en wortel uit te roeien. Minister, collega’s, ik vind die hoge rankings een smet op ons blazoen. Ik ben daar als Vlaming vaak doodbeschaamd over.
De heer Diependaele heeft het woord.
We zijn het er hier uiteraard allemaal over eens dat antisemitisme, net als elke vorm van racisme en discriminatie, onaanvaardbaar is.
Minister, ik ben het ermee eens dat wat de staat Israël doet iets helemaal anders is dan Joden als bevolkingsgroep of individueel beschuldigen.
Mijnheer Bouckaert, u zegt dat het beleid redelijk algemeen is. Ik wil u echter twee concrete voorbeelden geven van herinneringseducatie. We hebben hier allemaal de Dossinkazerne ondersteund. En in Antwerpen heeft men in de meerjarenplanning ingeschreven dat men actief zal inzetten op maatregelen om Joodse Antwerpenaren te beschermen. Men geeft daar het antisemitisme eenzelfde prioriteit als het terrorisme. Dat is toch een duidelijk signaal.
Maar we wisten dit toch al een tijdje vroeger. Uit een studie van professor Elchardus bleek dat op de scholen in Antwerpen, Gent en Brussel het antisemitisme sterk groeide. Het is jammer dat het CGKR daar toen niets meer mee heeft gedaan.
De heer Van Der Taelen heeft het woord.
Minister, als het over antisemitisme gaat, moeten wij toch wel de puntjes op de i zetten. Ik hou niet van veralgemeningen. De Holocaust en de Jodenvervolging, dat is iets heel specifieks. Het is nu juist een drama dat men soms probeert daar iets algemeens van te maken. Zo las ik vorige week in De Standaard een artikel over discriminatie en racisme in Vlaanderen. Een professor geschiedenis vergeleek daarin de stigmatisering van de allochtone gemeenschap met wat de Joden is overkomen in de jaren 30. Dan denk ik dat er iets fundamenteel fout is. Er zijn bij mijn weten nog altijd geen werk- en uitroeiingskampen in Vlaanderen. Dat zoiets in de krant kan verschijnen zonder dat daar een verontwaardigde reactie op volgt, is een beetje tekenend. De Tweede Wereldoorlog wordt geschiedenis. Er zijn helaas weinig overlevenden. We mogen nooit de fout maken dat we het antisemitisme gaan relativeren. Het is niet te relativeren, het is specifiek. De geschiedenis van de Holocaust stelt voor de jongere generatie hoe langer hoe minder iets concreets voor. Ik pleit voor een specifieke aanpak van de herinneringseducatie over de Holocaust.
De heer Kennes heeft het woord.
De cijfers zijn onthutsend. 90 procent van de Joden in Hongarije, Frankrijk en België voelt zich bedreigd of onveilig, of ziet het antisemitisme stijgen. Ik denk dat we vooral moeten zoeken naar de specifieke oorzaken. Daar doet het rapport misschien niet zozeer uitspraak over. Ik denk niet dat in heel Vlaanderen het antisemitisme toeneemt maar we moeten nagaan in welke hoek dat wel gebeurt. Alle acties die moeten worden ondernomen, moeten zich vooral daarop richten. Er zijn een aantal instrumenten genoemd zoals de nieuwe sociale media. We stellen echter ook vast dat ook het conflict Israël-Palestina in de islamitische gemeenschap een aantal mensen radicaliseert die in dat antisemitisme een uitlaatklep vinden. We moeten vooral focussen op waar het probleem zich voordoet en niet algemeen zeggen dat in Vlaanderen het antisemitisme aan de orde zou zijn.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Minister, ik wil me verzetten tegen het beeld dat u ophangt, namelijk dat er verwarring is tussen wat de staat Israël ten aanzien van de Palestijnen doet en de Joodse gemeenschap. In de geest van diegenen bij wie het antisemitisme broeit, is die verwarring er niet. Zij weten zeer goed wat ze zeggen en doen en we weten vandaag waar het antisemitisme zit. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De studies van de heer Elchardus zijn er op mijn vraag gekomen, precies om de situatie juist te kunnen inschatten. Na Brussel hebben we uitgebreid naar Antwerpen en Gent om te zien of er een veralgemening is. Dat betekent dat we dit ook serieus nemen.
Ik wil de bevindingen van het rapport zeker niet minimaliseren maar in België hebben 487 mensen geantwoord. Het was een internetenquête. Dat wil zeggen dat er geen stijgend ongenoegen is. En daar volg ik een beetje wat de heer Kennes zegt. Men moet opletten met de conclusies die men daaruit trekt. Wanneer enquêtes worden ingevuld, gebeurt dat vaak door mensen die een probleem hebben gehad of die iets willen zeggen. Dat betekent niet dat ik de situatie wil minimaliseren of wil ontkennen dat er een probleem zou zijn maar ik vind wel dat die nuance er moet zijn.
Het is een feit dat de Holocaust iets heel specifieks en afschuwelijks is. Op dat vlak ben ik het eens met de heer Van Der Taelen. We mogen dat zeker niet banaliseren. In de tijden waarin we vandaag leven, met kranten, debatten, media, internet enzovoort, is een banalisering van de gedachten en argumenten een constante praktijk. Ook het kritisch denken en het constructief omgaan met ideeën is heel moeilijk geworden. Het beleid om in oneliners te spreken en de noodzaak om dat te doen ondermijnt het publieke debat en de maatschappelijke gevoeligheid.
Er is inderdaad een probleem van onverdraagzaamheid in onze samenleving. Er is een gebrek aan respect voor anderen en men kan moeilijk luisteren naar anderen. Dat uit zich niet alleen ten aanzien van de Joodse gemeenschap maar ook ten aanzien van holebi’s, mensen met een Arabische afkomst. U moet niet doen alsof zij geen problemen zouden hebben in onze samenleving, mijnheer Van Hauthem. Dat uit zich op veel verschillende manieren. Het enige tegengif is de confrontatie of de ontmoeting aangaan en het verschil onder ogen durven te zien. Als we spreken, moeten we misschien ook meer de gelijkenissen tussen mensen beklemtonen in plaats van voortdurend op zoek te gaan naar de verschillen.
Ik heb een aantal initiatieven opgesomd. In de scholen wordt daar al heel wat aandacht aan besteed. Onze eindtermen, zowel de vakgebonden als de vakoverschrijdende, zijn nog niet zo lang geleden gewijzigd. Na het in werking treden in 2010 hebben we geoordeeld dat dit eerst moest worden uitgerold. Het was een uitdrukkelijke vraag van de onderwijsverstrekkers om daar tijdens deze legislatuur niet aan te raken.
Volgens mijn informatie komt de Holocaust in bijna alle scholen aan bod. Die wordt niet weggemoffeld of vergeten. Ook naar aanleiding van een andere oorlog, zal daar volgend jaar in de scholen heel veel aandacht aan besteed worden. We hebben intussen een gemeenschappelijke oproep gelanceerd aan de scholen, samen met de onderwijsverstrekkers om daar de nodige aandacht aan te besteden.
Als je naar de oorzaken kijkt, blijkt dat het vaak om jongeren gaat die laaggeschoold zijn, ook volwassenen die laaggeschoold zijn, en die vaak in sociaal-economisch precaire situaties zitten. Ook is er de verwarring tussen enerzijds de politiek die een staat voert in een context die er is – ik wil dat niet vereenvoudigen, ik ben me ervan bewust dat het een niet-evidente context is – en anderzijds het stigmatiseren van de Joodse gemeenschap als geheel. U moet toch ook niet onderschatten, zeker bij jongeren in Europa die niet altijd goed opgeleid zijn, wat het effect is van media, vaak buitenlandse media die via satelliet of via internet binnenkomen. Heel vaak slaan de klachten op wat op Facebook en op internet komt, wat niet noodzakelijk Belgisch of Vlaams gebonden is, maar eerder internationaal is. In de toekomst zal ernstig moeten worden nagedacht over hoe je via die fora kunt optreden.
De beste manier om op te treden is via onderwijs. Onderwijs neemt zijn verantwoordelijkheid op. Ook via de media kan dat, door er genuanceerd over te berichten en wat kritischer te zijn als men dingen publiceert. Nogmaals, ik zal aan de federale collega’s voorstellen om naar analogie met het gemeenschappelijke actieplan rond homofobie, waar elke overheid zich op haar niveau heeft geëngageerd om gezamenlijk acties te ondernemen, te kijken of we ook niet ten aanzien van antisemitisme een gezamenlijk plan in die zin kunnen opstellen. We doen al heel wat dingen, we kunnen misschien nog bijkomende dingen doen. Als er suggesties zijn, ben ik zeker bereid om die mee te nemen.
Voorzitter, ik wil er nogmaals op wijzen dat ook op federaal niveau de waakzaamheidscel antisemitisme bestaat. De federale ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie hebben dat initiatief genomen, waar ook het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, de Joodse gemeenschap en de politie inzitten. Daar heb je toch al een duidelijke waakzaamheid. Maar laat ons inderdaad de krachten bundelen, ik ben er niet tegen om dat te doen.
Voorzitter, in de eerste plaats moeten we ermee stoppen om altijd kritiek op de staat Israël en antisemitisme in één adem te noemen. Er is geen enkel verband tussen die twee punten. We mogen dan ook anderen niet in de gelegenheid stellen om het ene als excuus voor het andere te gebruiken. Dat wordt nog altijd veel te veel gedaan.
In het rapport van de Europese Unie staan de cijfers en staan de gevoelens van de slachtoffers, maar er staat niets in over van waar het komt. Daarover moet men wat duidelijker onderzoek organiseren, vind ik. Waar kan het vandaan komen? Het kan uiteindelijk maar van twee kanten komen. Ten eerste kan het komen van een herleving van het nationaalsocialistisch gedachtegoed. Als ik eens rondkijk in Vlaanderen, zie ik van die belachelijke groepjes als Blood & Honour, maar voor de rest zie ik daar niet veel ontstaan. Wij hebben gelukkig geen Gouden Dageraad en geen Jobbik zoals in Hongarije. Waar kan het nog vandaan komen? Het komt waarschijnlijk voor een groot stuk van de islamkant.
Minister, het volstaat eens te googelen. Googel bijvoorbeeld eens naar ‘Radio Islam’. Dan krijg je de complete feiten over de Holocaust: “1. "De holocaust" bestaat niet. Wel onder andere een Joodse Holocaust Versie (JHV). 2. Er zijn geen concrete forensische bewijzen voor “systematische moord op miljoenen Joden” (of anderen). 3. Er bestaat geen spoor van hard bewijs voor een opdracht of medeweten van Hitler voor moord op de Joden en: zonder opdracht of medeweten van Hitler, geen Joodse Holocaust Versie (JHV).” Dat gaat zo 152 bladzijden verder.
Minister, dat wordt aangeklikt door talloze jongeren hier in Vlaanderen, ik vrees talloze moslimjongeren. Ik vind dat er een meer gerichte actie van Vlaanderen moet komen en dat u aan het federaal initiatief een meer concreet Vlaams luik moet breien.
De actuele vraag is afgehandeld.