Report plenary meeting
Report
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, het voorbije weekend las ik een interview met u in De Zondag, waarin u het in het eerste deel had over sport en bewegen. Daarmee was ik het volledig eens. Maar in het tweede gedeelte ging het over werkloosheid en jeugdwerkloosheid. Wat u daarin zei, frappeerde me toch. U zei: Inzake werk doe ik mijn ding. We zullen dit jaar de economie opnieuw moeten lanceren en tegen faillissementen moeten vechten, maar dat is mijn bevoegdheid niet.
Ik vond dat een nogal frappante uitspraak, terwijl u als beleidsverantwoordelijke van een Vlaamse Regering, die er prat op gaat dat ze heel wat investeert in innovatie en relance, geen gebruik maakt van uw positie om aan jongeren, waarvan er velen werkloos zijn, een duidelijke boodschap en perspectief te geven. Het lijkt wel of u de hete aardappel doorschuift naar een van uw collegas. U maakt er zich van af met een voor een beleidsverantwoordelijke vrij merkwaardige uitspraak: Dat is mijn bevoegdheid eigenlijk niet.
Minister, ik weet dat u ondertussen heel wat initiatieven hebt genomen inzake individuele beroepsopleiding (ibos), werkinlevingsstages, instapstages enzovoort, maar iedereen erkent toch wel dat heel wat jongeren, ook in Vlaanderen, in de werkloosheid zitten.
Minister, gaat u extra stimuli en maatregelen nemen om veel van die jongeren, die vandaag op zoek zijn naar perspectief en die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, sneller toe te leiden, zeker op een moment dat er een laagconjunctuur is?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik denk dat u het hele artikel niet hebt gelezen, want de titel bepaal ik natuurlijk niet, en daar staat wat u zegt. Maar als je de inhoud leest, dan zie je welke maatregelen en stimulansen we hebben genomen en aan het nemen zijn, en die nu van kracht worden. U noemt er een paar.
Maar ik kan ook anders beginnen en dat staat ook in het artikel. 93 procent van de jongeren bereiken we binnen de vier maanden. Daarvan wordt 58 procent naar werk geleid binnen de vier maanden. Binnen diezelfde vier maanden stroomt 70 procent uit de werkloosheid. Dat kan ook zijn omdat ze verder gaan studeren enzovoort.
Voor de groep jongeren die het moeilijk heeft om snel aan werk te geraken, hebben we met het loopbaanakkoord specifieke afspraken gemaakt die nu in uitvoering komen. Werkinleving is er een van. Maar ook de voorstellen die we samen met het federale niveau doen inzake instapstages, komen binnenkort in uitvoering. Dat is een nieuwe maatregel. Ibo, nieuwe maatregel om die te verruimen. Dat is een tweede groot pakket maatregelen.
Afgelopen vrijdag hebben we 34 sectorakkoorden afgesloten conform de afspraken in het loopbaanakkoord. Werkplekleren krijgt een centrale plaats. Vorige week hebben we in de commissie Werk nog besproken dat een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt samen met de sectoren moet worden aangepakt.
Nog een maatregel is Competent van de VDAB, die nu start. Vraag en aanbod worden beter op elkaar afgestemd. Niet alleen cv en diploma tellen, ook competenties en talenten die nodig zijn voor de baan én die de werkzoekende in huis heeft, spelen nu mee.
Er zijn effecten. Dat staat ook in het artikel. Daar leest u heel duidelijk dat we de vierde beste zijn op het vlak van jeugdwerkloosheid. We nemen de maatregel. Ja, er moet nog van alles gebeuren, maar we werken eraan. Na Duitsland, met 8 procent, en Oostenrijk en Nederland, met 9 procent, is Vlaanderen de vierde beste leerling in Europa, met 11 procent.
Mijnheer Rzoska, u had alles moeten lezen. Ik neem er twee dingen bij: de sectorconvenanten en de competenties. Daarbovenop nog maatregelen nemen, is volgens mij niet nodig.
Minister, u kunt gerust zijn, ik heb alles gelezen. Het is niet omdat ik hier nieuw ben, dat ik mijn dossiers niet heb ingestudeerd.
U masseert het cijfer weg met internationale vergelijkingen. Alle analisten zijn het erover eens dat ook in Vlaanderen en de cijfers van december 2012 hebben dat duidelijk aangetoond de jeugdwerkloosheid stijgt. Ik vind het merkwaardig dat u op het moment dat zoveel jongeren werk zoeken, die boodschap niet geeft in een interview.
De cijfers over de bereikbaarheid 93 procent van de VDAB heb ik ook gelezen in het interview. Ik stel me daar vragen bij. Aan de ene kant zijn er de cijfers, aan de andere kant de kwaliteit.
Op internet circuleert er zelfs een rapport van de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) rond interimarbeid en jongeren. Heel wat kwalitatieve gegevens worden opgelijst. Jongeren schreeuwen het uit dat ze het lastig hebben met die jobs. In dat licht vind ik uw antwoord niet afdoend.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik heb het volledige interview goed gelezen. U zegt verschillende keren dat uw aanpak in verband met jeugdwerkloosheid werkt en dat uw aanpak in verband met jongeren efficiënt is. Die uitspraken staan in schril contrast met de bespreking die we vorige maand in de commissie Werk hebben gevoerd naar aanleiding van het OESO-rapport (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) over de arbeidsmarkt. Volgens de OESO is er wel degelijk een groot probleem inzake jeugdwerkloosheid, in het bijzonder in de centrumsteden, in de Limburgse mijnstreek en onder allochtone jongeren.
U zegt nog in het interview dat de oppositie altijd alles slecht vindt. U zult mij of mijn fractie dat nooit horen zeggen. De zaak voorstellen alsof u met uw aanpak al de Mont Ventoux hebt bereikt, is echter helemaal niet correct. We zijn amper vertrokken. Het is eerder een processie van Echternach. Nu hoeraberichten de wereld insturen over uw aanpak, is niet correct. Niemand is gebaat bij de gekleurde voorstelling van de feiten. Laat dat voortaan achterwege. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Fournier heeft het woord.
We mogen het probleem van de jeugdwerkloosheid zeker niet minimaliseren. We moeten het blijven opvolgen. We moeten ook niet dramatiseren, we moeten de zaak in het juiste perspectief plaatsen. Binnen Europa scoren we goed. Dat is al gezegd. Als de economie eenmaal gaat heropleven, zullen de jongeren er als eersten van profiteren.
Op 1 februari starten de instapstages voor ongekwalificeerde jongeren. We kijken allemaal hoopvol uit naar de resultaten. Hebt u enig zicht op een streefdoel? Hebt u een streefdoel in gedachten op korte termijn? Hoeveel jongeren wilt u bereiken?
Maandag was ik op een nieuwjaarsreceptie van Voka. Daar kwam het opnieuw aan bod: heel veel bedrijfsleiders vinden geen geschikt personeel. Aan de ene kant hebben we de werkloosheid, aan de andere kant de openstaande vacatures. Er is een mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Er is nog heel veel werk. U hebt daar zelf al naar verwezen.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Fournier, ik ben het niet met u eens. Wanneer een op de drie jongeren in een centrumstad als Antwerpen vandaag werkloos is, dan is dat niet dramatisch maar zeer dramatisch.
Minister, op 13 december, kort voor het reces, hebben we deze problematiek nog eens uitvoerig besproken. U hebt gezegd het aantal min-25-jarige werkzoekende jongeren in Vlaanderen ongeveer 75.000 bedraagt. U zei toen dat u met het jeugdwerkplan veel jongeren bereikt. De kansengroepen worden echter niet bereikt. En het is ook internationaal aangetoond dat wij op dat vlak niet de besten van de klas zijn, integendeel.
U hebt verschillende initiatieven genomen. We hebben de werkateliers gehad waar de toeleiding niet was wat ze moest zijn. U hebt ook andere initiatieven genomen. U hebt er daarnet een opsomming van gegeven aan de heer Rzoska. En nu maak ik me nog een klein beetje meer zorgen. U zegt dat de werkinlevingsstages opnieuw beginnen op 1 januari. Vandaag is het 23 januari. Ik hoop dan ook dat de maand januari die intussen bijna voorbij is, een enorme boost heeft gegeven. Er zijn immers 75.000 jongeren die bereikt moeten worden.
En tot slot, hoe verloopt de toeleiding naar die inlevingsstages vandaag? We moeten dit tijdig evalueren en bijsturen indien nodig.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik ben het met u eens dat elke werkloze er een te veel is, ongeacht of het dan gaat over een gehandicapte, een allochtoon, een jongere of een oudere. Iedereen moet aan de bak komen. Ik ben het eens met mevrouw Fournier in die zin dat we de cijfers moeten nuanceren. We zien een gemiddelde in Europa van 21 procent werkloze jongeren. Dat is 10 procent meer dan in Vlaanderen waar dat ongeveer 11,6 procent is.
Verder in de beleidsbrief staat waar het probleem wel zit, en dat is voornamelijk bij de ongekwalificeerde uitstroom. In diezelfde beleidsbrief kunt u ook zien wat daarvoor al wordt gedaan. En dan is behoorlijk wat.
U hebt het daarnet gehad over die internationale vergelijking. De aanbevelingen die worden gedaan door de Europese Commissie, zijn specifiek gericht op ouderenwerkloosheid. De Europese Commissie vraagt van ons om absoluut in te zetten op ouderenwerkloosheid. Als u dit vergelijkt met andere landen, dan zult u zien dat daar wordt gevraagd om in te zetten op jongerenwerkloosheid. Op internationaal vlak wordt aan ons dus wel degelijk minder gevraagd om iets te doen aan jongerenwerkloosheid.
Mijnheer Janssens, de Europese cijfers zijn wel goed maar we rusten niet op onze lauweren. Wij hebben vorig jaar nog een aantal zaken opgestart. We doen dat nu opnieuw. Blijkbaar mogen we zelfs niet zeggen dat Vlaanderen momenteel de vierde beste is in Europa. Als het goed is, dan mag het ook wel gezegd worden. Wat de jongerenwerkloosheid betreft, scoren we goed maar dat betekent niet dat we niets moeten doen. Elke jongerenwerkloze is er een teveel. Ik ben het daar helemaal mee eens.
We doen nog altijd voort om 93 procent binnen de 4 maanden te bereiken, om 58 procent naar werk te leiden en 70 procent binnen de 4 maanden buiten de werkloosheid te krijgen. We zetten in op de steden. Als we inzetten op de laaggeschoolden en de ongekwalificeerde uitstroom, dan heeft dat precies te maken met de steden en de stedelijke problematiek. De werkinleving is gericht op de steden en start nu in elf centrumsteden. Antwerpen en Gent hebben gevraagd om nog te wachten. Zij zullen een maand later beginnen met het oog op een beter overleg.
Voor 2013 zijn er ongeveer 1300 werkinlevingsplaatsen, 4400 instapplaatsen en 15.000 individuele beroepsopleidingen. Ik ben het er helemaal mee eens dat vraag en aanbod beter op elkaar moeten aansluiten. Dat was juist een van de accenten in de nieuwe sectorconvenanten XIII en XIV. Het is heel goed dat die sectoren eindelijk ook intersectoraal willen werken aan die aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.
Ik denk dat we op de juiste manier de sectoren hebben kunnen overtuigen om in te zetten op de intersectorale initiatieven. Op die manier staan we niet stil en rusten we niet op onze lauweren. We doen verder op de juiste manier, en tot nu toe met resultaten. Maar we willen nog een beter resultaat. We willen zeker iets hebben voor de jongeren die ongekwalificeerd uitstromen. Er is geen hoerastemming, zeker niet, maar we steken het niet weg als we eens goede cijfers hebben. (Applaus bij de N-VA en CD&V)
Op dit moment zijn er inderdaad goede cijfers, dat ontkent niemand. Het cijfer is vorig jaar wel gestegen, dat kun je toch ook niet ontkennen. Minister, ik zal de commissie zeer goed opvolgen. Ik zal de impact van uw beleid meten. Ik zal u schriftelijke vragen stellen. Ik zal u uiteraard een eerlijke kans geven, zelfs al zei gisteren de Internationale Arbeidsorganisatie dat het knelpunt voor 2013 op de arbeidsmarkt de jeugdwerkloosheid is. Bij dezen: ik zal uw beleid opvolgen en ik zal de impact daarvan meten. (Applaus bij Groen)
Dat was meteen het eerste optreden in de plenaire vergadering van de heer Rzoska. (Applaus)
De actuele vraag is afgehandeld.