Report plenary meeting
Actuele vraag over de problematische gemeentefinanciën
Report
Het antwoord wordt gegeven door minister Bourgeois.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister Bourgeois, ik had mijn vraag graag gesteld aan de minister-president omdat het tenslotte over zijn regeringspartners gaat. Ik herinner mij nog uw reactie op de radio enkele weken geleden, toen u zei dat de intermenselijke verhoudingen binnen de Vlaamse meerderheid uitstekend waren. (Opmerkingen van minister Geert Bourgeois)
Binnen de regering? Dus die regering steunt niet op de meerderheid in het parlement?
Minister, wij stellen vast dat die intermenselijke verhoudingen absoluut niet prima zijn want er is opnieuw ruzie tussen twee coalitiepartners, sp.a en de N-VA. Na het onderwijs, de echtscheidingstaks, de teflon en het beton, en de smeerlappen krijgen we hier nog eens een ruzie die grotesk wordt genoemd door de ene en waar de persoonlijke aanvallen en aanvallen onder de gordel door beiden niet uit de lucht zijn.
Minister, wij denken dat het goed is dat het Gemeentefonds met 3,5 procent blijft stijgen en dat deze regering dat ook heeft gehonoreerd. Ik heb de minister-president in september horen zeggen: “We kiezen voor een sterk lokaal niveau met de nodige financiële ruimte.” Maar ik stel nu vast dat coalitiepartner sp.a het, bij monde van de heer De Loor, niet eens is met het beleid dat u voert.
Ik had mijn vraag willen stellen aan de minister-president, maar ik richt me tot een van de spelers, al had ik gehoopt de scheidsrechter te kunnen ondervragen. Minister, wat vindt u van deze situatie? Hoe kijkt u ertegenaan dat uw coalitiepartner – bij monde van de heer De Loor – het niet eens is met uw beleid op het vlak van de fiscaliteit en financiële toestand van de gemeenten?
De heer Caron heeft het woord.
Minister, voorzitter, de VVSG-enquête (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten) die gisteren bekend geraakte, zegt dat ruim een derde van de gemeenten overweegt om de belastingen te verhogen, dat er in meer dan de helft van de gemeenten personeel afvloeit, en dat de dienstverlening aan de burger ernstig in het gedrang komt. Vooral de investeringen baren veel zorgen. De gemeenten zijn samen de grootste investeerder van openbare werken en als zodanig een grote werkgever. Ze verbeteren de leefkwaliteit in steden en gemeenten. Als dit alles onder druk komt te staan, is dat een bitter ernstige zaak.
Een tweede thema dat ik wil aankaarten, is dat van de pensioenlast voor de gemeenten voor de statutaire ambtenaren. De lokale besturen zijn de enige overheid in Vlaanderen die hun pensioenlast zelf betalen, Vlaanderen doet dat niet eens.
Minister, we kunnen dit niet zomaar laten passeren. Stel dat Vlaanderen zou beslissen om de belastingen te verhogen, de dienstverlening te verlagen en de investeringen te verminderen. Zouden we dat oké vinden? Ik neem aan van niet. Dat is wel wat er gebeurt bij de lokale besturen. Zowat alle Vlaamse gemeenten doen nu al ernstige inspanningen om hun begroting op orde te krijgen. Er ligt niet overal evenveel vet op de soep. Het probleem is aanzienlijk. Wat is uw standpunt?
Minister Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik ben het eens met de heer Caron. Ik heb het altijd gezegd, we herhalen dit debat zo om de twee, drie maanden. De toestand van de gemeentelijke financiën is ernstig. Ik heb het van bij het begin van deze regeerperiode gezegd, ik heb niet gewacht tot vandaag, ik heb niet gewacht op de invoering van de beleids- en beheerscyclus (BBC). U kunt er mijn woorden op nalezen, ik heb de gemeenten van bij het begin opgeroepen om de tering naar de nering te zetten, om efficiëntieoefeningen te doen, om het voorbeeld van de Vlaamse Regering te volgen en toch te blijven investeren. Dat is niet nieuw.
U kent de cijfers. In de periode 2006-2012 zijn de inkomsten van de gemeenten gedaald met gemiddeld 0,2 procent per jaar, de reële uitgaven zijn gestegen met gemiddeld 1,2 procent per jaar. De personeels- en de werkingskosten voor het OCMW zijn gestegen met meer dan 2 procent per jaar.
De enquête van de VVSG bevestigt die situatie. Ik had die enquête niet nodig om de ernst van de situatie in te zien.
We kunnen de resultaten van de enquête op twee manieren bekijken. Ik bekijk ze als positief. Ik lees erin dat de gemeenten allemaal bezig zijn met inspanningen te doen en daar echt werk van maken om tot een structureel evenwicht te komen. Ze conformeren zich aan de BBC-regeling, we hebben dat ook vastgesteld bij de bespreking met de VVSG. Iedereen maakt op zijn manier werk van efficiëntie-oefeningen. Ik zie er weinig die blinde besparingen doen. Er is minder personeel, minder auto’s, kleinere werkruimtes enzovoort. Wij ondersteunen dat beleid.
Ik ben blij dat u het zegt, mijnheer Tommelein, wij zijn het Gemeentefonds blijven spijzen met 3,5 procent per jaar. Wij geven raamcontracten waar steeds meer gemeenten op intekenen met grote kostenbesparingen. We maken het mogelijk dat gemeenten en OCMW’s samenwerken. Meer dan één derde van de gemeenten doet dat al. Ik bezoek gemeenten en hoor dat burgemeesters en schepenen daar enorme efficiëntiewinsten mee maken of zullen maken. Er zijn schitterende voorbeelden van. Dit gebeurt massaal op dit ogenblik. In het concurrentiepact hebben we een bepaling opgenomen om de problemen van de gemeentelijke investeringen mee te ondersteunen, we gaan dat bekijken.
Natuurlijk zijn er problemen. Ik zie de enquête niet als een aanval op de Vlaamse Regering. Ze maken melding van een aantal kostendrijvers die hoofdzakelijk federaal zijn: politie, brandweer en de pensioenen.
Ik zei al in de commissie, onder meer in een antwoord op een vraag van de heer van Rouveroij en anderen, dat wij met de VVSG aan tafel zitten om een monitoring af te spreken. De Vlaamse Regering heeft beslist dat dit moet. Ondertussen heb ik bredere afspraken gemaakt. Wij hebben al vier keer vergaderd. De gemeenten vragen prognoses voor het Gemeentefonds voor een periode van zes jaar, aangezien wij een planning voor de komende zes jaar vragen. Wij hebben die geleverd. De gemeenten hebben ook gevraagd om de regels voor de beleids- en beheerscyclus (BBC) aan te passen. In bepaalde omstandigheden mogen bepaalde reserves worden aangewend om tot een structureel evenwicht te komen.
Er is ook afgesproken om gezamenlijk een methodiek te ontwikkelen om de evolutie van de gemeentelijke financiën te monitoren. De VVSG wil met de vakministers over het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) en over de rioleringen aan tafel gaan zitten. Er zijn werkgroepen die al hebben vergaderd. Binnenkort zullen wij, met de ministers en de vertegenwoordigers van de VVSG, aan tafel zitten. Mijnheer Tommelein, het hoeft geen betoog dat wat ik hier verwoord, de visie van de hele regering is.
Minister, het is een van uw coalitiepartners die bij monde van de heer De Loor die brief heeft geschreven. Als dat niet was gebeurd, dan stond ik hier niet. Ik sta hier om u en de bevolking duidelijk te maken dat de meerderheid het daarover niet eens is. Ik wil u nog een vraag voorleggen. Volgens de heer De Loor hebt u in juni beloofd dat er in reserves zou worden voorzien voor gemeenten die de afspraken nakomen. U zou hen ter hulp komen. Maar zo-even zei u dat daartoe een bedrag in de begroting en in de pot van 166 miljoen euro ten bate van het concurrentiepact zou kunnen worden opzijgezet. Maar u zegt niet hoeveel, en evenmin hoe de gemeenten van dat geld kunnen gebruikmaken. Goed bestuur vereist dat de gemeenten, bij de opmaak van hun begroting, zeer goed moeten weten aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om daarvan gebruik te kunnen maken. Ik denk dat met de gemeenten een fiscaal pact moet worden afgesloten. Maar vandaag moeten zij weten wat zij moeten doen en wat zij niet mogen doen. Zo niet bestaat het gevaar van een echte belastingverhoging, en als dat gebeurt, zal het ook de fout van de Vlaamse Regering zijn. Dat zal leiden tot stilvallende investeringen, en tot paniek bij de gemeenten, zoals het geval is in de gemeente van de heer De Loor.
Voorzitter, minister, collega’s, bij de voorstelling van de Septemberverklaring zei de minister-president zo ongeveer dat hij niet wil dat de investeringen in Vlaanderen stilvallen. Gemeenten zijn belangrijke investeerders in de kwaliteit van het leven, in wegen en fietspaden, enzovoort. Ik denk dat de Vlaamse Regering een inspanning moet leveren. Ik voel heel duidelijk dat u in uw antwoord een opening laat.
In uw antwoord mis ik iets over de pensioenlasten. Dat kunt u niet op het conto van de gemeenten op zich schrijven. De beleidscultuur inzake personeel is gewijzigd: vroeger werkte men met statutair personeel, vandaag met contractuelen. Dat veroorzaakt enorme kosten.
Ik wil ten slotte een voorbeeld geven van een efficiëntieoefening waar gemeenten zich aan wagen. Deze week verscheen een studie van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD) waaruit blijkt dat ongeveer de helft van de gemeenten al een daling van de werkings- en personeelskosten heeft gerealiseerd. Vandaag stond in sommige kranten al te lezen dat de mensen het in de groenzorg en de vrijetijdssector voor het eerst zullen voelen.
De heer Verfaillie heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, elke overheid – de Vlaamse en federale overheid, en de gemeenten – moet naar het bord kijken. De gemeenten staan voor immense uitdagingen inzake pensioenlasten en andere dossiers. Iedereen weet dat. Ik denk wel dat de gemeenten zelf nog efficiëntieverbeterende maatregelen kunnen nemen en besparingen kunnen doorvoeren zonder dat de investeringen daaronder lijden. Iedereen weet ook dat in de tweede helft van de bestuursperiode meer wordt geïnvesteerd dat in de eerste helft.
Het zal sommigen misschien verwonderen dat ik dit zeg, maar de minister is in dezen de engagementen ten opzichte van de lokale besturen naar administratieve vereenvoudigingen en extra financiën toe nagekomen. Minister, dat kan niet worden gezegd van de provincies. De 3,5 procent is erbij gekomen voor de gemeenten. Rond de provincies zijn er wel een aantal zaken gebeurd die niet vooraf waren afgesproken.
Ik vind het dan ook zeer jammer dat een collega in dit parlement zulke uitspraken doet. Voor een aantal politici is het blijkbaar veel gemakkelijker om geld uit te geven dan om synergieën te zoeken en besparingen te doen. Ik denk dat men in Zottegem ook een keer moet trachten daar een goed beleid in te voeren. (Applaus van de heren Matthias Diependaele en Kris Van Dijck)
De heer De Loor heeft het woord.
Mijnheer Verfaillie, wie mij kent, weet dat ik altijd eerst voor eigen deur veeg. Ik heb dat ook gedaan. Ik nodig jullie allemaal uit naar het OCMW van Zottegem, waar wij efficiëntieoefeningen en optimalisaties hebben gedaan, absoluut niet ten koste van de kwaliteit.
Mijnheer Tommelein, het verwondert mij wat dat u onrechtstreeks een pleidooi houdt om parlementsleden monddood te maken.
De problematische financiële toestand van gemeenten en OCMW’s en de gevolgen daarvan zijn absoluut geen sciencefiction. Ik verwijs naar de enquête die de VVSG heeft gehouden. Daarin komt aan bod dat lokale besturen voor eigen deur moeten vegen, maar ook dat die efficiëntiewinsten lang niet genoeg zullen zijn om het gat dicht te rijden. Er moeten dus bijkomende maatregelen worden genomen die voelbaar zullen zijn voor de ondernemingen, maar ook voor de inwoners en voor het verenigingsleven. De enquête werd niet ondertekend door mij. Er zijn een aantal contactpersonen die tot alle meerderheidspartijen behoren. Zij vragen een erkenning van de problematiek. Ze vragen dat de centrale overheden de signalen niet langer negeren. Het is ook een oproep om samen aan die problemen te werken. Dat heb ik ook gedaan in mijn open brief, net als in de commissie en in de plenaire vergadering.
De heer Meremans heeft het woord.
De heer Tommelein verwijst naar de open brief van de heer De Loor. Ik beschouw die brief als een Tobbackiaanse reactie. Daarmee heb ik al veel gezegd. Het desbetreffende gemeentebestuur heeft blijkbaar al openlijk afstand genomen van de open brief. Dat zegt ook al heel wat. ‘Gouverner, c’est prévoir.’ Je verwacht van mensen die jaren besturen toch dat ze ook de vertaling van het tweede werkwoord kennen. Tot daar wat betreft die open brief.
Je verwacht van steden en gemeenten ook dat ze keuzes kunnen maken. Het zijn moeilijke keuzes, dat weten we. En inderdaad, veel gemeenten vegen al voor eigen deur. Ik treed de heer Verfaillie bij dat daar nog mogelijkheden zijn. Ik zie dat de regering inspanningen doet. Het Gemeentefonds blijft stijgen. Ik lees in de enquête dat 57 procent van de gemeenten kiest voor een samenwerking met de andere gemeenten om te zoeken naar efficiëntiewinsten en dat 66 procent van de OCMW’s samenwerking zoekt met andere OCMW’s om de kosten te drukken. Met andere woorden, er is overleg, zoals de minister zegt, maar we moeten inderdaad eerst voor eigen deur vegen, vooraleer we zomaar bepaalde zaken de wereld insturen. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
Collega’s, u stelt de vraag om de gemeenten te laten weten waaraan ze zich moeten houden. De gemeenten weten natuurlijk perfect waaraan ze zich moeten houden. Er zijn regels met betrekking tot het begrotingsevenwicht en er is de nieuwe BBC-regeling die nu overal wordt geïmplementeerd. Er waren pilootprojecten. De gemeenten komen nu op kruissnelheid. Vanaf 2014 zal iedereen op meerjarige termijn moeten aantonen dat men in het zesde jaar met een structureel evenwicht zit. Collega’s, dat is overigens niet onbelangrijk in het licht van het debat over het ESR-vorderingensaldo (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen). Ik kom daar nog op terug.
Mijnheer Caron, het is ook mijn zorg – dat heb ik van meet af aan gezegd – dat er minder zou worden geïnvesteerd door de lokale overheid. Vandaar die passus in het concurrentieplan dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Vandaar verder ook mijn oproep aan de gemeenten om niet te beknibbelen, te bezuinigen op de investeringen. De schulduitgaven maken maar 12% van de uitgaven gewone dienst uit. De grote bulk zit bij het personeel, bij de werkingskosten.
Collega’s, er is een dip in de investeringen. Iedereen onder u die actief is in het gemeentelijke leven weet dat er elke keer, elk eerste jaar van elke bestuursperiode, een dip is.
Akkoord, die is nooit zo groot geweest als nu, dit valt samen met de crisis, maar elk eerste jaar van de bestuursperiode zakken die publieke investeringen. Dat moet mee in overweging worden genomen. Nu is de daling echter groter, en dat is ook mijn zorg, vandaar mijn oproep om te blijven investeren. De Vlaamse Regering zal van haar kant doen wat mogelijk is op dat vlak.
Mijnheer Caron, u kaart opnieuw het pensioenprobleem aan. U maakt natuurlijk een grote denkfout. Het is niet omdat er meer contractuelen zijn dat de pensioenkosten groter zijn. Integendeel, die zijn lager daardoor. Dat is een van de redenen waarom men overschakelt naar contractuelen. Was er nog sprake geweest van 100 procent statutairen, dan zouden die pensioenen van die statutairen vandaag even zwaar wegen op die gemeentebegrotingen. Alleen zou dit per eenheid, per statutair persoon na de komma minder zwaar doorwegen, maar dat bedrag zou in absolute cijfers net zo zwaar zijn. Contractuelen zijn op dat punt goedkoper: dat is duidelijk. Naarmate er minder statutairen zijn, zal de verhouding tussen het loon voor de statutairen die in dienst zijn en het pensioen dat moet worden betaald, natuurlijk nog zwaarder gaan doorwegen. Dat is nu al zo en zal nog stijgen: we zullen een punt bereiken waarop er net zo veel statutairen in dienst zijn bij de gemeenten als er statutaire gepensioneerden zijn, met zware pensioenen. Dat heeft echter niets te maken met de evolutie contractueel-statutair. Integendeel, hoe meer contractuelen er zijn, hoe minder zwaar die statutaire pensioenlast op termijn wordt.
Mijnheer Verfaillie, ik ben het met u eens: men moet naar het bord kijken. Mijnheer De Loor, ik ben toch al blij dat u niet meer de verwarring maakt met het ESR-vorderingensaldo. De gemeentelijke begrotingen zijn in evenwicht. Geen enkele begroting passeert zonder in evenwicht te zijn. Als we het hebben over het vorderingensaldo, dan moeten we alles in rekening brengen. We hebben daar vandaag opnieuw over vergaderd in het Overlegcomité. De Nationale Bank heeft zijn huiswerk niet gemaakt. De Hoge Raad van Financiën gaat dat nu doen. Een van de punten die ook meespelen voor 2013, is dat van de inkohieringen van de personenbelasting, die niet of zeer laat zijn gebeurd, waardoor bij de gemeenten het ESR-vorderingensaldo zwaar aantikt, en dat natuurlijk ten voordele van een positiever saldo op federaal vlak. Dat alles maakt echter het voorwerp uit van een onderzoek door de Hoge Raad van Financiën.
Mijnheer De Loor, ik ben helemaal niet het type parlementslid dat zegt dat parlementsleden monddood moeten worden gemaakt, maar u moet natuurlijk zelf wel eerlijk toegeven dat u de confrontatie zoekt door rechtstreeks een open brief te schrijven aan een van uw eigen ministers, uit uw regering, van een meerderheid waarvan u zelf deel uitmaakt. Dat is natuurlijk heel wat anders dan op een bepaald moment een vrije tribune schrijven met uw mening, zonder dat u daarom de minister aanvalt. Dat hebt u wel degelijk gedaan. Dat is dus een groot verschil. Ik merk trouwens dat er nog altijd onenigheid is tussen u en de N-VA over de vraag of het gemeentebestuur zich daarvoor persoonlijk heeft verontschuldigd. U zegt dat dit niet zo is, de N-VA zegt dat het wel zo is.
Minister, dat concurrentiepact is goed. U weet dat we daarachter staan, dat we dat willen realiseren. Ik heb daarnet echter de minister-president horen zeggen dat dat bedrag van 166 miljoen euro nog niet is toegewezen, nog niet is vastgelegd. Als er geen concurrentiepact komt of wordt gerealiseerd, dan staat dat zelfs nog op de helling. Ik heb trouwens in de begroting gezien dat daar qua betalingskredieten maar 83 miljoen euro tegenover staat. Het lijkt me belangrijk dat de gemeenten weten hoeveel van dat geld van dat concurrentiepact aan hen zal kunnen worden toegewezen, en dat ze weten op welke manier ze daar eventueel aanspraak op kunnen maken. Ik herhaal dus mijn vraag dat er een pact zou worden afgesloten met de gemeenten die een inspanning leveren en doen wat ze moeten doen.
Collega’s, in dit parlement neemt de discussie van de ‘politique politicienne’ soms heel groteske vormen aan. Mijnheer Meremans, niettemin wil ik er toch op wijzen dat de problemen ernstig zijn, en dat er ook ernstige inspanningen worden geleverd in de gemeenten, zelfs in die gemeenten waar wij niet in de meerderheid zitten. Dat respecteer ik ook. De problemen zijn echter groot. Minister, ik verwacht van u dan ook een snel en duidelijk engagement over die investeringen in het kader van het concurrentiepact.
Misschien maak ik een denkfout over de pensioenen, maar wat ongetwijfeld ook zo is, is dat de kosten voor die gemeenten astronomisch groot worden en de draagkracht overschrijden. Ik verwacht dat de Vlaamse Gemeenschap de komende maanden ter zake een initiatief neemt.
De actuele vragen zijn afgehandeld.