Report plenary meeting
Report
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de voorbije dagen hebben we inderdaad kunnen kennisnemen van het voorstel van VDAB-topman Fons Leroy, die stelt dat hij vanuit de VDAB bereid is om een beroepsopleiding in te richten voor jongeren die schoolmoe zijn.
We hebben in het parlement al meerdere malen gesproken over onderwijs en over de trajecten die we aanbieden aan jongeren, niet alleen aan jongeren die schoolmoe zijn, maar aan alle jongeren. We trachten om schoolmoeheid te voorkomen. Dit is een nieuw voorstel. We hebben in het verleden al wel gesteld dat het belangrijk is om samen te werken met de VDAB en om het onderwijs goed af te stemmen op de VDAB, maar hier gaat men nog een stap verder. De topman stelt immers voor om de beroepsopleiding vanuit de VDAB aan de jongeren aan te bieden.
Ik heb me daarbij direct de vraag gesteld wat uw visie daarop is. In het masterplan hervorming secundair onderwijs stellen we wel dat werkplekleren heel belangrijk is, maar dit voorstel komt niet aan bod in het masterplan. Ook als we kijken naar de andere plannen inzake vroegtijdig schoolverlaten, moeten we vaststellen dat dit concrete voorstel er niet in is opgenomen.
Vandaar, minister, mijn vraag wat uw houding is ten aanzien van dit nieuwe voorstel.
Minister Smet heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, op 27 september 2013 heeft de Vlaamse Regering het actieplan Vroegtijdig Schoolverlaten goedgekeurd. Het actieplan kwam er na heel wat intensief overleg met onderwijsverstrekkers, onderwijsactoren, maar ook met de verschillende interprofessionele sociale partners, de vakbonden, SYNTRA, de VDAB, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), kortom met iedereen die iets te maken heeft met onderwijs en arbeidsmarktbeleid.
Er werd een heel plan opgesteld, een continuüm van acties, heel concrete acties. Ze betreffen identificatie, monitoring, coördinatie, interventie, preventie en compensatie om het vroegtijdig schoolverlaten op te lossen. Een van de acties daarin is dat arbeidsmarktinstrumenten binnen de schoolse context kunnen worden ingezet, uiteraard in overleg met de VDAB, het onderwijs en de arbeidsmarkt samen. Het voorstel dat de VDAB-topman nu heeft gedaan, past in dat kader.
Op zich is het voorstel niet zo nieuw. U weet dat we al een aantal succesvolle projecten hebben gedaan met de VDAB, waarbij volwassenen die de school vroegtijdig verlaten hebben, toch via de onderwijskwalificerende opleidingstrajecten (OKOT) een diploma secundair onderwijs kunnen halen. Ze kunnen daarvoor terecht bij zowel het volwassenenonderwijs als bij de VDAB. Dit is een ietwat afwijkend voorstel. Het is nog niet rijp. Het is nog niet afgerond. Er moet nog verder overleg over gebeuren, maar ik ben principieel niet tegen zolang het ingebed wordt in de afspraken van het actieplan Voortijdig Schoolverlaten en het in samenspraak gebeurt met het onderwijs en de VDAB. Uiteraard moet, wanneer een dergelijk aanbod wordt ontwikkeld, de VDAB het ook aankunnen wat middelen, personeel en centra betreft. Maar het principe dat arbeidsmarktinstrumenten kunnen worden ingezet in een schoolse context, is goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 27 september 2013.
Minister, dank u voor het antwoord. Ik heb enkele bedenkingen. U zegt dat er acties zijn opgenomen in het actieplan Vroegtijdig schoolverlaten. Dat klopt, maar datgene wat nu als voorstel wordt gelanceerd, is toch van een andere aard. Er is heel duidelijk gesteld dat het belangrijk is dat er een samenwerking is, en dat het onderwijs bekijkt of de instrumenten die de VDAB gebruikt geschikt zijn om binnen het onderwijs in te zetten. Dat vind ik zeer positief. Ik vind het ook zeer positief dat de VDAB daarover op een constructieve manier nadenkt. Maar ik heb toch begrepen dat de VDAB met dit voorstel de volledige beroepsopleiding in handen zou nemen. Dat is een stap verder. Ik stel mij daarbij de vraag hoe de onderwijspartners daarover denken. Dat verschilt toch van wat in het actieplan wordt voorgesteld? U verwijst naar de momenteel lopende projecten van de VDAB. Maar ze realiseren deze projecten met +18-jarigen, met volwassenen. Dat is iets anders dan aan de slag gaan met jonge mensen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt. Dat is een cruciaal verschil. We moeten ons realiseren dat voor -18-jarigen de algemeen maatschappelijke vorming van cruciaal belang is, naast de vorming in de richting van een beroep.
Mevrouw Vermeiren heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het gaat de goede richting uit. Dit is het goede forum om nog eens te zeggen hoe belangrijk Leren en Werken kan zijn om ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan of in te perken. We hadden het er al over in het verleden. Dit voorstel van de VDAB gaat vrij ver. Het is het onderzoeken waard. U hebt zelf al de voorbeelden aangehaald.
Algemene vorming is en blijft belangrijk. Dat moet op school blijven gebeuren. De technische en praktische opleiding is ook belangrijk. Het is misschien wel de moeite waard om die twee te combineren. Als dat niet altijd lukt op school, vooral doordat de leerling schoolmoe is, is dit misschien wel een optie. Er zijn ook nog andere manieren: Syntra, de regionaal technologische centra (RTC’s), ACTA, bedrijven die al heel intensief samenwerken. De 72 urenregel hebt u nog niet vermeld. Wij wachten op de evaluatie van Leren en Werken. Misschien is ook deze piste het onderzoeken waard.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Eerst en vooral: mijn felicitaties voor de heer Leroy. Hij is een topambtenaar die heel creatief denkt. Hij durft met out-of-the-boxideeën af te komen. Ik ben het eens met mevrouw Helsen, die zegt dat het wel wat verder gaat dan een actieplan. Maar in het algemeen zegt LDD al jaren dat de schoolplicht tot 18 jaar, zoals die nu bestaat, moet worden herzien. Er zijn veel jongeren van tussen de 16 en de 18 jaar schoolmoe, maar daarom niet arbeidsmoe. Je moet hun de gelegenheid geven om zich op de arbeidsmarkt te integreren. Wij krijgen met dit standpunt gelijk. Via de VDAB kunnen die jongeren worden gerecupereerd en in de arbeidsmarkt betrokken. Wij moeten inderdaad verder gaan op de piste die hier wordt geopend. Wij moeten de schoolplicht tot 18 jaar herzien. Tussen 16 en 18 jaar moet er een coachingperiode komen voor jongeren die schoolmoe zijn.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik had uit de woorden van Fons Leroy begrepen dat het, zoals mevrouw Helsen zegt, verder ging dan wat op dit moment in de actieplannen is voorzien. Als de VDAB met een dergelijk idee komt – wat we absoluut niet ongenegen zijn, want de collega’s hebben er al op gewezen wat de problemen zijn –, dan heeft dit natuurlijk ook repercussies op de inzet van middelen van de VDAB, die dan aangestuurd worden door de minister van Werk. Minister, u bent dit idee blijkbaar genegen. U zegt dat u dat eigenlijk al doet. Maar volgens mij wil Fons Leroy verder gaan. In hoeverre betrekt u minister Muyters bij dit overleg, want dit zal toch een impact hebben op de inzet van middelen en mensen binnen de VDAB?
Ik heb gezegd dat het in de lijn ligt. Bij mijn weten, betekent dat niet ‘hetzelfde’. Het betekent wel dat het binnen dezelfde filosofie past. Het klopt dat het verder gaat dan nu het geval is. Ik heb ook gezegd dat het idee nog niet rijp is.
Ik heb zelf verwezen naar de middelen van de VDAB. Uiteraard zal minister Muyters betrokken worden bij de verdere uitrol als die er komt, als het idee verder kan worden uitgewerkt en haalbaar is in een schoolse context.
Het is een goed idee, het ligt in de lijn van het actieplan. We hebben namelijk het algemene principe afgesproken dat arbeidsmarktinstrumenten kunnen worden gebruikt in een schoolse context. Dit is er een van. Het is niet omdat we dat doen bij de VDAB dat we de klemtoon niet meer zouden leggen op onderwijsgebonden algemene of maatschappelijke vormingen. Dat is uiteraard ook belangrijk. Het ene sluit het andere niet noodzakelijk uit.
We zullen de haalbaarheid van het voorstel onderzoeken samen met de VDAB, met minister Muyters en met de onderwijssector. Op basis daarvan zullen we het verder uitwerken.
Minister, u wilt dit opnemen met de VDAB en de onderwijspartners. Ik vind het heel belangrijk om ook SYNTRA en de centra voor leren en werken daarbij te betrekken. Zij hebben bijzondere expertise in het werken met deze jongeren. Ze hebben heel veel ervaring. Ik vind het heel belangrijk om samen met SYNTRA en de Centra Leren en Werken te kijken naar hun mogelijkheden om deze jongeren andere trajecten aan te bieden. Dat kan in samenwerking met de VDAB. Binnen Onderwijs hebben we al krachtige centra met veel mogelijkheden om met deze jongeren aan de slag te gaan.
De actuele vraag is afgehandeld.