Report plenary meeting
Actuele vraag over de resultaten van het overleg met de Federale Regering betreffende de verdeling van de budgettaire saneringsinspanning en het versterken van de concurrentiekracht van de bedrijven
Actuele vraag over de resultaten van het overleg federale overheid-deelstaten betreffende competitiviteit en werk, pensioenbijdragen en usurperende bevoegdheden
Actuele vraag over het regeringsstandpunt met betrekking tot de engagementen door de minister-president aangegaan tijdens het overleg met federaal premier Di Rupo van dinsdag 18 juni 2013
Report
De heer Van Malderen heeft het woord.
De situatie is ernstig, minister-president. Elke dag worden we geconfronteerd met de gevolgen van een crisis die intussen vele jaren aansleept. De bedrijven zitten in de problemen, de tewerkstelling is dramatisch, de overheidsfinanciën staan er slecht voor. Ik noem bewust die drie factoren omdat de uitweg uit de crisis via deze drie domeinen zal lopen. Een aanpak die geen rekening houdt met die drie elementen, ondergraaft zichzelf.
Alleen maar de overheidsfinanciën financieren zonder te kijken naar het effect op de economische groei, werkt per definitie arbeidsvernietigend. Dat betalen we cash in stijgende werkloosheidscijfers, wat op zijn beurt uiteraard opnieuw een effect heeft op de overheidsfinanciën. Een evenwichtige aanpak is nodig; ik denk dat daar alle zeilen moeten worden bijgezet, dat we moeten samenwerken.
We hadden hier vorige week al een klein debat naar aanleiding van een reeks actuele vragen. We vernamen dat er gisteren een overleg plaatsvond tussen de federale overheid en de regionale overheden. Het resultaat, zo vernamen we in de pers, is een werkgroep die zonder onmiddellijke deadline met een aantal voorstellen zal komen.
Welke duiding kunnen we nog krijgen over dit overleg? En vooral, hoe gaan we verder? Wat legt de Vlaamse overheid in dit debat op tafel, naast de gerede vraag dat alle overheden zouden samenwerken om een uitweg uit de crisis te bewerkstelligen?
De heer Vereeck heeft het woord.
Minister-president, ik ben zeer tevreden dat u de problematiek van de concurrentiekracht en de loonkosten op de politieke agenda hebt gezet. Misschien had dat al veel eerder moeten gebeuren, maar goed, het punt is dat dit nu op die agenda staat. Ik was nog meer tevreden toen ik dan hoorde dat er zeer snel overleg zou komen, hoewel ik al een kleine bedenking had. In het verleden is er nog al overleg geweest, bijvoorbeeld over het Stabiliteitspact, over de usurperende bevoegdheden, over de pensioenbijdragen, en dat heeft eigenlijk niets opgeleverd.
Na dat overleg viel er zelfs bijna een licht euforische sfeer te merken. Premier Di Rupo gewaagde van de wil om samen te werken. Uit dat overleg is echter eigenlijk niet heel veel voortgevloeid: er zal een werkgroep worden opgericht. U bent naar dat overleg gegaan. Ik vraag me af of u dat in eigen naam hebt gedaan, of dat u een mandaat hebt namens de Vlaamse Regering. Voorzitter, dat is geen vraag aan de minister-president, ik vraag me dat gewoon af.
De vraag die ik wél wil stellen, is de volgende. Ik heb gemeend te mogen begrijpen dat u eigenlijk wel bereid bent om vanuit Vlaanderen een budgettaire inspanning te leveren om iets aan de loonkostenproblematiek te mogen doen. U moet maar bevestigen of logenstraffen of ik dat goed heb geïnterpreteerd. Nu heeft uw collega Muyters van de N-VA altijd gezegd dat Vlaanderen geen bijkomende budgettaire inspanningen zal doen. Welke budgettaire engagementen wilt u op zich nemen om mee te helpen aan het oplossen van die loonkostenproblematiek in België, om die lasten te verlagen? Gaat het dan alleen maar over een bijdrage met betrekking tot de usurperende bevoegdheden en de pensioenen, of gaat het om iets meer? Gaat het om die 250 miljoen euro die u opzij hebt staan in buffers?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister-president, je moest al van Mars zijn om nog niet te weten dat er een loontop is geweest. Gisteren en vandaag hebt u enorm uw best gedaan om dat overal zeer duidelijk te maken. We konden dat dan ook vernemen via alle televisie- en radiozenders, en in de kranten. Nochtans zijn de resultaten niet van dien aard dat men kan stellen dat er iets ongelooflijks is gebeurd, dat er heel wat concrete maatregelen en resultaten uit zijn voortgevloeid, dat het de moeite loont om massaal de pers te mobiliseren.
Het was dan ook duidelijk dat het vooral ging om een zeer symbolisch overleg. Vooral het symbolische was belangrijk. Daar zijn we eigenlijk wel tevreden over. Het is duidelijk dat CD&V heeft willen tonen dat er een nieuwe copernicaanse omwenteling is. We hebben er al eens een gehad, maar dit is een nieuwe. Men wil nu duidelijk maken dat men opnieuw voor het samenwerkingsfederalisme gaat. Het is de bedoeling dat we vanaf nu goed samenwerken met die Federale Regering. Ik vind dat belangrijk en ik ben daar zeer blij mee. Het heeft immers inderdaad geen zin dat Vlaanderen voortdurend zegt te streven naar die begroting in evenwicht, terwijl het ondertussen wel de rest laat stikken, er een put komt in onze sociale zekerheid en we de pensioenen niet meer kunnen betalen. Daar worden ook wij armer van. Ik was dus tevreden met de symbolische move die u daar hebt gedaan.
De vraag die de heer Vereeck aan zichzelf stelde, wil ik echter wel graag aan u stellen: had u daar inderdaad een mandaat voor van de Vlaamse Regering? Wordt u gesteund door die Vlaamse Regering? Is ze het ermee eens als u stelt dat Vlaanderen een deel van die verantwoordelijkheid met betrekking tot de usurperende bevoegdheden op zich zal nemen? Dat is belangrijk. Onder meer zijn er die projecten van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) waarvoor er geen oplossing bestaat. Dat is ook tewerkstelling. Ook zijn er de pensioenen. U stelt dat Vlaanderen ook wat dat betreft een bijdrage zal leveren. Bestaat daar overeenstemming over? Hoe ziet die overeenstemming eruit? Wat zal Vlaanderen betalen, en op welk vlak? Graag kreeg ik wat meer details ter zake.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, geachte leden, een lege doos, een dode mus: dat zijn de krantencommentaren die we vandaag konden optekenen. Ik wil me daar graag bij aansluiten.
Minister-president, gisteren hebt u met de andere regeringen aan tafel gezeten, om eigenlijk te komen tot een beslissing dat er niets wordt beslist. U verwijst alles door naar een werkgroep, een discussiegroep, een praatgroep, noem het zoals u wilt.
Maar uiteindelijk, minister-president, is dit een begrafenis eerste klas voor het loonkostenbeleid. Opmerkelijk is dat alles op de lange baan wordt geschoven. Er is geen concrete timing, er zijn geen concrete engagementen. Er wordt enkel gepraat. Opmerkelijk is ook het feit dat de Vlaamse Regering zich engageert om bij te dragen in het federale begrotingstekort. Toen ik dat las, dacht ik onmiddellijk: quid N-VA? Wat met de N-VA?
Ik wil in dat verband twee citaten meegeven uit de kranten van vandaag, een eerste uit De Tijd: Bovendien ziet het ernaar uit dat Peeters ook de reserve van 250 miljoen euro in de Vlaamse begroting wil inzetten om de federale regering bij te springen. Anders dreigt de marge voor een federale lastenverlaging erg mager uit te vallen.
Het tweede citaat, nog interessanter, komt uit Het Nieuwsblad: Voor extra budgettaire inspanningen wil de partij zich (nog) niet engageren. De partij, dat is de N-VA, collegas. Daarover is binnen de regering geen beslissing genomen, klonk het op het kabinet van viceminister-president Geert Bourgeois (N-VA). Op het kernkabinet zal vandaag nog een duchtig woordje worden gesproken over de affaire.
U begrijpt dan ook dat ik bijzonder benieuwd ben te horen hoe duchtig er ter zake gesproken is en of alle regeringspartners nog op dezelfde lijn staan.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Maak u geen zorgen, mijnheer Deckmyn. Er is vanmorgen kernkabinet geweest, en er is unanimiteit over hoe we dat dossier verder aanpakken. U hoeft morgen de kranten dus niet te lezen, hoewel goed nieuws niet in de kranten komt.
Collegas, we hebben hier in het verleden al gediscussieerd over de problematiek van de economische ondersteuning van Vlaanderen, de problematiek van loonkost, van energiekost enzovoort, ook naar aanleiding van de situatie in Limburg. We hebben toen gevraagd of het niet wenselijk zou zijn dat we ook eens met alle regeringen van dit land zouden bekijken hoe we dat moeten aanpakken. Wij hebben immers Ford Genk, maar Wallonië heeft bijvoorbeeld ArcelorMittal. Ook in andere delen van Vlaanderen zijn er grote uitdagingen.
Gisteren heeft die vergadering plaatsgevonden. De eerste keer dat we dat gevraagd hadden, was op 19 april. Wat heb ik nu ingebracht op die vergadering? Ik heb onder meer gezegd dat iedereen binnen zijn bevoegdheden moet doen wat er gedaan moet worden. Ik heb ook gezegd dat zon pact uit drie componenten bestaat en dat die drie componenten moeten worden ingevuld.
Ten eerste: de ondersteuning van de exportvraag. Het is algemeen geweten dat sinds 2002 onze concurrentiekracht en ons marktaandeel afkalven ten opzichte van de drie buurlanden dus niet ten opzichte van China en zo meer, maar van Nederland, Duitsland en Frankrijk. De afbrokkeling van die concurrentiekracht wordt door de Nationale Bank, het Federaal Planbureau en alle internationale instellingen toegewezen aan twee belangrijke kosten: loonkost en energiekost. Wat de verlaging van de loonkost betreft, is er nog een onderscheid te maken tussen loonkostverlaging voor doelgroepen in speciale zones en een generieke loonkostverlaging. De energiekost heeft te maken met energie, elektriciteit, gas en zo meer in het algemeen.
Het tweede element dat door mij is ingebracht, is de stimulering van privé-investeringen. Wij hebben het bankenplan. In de commissie zijn de wijzigingen aan Gigarant en andere bepalingen overigens unaniem goedgekeurd, dus door meerderheid en oppositie. Op het federale niveau heeft men vorige week vrijdag ook een aantal stappen gezet. De volkslening is nog volop in discussie. Wij hebben gezegd dat die complementair kan en moet zijn met onze kmo-fondsen. Een ander element is de versterking van het eigen vermogen. Wij hebben op dat vlak inspanningen gedaan met de Winwinlening, maar ook op het federale niveau zijn er voorstellen.
Ten derde: overheidsinvesteringen op peil houden. Wij, de Vlaamse Regering, zijn een investeringsregering. De lokale besturen zijn ook belangrijke investeringskatalysatoren, en dus moeten we dat op niveau houden.
Dat zijn de drie elementen die mijns inziens deel kunnen en moeten uitmaken van zon concurrentiepact, waar ook werkgelegenheid een belangrijk onderdeel van moet zijn.
Kunnen die drie componenten worden uitgesplitst? Wat zijn de mogelijkheden op korte termijn en wat zijn de mogelijkheden op lange termijn? Kunnen er fiscale en/of sociale maatregelen worden genomen? Zijn dat specifieke of generieke maatregelen? Ik heb gezegd dat Vlaanderen verdere inspanningen moet doen om de concurrentiekracht van de Vlaamse bedrijven te ondersteunen. Er zijn echter ook een aantal belangrijke bevoegdheden op het federale niveau die we samen moeten bekijken. Als we weten welke maatregelen voor die verschillende componenten in aanmerking komen, fiscale en/of sociale maatregelen, generieke of specifieke maatregelen, en op korte of lange termijn, dan is de vraag hoeveel dat zal kosten en wie wat zal betalen.
Als we die oefening effectief doen, dan zullen we vanuit Vlaanderen kijken wat zich binnen onze bevoegdheden bevindt en hoe we daarmee omgaan als er andere en bijkomende ideeën worden geformuleerd. Vraag is ook of we dit niet ruimer moeten bekijken. Ik geef het voorbeeld van de economische subsidies. Waarom zouden we die niet veranderen en ondersteuning geven op een andere manier? Al deze zaken kunnen aan bod komen.
Vanmorgen heeft het kernkabinet voorstellen geformuleerd. Ook de collegas van de N-VA hebben voorstellen gedaan. Die worden allemaal bekeken. In juli zal een werkgroep daarover samenkomen, eerst op Vlaams niveau en nadien met de andere niveaus.
Wat dat concurrentiepact betreft, we hebben een belangrijke stap gezet. Sommige collegas hebben wat minder ervaring met de wijze waarop zon besluitvorming en procedure verlopen, vooral dan als alle regeringen van dit land samen rond de tafel zitten. Het is een illusie te denken dat na twee uur vergaderen zoveel geld is gevonden en de loonlast met zoveel procent kan worden verlaagd. Het is een proces dat nu is opgestart en duidelijke engagementen omvat. The proof of the pudding is in the eating. Als die maatregelen worden voorgesteld en we dus zon pact hebben, kan worden geoordeeld of dat de juiste maatregelen zijn.
Wat de concurrentiekracht betreft in Limburg en andere regios: we staan voor een enorme opdracht. Wie moeten die opdracht in eerste instantie vanuit Vlaanderen aanpakken. Er zijn echter ook mogelijkheden om dat samen met de collegas te bespreken en te bekijken hoe we elkaar kunnen versterken. We moeten daar dan ook de budgettaire consequenties aan verbinden.
Wat de ursurperende bevoegdheden en de responsabiliseringsbijdrage betreft, willen we stappen zetten inzake de pensioenbijdrage voor de Vlaamse ambtenaren en daarvoor geld uittrekken. Daarnaast moeten we ook kijken hoe we inhoudelijk mee kunnen wegen en hoe we dat verder kunnen invullen. Minister Bourgeois heeft dat al op tafel gelegd.
Ik heb ook in de media gezegd dat als er boetes worden opgelegd op het niveau van België, Vlaanderen als grootste deelstaat van dit land, zijn verantwoordelijkheid zal nemen door een begroting in evenwicht voor te leggen en dergelijke meer. Wij willen daar verder over discussiëren met de collegas zonder te zeggen hoeveel procent onze bijdrage zal bedragen. Het regeerakkoord is daar trouwens heel duidelijk in.
Dit is een heel belangrijke stap die vanmorgen door het kernkabinet is besproken.
Het komt er nu op aan dit concreet in te vullen. Als ik het goed heb begrepen, vinden een aantal vraagstellers het positief dat we die stappen hebben gezet. Ik ben het er alvast mee eens dat dit concreet moet worden ingevuld en gerealiseerd. Dat zal nu gebeuren.
Ik dank de minister-president voor zijn toelichting. Uit zijn antwoord is gebleken dat het de ambitie is van dit project meer te maken dan louter het symbolisch moment, hoe belangrijk het ook moge zijn, waarover mevrouw Meuleman het daarnet had.
The proof of the pudding will be in the eating. De minister-president heeft in dit verband twee belangrijke aspecten aangehaald. Het eerste aspect is de complementariteit. Het tweede aspect is zijn verklaring dat de Vlaamse Regering bereid is haar verantwoordelijkheid op te nemen. Dit lijken me twee belangrijke bouwstenen om een reëel antwoord mee te bouwen.
Ik zou hier nog iets aan willen toevoegen. Mijn uitgangspunt is dat de middelen voor elke overheid, van lokale besturen tot gemeenschappen en gewesten en de federale overheid, schaars zijn. De budgettaire orthodoxie is een gegeven dat de speelruimte ongetwijfeld zal beperken. Ik zou er dan ook voor willen pleiten de middelen zo doelgericht mogelijk in te zetten om de loonlasten te verlagen.
We kunnen hiervoor Vlaamse middelen inzetten. Er zijn goede voorbeelden, zoals de premie voor 50-plussers. Door een premie en begeleiding in te zetten, zijn we erin geslaagd om mensen tegen de stroom in aan de slag te helpen.
Minister-president, ik heb begrepen dat u de koe meteen bij de horens hebt gevat. Er is nu, naast de federale werkgroep, ook een Vlaamse werkgroep om die federale werkgroep voor te bereiden.
Ik blijf een beetje op mijn honger. U hebt net het menu even overlopen. Het gaat om een loonkostenverlaging, om het stimuleren van private investeringen en om het op peil houden van de overheidsinvesteringen. Ik wil het even over die loonkostenverlaging hebben.
U wilt daar budgettaire consequenties aan koppelen. Blijft dit dan binnen het doelgroepenbeleid of bent u bereid een bijdrage te leveren tot de sanering van de Belgische openbare financiën om tot een algemene loonkostenverlaging te komen? Mijn vraag blijft welke budgettaire consequenties u hieraan wilt koppelen.
Ik wil helemaal niet smalend over het symbolisch aspect doen. Dat is inderdaad vrij belangrijk. Zoals Voka en de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) in de kranten hebben verklaard en zoals de minister-president net zelf heeft gesteld: er moet iets gebeuren. De volgende begroting wordt in oktober 2013 opgesteld. Het is dan ook belangrijk dat zeer snel duidelijke afspraken worden gemaakt. Er is niet veel tijd meer.
Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag over de twee dossiers die nu al zeer lang aanslepen en waarin de samenwerking nu al zeer concreet zichtbaar zou kunnen worden gemaakt. Het gaan om de usurperende bevoegdheden en om de pensioenen.
Minister-president, u bent om de pensioenen heen gefietst. Het is steeds hetzelfde. U wilt een gedeelte overnemen, maar dan op voorwaarde dat we daar een inhoudelijke invulling aan kunnen geven. Kunt u me uitleggen wat dat precies betekent? Hoe moet ik dat interpreteren? Over de usurperende bevoegdheden hebt u niets meer gezegd. Mijn vragen blijven dan ook overeind.
Minister-president, het is een illusie te denken dat een vergadering van twee met de regeringen alles zou oplossen. Ik had me geen illusies gemaakt. Dit is gewoon een rondje window dressing om aan te tonen dat iedereen bezig is met iets waar eigenlijk geen schot in komt.
U hebt niet alle vragen beantwoord. De antwoorden die u hebt gegeven, hebben we ondertussen al vaak gehoord. U stelt me gerust dat er unanimiteit is in het kernkabinet. Ik stel dan ook vast dat de N-VA zich in een samenwerkingsfederalisme inschrijft en het met de bijpassing van de federale begroting eens is. We zullen de federale loonkostenverlaging met Vlaamse centen financieren. (Rumoer)
U probeert snel te werk te gaan. Daarna zullen we wel zien. The proof of the pudding is in the eating. Ik vrees dat die pudding op het einde van de rit heel droog zal zijn.
De heer van Rouveroij heeft het woord.
Minister-president, Open Vld heeft al vaker gezegd dat we over de grenzen van wat ons institutioneel of wat bevoegdheden betreft, zou kunnen scheiden, beter zouden samenwerken. Een crisis wordt niet bestreden door ruzie te maken maar door samen te werken. Dat betekent dat de bevoegdheden waarover wij en de federale overheid beschikken, complementair moeten worden uitgeoefend zodat ze elkaar versterken.
Minister-president, we zijn blij dat u dit verhaal bijtreedt, want tot nu toe deed u dat, naar ons aanvoelen, zeer schroomvallig. Maar ik sluit me aan bij de bedenkingen van de collegas op het spreekgestoelte: tot hoever gaat dat mandaat? Het gaat over samenwerkingsfederalisme, en ik wil van u aanvaarden dat u daarin gelooft, maar tot op vandaag ben ik ervan overtuigd dat u daarin werd geremd.
Wij stellen nu vast dat er eindelijk aan samenwerking wordt gedacht en dat u dat nu concretiseert door aan tafel te gaan zitten, maar hoever gaat dat mandaat? Blijft het bij woorden of komen er ook nog daden? Ik durf te vermoeden dat er wat daden komen. Wij zullen u daar alleszins toe aanzetten. Een van de vele mogelijkheden zou kunnen zijn dat, naast uiteraard het uitputten van eigen bevoegdheden, u bijvoorbeeld ook nog eens nadenkt over de mogelijkheden inzake het verhogen van de bijdrage voor de pensioenlasten van de statutaire ambtenaren van Vlaanderen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Minister-president, wij zijn er absoluut voorstander van dat er eindelijk iets wordt gedaan aan het concurrentievermogen. Vorig jaar hebt u aan de federale overheid dezelfde vraag gesteld om in te zetten op een relancebeleid. Wij hebben toen ook de vraag ondersteund om samen te werken. Wij hebben dat twee maanden geleden opnieuw gedaan. Na uw bezoek aan Volvo hebben wij opnieuw die oproep ondersteund. We zijn er dus absoluut voor. Ik wil u ook herinneren aan de oproep van de heer Sauwens, die pleitte voor een confederaal economisch beleid. Als ik het goed gezien heb, ontbraken de andere deelstaten op het overleg.
We zijn al lang vragende partij en er zijn verschillende onderdelen, maar het belangrijkste is de loonlastenverlaging. Collegas, draai het of keer het zoals u wilt, maar het is een exclusieve federale bevoegdheid. Wij vinden het wel vreemd maar niet ongepast want we hebben er geen probleem mee dat de Vlaamse Regering de Federale Regering moet oproepen om eindelijk haar eigen bevoegdheden ter harte te nemen en er eindelijk iets mee te doen.
Minister-president, u hebt er zelf ook al naar verwezen, maar wij zijn ook bang dat dit in werkgroepen zal blijven steken. Wij doen zelf ook voorstellen om hieraan mee te werken en om hieruit te geraken. U hebt gelijk: we hebben geen tijd te verliezen.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Voorzitter, ik stel vast dat het feit dat verschillende regeringen samenwerken, soms controverse uitlokt. Ik vind het jammer want we kunnen de zwartepiet blijven doorschuiven van het ene gewest naar het andere gewest, van het gewest naar de Federale Regering en omgekeerd. Het wordt op den duur afgezaagd.
Samen naar oplossingen zoeken in deze toch moeilijke economische tijden, is essentieel en cruciaal. Het is ook niet de eerste keer dat er wordt samengewerkt. In 2009 werden er gecoördineerde crisismaatregelen technische werkloosheid voor bedienden, waarborgen en overbruggingsleningen genomen. Laat het de eerste stap zijn in hopelijk een nieuwe manier om te zoeken hoe we samen vooruit kunnen gaan.
Voorzitter, wij gaan dat heel concreet en heel snel invullen. Ik ben heel blij dat er al heel wat concrete voorstellen zijn. Mochten er nog voorstellen zijn, ook van de oppositie, gelieve ze mij te bezorgen. Ik zal ze met ernst onderzoeken.
Wat de loonkostverlaging betreft, zijn er twee facetten. We hebben hier over reconversievennootschappen gesproken. We kunnen een zone franche zoals ze in Frankrijk bestaat, invoeren, maar dan is de vraag hoe doen we dat. Doen we dat op een fiscale manier? Aangezien we geen vennootschapsbelasting hebben, is het een federale bevoegdheid. Doen we dat met subsidies? Hanteren we een andere benadering? Alles staat open. Het belangrijkste is om het aan te pakken. Ik kan u verzekeren dat wij in Vlaanderen, met een zeer open economie, zeer hard te lijden hebben onder de concurrentie met Nederland, Frankrijk en Duitsland. We hebben er alle belang bij om iedereen die er een boost aan kan geven hetzij Vlaanderen, hetzij de Federale Regering aan tafel te brengen om na te gaan hoe we dit verder aanpakken, ook voor de werkgelegenheid die daardoor in gevaar komt.
Hetzelfde geldt voor de energiekosten. We moeten niet aan doemdenken doen, maar we moeten realistisch zijn. We moeten ervoor zorgen dat de chemische cluster en de farmaceutische cluster die zo belangrijk zijn voor Vlaanderen, de tweede belangrijkste cluster in de wereld blijven, na Houston in Texas.
Het is vanuit die bezorgdheid dat we dat gesprek met de federale en de andere collegas zijn aangegaan. Wat ons betreft, gaat het zeker niet om het ons begraven in werkgroepen. We willen alles uit de kast halen wat we kunnen.
Voorzitter, we willen aan het parlement ook verder verslag uitbrengen over de vooruitgang in dit dossier en er verder over discussiëren.
Collega Diependaele, het is een beetje te kort door de bocht om te zeggen dat die Federale Regering nog niets zou hebben gedaan rond loonlasten, of dat ze zich niet bewust zou zijn van de problematiek die daar bestaat. Ik herinner mij als ik me niet vergis 600 miljoen aan lastenverlaging die is ingeschreven in de begroting, naast de grootste besparingsoperatie ooit, en naast de eerste echte maatregelen om de loonkosten in dit land te gaan beheersen.
Maar de cijfers en de uitdagingen die voor ons liggen, zijn ook duidelijk. In die zin ben ik zeer tevreden met het antwoord van de minister-president: dat er hier een concreet engagement bestaat om werk te maken van die maatregel waarbij elk zijn verantwoordelijkheid neemt.
Het moge duidelijk zijn: de bevoegdheden kunnen misschien wel op verschillende niveaus liggen, maar de verantwoordelijkheid is collectief. Wij zijn de grootste deelstaat, wij zijn de belangrijkste economische factor in dat gefedereerde België. Oplossingen zullen in de eerste plaats dan ook voor ons dienstig zijn, dus laat ons er alsjeblieft ook complementair, constructief en creatief mee aan de slag gaan.
Voorzitter, ik herhaal graag dat ik het een goede zaak vind dat de loonkostenproblematiek nu zo dominant op die politieke agenda staat. Ik zou bijna zeggen dat er licht is op het einde van de tunnel, maar in het licht van het debat van vanmiddag heb ik het idee dat er zelfs nog geen tunnel is. Ik ben een beetje sceptischer geworden omdat er uit het antwoord van de minister-president zelfs nog geen deadline, geen datum naar voren is geschoven. Ik vrees inderdaad, samen met collega Diependaele, dat het toch wel eens een werkgroepenactiviteit zou kunnen zijn, en die werkgroepen zaten tot nu toe altijd geblokkeerd, of het nu ging over het Stabiliteitspact of over usurperende bevoegdheden. Ik wijs ook op de mogelijke tegenstelling binnen de Vlaamse Regering. Bovendien zei ook mevrouw Onkelinx vorige keer nog: het is ofwel relance, ofwel besparen. Ik ben dus wat sceptischer geworden, maar ik hoop dat ik voor één keer ongelijk zal krijgen.
Minister-president, ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn twee concrete vragen. U zou al kunnen tonen wat u bedoelt met dat samenwerkingsfederalisme door duidelijke engagementen aan te gaan wat de usurperende bevoegdheden betreft en wat de pensioenen betreft. Daar hebt u mij nog altijd niet op geantwoord. Dus ik vrees inderdaad ook wel een beetje dat het misschien wel bij aankondigingspolitiek zou kunnen blijven. Desalniettemin wens ik u toch een eensgezinde en zeer spoedige vooruitgang toe met deze zaak.
Minister-president, ik deel de vrees van collega Diependaele, dat alles zal blijven steken in die werkgroepen. Dat is een beproefde techniek uit het verleden. De lont is nu uit het kruitvat. Ik kan niet anders dan opnieuw stellen dat dit een begrafenis eerste klasse wordt voor loonlastenverlaging.
De actuele vragen zijn afgehandeld.