Report plenary meeting
Report
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, het is al 25 jaar dat jongeren en studenten binnen Europa rondtrekken van universiteit naar universiteit met een Erasmusproject of Erasmusbeurs. Erasmus is opgericht omdat men ervan overtuigd was dat jongeren op die manier sterker bij het Europese project betrokken raken. Vanmorgen hebben we professor Lenaerts gehoord, die daarvoor nog eens extra aandacht vroeg. Anderzijds is het voor België of Vlaanderen als een klein land met een open economie ook interessant om een generatie jongeren te hebben die gemakkelijk mobiel is, en die gemakkelijk naar het buitenland kan en wil trekken.
Daarom hadden wij hier in het Vlaams Parlement, samen met de andere Europese landen, de ambitie om de 6 procent van het aantal jongeren studenten die op Erasmus gaan, op te trekken naar 20 procent van het aantal jongeren die een internationale ervaring zouden moeten opdoen, en dit voor een periode van minimum drie maanden.
Minister, dit is een bekende doelstelling, en u hebt dat ook mooi aangekondigd in uw beleidsnota bij de start van de legislatuur in 2009. U kondigde toen aan dat u een actieplan zou opstellen om een breder beleid te ontwikkelen. Ik ben het ermee eens: het is meer dan alleen maar cijfertjes, er is nood aan een breder beleid.
Zon breder beleid zou misschien ook rekening kunnen houden met het doctoraat waarover we onlangs in de krant hebben kunnen lezen en dat lijkt aan te geven dat het toch niet zo vanzelfsprekend is, dat de impact van een Erasmusbeurs niet per se impliceert dat men zich ook Europeser gaat voelen. Er zijn dus toch wel een aantal interessante zaken te overwegen.
De laatste keer dat u aangekondigd had met het actieplan te zullen komen, was in november. U zei toen dat het er tegen januari 2013 zou zijn. We zijn nu januari 2013. Hoe staat het met het actieplan internationale studentenmobiliteit?
Minister Smet heeft het woord.
We zijn er nog mee bezig. Januari is nog niet voorbij. Bij de bespreking van de beleidsbrief hebben we al gezegd dat er wat onverwachte moeilijkheden waren. Niemand wist bijvoorbeeld wat de precieze definiëring is van mobiliteit. Er waren geen cijfers. En als ik een actieplan opmaak, wil ik dat het een goed actieplan is, geen algemene principes en mooi klinkende dingen, waarna achteraf blijkt dat er niet veel verandert.
Daarom hebben we een hele oefening moeten opzetten. We hebben onder andere aan een taskforce van experten moeten vragen wat de definitie van mobiliteit is. Dat is immers meer dan Erasmus. Er zijn veel andere mogelijkheden. Hoe gaan we die mobiliteit registreren? Dat bleek niet op een uniforme wijze geregistreerd te worden, als het al geregistreerd werd. Hoe kunnen we de kwaliteit van mobiliteit verbeteren? Ook dat is een issue. En in welke mate kan de financiering bijdragen tot een groei?
De expertencommissie heeft deze week haar rapport ingediend. We zullen nu aan de administratie vragen en uw vraag is daarbij een extra stimulans, mevrouw Poleyn om ons tegen eind januari dat actieplan te bezorgen. Ik hoop dat dat goed is. Dan kunnen we dat in de loop van februari voorleggen aan de regering, om er dan over te beslissen.
Dat wil niet zeggen dat we nog niets gedaan hebben. We hebben al 1,7 miljoen euro extra. We hebben het Erasmusbeurzensysteem verder uitgewerkt. We hebben nieuwe ASEM-beurzen (Asia-Europe Meeting) uitgewerkt. We hebben met de minister-president in het kader van de academische diplomatie al heel wat stappen gezet. We hebben nieuwe beurzen opgericht, met het Washington Center for Internships and Academic Seminars. We hebben met de Volksrepubliek China een samenwerkingsakkoord uitgewerkt. En eind vorig jaar hebben we ongeveer 220.000 euro extra uitgetrokken voor beurzen voor Brazilië, Marokko, Turkije en Zuid-Afrika.
U ziet dat we niet op het actieplan hebben gewacht om acties te ondernemen. Maar we willen dat uiteraard wel laten passen in een breder actieplan, dat nu goed voorbereid wordt. Het zal de eerste keer zijn in twintig jaar Vlaamse onderwijsgeschiedenis dat we een goed, deugdelijk plan zullen hebben.
Minister, ik ben heel blij dat naar aanleiding van mijn vraag het actieplan er eindelijk is. Wanneer zal het publiek gemaakt worden?
Ik ben ook blij dat u aanhaalt dat de kwaliteit daarin meegenomen wordt. We zouden ook een doelstelling van 20 procent voorop kunnen stellen, maar dat is ook maar een fetisj. Het is maar een stimulans om het te doen. Ik hoop dat we niet te veel energie stoppen in het meten van het aantal jongeren met welk soort buitenlandse ervaring dan ook. We moeten vooral stimulansen geven en kijken naar de kwaliteit.
Ik ben in blijde verwachting van de teksten. We zullen het zeker verder opvolgen.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, ik heb in oktober 2011 zelf al een vraag gesteld over studentenmobiliteit, en onder andere ook over het actieplan. Dit is dus niet de eerste keer dat daar vragen over worden gesteld. Ook bij de bespreking van de beleidsbrief hebben we daar nog naar gepeild.
Van de totale mobiliteit van de studenten wordt 70 procent bepaald door Erasmusstudenten, 30 procent is buiten Europa. Dan denk ik dat we al heel wat initiatieven genomen hebben. Ik kijk samen met u uit naar de tekst. We gaan ervan uit dat die zo snel mogelijk naar de commissie kan komen voor bespreking.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Ik ben zelf een initiatiefnemer van dergelijke internationale programmas. Uiteraard ben ik er een voorstander van.
Ik heb eens de cijfers van VRIND 2011 (Vlaamse Regionale Indicatoren) bekeken, en daar zie je dat er een reële stagnatie is van de deelnemers. In de hogescholen stijgt het nog wel een beetje, maar in de universiteiten zitten we met een stagnatie.
We moeten ons de vraag stellen of we met de huidige formules voor internationale uitwisselingen, voornamelijk om op korte termijn eens te gaan proeven in het buitenland, niet stilaan het plafond bereiken.
Desondanks ben ik hevig voorstander van een Europese universitaire ruimte. We zouden er misschien eens aan moeten denken om studenten te stimuleren om hun volledige studies in het buitenland te doen, waar mogelijk en waar er geen taalprobleem is later in de beroepsuitoefening. We moeten veel meer werk maken van de gelijkwaardigheid van de diplomas, mevrouw Moerman heeft het daar al over gehad in de commissie. We moeten ook eens durven te praten over de studiegelden die niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Europa worden aangerekend.
Ik herhaal dat ik vrees dat we met de huidige formules het plafond aan het bereiken zijn.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, nog niet zo lang geleden was ook het Rekenhof nogal scherp voor het Erasmusprogramma. Het drong aan op het actieplan omdat er inderdaad een doelstelling was vooropgesteld door de Vlaamse Regering van 15 procent studenten op Erasmus. We zitten nu aan ongeveer 10 procent in Vlaanderen. Er is zeker nood aan wat ruimte.
We merken dat werkgevers aangeven dat het een heel positieve ervaring is. De meertaligheid van de studenten is positief, ook voor de arbeidsmarkt. De kansen op de arbeidsmarkt vergroten. De zelfstandigheid van de studenten gaat erop vooruit. Ze komen bovendien terug met een bagage aan interculturele vaardigheden, zo gaf een onderzoek aan en vandaag hebben we gehoord dat het op dat vlak toch wat beter kan.
We moeten verder gaan met het actieplan. Ik kijk ernaar uit, zeker ook omdat het aanvankelijk in 2010 klaar zou zijn. We wachten er al een tijdje op.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik hoop dat het expertenrapport ook ons ter beschikking kan worden gesteld.
Ik zou een ander aspect willen belichten. Het is natuurlijk spijtig dat ongeveer 700 jaar nadat er een Europese universitaire ruimte bestond, wij die nog altijd aan het heruitvinden zijn. Ik treed de heer Bouckaert bij dat het ons doel zou moeten zijn.
Minister, ik hoop dat u in uw beleidsmaatregelen niet uitgaat van het gemiddelde of van de mediocriteit. We zitten met een plan Vlaanderen in Actie, Vlaanderen 2020. Daarin werden vijftien benchmarkregios en landen gedefinieerd waaraan we ons aftoetsen. We hebben collectief de pretentie om te zeggen dat we de topregio willen worden of dat we minstens bij de top 3 of top 5 willen behoren. Bij elke maatregel, elk cijfer en elk rapport moeten we dat in ons achterhoofd hebben en moet de excellentietoets gehanteerd worden. Elk plan waarmee u naar dit parlement komt, moet ertoe bijdragen dat wij daar in 2020 staan. Een average maatregel of een mediocre maatregel of iets dat ons in de middenmoot houdt, kan hier niet van toepassing zijn.
Ik ben het eens met de laatste opmerking. Dat is ook de reden waarom we de eerste versie hebben teruggestuurd. Ik heb gezegd dat het een goed actieplan moet zijn, dat we niet verder doen zoals in het verleden. En dan zijn er een aantal, misschien vervelende, waarheden ontdekt in het onderwijs in Vlaanderen, namelijk dat men die gegevens niet heeft. We hebben dus mensen ermee belast om dat te onderzoeken, vandaar het rapport. Uiteraard zullen we dat ter beschikking stellen indien u dat vraagt.
We zullen ook een actieplan uitwerken. Ik moet het actieplan nog krijgen van de administratie. Het is normaal dat ze het schrijft. Het is voorzien tegen het einde van deze maand. We zullen het eerst zelf kritisch bekijken en daarna zullen we het uiteraard ook in de commissie bespreken.
Maar nogmaals: het is niet omdat het formele actieplan er niet is dat we op het vlak van budgettaire maatregelen en van andere beleidsmaatregelen ondertussen nog niets hebben gedaan. We hebben wel maatregelen genomen, en met resultaat. Het brede actieplan is in wording.
Dank u wel. We zijn dicht bij het einde van de legislatuur, ik hoop dan ook dat het zowel maatregelen op korte termijn als maatregelen op middellange en op lange termijn zal bevatten.
De actuele vraag is afgehandeld.