Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is het actualiteitsdebat over de balans van het huisvestingsbeleid van de Vlaamse Regering.
Het debat is geopend.
Er is een technisch probleem. De microfoons op de banken van de Vlaamse Regering zijn defect. Ik stel dan ook voor dat de minister zich naar het spreekgestoelte begeeft indien zij wenst te reageren. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het woonbeleid in Vlaanderen is vandaag absoluut ondermaats in al zijn geledingen. Ook het sociaal woonbeleid is een catastrofe. Verontwaardigheid alom. Wij zijn een partij die nog eens duidelijk wil stellen dat sociale woningen moeten worden toebedeeld aan mensen die het echt nodig hebben. De cijfers liegen er niet om.
90.000 mensen stonden eind 2012 op de wachtlijst. De oplossing van de Vlaamse Regering en de minister: wie vijf jaar op een wachtlijst staat, en vijf jaar in een schrijnende toestand leeft, krijgt een huurpremie. Goed, zou u denken. Maar van de 130.000 wachtenden krijgt slechts 2 procent die premie van 130 euro.
In de krant staat: 13.000 mensen dreigen uit huis gezet te worden. Wat doet de minister? Ze kondigde vorige vrijdag aan dat ze 6000 bescheiden huurwoningen gaat bouwen voor mensen met een middelmatig inkomen, onder de titel: we helpen de starters. Dat zijn allemaal pleisters op een houten been. De pleister is trouwens veel te klein. Minister, goede huurders stuurt u naar sociale huisvestingsmaatschappijen en de private markt mag 130.000 wachtenden met een laag inkomen opvangen.
6000 woningen over tien jaar, dat zijn er 600 per jaar. Dat zijn er 2 per gemeente. Intussen krijgt Antwerpen jaarlijks 5000 nieuwe inwoners. Daar moet u 60 woningen per jaar bouwen voor mensen met een bescheiden inkomen. Dat is geen beleid. U hebt ook nog 3 miljard euro nodig om uw patrimonium van 146.000 sociale woningen volledig te herstellen. 24.000 van die woningen moeten een totale renovatie ondergaan. En wat doet u? Louter bouwen! Dat betekent dat de eerste 24.000 nieuwe woningen die u bouwt, dienen voor mensen die herhuisvest moeten worden. U kunt geen nieuwe kandidaten helpen.
Een alleenstaande staat vandaag vijf jaar op de wachtlijst. De gemiddelde tijd is 970 dagen. We zien beelden van mensen die leven in een woning vol schimmel, onder invallende daken met net geen dodelijke ongevallen en met water in de elektriciteitsleidingen. Ik zou werkelijk beschaamd zijn!
U bouwt zogezegd 8900 woningen bij, minister. Vandaag zijn er 146.200 sociale woningen, vorig jaar waren er 500 meer. Wat u niet zegt, is dat er ook huizen gesloopt worden. Uw resultaat is nul, zelfs minder. Conclusie: u gebruikt uitsluitend naoorlogse recepten en bouwt enkel wat woningen bij. U wijst toe zonder enige vorm van doorstroming. U zult nooit genoeg woningen hebben! De behoeften van vandaag zijn niet die van morgen. Heel uw beleid strekt ertoe de sociale huisvestingsmaatschappijen te financieren, terwijl ze blind mogen blijven voor de zwakkeren. Wat dat betreft, staan wij lijnrecht tegenover elkaar. Wij willen dat de middelen gaan naar degenen die ze echt nodig hebben.
Voor de private huursector doet u werkelijk niets, integendeel. De mensen hebben een zeer laag rendement en u zit daarmee te lachen. Maar dat is helemaal niet om te lachen!
Vandaag worden de 130.000 mensen waar u moet voor zorgen, opgevangen door de private verhuurder. En wat doet u? Niets anders dan regeltjes opleggen. Terwijl ze stimulansen verdienen, want ze doen het werk dat u nalaat te doen.
We vragen dat de renovatiepremie die wordt toebedeeld aan mensen die verhuren via een sociaal verhuurkantoor, wordt uitgebreid. Er zijn slechts 132 sociale verhuurkantoren, minister. Uw maatregel helpt 132 verhuurders over heel Vlaanderen. Dat is veel te weinig. We vragen dat u de registratie- en de successierechten verlaagt voor iedereen die verhuurt aan iemand die recht heeft op een sociale woning.
Uw eigenaarsbeleid is helemaal dweilen met de kraan open. U voerde al een miserietaks in. Een vrouw die in een echtscheiding is verwikkeld, en voor 250.000 euro haar bescheiden woning overneemt, die krijgt van de Vlaamse Regering – als maatregel voor betaalbaar wonen – een taks van 5000 euro opgelegd. Dat is 2 procent. Dank u wel, minister.
Bovendien is uw budget voor de sociale leningen absoluut ontoereikend. Er is een geval waarbij een jong koppel, dat recht had op een sociale lening, een compromis tekende. Er hangt dat koppel nu een proces boven het hoofd, met ontbinding en schadevergoeding tot gevolg. En wat doet u, minister? Uw budgetten worden pas in 2014 opgetrokken, veel te weinig dan nog.
We zullen dan nog maar niet spreken over uw uitspraken over de woonbonus. Met die woonbonus wilde u heel Vlaanderen verlammen, wilde u de bouwsector verlammen. U gaf het signaal dat ieder gezin van tweeverdieners die woonbonus niet meer zou krijgen. Want iedereen die 36.300 euro verdient, heeft slechts recht op een woonbonus aan 50 procent. U zegt: “Neen, niet met ons. Niet met de socialisten.” U wilt niet liever dan de middelen voor eigendomsverwerving overhevelen naar de middelen voor huur. Wij verzetten ons daartegen.
Minister, de banken geven steeds moeilijker een lening voor het kopen van een huis. De Vlaamse Regering moet overleg plegen met de banken. Wij hebben de banken gered. Vandaag merken we dat ze steeds strenger worden in het toekennen van een krediet. Dat is ook de reden waarom uw budget voor sociale leningen niet voldoende is.
Minister, waar blijven de daadkrachtige hervormingen van deze Vlaamse Regering? Het woonbeleid is zeer belangrijk, want de Vlaming is geboren met een baksteen in de maag. We hebben grondige hervormingen nodig, want we hebben gezien dat de grootste hap uit het budget van de werkende mensen die huren, naar de woning gaat. U hebt totaal geen grondige hervormingen doorgevoerd, wat wij ten zeerste betreuren.
Minister, CD&V steunt u volledig in dat beleid. En ook de N-VA, die de kracht van verandering moet zijn, heeft een dergelijk woonbeleid gesteund, een beleid vol falen, zonder hervormingen, met alle wachtlijsten tot gevolg. (Applaus bij Open Vld en LDD)
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, u zegt dat de CD&V het beleid van minister Van den Bossche steunt. Dat is ook zo. Maar is Open Vld bereid om massaal meer middelen voor sociale huisvesting te begroten in het budget? Ik heb daar nog nooit iets over gehoord in de commissie Begroting. Ik hoor dat mevrouw Van der Borght om meer middelen voor Welzijn vraagt. Ik hoor u nu zeggen – en dat is nieuw – dat de liberale partij veel meer middelen wil vrijmaken voor sociale huisvesting en voor leningen. Is dat een stelling van Open Vld? Of is het een oppositiestem omdat u nu toevallig in de oppositie zit?
U hebt vijftien jaar lang in de Vlaamse Regering gezeten. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Of neen, tien jaar.
Toen ik begon in het Vlaams Parlement, was Louis Waltniel minister van Sociale Huisvesting. Hij wilde toen starten met de alternatieve financiering van de sociale woningbouw. Ik heb datzelfde gehoord in de tijd van paars, ook toen op een gegeven moment Jaak Gabriels minister van Sociale Huisvesting was, ook met grootste plannen. Nu zegt u namens Open Vld dat u massaal meer middelen wilt voor huisvesting. Is dat een standpunt van Open Vld?
De heer Reekmans heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik vind het bijna aandoenlijk hoe de drie traditionele partijen elkaar de zwartepiet willen doorschuiven. Vergeet niet dat jullie al jaren verantwoordelijk zijn voor dit beleid, zowel Open Vld, CD&V als sp.a. Laat ons daarmee beginnen.
U spreekt over meer middelen. Budgettair moet dat echter ook kunnen. Ondertussen heb ik de eer zelf bestuurder van een huisvestingsmaatschappij te zijn. (Opmerkingen)
Ja, ja, af en toe is het goed om in het hart te geraken om te zien wat er juist misloopt.
Minister, u hebt als eerste – dat moet ik toegeven – inspanningen geleverd om de leegstand aan te pakken. Ik vind dat dat mag worden gezegd in dit parlement. Ik voer nogal graag oppositie, maar als het goed of correct is, moet je dat ook durven zeggen.
Waar zit het fundamenteel probleem – en dan heb ik het louter over de leegstand? De structuren moeten worden aangepakt. Eén ding heb ik in die vier jaar wel geleerd, namelijk dat er huisvestingsmaatschappijen zijn die goed functioneren, maar ook heel wat huisvestingsmaatschappijen die niet functioneren.
Mijnheer Van Rompuy, in Aarschot is er een CD&V-burgemeester. Daar ben ik destijds mijn speurtocht begonnen naar leegstand van sociale woningen. Ik heb er 67 gevonden. Vandaag staan er daar nog tientallen vrij en sinds deze week zijn ze allemaal gekraakt. Ik wil de traditionele partijen dan toch aanraden om naar hun bestuurders te kijken in die huisvestingsmaatschappijen. Begin de problemen daar eens aan te pakken.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Het is heel fijn, mijnheer Van Rompuy, dat u zo goed volgt wat ik zeg en doe. Ik zeg wel al tien jaar aan een stuk hetzelfde in de commissie Welzijn. Dat is: niet meer middelen – soms is dat wel nodig –, maar op een andere manier meer trachten te bereiken met hetzelfde geld. De juiste keuzes maken en de juiste beslissingen nemen. (Applaus bij Open Vld)
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik ga ervan uit dat u school hebt gelopen in de katholieke zuil. Ik weet niet in welke obediëntie, misschien bij de jezuïeten. Ik heb dat alleszins gedaan. De jezuïeten hebben mij geleerd: als je niets te zeggen hebt, stel dan een vraag. (Gelach)
De vraag die de heer Van Rompuy stelt, is: wat wil Open Vld doen voor de sociale woningbouw? Ik stel de vraag aan de heer Van Rompuy: wat gaat CD&V doen voor de sociale woningbouw? (Applaus bij het Vlaams Belang, Open Vld en LDD)
De heer Tommelein heeft het woord.
Mijnheer Van Rompuy, ik vind de manier waarop je je vorige coalitiepartners probeert zwart te maken, aandoenlijk. U hebt jaren met ons bestuurd in de Vlaamse Regering. U probeert hier duidelijk te maken dat we alles zouden willen uitgeven. Wij hebben tien jaar lang de minister van Financiën in de Vlaamse Regering geleverd, ook samen met u. Voormalig minister Van Mechelen heeft altijd voor een begroting in evenwicht of een overschot gezorgd. U moet dus niet komen vertellen dat de liberalen verkwisters zijn en niet weten wat ze moeten doen met hun geld. (Applaus bij Open Vld en LDD)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Straks krijg ik de kans om mijn visie uiteen te zetten, maar ik wil toch al reageren op sommige zaken. Mevrouw Van Volcem kaart natuurlijk een aantal pijnpunten aan, maar oplossingen heb ik vooralsnog niet gehoord. En dat is wat pijnlijk voor een volksvertegenwoordiger wiens partij jarenlang de minister heeft geleverd.
Mevrouw Van Volcem, als de wachtlijsten vandaag zo lang zijn, dan is de basis daarvan in elk geval gelegd in vorige legislaturen. Als u hier zaken poneert, moet u er wel voor zorgen dat ze correct zijn. Als u zegt dat sp.a zou hebben gezegd dat het die wil afschaffen – dat meen ik op te maken uit uw betoog –, dan klopt dat niet. Wij hebben gezegd dat de verzekering voor bestaande leningen behouden moet blijven en dat ze zou worden versterkt voor bijvoorbeeld eenoudergezinnen. Begin dus misschien met minstens een paar aanzetten te geven voor oplossingen, want die heb ik tot nu toe niet gehoord. (Applaus bij sp.a en het Vlaams Belang) (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, u hebt veel cijfers gegeven, en die zouden u een schijn van geloofwaardigheid moeten geven. Ik wil er u twee geven. Uw fractieleider heeft verwezen naar het verleden, ik zal dat ook doen. Ik geef twee cijfers over het investeringsvolume inzake huur in de sociale huisvesting. In 2003 – we weten allemaal wie toen minister van Wonen was – 420 miljoen euro. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
In 2013 in andere economische en financiële omstandigheden: 710 miljoen euro.
Mevrouw Van Volcem, ik denk dat die cijfers voor zich spreken en dat uw betoog aan flarden ligt. (Applaus bij sp.a. Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
Mijnheer Tommelein, mag ik u vragen om niet te pas en te onpas tussenbeide te komen en iedereen te storen? Uw partijgenoot, mevrouw De Vroe, vraagt al enkele minuten het woord.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Collega’s, weet u wat de sterkte van Vlaanderen is inzake het woonbeleid? Bijna 80 procent is eigenaar. Hier is gevraagd wat de draagkracht van Open Vld is. Ik wil graag een voorbeeld geven. In de vorige legislatuur heeft Open Vld de registratierechten verlaagd van 12,5 naar 10 procent, en het klein beschrijf van 6 naar 5 procent. Dat getuigt van een daadkrachtig beleid. Die verlaging van de inkomsten heeft de Vlaamse Regering geld opgebracht. Dat soort van maatregelen missen wij vandaag. (Applaus bij Open Vld en LDD)
Ik heb veel vragen gekregen. Ik begin met die van de heer Van Rompuy. Wij willen een efficiënte inzet van middelen. Vandaag bedraagt het aandeel van de sociale huurders in Vlaanderen 7 procent. Maar 35 procent van alle middelen van het woonbeleid gaat naar die sector. Wij willen inderdaad meer doorstroming. Wij vinden niet dat Vlaanderen met sociale woningen moet worden volgebouwd. Zolang u levenslang geldende contracten afsluit, zult u moeten blijven bijbouwen. Wij zijn daar geen voorstander van. Maar wij willen wel huursubsidies meer veralgemeend invoeren. Wij hopen daar in de toekomst een partner voor te vinden. Want waar men vandaag sociale woningen bouwt, moet men ook wegen en verlichting aanleggen. Uiteindelijk duurt het dan zes jaar voor die sociale woningen er staan. Dat leidt ertoe dat een sociale woning meer kost dan een gewone, kleine, modale woning van 170.000 euro, neergezet op een terrein van 100 vierkante meter. En het zijn de belastingbetalers – de mensen die ernaast wonen – die de sociale woningen betalen.
Wij willen dus ook meer middelen voor sociale leningen. Waarom niet? Uiteindelijk wordt de gewestwaarborg toegekend. Het budget wordt opgetrokken, van 100 naar 114 miljoen euro. Het doelpubliek is 7 procent van het totaal. Dat betekent dat alles anders moet worden aangepakt, via een huursubsidie, en niet enkel via nieuwe woningen. Want dat laatste is veel te duur en niet efficiënt.
Mevrouw Hostekint,, u zegt dat ik geen oplossingen aanreik. Ik neem dat niet. Ik heb hier 7 minuten spreektijd. Als u naar de commissiebijeenkomst was gekomen, dan zou u weten dat ik een conceptnota voor de hervorming van de sociale huisvesting heb ingediend.
Ik was wel degelijk op die vergadering aanwezig.
Uit sympathie en uit interesse ben ik de uiteenzetting van mevrouw Vogels over haar conceptnota ‘Het woonbeleid op nieuwe sporen’ komen beluisteren. Ik heb wel degelijk alternatieven, mijnheer Van Rompuy, en die worden door mijn fractie gedragen. In mijn conceptnota zijn die opgenomen en in de commissie hebben wij het daarover gehad, inclusief hoorzittingen en een debat, mijnheer Penris. (Applaus bij Open Vld en LDD)
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op 2 december 2009 stond ik samen met collega’s van Groen, de N-VA, het Vlaams Belang en LDD de eerste keer op dit spreekgestoelte. Wij hadden het toen over, jawel, een toename van het aantal uithuiszettingen en de mogelijke maatregelen hiertegen.
Als ik nu het antwoord van de minister en de voorstellen van mijn collega’s herlees, moet ik constateren dat er in deze legislatuur heel veel gebeurd is om de woonzekerheid van huurders te garanderen. De Vlaamse Regering zette alle mogelijke instrumenten in die binnen haar bevoegdheid lagen. Wie zegt dat de regering niets gedaan heeft, heeft de afgelopen jaren het beleid van deze meerderheid niet aandachtig gevolgd.
De minister beloofde om een stelsel van huurpremie in te voeren. Dat is gebeurd. Aan het uitbreiden van het totale aanbod aan sociale woningen wordt versneld gewerkt. Een systeem van verzekering van gewaarborgd wonen voor huurders staat in de steigers. Het Huurgarantiefonds zal actief zijn vanaf 1 januari 2014. De sociale verhuurkantoren moesten verder gedynamiseerd worden. Dat is gebeurd. En de belangrijkste maatregel, het uitbreiden van de preventieve woonbegeleiding, is ook uitgevoerd. Samen met de minister van Welzijn heeft de minister van Wonen gezorgd voor een structurele uitbreiding van de capaciteit van preventieve woonbegeleiding tot een gebiedsdekkend aanbod van zestig voltijdse equivalenten. Dit werd gerealiseerd in 2013. Mijn fractie ging akkoord met het invoeren van de huurpremie voor wie al vijf jaar op de wachtlijst staat voor een sociale woning. Huursubsidies zijn verantwoord indien er tegelijk wordt ingezet op het verhogen van het aanbod van sociale huurwoningen. De subsidie uitbreiden en niets aan het aanbod doen, dat is een druppel op een hete plaat. Als er ruimer wordt ingezet op de huurpremie, moet ook het aantal sociale woningen stijgen. Sociale woningbouw is volgens mijn fractie absoluut nodig.
Deze legislatuur werd grondig gesleuteld aan de sociale huurmarkt. Het sociaal woonbeleid staat op stevige rails om tegen het jaar 2023 voor liefst 43.000 bijkomende sociale huurwoningen te zorgen. De sector werkt hard om deze doelstelling te halen. Dat is dan ook een gigantische inspanning.
We weten dat daarmee niet alle problemen opgelost zullen zijn. Maar het zal er alvast voor zorgen dat de woonnood van vele duizenden gezinnen gelenigd wordt. Ik weet dat onmiddellijk gesteld zal worden dat de recente verhoging van de inkomensgrenzen in de sociale huursector niet goed is. Daaruit zou ik dan moeten concluderen dat die inkomensgrenzen beter niet opgetrokken waren. Ik zal daarin onmiddellijk duidelijk zijn: met die beweringen ben ik het niet eens. Inkomensgrenzen moeten afgestemd zijn op de noden die er zijn en op de doelgroep die men wenst te bereiken, niet op de lengte van de wachtlijst. De verhoogde inkomensgrenzen zorgen ervoor dat ook mensen met een bescheiden inkomen uit arbeid hun weg naar de sociale huisvesting kunnen vinden. Het maakt van de sociale huisvesting een vorm van volkshuisvesting. Mijn fractie staat ten volle achter deze benadering.
Mijn fractie blijft volop inzetten op sociale koopwoningen. Het absolute voordeel van deze sector is en blijft dat bepaalde mensen een eigendom kunnen verwerven waar zij dat op een andere manier niet gekund zouden hebben. Alleen al om die reden zal CD&V het instrument van de sociale koopwoning blijven verdedigen. Vlaanderen is een land van eigenaars. Iedereen die van ver of nabij bij het woonbeleid betrokken is, weet dat veruit de meeste mensen er de voorkeur aan geven om een eigen woning te kunnen verwerven.
We weten ook dat vele mensen het door de crisis moeilijk hebben gehad. Er waren anderzijds de laatste tijd ook de sterke prijsstijgingen van de vastgoedprijzen. Daardoor werd het heel moeilijk. Dit alles maakt duidelijk dat we op volle kracht verder moeten blijven gaan.
CD&V wil ook verder inzetten op de private huurmarkt. Deze moet zeker worden opgewaardeerd en is aan reanimatie toe. Iedereen heeft kunnen vaststellen dat de private huurmarkt de laatste jaren verschraald is. Daarom willen wij zeker ook in de volgende legislatuur de private huurmarkt blijven ondersteunen.
Mensen die nu hun woning verkopen omdat ze niet zeker zijn van het inkomen dat ze daaruit kunnen verwerven, moeten we op de private huurmarkt houden. U hoort dat er zeker nog werk op de plank ligt voor de volgende legislatuur, maar eigenlijk willen wij wel gezegd hebben dat onze fractie achter de realisaties tot nu toe kan staan en een gevoelige bijdrage heeft geleverd bij het ondersteunen van de woonzekerheid van de mensen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Mevrouw Coppé, ik heb u horen zeggen dat de CD&V-fractie erachter staat dat de inkomensgrenzen zullen worden opgetrokken. Het is u waarschijnlijk ontgaan dat op een van mijn vragen om uitleg aan minister Lieten over het optrekken van inkomensgrenzen, zij heeft gezegd dat het absoluut geen zin heeft om de inkomensgrenzen op te trekken als we weten dat er daardoor niet meer sociale huurwoningen op de markt zullen aanwezig zijn en dat er nu al lange wachtlijsten zijn van mensen die onder de inkomensgrenzen vallen en die nu ook geen huurwoning krijgen bij gebrek aan aanbod. Blijkbaar zit u niet op dezelfde golflengte binnen de Vlaamse Regering wat het optrekken van de inkomensgrenzen betreft.
Ik wil u nog het volgende zeggen. U pleit ervoor dat mensen met een lager inkomen ook moeten kunnen genieten van een sociaal huurhuis. Dat is allemaal goed, zou ik zeggen, maar het enige dat u daarmee bereikt, is dat u veel meer mensen recht geeft op een sociale woning maar dat u minder mogelijkheden geeft om te huren. Daarop zeg ik: ‘Veel beloven en weinig geven, doet de zotten in vreugde leven.’ (Applaus bij de oppositie)
Mevrouw Coppé, u stelt dat u de private huurmarkt wilt reanimeren. Anderzijds bent u wel voor volkshuisvesting. Ik kan het begrijpen, u bent voorzitter van een grote huisvestingsmaatschappij. Ik vind dat u eigenlijk louter pleit, en dat doet eigenlijk de hele Vlaamse Regering, voor het verhogen van de inkomsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen, want mensen met een middeninkomen betalen ook een normale huurprijs. Wat u wilt verkrijgen is de structuur van de sociale huisvestingsmaatschappij financieel gezond houden en de wachtenden die het echt nodig hebben, doorsturen naar de private markt. Wel, dat is een beleid dat er louter is voor macht en structuren, maar dat niets te maken heeft met een warme samenleving, wat nochtans in uw regeerakkoord staat. (Applaus bij Open Vld)
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, de directe aanleiding van dit debat zijn de cijfers van het gestegen aantal uithuiszettingen. Ik had de minister van Welzijn verwacht in dit halfrond om deel te nemen aan dit debat.
Mevrouw Coppé, u hebt verwezen naar de preventieve woonbegeleiding waarbij de extra middelen, die ik absoluut toejuich, gegaan zijn naar de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s). Toch ben ik ook van oordeel dat er bij die extra middelen deels is voorbijgegaan aan de lokale regisseursrol die een lokaal bestuur, in het bijzonder een OCMW, zou kunnen spelen. Misschien moet er daar bijgeschaafd worden omdat de OCMW’s in staat zijn om de geïntegreerde aanpak te realiseren want de uithuiszettingen zijn een complex probleem. Het gaat meer dan over het louter ondersteunen en het aanleren van woonvaardigheden, het gaat ook over administratieve, sociale en budgettaire begeleiding. Daarvoor zijn de OCMW’s die overal lokaal verankerd zijn, een zo belangrijke en cruciale partner om die regisseursrol op zich te nemen.
Het verwondert me natuurlijk ook dat mevrouw Van der Borght zegt dat ze ervoor pleit om middelen anders in te zetten. Wel, ik pleit dan ook voor bijkomende middelen voor OCMW’s zodat die hun versterkte rol kunnen opnemen.
Voorzitter, ik weet dat mevrouw Van Volcem niet wil dat we verwijzen naar het verleden, maar de waarheid heeft natuurlijk ook haar rechten. Als mevrouw Van Volcem zo van leer trekt tegen het feit dat meer mensen toegang zouden hebben tot de sociale huisvesting, dan staat dat wel haaks op wat hier altijd door minister Keulen is gezegd omtrent de sociale mix en het feit dat in de sociale huisvesting niet alleen de allerzwaksten terecht moeten kunnen.
Vandaag hoor ik een volledig nieuwe versie, waarbij u de wachtlijsten wilt oplossen door die doelgroep zo klein mogelijk te maken. Dat is ook een manier om het op te lossen, natuurlijk: maken dat niemand nog toegang krijgt tot de sociale huisvesting. Dan zijn de wachtlijsten van vandaag op morgen opgelost. (Opmerkingen van de heer Bart Tommelein)
U gelooft niet meer in de sociale mix, mijnheer Tommelein? Het is jammer dat de heer Keulen hier niet is. U zegt dat het beleid dat u als Open Vld in de vorige legislatuur hebt gevoerd, heeft gefaald. (Opmerkingen)
De heer De Loor van sp.a heeft een punt. Dit debat gaat voor een groot stuk over uithuiszettingen. Ik heb daarnet bij het begin van de zitting niets gezegd, omdat ik dacht dat de ministers nog zouden toekomen, maar ik zou het op zijn minst wenselijk vinden als dit debat plaatsvindt in het parlement, dat de ministers van Welzijn en Armoedebestrijding deelnemen. (Applaus bij LDD, Open Vld en het Vlaams Belang)
Ik vind het schandalig dat daar maar één minister zit om op vragen te antwoorden. Ik wil u verzoeken, voorzitter, om contact op te nemen met de kabinetten zodat de ministers van Welzijn en Armoedebestrijding komen plaatsnemen op de ministerbanken. Heel veel van de problematiek heeft te maken met armoede en mensen die de rekeningen niet meer kunnen betalen. Dan mag de bevoegde minister ten minste op woensdagnamiddag tijdens de plenaire vergadering voor een actualiteitsdebat aanwezig zijn.
Mijnheer Reekmans, ik heb minister Vandeurzen deze middag toevallig gezien en ik had begrepen dat hij deze middag om 14 uur aanwezig zou zijn, maar we laten onmiddellijk bellen.
Voorzitter, kijk, de ministers weten dat elke woensdag om 14 uur het Vlaams Parlement samenkomt. Ze weten op voorhand dat er een actualiteitsdebat is. Ik wil vragen dat we schorsen tot de ministers toekomen. Het is elementair dat de bevoegde ministers uit de Vlaamse Regering hier zitten en niet enkel de minister van Wonen, want dit gaat veel verder dan de problematiek wonen.
Zoals ik u zei, heeft minister Vandeurzen gezegd dat hij aanwezig zou zijn. Ik laat nu telefoneren waar hij blijft.
Ook minister Lieten zou ik hier graag zien.
Minister Lieten is in het buitenland, zoals u weet, samen met de minister-president.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, ik wil het pleidooi van de heer Reekmans steunen. Ik weet dat minister Lieten in het buitenland is, ik wens dus niet zo ver te gaan dat we de zitting zouden schorsen tot zij aanwezig is, maar het is belangrijk om dit debat te schorsen tot minister Vandeurzen aanwezig is. Die heeft meer dan voldoende verantwoordelijkheid in deze zaak. Minister Van den Bossche kan haar zegje doen, maar het gaat niet enkel over wonen, ook over welzijn en armoede, en de bevoegde minister mag aanwezig zijn.
Mevrouw Dillen, de minister heeft gezegd dat hij zou komen, zoals ik juist al zei. Ik laat nu telefoneren. Het zou best kunnen dat hij vastzit in het verkeer, met de politiebetoging. (Opmerkingen van de heer Peter Reekmans)
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Ik wil gerust op een aantal aspecten al ingaan, in afwachting van de komst van minister Vandeurzen, zodat u geen tijd hoeft te verliezen. Als het parlement het goedvindt, hoeft u voor mij niet alles stil te leggen, ik heb al voldoende stof tot debat gehoord.
Minister Vandeurzen heeft laten weten dat hij inderdaad op komst is.
Ik wil toch nog eens meedelen voor de leden van de commissie Wonen waarop CD&V inzet. Wij willen inzetten op sociale woningbouw en sociale verhuurkantoren. Mevrouw Van Volcem, in december 2009 hebt u toch in verband met de uithuiszettingen gevraagd om meer in te zetten op sociale verhuurkantoren. Wel, dat heeft deze regering gedaan. Wij willen eveneens inzetten op het eigenaarschap. Daarom heb ik nog eens onderstreept dat sociale koopwoningen voor ons belangrijk blijven, om daarvoor middelen te vrijwaren.
Als we kiezen voor sociale huurwoningen, is dat niet enkel om de financiering van sociale woonmaatschappijen mogelijk te maken, maar omdat wij verder willen inzetten op volkshuisvesting. Het is heel belangrijk, ook voor het welzijns- en het armoedebeleid, dat er een mix kan worden gerealiseerd in elke woonwijk. Als we enkel met de allerarmste mensen in deze woonwijken wonen, is het triestig om daar als kind geboren te worden. De kansen om aan een goed maatschappelijk leven deel te nemen verkleinen, zodat wij willen inzetten op een volkshuisvesting, opdat elke kind in de toekomst ruimere kansen krijgt, door met andere vriendjes te kunnen spelen dan enkel met de echte armen.
Als wij willen inzetten op een uitbreiding van het inkomen, op een hoger inkomen, dan heeft dat daar zeker mee te maken.
Anderzijds – dat heb ik nog te weinig kunnen aanstippen doordat de tijd te kort is – willen we zeker inzetten op de private huurmarkt. We zien vandaag, daarvan kan ik getuigen als gewezen schepen van Wonen, dat de sociale huurmarkt niet alleen lijdt aan te weinig goede huurders; er zijn ook woningen die van mindere kwaliteit zijn door de krapte op de privéhuurmarkt. Die markt moet in de toekomst zeker worden ondersteund.
We weten reeds dat er met de zesde staatshervorming meer bevoegdheden naar Vlaanderen komen. Vlaanderen zal in de volgende legislatuur dus zeker meer kunnen inzetten op het ondersteunen van zowel de huurder als van de verhuurder. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het actualiteitsdebat komt niets te vroeg, want met de regelmaat van de klok komen er problemen in de huisvestingssector naar boven. Deze keer is de aanleiding het jaarlijks weerkerend nieuws over dreigende uithuiszettingen, en dat terwijl wonen zowel in de Grondwet als in de Vlaamse Wooncode staat ingeschreven. Als de beleidsprioriteiten zouden worden afgestemd op de Grondwet en op de Vlaamse Wooncode, dan zou iedereen een dak boven het hoofd hebben en dan zouden er geen wachtenden zijn of zou minstens het aantal wachtenden moeten dalen.
Jammer genoeg is dit niet zo. Na vier jaar is de Vlaamse Regering er niet in geslaagd om de wachtlijsten in de sociale huursector te laten dalen. Nog nooit hoopten zo veel mensen op een huis dat hen toekomt. Na vier jaar staan er nog altijd sociale huurwoningen leeg. Na vier jaar slaagt u er evenmin in om de kloof van wantrouwen tussen verhuurder en overheid te dichten.
Nooit eerder brachten de Vlaamse Woonraad, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de steden en gemeenten en de Vlaamse Ombudsdienst zo veel kritiek uit op het woonbeleid. Het beleidsdomein Wonen krijgt de meeste klachten, maar Wonen stuurt niet bij volgens de aanbevelingen en blijft de slechtste leerling van de klas.
Vandaag is er een nieuw record, collega’s, want nooit eerder dreigden zo veel mensen uit hun huis te worden gezet. Cijfers over effectieve uithuiszettingen kan de minister niet geven, maar het aantal huurders dat in de rode zone komt, stijgt, zowel op de privémarkt als op de sociale huurmarkt. Want vreemd genoeg noteren we ook op de sociale huurmarkt een recordaantal uithuiszettingen sedert het aantreden van deze regering. Dat is minstens een indicatie dat het woonbeleid zijn pijlen verkeerd richt.
Maar, collega’s, laten we ook correct zijn. Ik meen dat de minister niet de volle verantwoordelijkheid kan dragen van alle dreigende uithuiszettingen. Uithuiszettingen volgen pas na een lange lijdensweg voor huurder en verhuurder. Het is het ultieme middel om een einde te maken aan een uitzichtloze situatie, enerzijds wegens wanbetalingen, anderzijds wegens het niet nakomen van het huurcontract, het ultieme middel om verdere schade of schulden te voorkomen.
Er zijn huurders die door hun eigen onverantwoorde gedrag een contractverbreking krijgen. We moeten ons afvragen of de belastingbetaler moet opdraaien voor het onverantwoorde gedrag van een malafide huurder. Voor ons niet. Er zijn echter ook huurders die door ziekte, werkloosheid of familiale of fiscale omstandigheden financieel in de problemen geraken. Minister, dat zijn onvoorziene omstandigheden, maar voor dergelijke noodsituaties hebt u niet in een vangnet voorzien. Doordat die huurders niet worden geholpen, komen ook verhuurders opnieuw in de problemen. Door rechtsonzekerheid en steeds wisselende reglementeringen, door stijgende kosten en toenemende lasten, gekoppeld aan een Woninghuurwet waarin het evenwicht tussen rechten en plichten zoek is, haken meer verhuurders af.
Mevrouw De Waele, ik zal het grootste deel van mijn repliek geven nadat iedereen het woord heeft genomen, maar nu u dit helemaal verkeerd voorstelt, kan ik u misschien al tijdens uw betoog bijsturen.
Vandaag hebben ik en het Algemeen Eigenaarssyndicaat (AES) het Huurgarantiefonds voorgesteld. Dat gaat van start op 1 januari 2014. Het fonds bevat nu al 4,8 miljoen euro van de Vlaamse overheid. Jaarlijks wordt daar 1,6 miljoen euro aan toegevoegd. Elke eigenaar kan zich per contract aansluiten bij dat fonds, voor 75 euro. Als de huurder niet meer aan zijn verplichtingen voldoet, als hij de huur niet meer kan betalen, dan heeft de eigenaar, wanneer men naar de vrederechter gaat, de verzekering dat het fonds dat geld rechtstreeks aan de verhuurder stort. Het is de deurwaarder aan wie de huurder de achterstallen stort. De verhuurder heeft dus inkomenszekerheid. Hij hoeft dus ook geen risicopremie meer in te calculeren in de huurprijs. Hij hoeft niet bang te zijn dat het fout loopt. Hij zal durven blijven investeren in de huurmarkt. De huurder krijgt de tijd om zijn zaken op orde te brengen. Mensen kunnen ziek of werkloos zijn geworden, zoals u zelf zegt. We kunnen niet toelaten dat zulke mensen met hun gezin dan plots op straat komen te staan. Ze krijgen dus ademruimte.
Het is ook zo dat het fonds al dan niet zal terugvorderen, afhankelijk van het geval waarin die mensen zich bevinden. Gaat het bijvoorbeeld om mensen die langdurig ziek zijn geworden, die onvrijwillig werkloos zijn geworden, dan vorderen wij niet terug. Dat is immers pech van de huurder. Gaat het echter om mensen met een redelijk inkomen, dan wordt er wel teruggevorderd. Dat is niet het geval als het gaat over mensen die onder het niveau van het leefloon zakken als er zou worden teruggevorderd, zoals mensen met een laag pensioen. Ook van hen wordt niet verwacht dat ze dat geld terugstorten aan dat fonds.
Het probleem dat u aanhaalt, is zeer reëel. Ik krijg veel signalen van verhuurders ter zake. Soms worden die teleurgesteld door huurderspech. Het kan zijn dat ze stuiten op iemand die om een of andere reden zijn huur niet meer kan betalen. Dit jaar waren er toch alweer 13.500 gezinnen die uit hun huis dreigden te worden gezet. Een verhuurder doet dat ook niet graag, iemand uit zijn huis zetten, maar het is ook een ongelooflijk drama voor dat gezin dat op straat dreigt te belanden. Met dat systeem hopen we daar toch een antwoord op te bieden, hopen we toch wat soelaas te bieden, voor die individuele gevallen, maar ook ruimer, op macroniveau. Ik wou u dat tussendoor zeggen opdat u daar verder op zou kunnen inspelen en niet op verkeerde informatie zou afgaan.
Het klopt dat u vandaag dat Huurgarantiefonds hebt voorgesteld, nogmaals, want twee jaar geleden hebt u dat ook al voorgesteld. U zult het echter ongetwijfeld met mij eens zijn dat dit slechts een lapmiddeltje is. Het is wel een stap in een goede richting, maar het biedt alsnog geen structurele zekerheden, noch voor de huurder, noch voor de verhuurder. Er zijn immers nog veel te veel vragen. Wie gaat een bijdrage leveren? Hoeveel maanden kan een eigenaar putten uit het fonds? Daar hebt u waarschijnlijk nog geen antwoord op. Toch? Een vijftal maanden?
Er is een plafond van drie maanden huur of 2700 euro.
Dat is niet veel: een plafond van 2700 euro. De eigenaars die nu luisteren, moeten goed luisteren. 2700 euro is het plafond. Als je verhuurt aan 500 euro of 600 euro, dan kun je maar vier of vijf maanden recupereren, en moet je nog altijd naar de vrederechter gaan. Een uitspraak van de vrederechter is noodzakelijk. Wat heel belangrijk is, is dat men maar eenmalig uit het fonds kan putten. Wat wanneer de huurder opnieuw wanbetaler wordt? Wat wanneer de huurder structurele betalingsproblemen blijft hebben? Je kunt dus één keer uit het fonds putten en nadien kun je terug naar de vrederechter gaan en moet je alsnog een uithuiszetting proberen te krijgen. Wie betaalt de gerechtskosten? Ik noem het een lapmiddel, maar het is vooral een uitstel van executie. Het is een soort van eenmalig overbruggingskrediet voor enkele maanden.
Voor alle duidelijkheid: mijn fractie is geen tegenstander van dit nieuwe stelsel, en er moet ergens een grens getrokken worden. Minister, ik wil u vragen of u er budgettair klaar voor bent. Op dit moment hebben er 13.571 mensen betaalmoeilijkheden. Als je aan hun verhuurders elk 2700 euro moet garanderen, gaat er toch een grote hap uit het budget naar het spijzen van dat fonds, quid dat de verhuurder 75 euro bijdraagt, wat ook niet voldoende zal zijn om het risico te dekken.
Minister, kunt u ons over het budgettaire aspect vandaag enige duidelijkheid geven? Het is natuurlijk mooi om te zeggen dat u een plan hebt dat mooi in elkaar steekt, maar als een plan niet betaalbaar is, hou er dan alstublieft mee op.
We hebben ervoor geopteerd om de drempel voor de verhuurder laag te houden op 75 euro. Om die reden is het de overheid zelf die al vrij veel in het fonds heeft gestort namelijk 4,8 miljoen euro. Jaarlijks komt er 1,6 miljoen euro bij. We hebben alle instanties moeten passeren: de Inspectie van Financiën, de minister van Begroting. We hebben zeer veel berekeningen en aannames gemaakt. We hebben jaren vergaderd met vrederechters en met deurwaarders om de aannames te kunnen maken. Vanzelfsprekend zal op basis van de werkelijke aansluitingen en de werkelijke tussenkomsten worden nagegaan wat het werkelijk zal kosten. Mijn aanvoelen is eerder dat de aannames nogal conservatief zijn en dat men per dossier meer zal kunnen vergoeden en dat men de plafonds zal kunnen optrekken. Op dit moment zijn de aannames vrij voorzichtig.
Men moet inderdaad nog altijd naar de vrederechter omdat het gaat om een potentiële uithuiszetting en dat is niet niks. Bovendien willen we dat iemand zich op een redelijke manier over zo’n dossier buigt. Men kan die taak niet onttrekken aan een vrederechter. Het is ook de verzekering dat er geen misbruiken zouden kunnen bestaan.
Men kan inderdaad per contract maar één keer het recht putten. U zegt dat het uitstel van executie is en dat men enkel wat meer tijd krijgt. Die tijd is cruciaal en maakt het verschil in twee situaties. Stel dat iemand zijn job verliest. Door aan die persoon meer tijd te geven, heeft die de kans om te solliciteren en misschien een nieuwe job te vinden zodat hij daar kan blijven wonen. Omdat hij onvrijwillig werkloos was, moet hij ook niet terugstorten aan het fonds. Stel dat iemand een structureel probleem heeft doordat hij langdurig ziek is. Door die persoon meer tijd te geven, kunnen wij ervoor zorgen dat er, in samenspraak met lokale diensten zoals het OCMW en andere, een duurzame woonoplossing kan worden gevonden die voor die persoon of dat gezin haalbaar en betaalbaar is zonder dat het gezin eerst dakloos wordt. Dat is de bedoeling.
Mevrouw De Waele, ik kan natuurlijk niet garanderen dat iedereen in hetzelfde huis kan blijven wonen, ook als men de huur niet meer kan betalen. Dat kan ik niet. Wat beoogt dit systeem wel? Het zorgt ervoor dat die mensen niet meer met hun kinderen op straat komen te staan.
Ik zou graag terug het woord willen geven aan mevrouw De Waele, want anders kan zij haar betoog niet afmaken.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Minister, ik heb nogal wat expertise in huurdossiers. Het budget is gelimiteerd op 2700 euro. Op dit moment stel ik vast dat heel wat verhuurders voor de doelgroep die u beoogt, mensen die een tijdelijk probleem hebben om hun huurgelden te betalen, een zeker begrip aan de dag leggen, de procedure wat uitstellen en de huurder wat tijd geven.
2700 euro, dat is heel weinig. Neem een appartementje van 500 euro. U weet net zo goed als ik dat dat een zeer bescheiden woning is. Ik vrees, minister, dat heel veel verhuurders het begrip dat zij vandaag aan de dag willen leggen, niet meer aan de dag zullen willen leggen en veel vlugger een procedure zullen opstarten. En dan gaat uw argumentatie niet meer op dat u voor die mensen een oplossing wilt zoeken via een sociale woning, het OCMW enzovoort, want dan zal de verhuurder zeggen: 2700 euro is de limiet, wij gaan veel vlugger een procedure starten en veel korter op de bal spelen. Het aantal procedures zal stijgen, minister. Ik wil u daarvoor waarschuwen.
U zult uw doelstelling om te zorgen voor een duurzame woonoplossing, waar ik alle respect en begrip voor heb, niet bereiken. Daarvoor waarschuw ik u.
Collega’s, het woonbeleid blijft het zorgenkindje van de Vlaamse Regering. Ze slaagt er niet in om voldoende kwaliteitsvolle sociale huurwoningen aan te bieden. De private huurmarkt is dus een noodzakelijke partner, maar daar is het vertrouwen zoek.
De Vlaamse Regering slaagt er wel in om vele mensen te doen hopen dat ze recht hebben op een sociale woning, een goedkope koopwoning of een goedkope kavel. Meer rechthebbenden en onvoldoende aanbod: dat creëert niet alleen gefrustreerde mensen, maar het creëert vooral wanhopige mensen.
Minister, u handelt als een minister die over onbeperkte budgetten beschikt, alsof het manna uit de lucht valt. In dergelijke utopische situaties kunt u inderdaad iedereen een huis beloven en aanbieden, maar de budgetten zijn beperkt. U moet keuzes maken, zodat diegenen die niet in staat zijn om hun plan te trekken, geholpen kunnen worden.
Mevrouw De Waele, het gaat er niet over dat ik wil doen alsof wij een onbeperkt budget hebben. Ik vind dat een wachtlijst de werkelijke nood moet weerspiegelen, ook als dat een overheid met beperkte budgetten niet goed uitkomt. Als de werkelijke nood aan sociale woningen hoger is dan het aantal sociale woningen dat er nu is of wordt bijgebouwd, moeten wij onszelf daarover niet bedriegen.
Dat heeft niets te maken met het feit dat ik al die mensen beloof dat ze morgen een woning hebben. Dat blijkt overigens, mevrouw De Waele, uit het feit dat de huurpremie in het leven is geroepen voor mensen die al te lang moeten wachten op een sociale woning. Ik wil die graag toekennen aan mensen die minder lang dan vijf jaar wachten.
We zouden onszelf bedriegen door onszelf wijs te maken dat minder mensen nood hebben aan zo’n woonoplossing dan er op die wachtlijst staan. Dat helpt niemand vooruit. En dat betekent inderdaad dat wij elke keer onder ogen moeten zien dat er nog veel werk aan de winkel is. Maar liever eerlijk zijn dan kunstmatig doen alsof die nood er niet is.
Minister, de nood kan er inderdaad zijn, maar ik vind het veel erger dat u mensen een belofte voor ogen houdt, dat u hun hoop geeft dat ze recht hebben op een woning. U gaat bijvoorbeeld 6000 bescheiden woningen bouwen voor 40 procent van de werkende klasse. Ik heb dat berekend. Dat zijn meer dan 1 miljoen mensen die recht hebben op een bescheiden woning. En u gaat maar 6000 woningen bouwen. Er zijn geen toewijzingsregels, het is onduidelijk, dus u zult heel wat gefrustreerde mensen krijgen en mensen in wanhoop brengen. Ze hebben recht op een huis, maar ze krijgen er geen.
Maak dat uw regels duidelijk zijn. Maak dat u mensen kunt helpen. En zorg ervoor dat de meest kwetsbare mensen eerst geholpen worden.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, we voeren dit actualiteitsdebat naar aanleiding van de cijfergegevens over het aantal dreigende uithuiszettingen die we deze week hebben ontvangen. In 2011 ging het om 13.000 gevallen. Dit betekent dat elke week 261 gezinnen in Vlaanderen uit hun huis dreigen te worden gezet.
Die aantallen zouden ons allemaal moeten schokken. Een uithuiszetting heeft niet enkel een grote maatschappelijke kost. Het betekent tevens een levenslang trauma voor alle betrokkenen. Elk gezin dat met uitzetting wordt bedreigd, is er eentje te veel.
Ik heb op dit spreekgestoelte al vaker verklaard dat de overheid voor een perspectief moet zorgen. Zeker in tijden van economische onzekerheid moeten we de mensen een perspectief kunnen bieden. In de eerste plaats moeten we voor woonzekerheid kunnen zorgen.
Zoals hier al eerder is aangehaald, is meer dan 75 procent van de inwoners van Vlaanderen eigenaar van de eigen woning. Dat is een goede zaak. Daardoor ontstaat een relatief grote woonzekerheid. We moeten er echter ook voor zorgen dat mensen die met een tegenslag, zoals een inkomensverlies ten gevolge van ontslag of van ziekte, worden geconfronteerd hun woning en hun woonzekerheid ook kunnen behouden.
Mijnheer Tommelein, het is precies om die reden dat we tijdens de vorige legislatuur zo hard op het behoud van de verzekering gewaarborgd wonen hebben aangedrongen. Die verzekering dreigde immers te worden afgeschaft. Deze legislatuur hebben we vooral ingezet op het beter bekendmaken van de verzekering gewaarborgd inkomen. We hebben hierbij succes geboekt. Tijdens de eerste helft van dit jaar zijn al dubbel zo veel gratis verzekeringen gewaarborgd wonen afgesloten als in de eerste helft van vorig jaar. Dat is belangrijk. Mensen die hun job verliezen of ziek worden, moeten niet ook nog eens hun huis verliezen.
Uiteraard zijn niet alle mensen in staat een eigen woning te verwerven. Veel mensen zijn op de private of de sociale huurmarkt aangewezen. Ook op de sociale huisvestingsmarkt is de woonzekerheid momenteel relatief groot. We zijn van plan dat ook zo te houden.
Niet alle sprekers hebben oplossingen naar voren geschoven. Er zullen in elk geval nog een paar scenario’s de revue passeren. Wij zijn in elk geval absolute tegenstanders van scenario’s die de sociale huisvesting enkel voor de zogenaamde allerzwaksten toegankelijk maken. Het gaat dan om die mensen die geen job en geen inkomen uit arbeid hebben.
Mevrouw Van Volcem, wij zijn geen voorstanders van enkel tijdelijke contracten in de sociale huisvesting. Ik weet dat dergelijke scenario’s altijd onder het mom van de inkorting van de wachtlijsten worden uitgeschreven. We moeten echter eerlijk zijn. Dit is een zeer simplistische redenering. De eenvoudigste oplossing om de wachtlijsten in te korten, bestaat erin de doelgroep zo veel mogelijk te verengen. Als zo weinig mogelijk mensen nog in de sociale huisvesting terecht kunnen, zullen de wachtlijsten korter worden. Als enkel mensen zonder job er nog terecht kunnen, straffen we mensen die een job vinden of die de moeite doen hun levenssituatie te verbeteren. Als we die mensen uit hun huis zetten, zullen de wachtlijsten korter worden of misschien zelfs verdwijnen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, ik vind heel uw pleidooi tegenstrijdig. U pleit ervoor mensen die het moeilijk hebben een woning tegen een betaalbare prijs aan te bieden. Ik vind dat zeer sociaal. Dat ben ik ook. De definitie van een sociale woning staat in het boek van de heer Hubeau. Volgens mij is hij geen liberaal. Ik denk dat hij een andere ideologie aanhangt. Volgens hem is een sociale woning “een woning voor iemand die niet in staat is om een normale huur te betalen”. Hoe kunt u dan van op uw bank het beleid van uw minister verdedigen?
U beweert steeds voor de mensen die werken op te komen. Nu krijgt iemand die vijf jaar wacht een kleine premie. Eerst moet hij gedurende vijf jaar op de private markt huur betalen.
Hoe kunt u dat nu uitleggen als socialist? Uw oplossing voor zwakkeren is het oude socialisme. Dat is zeggen: u krijgt een woning als u heel uw leven voor mij stemt. De toekenning van een sociale woning is een stem voor het socialisme. Zo zit u in elkaar. Ik ben daartegen. Mevrouw Hostekint, het is geen oplossing om mensen die vandaag in een sociale woning zitten, ervan te overtuigen dat dit hun toekomst is, levenslang op dezelfde plaats. Wanneer mensen vandaag in een sociale woning zitten en werken, dan is uw recept, mevrouw Hostekint, dat ze meer huur betalen. In uw systeem moet de bewoner van een sociale woning die gaat werken, meer huur betalen. Het gaat immers om 22 procent van hun inkomen. Het resultaat daarvan is een dubbele werkloosheidsval, enerzijds omdat het niet loont om te gaan werken en anderzijds omdat de huurprijs dan ook stijgt. Dat is het recept van de socialisten. Wij zijn geen voorstander van hogere huurprijzen als iemand gaan werken, maar wel van doorstroming. Wij helpen wie dat tijdelijk nodig heeft: mensen in echtscheiding, mensen die geen onderhoudsgeld krijgen, mensen die failliet gaan, iemand die ziek is of iemand die gehandicapt is of een beperking heeft. Die mensen willen wij helpen. U helpt mensen die een middelmatig inkomen hebben. 25 procent van de mensen in een sociale woning zijn ‘scheefwoners’. U zou beschaamd moeten zijn als socialist. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Van Volcem, u maakt er alweer een goede gewoonte van om de recepten van anderen samen te vatten. Als mensen hun leven opnieuw in handen nemen en zich kunnen verbeteren, en ze hebben een hoger inkomen, dan willen socialisten de huur verhogen Zo vat u ons recept samen. Ik schaam me daar ook niet voor, want ik vind dat een eerlijk principe. Uw principe en uw recept als liberaal is dat wie een job aanvaardt, buiten moet worden geschopt. Dat is het mijne niet. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Van Volcem, ik zal niet ingaan op alle aspecten van het plat populistisch verhaal dat u hier probeert te brengen. Dat zou me te ver leiden. U hebt de essentie wel duidelijk gemaakt. Wanneer mensen een poging doen om hun levenssituatie te verbeteren, wanneer ze een job zoeken en vinden, dan kan het voor ons niet dat die mensen uit hun sociale woning worden gezet. Alsof iedereen die vandaag een job heeft, rijk zou zijn. Alsof een alleenstaande moeder die aan de slag is als poetshulp, het vandaag niet moeilijk zou hebben om op de private huurmarkt een woning te vinden. Alsof zij geen moeite heeft om aan het eind van de maand de eindjes aan elkaar te knopen. Alsof zij niet in aanmerking zou moeten komen voor een sociale woning. (Applaus bij sp.a)
Laten we ophouden met daarover mist te spuien. Als we vandaag die inkomensgrens willen optrekken, dan spreken we niet over de hogere inkomens of over de betere verdieners maar dan spreken we over de laagst betaalde jobs, over de mensen in de laagste inkomensklasse, over de 10 procent die het minst verdienen, over mensen die vandaag een job hebben maar nog altijd niet de garantie dat ze niet in de armoede terecht zullen komen, al zeker niet als ze kinderen hebben. Die mensen moeten voor ons ook in een sociale woning terecht kunnen.
Mevrouw Hostekint, ik wil u een vraag stellen. Vandaag zijn er in de sociale huursector al meer dan 20.000 mensen die boven de inkomensgrens verdienen en dus echt wel een goed inkomen hebben. Vindt u het dan normaal dat meer dan 20.000 sukkelaars geen recht hebben op een sociale huurwoning?
Uw recept is heel duidelijk, mevrouw De Waele. U vindt dat al die mensen die het moeilijk hebben op de private huurmarkt, hun plan moeten trekken. U wilt de doelgroep zo klein mogelijk houden en ervoor zorgen dat alleen de echte sukkelaars, zoals u ze noemt, in de sociale huisvesting terechtkomen. Ik heb net een aantal mensen opgesomd die het vandaag ook heel moeilijk hebben op de woonmarkt. Als ze hun situatie verbeteren, dan zouden we dat moeten stimuleren. Zeker de liberalen zouden toch moeten vinden dat mensen moeten worden aangezet om hun levenssituatie te verbeteren en een job te zoeken.
En we zouden ze niet moeten straffen, op het moment dat ze een job hebben gevonden, door hun woning af te nemen. Ze betalen inderdaad meer huur dan ze zouden doen met een laag inkomen. Dat is een faire manier van handelen. Die mensen zullen misschien wel geprikkeld zijn om te verhuizen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Dat is het punt. Welke prikkels geeft de Vlaamse Regering aan die mensen die boven de inkomensgrens zitten? Ze wonen in een sociale woning en blokkeren de verhuur aan mensen die het echt nodig hebben. (Applaus bij Open Vld. Rumoer)
Daar gaat het over, mevrouw Hostekint.
Uw recept is natuurlijk om die mensen te straffen. (Rumoer)
Daar gaat het over. (Rumoer)
Zodra iemand een job heeft gevonden … (Rumoer)
Het gaat niet over straffen! (Opmerkingen van mevrouw Michèle Hostekint)
Het gaat erom mensen te motiveren om te verhuizen als ze hun sociale woning niet meer nodig hebben. Het gaat erom hen te motiveren om op de private markt een woning te huren of te kopen.
We zullen mensen in elk geval niet gaan straffen. (Rumoer)
We hebben de afgelopen jaren ongelooflijk veel ingezet op sociale huisvesting, onder impuls overigens van de vorige minister van Wonen, van Open Vld. Het Grond- en Pandendecreet dat hier werd goedgekeurd, was het product van de heer Van Mechelen. Hij zwaait heel trots. We zijn vandaag dat decreet met zijn ambitieuze doelstellingen aan het uitvoeren. Vandaag zegt u dat we veel te veel investeren in sociale huisvesting, dat het allemaal geen zoden aan de dijk brengt. U hebt het geweer blijkbaar van schouder veranderd. Volgens mevrouw Van Volcem staat u nu lijnrecht tegenover het beleid dat hier jarenlang is gevoerd.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
U vergist zich. Het Grond- en Pandendecreet wordt inderdaad door de gemeenten en de huisvestingsmaatschappijen in werking gezet. Alleen kan de Vlaamse Regering van geen kanten volgen en deelt ze rode en gele kaarten uit aan de gemeenten omdat ze er zelf niet in slaagt om sociale huisvestingsprojecten die al acht tot tien jaar in de steigers staan, uit te voeren. Dat is het probleem. (Applaus bij Open Vld)
Mijnheer Van Mechelen, ik zal u een eenvoudig cijfer geven om dat tegen te spreken. U kent het concept realisatiegraad van sociale woningen. Dat is het percentage dossiers waarvoor in een bepaald jaar een budget wordt opzijgezet en dat nog in hetzelfde jaar wordt opgestart. In 2009 toen ik begon, was dat 28 procent. Dit jaar is het 65 procent.
We hebben sterk geïnvesteerd in de sociale huisvestingsmaatschappijen, maar ook de private huurmarkt die jarenlang werd verwaarloosd, hebben we versterkt in deze legislatuur. Ook daar hebben we fel op ingezet. We hebben huursubsidies voor wie meer dan vijf jaar op een sociale woning wacht. We hebben de sector van de SVK’s gereorganiseerd en gedynamiseerd, wat wordt vertaald in een versterkt aanbod.
Minister, er is meer nodig als we de dreigende uithuiszettingen een halt willen toeroepen. Als we willen dat niet elke huurachterstal een cascade van problemen met zich meebrengt en uiteindelijk resulteert in een dreigende of effectieve uithuiszetting, dan moet er meer gebeuren. We moeten meer zekerheid bieden aan huurders en verhuurders. Dat willen we ook gaan doen.
Dat is, mijnheer Tommelein, waarom mijn fractie al in de vorige legislatuur pleitte voor een ‘verzekering gewaarborgd wonen’ voor huurders. (Opmerkingen)
Daar was toen geen meerderheid voor.
Minister, het is uw grote verdienste dat u daar werk van maakt en dat u het Huurgarantiefonds hebt uitgewerkt. Dit fonds moet ervoor zorgen dat de krappe woninghuurmarkt voor investeerders interessanter wordt, en voor private verhuurders meer zekerheid biedt op hun huurinkomsten. Tegelijk gaan we de huurders beter beschermen tegen uithuiszettingen en hun een grotere zekerheid bieden.
We zijn er ons van bewust dat niet eensklaps alle problemen op de private huurmarkt opgelost zullen zijn, maar het zal in elk geval wel voor meer zekerheid zorgen, voor huurder én verhuurder, ook op de private huurmarkt. Het Huurgarantiefonds kan dat perfect realiseren.
Mevrouw Hostekint, u zegt dat u voor de private huurmarkt zorgt en dat de minister daar heel wat in heeft geïnvesteerd. Ik heb daar mijn bedenkingen bij, vanuit mijn ervaring en vanuit een zekere expertise.
Bent u het dan met mij eens dat de solidariteitsbijdrage om het Huurgarantiefonds te spijzen niet alleen van de verhuurder moet komen, maar dat ook de huurder, wiens woonzekerheid uiteindelijk gegarandeerd wordt, zijn bijdrage moet leveren? Op die manier zult u werkelijk tonen dat u meer evenwicht wilt creëren tussen huurder en verhuurder.
De heer Callens heeft het woord.
Het gaat hier over wat de regering de laatste jaren heeft gepresteerd op het vlak van wonen. Haar asociale politiek is nog veel groter dan wij hier allemaal zeggen en denken. De woondiensten en woonzorgcentra, die zo goed werk leveren, werden gesubsidieerd vanuit de provincies omdat ze die bevoegdheid en ook de centen hadden. Wat heeft deze regering gedaan? Eerst en vooral heeft ze de bevoegdheden van de provincies weggehaald. Verder heeft ze onlangs nog een aantal centen afgehouden zodat die provincies heel krap zit. De provincies gaan nu proberen om die betalingen te laten uitvoeren door de gemeenten en de steden.
Wat zal het resultaat zijn? De sukkelaars waarover ik hier zoveel hoor praten, zullen niet alleen geen woning vinden, maar ook geen plaats meer waar ze hun vraag kunnen stellen en een sociaal interessant antwoord krijgen.
Minister, is er in de nabije toekomst een oplossing die ervoor kan zorgen dat die woonzorgcentra en de intercommunale woondiensten niet worden afgeschaft?
U weet dat er vanuit Vlaanderen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden voor wonen worden gesubsidieerd. U kunt altijd op basis van een specifiek dossier laten nakijken of dat een oplossing kan zijn voor uw regio. Wij subsidiëren de samenwerking tussen gemeenten onderling. U begrijpt wel dat deze regering een groot voorstander is van een interne staatshervorming. We proberen niet met z’n allen hetzelfde bovenop elkaar te doen, maar de dingen moeten wel nog altijd kunnen gebeuren. In Vlaanderen bestaan er bij Wonen een aantal reglementen – ook subsidiereglementen – waar u mogelijk gebruik van zou kunnen maken. Ik raad u zeker aan om die eens even te bekijken.
Het is wel jammer. Ik hoor dat een aantal mensen al bij voorbaat niet geloven in dat Huurgarantiefonds. Ik vind dat spijtig. Ik krijg de indruk dat men liever wil dat er niets gebeurt, want bij voorbaat wordt gezegd dat het een pleister op een houten been is. Ik hoor dat de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) zeer enthousiast is. Het Algemeen Eigenaarssyndicaat ondersteunt het project. Laat ons het een kans geven en zien wat het geeft. Sommigen vinden dat de private huurmarkt zichzelf moet reguleren en dat mensen die niet in staat zijn om op eigen kracht een woning te verwerven of een betaalbare woning te vinden, maar moeten hopen dat het allemaal wel goed komt op die zelfregulerende markt. Wel, het zijn recepten waar wij in elk geval niet in geloven. Ik vind het spijtig dat dit soort nieuwe initiatieven geen kans wordt geboden. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Collega’s, ministers, de insteek van dit debat is inderdaad het feit dat het aantal mensen dat uit huis dreigt te worden gezet, opnieuw met drieduizend is gestegen.
Eigenlijk interesseert het me niet te weten welke partij in het verleden wat heeft gedaan. Wat mij vooral interesseert, is wie de mensen zijn die uit hun huis worden gezet. Zijn het alleenstaanden, zijn het jonge mensen, zijn het oude mensen, zijn het gezinnen met kinderen? Wie zetten wij vandaag uit huis? Waar zijn die mensen aan de vooravond van de winter? Werden ze opgevangen door het OCMW? Zijn ze effectief dakloos geworden? Zitten ze ergens zonder adres en zonder enige hulp? Dat zijn vragen die me vandaag bezighouden.
Minister, u hebt van dit debat gebruikgemaakt om vanmorgen uw visie aan de pers te geven, en het huurgarantiefonds voor te stellen. En neen, mevrouw Hostekint, ik ben daar niet tegen. Maar ik vraag u ook om eerlijk te zijn en om de lakmoesproef te maken. Wie van de 13.500 mensen die uit huis dreigden te worden gezet, zouden niet uit huis worden gezet dankzij het huurgarantiefonds? Dat huurgarantiefonds is bestemd voor mensen met een tijdelijk probleem. Maximaal 1700 euro is toch een tijdelijk probleem.
Minister, de meeste mensen die vandaag uit huis worden gezet, kampen met een structureel probleem. Als je de werkloosheidsuitkeringen verlaagt, of als je met een leefloon moet toekomen – dan heb je 800 euro per maand – en je moet 500 euro huur betalen, dan moet je elke maand kiezen tussen huur betalen, eten kopen of een doktersbezoek betalen. Dat is de realiteit vandaag.
Mevrouw Vogels, ik heb het over twee groepen gehad. Er zijn mensen met een tijdelijk probleem. Dan biedt een aantal maanden hulp soelaas. Die mensen zullen kunnen blijven.
Er zijn ook mensen met een structureel probleem. Wat ik daar wil verkrijgen, is dat een structureel hulpverleningstraject wordt opgestart, waardoor die mensen wellicht zullen moeten verhuizen – dat zegt u correct –, maar niet eerst uit huis moeten worden gezet. Dat is het belangrijkste dat ik daarmee tracht te bekomen.
Ik geef u gelijk dat niet elk gezin zal kunnen blijven wonen in het huis waarvan ze de rekening structureel niet kunnen betalen. Dat kan het fonds niet beloven.
We hebben geen cijfers over het effectief aantal uithuiszettingen, enkel over het aantal ingediende dossiers. Om de een of andere reden hebben vredegerechten daar geen cijfers over.
U zegt dat sommige van die mensen misschien dakloos zijn. Wanneer we weten dat iemand dakloos is, zorgen we daarvoor in samenwerking met minister Vandeurzen. Van de nieuwe toewijzingen in sociale woningen moet er elk jaar minstens een op twintig, dus 5 procent, voor de specifieke doelgroep zijn, daklozen of jongeren uit de bijzondere jeugdzorg of voormalige psychiatrische patiënten. Dat is om ervoor te zorgen dat ze niet nog langer op straat moeten leven. Maar we kennen ze niet altijd. We zoeken ook naar manieren om hen gemakkelijker op het spoor te komen.
Minister, u geeft enkele terechte opmerkingen, maar ik heb in mijn betoog verwezen naar het aantal uithuiszettingen in de sociale huursector. Daar heb ik wel cijfers van de effectieve uithuiszettingen. De laatste cijfers die ik heb, zijn van 2010. Toen hadden we een kleine 500 effectieve uithuiszettingen. Waar zullen de mensen die uit de sociale huurwoning worden verdreven door de sociale huisvestingsmaatschappij, worden opgevangen? Hoe zullen zij worden gesteund?
Mijn collega-minister en ik hebben vooral willen inzetten op het voorkomen van dergelijke uithuiszettingen omdat we weten dat het een heel precaire doelgroep is. Op een bepaald moment zijn alle oplossingen op. We denken dat de enig mogelijke manier om te voorkomen dat een huurcontract wordt ontbonden, zeer intensieve woonbegeleiding is. Daarvoor was nogal wat extra budget nodig. Mijn collega heeft dat budget vrijgemaakt om mensen een heel intensief traject te laten volgen naar begeleiding, waardoor ze beter allerlei huurdersverplichtingen – niet enkel het betalen van de huur, maar ook het ernstig nabuurschap – zouden kunnen verzekeren.
Het is belangrijk dat samenwonen in die wijken goed gebeurt. Soms gaat dat gemakkelijker dan anders. Wij hadden vooral extra hulp nodig voor de woonbegeleiding, en hopen op die manier problemen te kunnen voorkomen. Ik vermoed dat mijn collega daar iets zal aan toevoegen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Om het debat te stofferen, toch dit. Dankzij een goede afspraak met mijn collega hebben wij van de preventieve woonbegeleiding van de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) een prioriteit gemaakt. Wij hebben daartoe voor 2012-2013 2 miljoen euro extra vrijgemaakt, en dat is goed voor meer dan 31 voltijdsequivalenten van maatschappelijk werkers in de CAW’s. Daarmee wordt het hele Vlaamse grondgebied waarvoor de CAW’s zijn bevoegd, behoorlijk gedekt. Op dit ogenblik weten wij dat de CAW’s proberen via preventieve woonbegeleiding en met een programma op maat, gericht op financiële problemen en de omgang met buren, in te grijpen op 7 op 10 uithuiszettingen van sociale huurders.
Dank u voor het antwoord, minister. Het klopt dat woonbegeleiding veel kan realiseren. Maar er blijft steeds een residugroep die met woonbegeleiding niet wordt bereikt. Uiteindelijk komen die mensen dan wel op straat te staan. Mijn vraag blijft overeind: waar zit het sociale in het sociale woonbeleid? Hoe zult u voorkomen dat die mensen niet op straat worden gezet?
Ik ben het met u eens dat er het een en het ander gebeurt. Maar wij naderen het eind van de legislatuur. Uiteindelijk leveren 5 jaar woonbeleid alleen maar negatieve cijfers op. Toen deze regering werd geïnstalleerd, bedroeg het aantal uithuiszettingen 10.000, vandaag zijn het er 13.500. Het cijfer van het aantal wachtenden op een sociale woning was 82.000, vandaag is dat 91.000, en volgens het laatste rapport van de Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) zijn er meer dan 100.000 wachtenden. Toen u minister werd, stonden er 8200 sociale woningen leeg, wachtend op renovatie, en vandaag zijn dat er 8400.
Het is niet de eerste keer dat wij op deze tribune staan om aan de alarmbel te trekken. Het woonbeleid van vandaag werkt niet meer. Maar u blijft altijd maar dezelfde recepten herhalen. U stelt dat er in 2023 43.000 sociale woningen bijkomen, en dat het einde van de tunnel in zicht is. Wees eerlijk, minister. Zegt u mij of u gelooft dat die 13.500 mensen die vandaag uit hun woning dreigen te worden gezet in 2023 terechtkunnen in de sociale huisvesting? Ik denk het niet.
De afgelopen vijf jaar bent u helemaal opgegaan in de uitvoering van het grond- en pandenbeleid. Alle middelen zijn gegaan naar de gemeenten die nog geen 9 procent sociale woningen hadden. Dat leidt tot de meest bizarre situaties. Morgen zullen in een gemeente als Aartselaar, waar 80 procent van de mensen eigenaar is, de huurders, die 20 procent van het totaal uitmaken, over 9 procent van de woningen kunnen beschikken. In een stad als Antwerpen, waar de kansarmoede groot is, meer dan 50 procent van de mensen huren en het grootste aantal uithuiszettingen gebeurt, komt er geen enkele sociale woning bij. Minister, waar bent u mee bezig?
De heer de Kort heeft het woord.
Mevrouw Vogels, vroeger was u kwaad op de randgemeenten van de stad Antwerpen.
Ik was dat niet.
U was kwaad omdat er onvoldoende inspanningen gebeurden. Nu is er een goede dynamiek op gang gekomen, ook in Aartselaar. Vroeger kon daar inzake sociale huisvesting niets gebeuren, maar nu neemt men daar wél zijn verantwoordelijkheid op en worden er sociale woningen gebouwd. Maar dat is blijkbaar ook niet goed. Ik vraag mij af wat uw partij daarover denkt. Is het niet goed dat er sociale woningen worden gebouwd, zodat mensen de kans krijgen om betaalbaar te wonen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Vogels, u gaf over de renovatieprojecten cijfers van het begin en het einde van de legislatuur. U wekt daarbij de suggestie dat daarin tijdens deze legislatuur niet zou zijn geïnvesteerd. Het tegendeel is waar. In die vijf jaar zijn er heel veel projecten opgeleverd. Als vandaag meer dan ooit sociale huisvestingsmaatschappijen zich bewust zijn van de noodzaak om te renoveren, dan is dat omdat deze regering en deze minister hebben gezegd dat tegen 2020 elke sociale huurwoning ook moet voldoen aan de normen van energiezuinigheid die op dat moment van toepassing zullen zijn. Op die manier realiseren we ook voor die huurders een structurele besparing op energie en verwarming. Mevrouw Vogels, dat lijkt mij niet meer dan gewoon verstandig beleid.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de heer Van Malderen: 100 miljoen euro extra voor renovatie is niet niks.
Mevrouw Vogels, voor wat betreft de sociale woningen heb ik twee ambities: ik wil er meer en ik wil ze overal. U stelt die twee tegenover elkaar. Ik vind het belangrijk dat ze overal worden gebouwd. In het begin van deze legislatuur zagen we dat één op de twee gemeenten echt vooruitging met die sociale woningen en er redelijk veel had. De andere helft had er weinig of deed niet echt zijn best om er te bouwen. Intussen zijn er nog dertig gemeenten waar het niet echt opschiet. Met die dertig onderhandelen we tussen nu en december concreet om afspraken te maken met hen en met de huisvestingsmaatschappijen om ook daar te laten bouwen. Desnoods worden op regeringsniveau maatschappijen aangeduid.
Mevrouw Vogels, ik vind dat er overal sociale woningen moeten zijn. Het kan niet zijn dat u, omdat u in een kleine gemeente bent geboren en niet in de stad Antwerpen, niet in de buurt van uw familie zou kunnen blijven wonen als u arm bent omdat daar de burgemeester geen zin zou hebben in sociale woningen. In de stad of op het platteland: u hebt recht op betaalbaar wonen.
U zegt dat er, nu er ook in de chiquere buitengemeenten sociale woningen worden gebouwd, minder kunnen worden gebouwd in Antwerpen. Dat is niet juist. Er bestaat zoiets als convenanten. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Die convenanten laten toe dat gemeenten die al 9 procent sociale woningen hebben, er nog meer bouwen. Antwerpen is een van de 18 gemeenten die een aanvraag hebben ingediend om meer te mogen bouwen, ook al heeft Antwerpen al die 9 procent. 18 van de 26 gemeenten hebben die vraag gesteld. Voor de periode 2014-2016 is in 1320 huurwoningen voorzien voor die convenanten, louter en alleen voor gemeenten die al 9 procent of meer sociale woningen hebben. Voor Antwerpen zelf gaat het om 867 huurwoningen erbij in die 2 jaar tijd, ook al zitten ze al boven 9 procent. Kom mij dus niet vertellen dat deze regering het niet mogelijk maakt om bij te bouwen daar waar er al veel woningen staan. We hebben het wel mogelijk gemaakt.
In elk geval gaan de meeste middelen naar die gemeenten waar de minste mensen op een sociale woning wachten. (Opmerkingen van de heer Bart Van Malderen)
Dat is de omgekeerde wereld, mijnheer Van Malderen.
Minister, ik ga nog een stapje verder. Bovendien is uw hele systeem van sociale huisvesting virtueel failliet. Als sociale huisvestingsmaatschappijen vandaag een woning bouwen, zouden ze eigenlijk een huurprijs moeten kunnen vragen tussen de 400 en de 500 euro. De gemiddelde huurprijs die nu wordt gevraagd, is 280 euro. Elke huisvestingsmaatschappij heeft dus een exploitatiedeficit van 5000 euro per jaar per woning. Elke mens die met economie bezig is, weet dat dit niet houdbaar is. Maar wat doet u? U gaat gewoon verder. U weigert dat systeem ten gronde te bekijken en u begint een beetje te morrelen in de marge. U trekt de inkomensgrenzen op, dan kunnen de sociale huisvestingsmaatschappijen ook iets rijkere mensen aantrekken, die meer betalen dan 280 euro. U laat die sociale huisvestingsmaatschappijen starterswoningen bouwen. Ook zo bereiken ze een beter publiek. Ik vraag u opnieuw eerlijk: denkt u nu dat u met uw huidige beleid van sociale huisvesting aan die 13.500 mensen die vandaag op straat worden gezet een alternatief biedt? Mijn antwoord is neen. Als we het bilan opmaken van vijf jaar woonbeleid van deze regering, scoort u verschrikkelijk slechte punten. U bent over de hele lijn gebuisd. U moet zelfs geen vakken meer meenemen naar de volgende legislatuur, want dit systeem werkt absoluut niet.
Wat wij nodig hebben, is een minister van Wonen die moedige keuzes durft te maken, die durft in te zien dat het huidige model van sociale huisvesting niet meer te remediëren valt, een minister die de middelen durft heroriënteren naar huursubsidies. Ik bedoel niet de 2 procent van de mensen die vijf jaar op de wachtlijst staan, minister, maar huursubsidies voor iedereen die recht heeft op een sociale woning. Alleen dan, alleen dan zal Vlaanderen in staat zijn om echt sociaal woonbeleid te realiseren, dat wil zeggen ervoor zorgen dat elke inwoner van deze regio een betaalbare en kwaliteitsvolle woning heeft. Alleen dan zult u ervoor zorgen dat er een reële zuurstofinput is in die private huurmarkt die vandaag een miseriemarkt is. Minister, ik zeg dat niet, ik lees dat in rapporten van de Woonraad. Ik lees dat in studies van uw Steunpunt Wonen. Ik lees dat bij denktanks als Itinera. Ik lees dat bij iedereen die een beetje gezond verstand heeft. Het huidige model van sociale huisvesting is geen model van de 21e eeuw. (Applaus bij Open Vld)
Dat gezond verstand primeert helaas niet bij en u bij deze regering. Dat is ook niet gemakkelijk in een land waar er nog altijd een zeer ongezonde vermenging is tussen politiek aan de ene kant en sociale huisvestingsmaatschappijen aan de andere kant, waar raden van bestuur van sociale huisvestingsmaatschappijen vol zitten met politici als een soort van Wiedergutmachung omdat ze geen gemeentelijk mandaat hebben. Ik lees in het tijdschrift van de VMSW nog over de goede relaties tussen een gemeente en de huisvestingsmaatschappij. Elke maand nodigt die nieuwe huurders uit om hun huurcontract te ondertekenen, samen met de voorzitter. Dat is het moderne dienstbetoon. Ik zie hier in dit blad allerlei plaatjes van lintjes die worden doorgeknipt door politici. Collega’s, als we echt een sociaal woonbeleid willen voeren in Vlaanderen, dan moet de inzet van dat woonbeleid niet het in stand houden van een verouderd model van sociale huisvesting zijn, dan moet de inzet zijn om voor elke inwoner in Vlaanderen een betaalbare en kwaliteitsvolle woning te garanderen. (Applaus bij Open Vld en Groen)
Mevrouw Vogels, ik ben vaak met u in debat in de commissie. Ik kan uw pleidooi voor de huursubsidies bijtreden alsook het feit dat het louter bijbouwen een zeer achterhaald en ouderwets systeem is, dat alleen de happy few helpt. Als er vandaag op jaarbasis 2000 woningen worden gebouwd, dan dienen die om mensen te herhuisvesten. Minister, waarom neemt u de private huurhuizen niet gewoon in huur en beschouwt u deze als een sociale huurwoning? Waarom wilt u per se altijd maar nieuwbouw realiseren? Betrek de private huurmarkt in uw beleid, want nu vangen zij die 130.000 mensen op die eigenlijk recht hebben op een sociale woning. Het duurt zes jaar vooraleer er een nieuwe sociale woning bijkomt. Ik herhaal het nog eens: u moet ook wegen aanleggen, u moet in verlichting voorzien. Dat kost de overheid ongelooflijk veel geld. Ik begrijp niet dat u Bob de Bouwer wil spelen.
Mevrouw Vogels, populisme is duidelijk geen voorrecht van rechts alleen. Ik zie hier rare coalities ontstaan. (Rumoer bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Hostekint, de grootste populisten zijn degenen die het woord populisme gebruiken, dat weet u toch, hé. (Applaus bij Open Vld, Vlaams Belang, Groen en LDD)
Dat was natuurlijk een dooddoener van formaat.
Ik wil gewoon ingaan op de inhoud van wat u zegt. U gelooft duidelijk niet in sociale huisvesting, u gelooft niet in het Huurgarantiefonds, u gelooft blijkbaar niet in de SVK-werking (sociaal verhuurkantoor). Alle heil moet komen van de huursubsidies. Alle heil moet komen van recepten en formules die bij anderen al zijn afgezworen. Een veralgemeend systeem van huursubsidies en alleen op huursubsidies inzetten, is wat ik hoor bij zowel mevrouw Van Volcem als bij u, en niet inzetten op andere instrumenten en dus eigenlijk een bodemloze put vullen.
Zeer spijtig, zeker omdat we in deze legislatuur een forse inspanning hebben gedaan om de SVK-sector opnieuw te organiseren en een nieuwe dynamiek te geven. We zien ook dat dat vruchten afwerpt. Ik neem de cijfers er even bij: in 2011 was er een stijging van 600 woningen, op een totaal van 6000 toch niet min. Ik geloof erin dat we blijvend in de SVK-sector moeten investeren en dat we eigenaars… (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Dat heb ik u niet horen zeggen, enkel dat u wilt inzetten op huursubsidies, wat ik ook hoor bij mevrouw Van Volcem. Het komt erop neer dat u de huurmarkt zichzelf laat reguleren en dat u dan maar hoopt dat het met de mensen die het moeilijk hebben toch nog goed komt.
Ik ben verwonderd, mevrouw Vogels, dat u er niet voor kiest om de inkomens te verhogen, omdat dat enkel zou gebeuren om de sociale bouwmaatschappijen te financieren. Groen kiest dus voor probleemwijken? U weet heel goed dat u, als u enkel de hele kansarme, zwakste mensen van de samenleving samen zet, zorgt voor probleemwijken. Nu zetten wij reeds in op woonbegeleiding, gesubsidieerd vanuit Vlaanderen. Dan zullen er nog veel meer middelen moeten worden vrijgemaakt voor woonbegeleiding.
U zegt dat er meer moet worden ingezet op huursubsidies. Dat werd reeds gedaan voor mensen die vijf jaar wachten op een sociale woning, maar pas op voor het effect dat huursubsidies alleen hebben. Ook dat zeggen andere bronnen mij. Het is heel goed mogelijk dat de huurprijs er kunstmatig door zou verhogen. Dat is een belangrijk neveneffect.
In het begin van deze legislatuur heb ik bij de bespreking van de beleidsnota gepleit voor extra woonbegeleiding. Ik ben heel blij dat daarop wel is ingezet en dat beide ministers de koppen daarvoor bij elkaar hebben gestoken.
Ik vind het heel raar, meer in het bijzonder na het betoog van mevrouw Hostekint, dat de meerderheid niet lijkt te zien dat er problemen zijn op de woonmarkt. Ziet u dan niet dat er mensen in nood zijn? Zijn wij van de oppositie, de Vlaamse Woonraad, de sociale huisvestingsmaatschappijen, de Vlaamse Ombudsdienst en de steden en gemeenten de enigen die het probleem zien? Waarom ziet u het niet, bent u zo blind? Ik kan enkel concluderen dat de meerderheid, die bestaat uit CD&V, sp.a en de N-VA, meer inzet op de huisvestingsmaatschappijen en de structuren dan op de mensen.
Mevrouw De Waele, ik verwijs u graag naar een aantal artikels in de pers, die in de loop van de dag op verschillende websites zullen verschijnen, naar aanleiding van het instellen van het Huurgarantiefonds. Daarin zegt iemand: “De minister is de eerste echte Vlaamse minister van Huisvesting, omdat zij echt rekening houdt met alle aspecten van het huisvestingsbeleid, inclusief de private huurmarkt.” Dat zeg ik niet, dat zegt de voorzitter van het Eigenaarssyndicaat.
Mevrouw Vogels, u bent er niet zo sterk op ingegaan, het was tussen de lijnen. Mevrouw Van Volcem en mevrouw De Waele hebben het iets scherper gesteld. U gaat eigenlijk niet akkoord met het optrekken van de inkomensgrens. U vond dat een lapmiddel en u bent er dus tegen. U zegt dat we sociale huisvesting moeten gebruiken voor wie het echt nodig heeft.
Als u niet voor het optrekken van de inkomensgrens bent, waaraan een aantal positieve aspecten vasthangen, zoals de leefbaarheid van huisvestingsmaatschappijen, zeg me dan eens wat voor u een realistische inkomensgrens is, mevrouw Vogels. Zeg mij eens wie in dit land wel in aanmerking mag komen en welk inkomen die persoon dan moet hebben. Het is een heel progressief clubje, u, mevrouw Van Volcem en mevrouw De Waele. Zeg mij eens wat het inkomen mag zijn van iemand in een sociale huisvesting. Heeft iemand die vandaag werkloos is en morgen als straatveger aan de slag gaat met dienstencheques nog een plaats in een sociale woning voor u?
Het werken met huursubsidies, zogenaamde subjectsubsidies, waarbij geld wordt gegeven aan mensen die hun huur niet kunnen betalen, wordt in steeds meer Europese landen verkozen boven het door de overheid zelf laten bouwen van huizen. Dit is dus absoluut geen revolutionair standpunt.
Mevrouw Coppé, Duitsland, Engeland en Nederland hebben veel ervaring met het werken met huursubsidies gecombineerd met richthuurprijzen zodat er een verband ontstaat tussen de kwaliteit van wonen en de prijs. Het werkt daar perfect, ik zie dus absoluut niet in waarom het in Vlaanderen niet zou kunnen.
Mijnheer Van Malderen, uw vraag doet niet ter zake aangezien ik pleit voor huursubsidies voor iedereen die vandaag in aanmerking zou komen voor sociale huisvesting. De vraag is dus niet of die persoon in een sociale woning kan trekken, hij of zij krijgt een huursubsidie om zijn woonkost te betalen. U vraagt hoe hoog die grens moet zijn? Wat mij betreft even hoog als nu en eventueel zo hoog als de opgetrokken grenzen die u voorstelt. Alleen stel ik voor om aan die mensen huursubsidie te geven.
En er is wel degelijk een wereld van verschil tussen wat mevrouw Van Volcem zegt en wat ik zeg. Ik durf duidelijk keuzes te maken door te zeggen dat het in Vlaanderen de eerste doelstelling is om ervoor te zorgen dat elke inwoner een kwalitatieve en betaalbare woning heeft. Dat betekent dat een stuk van de middelen die nu naar eigendomsverwerving gaan, sowieso moeten verschuiven naar de huurmarkt. En ik weet dat mevrouw Van Volcem het daar niet mee eens is, het is een en-en-en-verhaal. En ik weet, collega’s, dat we op een moment dat de bomen niet tot in de hemel groeien, keuzes moeten maken. We zullen meer moeten inzetten op de huurder en we zullen een stukje moeten inbinden op het verwerven van eigendom. In die zin is er nog een groot verschil tussen wat mevrouw Van Volcem zegt en wat Groen zegt. Hopelijk bent u een klein beetje gerustgesteld.
Voorzitter, mag ik nog iets zeggen?
Neen, mevrouw De Waele.
De heer Hendrickx heeft het woord.
Ik had graag nog iets gezegd. De heer Van Malderen heeft mijn naam genoemd, ik wil reageren. (Opmerkingen van de voorzitter)
Voorzitter, minister, collega’s, de cijfers die de VVSG vorige week bekendmaakte over het stijgend aantal uithuiszettingen, zijn zonder meer alarmerend. Wekelijks komen 261 gezinnen op straat te staan. In 2012 waren er dat zes procent meer dan het jaar daarvoor. Het hoge aantal uithuiszettingen en de stijging daar bovenop zijn een duidelijk teken aan de wand. De vraag is: welk teken?
Volgens sommigen tonen de cijfers aan dat de Vlaamse Regering in haar woonbeleid de verkeerde prioriteiten legt. Anderen noemen het zelfs het failliet van het Vlaamse woonbeleid. Mevrouw Van Volcem spreekt van een catastrofe. De VVSG daarentegen legt de vinger op een andere, de juiste, wonde. Volgens de VVSG is het echte probleem de inkomensproblematiek. Voor de sociaal-economisch zwakkere groepen op de woonmarkt wordt de woonfactuur zeer groot, in een stijgend aantal gevallen blijkbaar te groot. De cijfers bevestigen eerdere onderzoeken.
Waar gaat het nu eigenlijk over? Bij aanslepende betalingsproblemen volgt uithuiszetting door de vrederechter. Vooraleer het zover komt, zijn al verschillende stappen gezet. Aanmaningen tot betaling, contacten met het OCMW, vaak moeilijke relaties tussen huurder en verhuurder enzovoort. De cijfers over uithuiszettingen tonen dan ook slechts het topje van een ijsberg. Uithuiszetting is pas de allerlaatste fase in een proces van betalingsmoeilijkheden en problemen. In heel wat situaties komt het nooit zo ver, maar is er wel degelijk een probleem. Ik meen dus dat de VVSG het bij het juiste eind heeft om dit in grote mate te wijten aan een inkomensprobleem.
Deze problematiek kan niet worden opgelost via het woonbeleid alleen, men vraagt structurele antwoorden op andere terreinen. Niettemin moeten we wel proberen om hier vanuit het woonbeleid op in te spelen, maar dat is niet zo eenvoudig. Zoals bij elk verhaal zijn er ook hier verschillende kanten aan. In de eerste plaats is er uiteraard de huurder die onmiddellijk geconfronteerd wordt met de gevolgen van het verlies van de woning. Hij of zij staat samen met gezin, hebben en houden letterlijk op straat. Het hoeft niet gezegd te worden welke impact dit heeft op de levensomstandigheden en welke problemen dit voor een gezin met zich meebrengt. De uithuiszetting heeft ook rechtstreekse gevolgen voor de OCMW’s en lokale overheden die moeten instaan voor de opvang van degenen die hun woning hebben moeten verlaten, de heer De Loor heeft er al op gewezen.
Ook de verhuurder is betrokken: de uithuiszetting leidt tot het verlies van huurinkomsten, centen die vaak een noodzakelijk aanvullend inkomen zijn, of een appeltje voor de dorst. De gevolgen laten zich ook indirect voelen: negatieve ervaringen met huurders die niet tijdig of niet betalen, alle administratieve last die daarbij komt kijken, het gebrek aan continuïteit van huurinkomsten enzovoort kunnen ertoe leiden dat verhuurders afhaken, met als gevolg een negatieve spiraal in de huurmarkt en het reeds beperkte woningaanbod. Dat is iets wat we absoluut moeten vermijden, gelet op de grote, groeiende vraag naar woningen, in het bijzonder op de overbevraagde privéhuurmarkt.
Het Huurgarantiefonds dat de Vlaamse Regering eerder dit jaar goedkeurde en dat op 1 januari start, is een niet onbelangrijk instrument, dat voor een deel een antwoord biedt in dergelijke omstandigheden. Het is een instrument dat niet de oorzaak van het probleem, dat dus in wezen een inkomensprobleem is, aanpakt, maar wel een overbrugging kan betekenen in moeilijke periodes. Het is een tijdelijke oplossing bij tegenslagen of een buffer als het even minder gaat. Het Huurgarantiefonds kan voorkomen dat een situatie escaleert, zodat een effectieve uithuiszetting niet nodig wordt. Het fonds moet bij uitstek een tijdelijke tegemoetkoming beogen. Mevrouw De Waele, we moeten vermijden dat dit instrument een structurele subsidie wordt, of een fonds waaruit eindeloos kan worden geput, zo niet gaat het effect van het instrument verloren. Het Huurgarantiefonds is geen mirakeloplossing, maar een concrete maatregel, die bovendien tegemoetkomt aan de vraag van zowel de Huurdersbond als het Algemeen Eigenaarssyndicaat. Kortom, het is een win-winsituatie. Wij ondersteunen dan ook de oproep van de VVSG om in te stappen in het Huurgarantiefonds. Het effect van de maatregel op het terrein zal afhangen van het aantal verhuurders die hieraan zullen meedoen. Een verplichting is vandaag uiteraard echter niet aan de orde.
Legt de Vlaamse Regering de verkeerde prioriteiten? Ligt de focus van het Vlaamse woonbeleid niet juist? De beslissing om de komende jaren 6000 zogenaamde bescheiden woningen te bouwen, kon niet overal op bijval rekenen. Nochtans is dit geen nieuw gegeven en wordt voortgebouwd op analyses die ook in de commissie Wonen al meermaals zijn gemaakt. Iedereen moet vaststellen dat sociale huisvesting vandaag duur is en onder druk staat. Er zijn grenzen aan de draagkracht van het systeem. Voor de N-VA blijft eigendomsverwerving een prioriteit. Een eigen woning blijft de beste drempel tegen armoede, een vorm van pensioensparen en een investering voor de toekomst. Eigendomsverwerving verlaagt de druk op de huursector en verhoogt de betrokkenheid bij de buurt. Het is echter duidelijk dat een eigen woning niet voor iedereen mogelijk is. Een versterking van de privéhuurmarkt is dan ook noodzakelijk. Het aanbod aan private huurwoningen moet groter, we moeten eigenaars ertoe aanzetten om te verhuren, de rol van sociale verhuurkantoren moet worden uitgebouwd, de kwaliteit van de woningmarkt moet beter enzovoort.
Een logische stap is te focussen op dat segment van de bevolking dat in de sociale huisvesting terecht dreigt te komen. De nieuwe maatregel van de bescheiden woningen is net gericht op die groep die buiten de sociale huisvesting valt, maar zich geen eigen woning kan veroorloven. Met het oog op de doorstroming naar de reguliere woningmarkt worden bij deze categorie van woningen 3-6-9-contracten gehanteerd. Het belang van dat tijdelijke karakter kan dus niet worden onderschat. Ook de belangrijke rol die voor lokale overheden is weggelegd bij de toewijzing van deze woningen, is een goede zaak. Lokale besturen – ik heb het al gesteld, net als collega’s voor mij – zijn immers het meest vertrouwd met de lokale situatie en krijgen op deze manier een bijkomend instrument om hun rol als regisseur van het lokale woonbeleid waar te maken.
Laat het duidelijk zijn, betaalbaar wonen wordt bepaald door diverse factoren, factoren die vaak buiten de mogelijkheden van het woonbeleid liggen. Dat ontslaat ons echter niet van de opdracht daarmee om te gaan en antwoorden te zoeken om die op te vangen. Dat antwoord bestaat niet uit één mirakeloplossing, maar uit diverse sporen en initiatieven. Zo is het Huurgarantiefonds een bescheiden, maar concreet instrument, dat tijdelijk een oplossing kan bieden bij betalingsmoeilijkheden. De starterswoningen, op hun beurt, zijn geen villa’s, maar concrete en bescheiden antwoorden, die betaalbaar wonen iets dichterbij brengen. Vast staat dat een versterking van de privéhuurmarkt, naast het blijvend ondersteunen van eigendomsverwerving, noodzakelijk is, willen we wonen in de toekomst betaalbaar houden. Verhuren aantrekkelijker maken met het oog op het uitbreiden van het vastgoedaanbod, is daarbij essentieel.
Collega’s, ons woonbeleid is niet perfect, maar het is wel goed en in volle ontwikkeling. Minister, u hebt ter zake onze volledige steun. Ook de lokale besturen moeten we aanzetten tot meer daadkracht ter zake. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Penris heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het voordeel van als laatste te mogen spreken, is dat je kunt samenvatten.
Wat was de inzet van het debat vandaag, mijnheer Van Rompuy? Wat was de inzet van het debat vandaag? Ik denk dat de inzet was: wat gaan we doen met die 13.571 mensen in Vlaanderen die met uithuiszetting worden bedreigd? Hoe gaan we aan die mensen volwaardige alternatieven bieden, vooral in het licht van de internationale en de nationale wetgeving die hierover bestaat?
Er bestaat zoiets als een recht op wonen. Laat uitgerekend een rechtse rakker, mevrouw Hostekint, dat aan u mogen komen vertellen. Artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, artikel 11 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, een artikel in de federale Grondwet van het land dat we zo snel mogelijk willen ontbinden, maar vooral ook de Vlaamse Wooncode zijn daarover zeer duidelijk: er bestaat zoiets als een recht op wonen.
Als we als politici merken dat dat recht niet wordt gerespecteerd, dan moeten wij daarop ingaan. Hoe doen we dat, mijnheer Van Rompuy? We weten dat er problemen zijn. Er zijn problemen in de sociale huursector, waar 90.000 mensen op de wachtlijst staan. Er zijn problemen op de private markt, waar de verhuurders er dikwijls de brui willen aan geven – en zeer terecht – omdat ze niet voldoende worden gerespecteerd, noch door de overheden, noch door de huurders, noch door ons rechtssysteem.
Wat moeten we dan doen? Voorzitter, ik zou graag kort acht voorstellen lanceren, want ik wil dit debat niet langer rekken dan nodig is. Ten eerste – en dit onderwerp is nog niet aan bod gekomen, de andere zeven wel –, laten we mensen binnen die hier misschien niet thuishoren en die ook een druk leggen op onze woningmarkt, op onze private woningmarkt en op onze sociale woningmarkt. Liefst 70 procent van de Belgische bevolkingstoename is volgens Eurostat toe te schrijven aan migratie. Een doctoraatsstudie van de KU Leuven over de verstedelijking in Vlaanderen toont eind 2012 aan dat aan het huidige bouwtempo Vlaanderen in 2050 – luister goed, mevrouw Vogels – voor 41,5 procent bebouwd zal zijn. De Vlaamse Ruit – het verstedelijkt gebied tussen Brussel, Gent, Antwerpen en Leuven – zal bijna volledig volgebouwd zijn. Met dat soort van toestanden kunnen wij niet verder leven. “Vol is vol”. Het zijn niet mijn woorden, het zijn de woorden van de heer Martens, de Bond Beter Leefmilieu.
Wat moeten we nog doen? We moeten niet alleen de kraan toedraaien, we moeten ook met de eigen bevoegdheden datgene doen wat kan worden gedaan. Ik pleit er dan ook voor om de eigendomsverwerving te stimuleren. Eigendom is nog altijd de beste garantie tegen armoede. Mijn moeder heeft een pensioen van 1100 euro maar gelukkig ook een eigen appartementje. Zo kan zij overleven.
We moeten – en nu volg ik mevrouw Vogels opnieuw – een Vlaams huursubsidiesysteem uitbouwen. Ik ben daar een grote voorstander van. Het is een win-winsituatie, voor de huurder en voor de verhuurder. Uiteraard moeten de woningen die we subsidiëren, voldoen aan kwaliteitsnormen enzovoort, maar we moeten er ook voor zorgen dat de mensen die van dat systeem gebruikmaken, niet in een inkomensval trappen en we moeten ervoor zorgen dat de verhuurders het systeem niet misbruiken om prijsstijgingen door te voeren die ze in feite niet verdienen.
Het vierde voorstel gaat over de fiscaliteit. We hebben daar misschien nog niet alles in te zeggen, maar ook op dat vlak kunnen we heel wat realiseren als we dat willen. Ik hoop dat de zesde staatshervorming voor ons parlement deuren zal openen.
Ook ten aanzien van de steden kunnen specifieke maatregelen worden genomen. In Frankrijk heeft men indertijd in sommige grote steden het systeem van de ‘zones franches’ ingevoerd. Bepaalde probleemwijken werden op een aantal interessante fiscale manieren gestimuleerd. Laten we dat eventueel ook doen.
Een volgend punt is de intensievere benutting van het patrimonium. Hoeveel oudere mensen wonen er niet nog in grote herenhuizen? Moedertjes van 80 jaar, helemaal alleen, die daar in feite niet meer thuishoren, maar die niet naar een serviceflat kunnen, omdat ze ook geconfronteerd worden met wachtlijsten, en dus huizen blijven bezetten die misschien op een andere en betere manier aangewend hadden kunnen worden.
Nu ga ik mevrouw Vogels opnieuw tegenspreken: voor ons is sociale huisvesting nog altijd volkshuisvesting. Ja, in de sociale huisvesting mogen mensen komen wonen die het misschien naar uw normen breder hebben dan anderen, mevrouw Vogels. Ik verwijs altijd naar het voorbeeld van de postbode, de korporaal, de dorpsonderwijzer, de vuilnisman. Die mensen mogen daar blijven wonen.
Voor de volkshuisvesting hebben wij bondgenoten gevonden bij sp.a en CD&V. Groen, LDD en Open Vld gaan niet voor dat model. Er is één partij die wat dat betreft nog geen uitspraken heeft gedaan of heeft durven doen. Ik had verwacht, mijnheer Hendrickx, dat u vandaag zou zeggen hoe de N-VA tegenover dat idee van volkshuisvesting staat. Ik heb u nog niet gehoord, en ik vrees dat dat binnenkort ook niet zal gebeuren, tenzij u mij nu tegenspreekt. Ook volkshuisvesting is voor ons een wezenlijk element van elk huisvestingsbeleid.
U vindt in ons ook een medestander, minister, met betrekking tot het Huurgarantiefonds. Wij willen daarin meegaan, op voorwaarde dat dat geen dode letter blijft en er werkelijke budgettaire engagementen tegenover staan.
Voilà, dames en heren, mijnheer Van Rompuy, ik heb constructief proberen te zijn vandaag. Ik heb geen vragen gesteld, maar heb een achttal antwoorden proberen aan te reiken. Ik zal die herbevestigen in de actualiteitsmotie die ik naar aanleiding van dit betoog zal mogen indienen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Een groot discussiepunt met betrekking tot de sociale woningen is: voor wie moeten die dienen? Ik blijf vinden dat ze niet enkel moeten dienen voor de allerarmsten, en wel om twee redenen. Ten eerste: realiteitszin. De armoedebarometer leert ons dat 10 procent van de mensen met een job niet rondkomt met dat inkomen. Dezelfde barometer leert ons dat 22 procent van de werkenden aangeeft moeite te hebben om hun woonfactuur te betalen. Dat betekent dat meer mensen dan de traditioneel allerarmsten het moeilijk hebben om een betaalbare, degelijke woning te vinden. Dat betekent ook dat als de 10 procent minst verdienende werkenden aangeven dat ze niet rondkomen zonder zo’n sociale woning, wij de ernst moeten hebben om de inkomensgrenzen voor de sociale woningen op dat niveau te leggen. Dat hebben wij ook gedaan. Op die manier bedriegen we onszelf niet.
De wachtlijst is inderdaad lang. Ik heb daardoor mijn eigen wachtlijst langer gemaakt. Maar ik zou het, in alle eerlijkheid, niet fair hebben gevonden, mocht ik mezelf bedrogen hebben met een kleinere wachtlijst, in plaats van een wachtlijst die de werkelijke nood weerspiegelt. Wachtlijsten moeten niet kunstmatig kort gehouden worden. Ze moeten de werkelijke nood weerspiegelen. Als ze niet welvaartvast zijn gemaakt, en als die 10 procent minst verdienenden niet mee is geëvolueerd in de loop der jaren, moeten we er gewoon voor zorgen dat die er opnieuw bij zijn. Dat hebben wij ook gedaan.
Betekent dat dat we geen oog hebben voor de mensen in de meest precaire toestand op de woonmarkt? Zeker niet. Voor het eerst – dat bestond nog niet – zijn alle huisvestingsmaatschappijen verplicht om minstens een op de twintig nieuwe toewijzingen aan precaire doelgroepen te doen, mensen zonder een degelijke woonoplossing. Jongeren die uit de bijzondere jeugdzorg komen en alleen komen te staan, krijgen bij voorrang een sociale woning.
Daklozen, mensen zonder woning, krijgen bij voorrang een sociale woning. Mensen die in een psychiatrisch ziekenhuis waren opgenomen en na hun ontslag geen dak meer boven het hoofd hebben, krijgen bij voorrang een sociale woning. Dat we de inkomensgrenzen met de realiteit in overeenstemming hebben gebracht, betekent niet dat mensen met een belangrijke en precaire nood naar de achterkant van de wachtlijst worden geduwd. We hebben tegelijkertijd beslist die mensen naar voren te trekken. Dit lijkt me rechtvaardig.
Binnen zes maanden wil ik mezelf op vier vragen afrekenen. Wordt er meer gebouwd? Wordt er overal gebouwd? Wordt er sneller gebouwd? Wordt er gerenoveerd? Dit zijn naar mijn aanvoelen vier belangrijke vragen.
Mevrouw Van Volcem, er wordt meer gebouwd. Als we met meer mensen zijn, hebben we meer woningen nodig. U blijft die elementaire wiskunde betwisten. We zijn met meer. We zullen in de toekomst ook met meer zijn. We hebben bijgevolg meer woningen nodig.
Ik wil even het investeringsvolume voor huurwoningen aanhalen. Dit jaar is nog niet afgelopen, maar in 2012 ging het om 710 miljoen euro. Het investeringsvolume voor sociale huur bedroeg vier jaar eerder 420 miljoen euro. De facturen houden gelijke tred. Het oog niet enkel mooi op papier. Tijdens diezelfde periode is het bedrag van 350 miljoen euro tot 640 miljoen euro gestegen. Voor een Vlaamse Regering die zeker geen geld door ramen en deuren kon gooien, is dat een bijzondere prestatie.
Er wordt overal gebouwd. Met de eerste voortgangstoets hebben we onderzocht of alle gemeenten de inhaalbeweging wel degelijk hadden ingezet. Toen hebben 156 gemeenten een negatief rapport gekregen. Ondertussen geldt dat negatief rapport nog voor 30 gemeenten. Alle andere gemeenten zijn met betrekking tot het bouwen aan een inhaalbeweging begonnen. Ik maak me sterk dat ook voor die dertig gemeenten in de loop van de komende maanden een oplossing zal worden gevonden.
Als we overal willen bouwen, betekent dit ook dat wordt gebouwd waar al genoeg woningen zijn, maar waar een blijvende nood heerst. Om die reden zullen er tussen nu en 2023 8000 woningen bijkomen in gemeenten waar al veel sociale woningen staan. Ik denk daarbij vaak aan grotere steden, zoals Gent en Antwerpen. Momenteel zijn al 1320 woningen vastgelegd voor gemeenten die op het vlak van sociale woningen al hoog scoren. Die gemeenten willen tussen 2014 en 2016 nog meer doen. Er zal, met andere woorden, overal worden gebouwd.
We bouwen ook sneller. De realisatiegraad voor sociale woningen is op drie jaar tijd van 28 procent tot 65 procent gestegen. Het gaat dan om de omzetting van de budgetten en de werkelijke start tijdens hetzelfde jaar. De realisatiegraad heeft nog nooit in de geschiedenis van de Vlaamse woningbouw zo hoog gelegen. Binnen enkele weken komt er een nieuw procedurebesluit dat alle procedures die tot de Vlaamse bevoegdheden behoren gevoelig zou moeten inkorten en versnellen. De Vlaamse overheid mag niet de oorzaak zijn van eventueel te lange procedures. We merken in de praktijk dat dit realistisch is.
We renoveren tweemaal zo snel en tweemaal zo veel als tijdens de vorige legislatuur. Het budget is verdubbeld. Die inspanning wordt gedurende vijf jaar aangehouden. Volgens mevrouw Vogels staan ook heel wat woningen leeg. Dat klopt. Om een woning te renoveren, moet die woning soms eerst worden leeggehaald. We kunnen geen omelet bakken zonder eieren te breken.
Mevrouw Vogels en mevrouw Van Volcem lijken om een of andere reden te denken dat ik met sociale huisvestingsmaatschappijen getrouwd ben en dat ik van mandaten houd. Ik weet niet waar ze die idee vandaan halen.
Ik heb meer mandaten gesnoeid dan eender wie. In de energie-intercommunales zijn ongeveer 500 mandaten weggesnoeid. De gesprekken om nog meer te snoeien, zijn altijd aan de gang. Ik ben de laatste waarmee iemand miserie zal krijgen als het om het wegsnoeien van mandaten gaat.
Ik heb tevens de visitatie gestart. Elke maatschappij is bezocht. Op die manier hebben we de goede leerlingen leren kennen. We hebben ook gemerkt welke maatschappijen coaching of zelfs een verbeterplan nodig hadden. Indien nodig, is een plan opgelegd. In sommige maatschappijen ging het helaas echt fout. Daar zijn in functie van het toezicht interdisciplinaire onderzoeken verricht. Op een bepaald ogenblik heeft de Vlaamse Regering voor een bepaalde maatschappij zelfs een externe bestuurder aangesteld. Ik ben een minister die zich allesbehalve door dergelijke structuren laat overdonderen.
Als ik even passeer voorbij die belachelijke verdachtmaking en probeer te horen wat u wellicht werkelijk bedoelt, dan denk ik dat u een pleidooi hebt gehouden voor andere structuren. Als dat uw bedoeling was, dan kan ik u zeggen dat ik het daar eigenlijk mee eens ben. Ik vind de structuren van vandaag niet meer van deze tijd. Ooit historisch hadden ze zin maar nu bestaan er zoveel zaken naast elkaar waarvan sommige goed functioneren maar andere in alle eerlijkheid minder goed. Als het landschap zou worden hertekend, dan zouden mensen met een woonprobleem maar naar één plek per gemeente moeten gaan om zich te laten helpen. Of zij dan een private woning via een sociaal verhuurkantoor aangeboden krijgen, een sociale woning via wachtlijst A, B, C of D of een huurpremie of nog een andere oplossing, men zou de mensen dan op maat kunnen helpen.
Ik besef dat er nog wat voorbereidende werkzaamheden moeten gebeuren. Ik wil dat ook doen voor het einde van deze legislatuur, ingeval er een opvolger is die daar gemotiveerd werk van zou willen maken. U vindt in mij dan ook een voorstander en medestander voor nieuwe en eenvoudigere structuren.
Ik volg u niet wanneer u ervoor pleit om sociale woningen zelf af te schaffen. Sociale woningen vervullen een belangrijke rol. We moeten ons ook niet afvragen of we nu voor of tegen sociale woningen zijn, voor of tegen de private huur, voor of tegen eigendom. Er zijn nu eenmaal mensen die sociaal zullen wonen en mensen die privaat zullen huren. De overheid heeft als taak na te gaan wat zij voor wie kan en moet doen.
Wat de private huur betreft, heeft de overheid twee belangrijke opdrachten: betaalbaarheid en woonzekerheid. Wat de betaalbaarheid betreft, bestond er al een huursubsidie, een verhuissubsidie, om van een krot naar een degelijke woning te gaan. Er is een huurpremie waar mensen met een laag inkomen die veel te lang wachten op een sociale woning recht op hebben. Ik zie dat niet enkel als een manier om die mensen te helpen, maar ook als een mea culpa van een overheid die toch wat in gebreke blijft en er niet tijdig in slaagt om die mensen een duurzame woonoplossing aan te bieden.
Ik ben het er principieel mee eens dat die huurpremie voor veel meer mensen zou moeten kunnen dienen. Ik zal ook proberen om die premie nog deze legislatuur verder uit te breiden naar meer rechthebbenden. Maar ook dat zal nog geen eindpunt zijn, afhankelijk van waar u het eindpunt ziet. U kunt dat als iets selectief zien, zijnde voor een groep wachtenden op een sociale woning, of als iets algemeen, gekoppeld aan het inkomen. Ik denk dat er voor beide opties iets te zeggen valt. De tweede optie, die van een veralgemeende huursubsidie, is enkel mogelijk als men ook bereid is om de huurprijzen te controleren en reguleren. Als men op macroniveau iedereen een bedrag geeft om bij te betalen bij de huur, dan zal men met eenzelfde niveau de huurprijzen omhoog zien gaan. Stel dat men nadenkt over een veralgemeende huurpremie – in de begroting zijn er momenteel geen middelen voor een veralgemening, wel voor een uitbreiding – dan kan dat enkel werken wanneer men de huurprijzen reguleert. Op dit moment doet men dat selectief, waardoor er geen macro-impact is op de prijzen op het niveau van de verhuurder.
Wat woonzekerheid betreft, is er de analogie met de verzekering gewaarborgd wonen, die een belangrijke mate van zekerheid biedt aan mensen die een hypotheek aflossen en die met pech worden geconfronteerd. Mensen kunnen ziek worden of hun werk verliezen. Zij worden geholpen om hun hypotheek verder af te lossen gedurende een aantal jaren.
Er is ook het Huurgarantiefonds, dat zou moeten zorgen voor grotere inkomenszekerheid voor de verhuurder, wat op macroniveau er meteen ook voor kan zorgen dat de huurprijzen een beetje meer onder controle worden gehouden. Men zal die risicopremie niet meer incalculeren in de huurprijzen. Er zal ook een grotere investeringsbereidheid zijn op die private huurmarkt. We hebben die private verhuurders nodig als we een gezonde huurmarkt willen krijgen, ook in het belang van de huurder. Het grote voordeel van dat fonds voor de huurder is dat hij niet op straat komt te staan.
Wat de woonzekerheid betreft, wil ik het even hebben over de sociale verhuurkantoren (SVK’s). Daarbij is de huurder zeker van een faire prijs en van het feit dat hij op basis van woonnood een woning krijgt toegewezen, en dus niet kan worden gediscrimineerd. Voor vele mensen op de huurmarkt is dat een heel belangrijke reden om bij een sociaal verhuurkantoor terecht te komen. Het is het verhuurkantoor dat kiest, en niet uzelf, wie er in uw huis komt wonen. Het voordeel voor de verhuurder is dat hij geen paperassen meer moet invullen, een redelijke prijs krijgt en een stipte betaling. Verder krijgt hij ook premies zoals de renovatiepremie, die we beter bekend gaan maken. Die wordt vandaag te weinig aangevraagd door verhuurders die onder een SVK vallen.
We proberen daar toch ook voordelen voor de verhuurder aan te koppelen. Dat is wellicht een van de redenen waarom in drie jaar tijd 50 procent meer woningen in huur zijn gegeven via een SVK. Ik denk dat ik mag zeggen dat op elk van de domeinen stappen vooruit zijn gezet. Is dat een reden om hoera te roepen? Zeer zeker niet, er zijn nog altijd veel mensen die het moeilijk hebben en op zoek zijn naar een betere woonoplossing. Er blijft veel werk aan de winkel, ook over zes maanden. Maar u kunt niet ontkennen dat er veel werk is verzet in de voorbije jaren, werk dat ten goede komt aan zoveel mogelijk mensen en vooral aan degenen die het moeilijk hebben of het moeilijk dreigen te krijgen. (Applaus bij de meerderheid)
Minister, vorige week stelde ik u een actuele vraag rond de huurpremie. Ik heb toen een zeer positief antwoord gekregen, u bent inderdaad bereid om de premie bij te sturen. Het is algemeen aanvaard dat vijf jaar op een wachtlijst staan, niet het beste criterium is. Nu hoor ik u zeggen dat u wilt nadenken over de huurpremie, want de huurprijzen zouden erdoor kunnen stijgen. Ik betwijfel dat. Ik ga ervan uit dat het niet bekend is wie een huurpremie ontvangt, ik hoop het althans. Dat is toch privé-informatie? De verhuurder weet dat toch niet? Dan is er toch geen reden om de huur op te trekken?
Ik hoor in uw betoog over de huurpremie een pleidooi voor richthuurprijzen. Ik heb u in de commissie al gezegd dat ik daar zeer wantrouwig tegenover sta. Een huurprijs op de private markt moet de kruising tussen vraag en aanbod weergeven. Een eigenaar en huurder moeten toch de zelfstandigheid hebben om te beslissen wat ze willen betalen en wat moet worden betaald.
Het is niet de vraag of we voor of tegen sociale huisvesting zijn. De vraag is hoe we op de meest efficiënte manier aan zoveel mogelijk Vlamingen een betaalbare en kwalitatieve woning kunnen garanderen. Heel wat studies tonen aan dat de meest efficiënte manier vandaag huursubsidies zijn. Ik pleit daarvoor en dat is absoluut geen pleidooi tegen sociale huisvesting.
Volgens mij zijn we sowieso een sluipende verschuiving aan het realiseren van de populatie van de sociale woning, vandaag en de komende jaren. Daar dragen enkele elementen toe bij: er worden meer sociale woningen gebouwd in meer welvarende gemeenten, en zij definiëren de lokale toewijzingsbesluiten. Zo moet het gaan om mensen die een band met de gemeente kunnen aantonen. In Antwerpen staat in het toewijzingsbesluit dat de kandidaat-huurder werk moet hebben en dat moet bewijzen. Met andere woorden, de meest kansarmen, de mensen die het het moeilijkst hebben, dreigen nog langer op de wachtlijst te blijven staan. Dat is zeker zo omdat de huisvestingsmaatschappijen, om te kunnen overleven, ook huurders nodig hebben die een hogere huur betalen. Er komt dus sowieso een verschuiving. Dat leidt tot heel perverse effecten. De mensen in de meest precaire situatie zullen langer op een wachtlijst staan en eerst dakloos moeten worden vóór ze een sociale woning krijgen.
Ik denk dat we toch eens goed moeten nadenken over de perverse neveneffecten van het systeem dat we nu aan het realiseren zijn.
Aan de collega’s die het altijd hebben over de sociale mix zou ik willen zeggen: sociale mix is belangrijk, maar die is even belangrijk in een wijk waar er geen sociale woningen zijn. Op dit moment zijn we meer sociale mix aan het realiseren in de sociale woonwijken, door het aantrekken van werkende mensen, mensen met een hoger inkomen, enzovoort. We drijven echter steeds meer mensen naar de meest achtergestelde buurten, die we zeker kennen in onze grootsteden. Ook daar is een sociale mix enorm belangrijk, weet u. Ook daar zijn er samenlevingsproblemen.
Collega’s, ik heb soms de indruk dat wij ons hier beperken tot de leefbaarheid en de sociale mix van de sociale woonwijken, terwijl we wat mij betreft toch ook een verantwoordelijkheid hebben naar sociale mix en leefbaarheid van alle wijken toe, ook daar waar de private huurmarkt dominant is.
Wat de huursubsidies betreft, zit ik, zoals eerder gezegd, volledig op de lijn van mevrouw Vogels. Wij liberalen vinden dat de overheid voor iedereen in dezelfde omstandigheden hetzelfde moet kunnen doen. Ik denk dat we dat veel vlugger kunnen realiseren met dat systeem dan met louter bouwen.
Ik geef een voorbeeld. Stel dat u in een bepaalde straat een woning te huur ziet staan. Waarom kan een sociale huisvestingsmaatschappij die woning niet gewoon in huur nemen, zoals sociale verhuurkantoren dat doen? Zo zou je iemand veel sneller en met veel minder investeringen kunnen helpen. Bovendien zou je zo pas de perfecte sociale mix verkrijgen. Het gaat dan niet om nieuwe wijken met bijvoorbeeld 80 procent sociale woningen en 20 procent private woningen. De sociale mix werkt namelijk in één richting: bij een verkaveling moet de private ontwikkelaar 20 procent sociale woningen bouwen, maar in een sociale wijk heb je geen verplichte private last. In nieuwe projecten heb je bijna altijd die sociale mix ingeschreven als je per se tot nieuwbouw wilt overgaan. Het systeem lijkt mij echt verouderd. Er zijn vandaag 130.000 verhuurders die woningen verhuren. Waarom kan de overheid die verhuurder dan niet wat meer betrekken?
Op zich ben ik niet tegen richthuurprijzen – daar sluit ik wat aan bij mevrouw De Waele zegt –, maar er moet verstandig mee worden omgegaan en het moet vrijwillig zijn. Wat bedoel ik daarmee? Het kan een zeer goed systeem zijn om tot een beleid te komen. Zo zou je de keuze kunnen laten: verhuren aan de richthuurprijs of niet. Het zijn niet alleen lasten en regels die worden opgelegd, maar je hebt ook een voordeel. Zo ben je er zeker van dat de huur op tijd wordt betaald, net zoals bij de sociale verhuurkantoren. Dat is een heel grote garantie voor de verhuurder.
Je zou dat ook kunnen koppelen aan verlaagde registratierechten en aan een verlaagde onroerende voorheffing. De verhuurder krijgt nu te maken met investeringsonzekerheid, met een zeer lage huur en huurders die normaal recht hebben op een sociale woning, maar daar niet terechtkunnen. Door die verlaagde registratierechten en een verlaagde onroerende voorheffing zou je tot een win-winsituatie kunnen komen, waarbij de huurder op korte termijn wordt geholpen en de verhuurder zijn woning ter beschikking blijft stellen van de huurder.
Mevrouw Vogels, het kan zijn dat er geen nieuwe verkavelingen zijn en dat er ook geen sociale woonwijken meer worden gebouwd in de stad Antwerpen. Door het Grond- en Pandendecreet en nieuwe verkavelingen is er sowieso een sociale last, dus kunnen er ook sociale woningen en bescheiden woningen worden gebouwd in nieuwe verkavelingen. Dat is niet onbelangrijk.
Door het meer openstellen van sociale verhuurkantoren en door het in huur kunnen nemen van meer private woningen realiseren we een sociale mix. Dat is heel belangrijk indien we voor kwalitatieve woonwijken willen zorgen. Ik denk dat dat ieders streven is.
Het debat heeft aangetoond dat het woonbeleid heel gedifferentieerd moet worden gevoerd. Dé oplossing zal er wel niet zijn, dus moeten we inzetten op sociale huur, sociale koop, sociale kavels, maar ook op de private huurmarkt. Daarom is ook onze fractie bereid verder te zoeken naar oplossingen, zodat de zwakke huurder, de kwetsbare mens kan worden beschermd.
Mevrouw Vogels, op dit moment zegt enkel Itinera dat huursubsidies efficiënter zijn dan sociale huisvesting. Ik ben niet noodzakelijk tegen huursubsidies, maar dat ze efficiënter zouden zijn dan sociale huisvesting om mensen te helpen, dat zegt enkel Itinera. U zei dat iedereen het erover eens is. Ik wil alleen zeggen: niet iedereen is Itinera.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Wenst iemand tot besluit van dit actualiteitsdebat een motie of een motie van wantrouwen in te dienen?
– Het Vlaams Belang en mevrouw Mercedes Van Volcem kondigen aan een motie te zullen indienen.
De moties moeten uiterlijk om 17 uur zijn ingediend.
Het parlement zal zich daarover straks uitspreken.
Het debat is gesloten.