Report plenary meeting
Report
Dames en heren, aan de orde is de uitreiking van de Gouden Erepenningen 2012 aan prof. dr. Sophie De Schaepdrijver, zuster Jeanne Devos, prof. dr. Koen Lenaerts en prof. dr. Christine Van den Wyngaert, verdienstelijke Vlamingen in het buitenland.
Mag ik de ontvangstmedewerker verzoeken de laureaten naar hun plaats te begeleiden?
De laureaten nemen plaats op de eerste rij van de regeringsbanken. (Applaus)
Inleidende toespraak
Geachte minister-president en ministers, beste collegas, namens allen heet ik de vier laureaten van de Gouden Erepenning 2012 en hun genodigden hartelijk welkom in het Vlaams Parlement. Mevrouw Devos, mevrouw Van den Wyngaert, mevrouw De Schaepdrijver, mijnheer Lenaerts, het doet me ontzettend veel plezier dat onze assemblee vandaag heel even het trefpunt is van de top van de verdienstelijke Vlamingen in het buitenland.
Met de erepenningen huldigt het Vlaams Parlement tweejaarlijks mensen die zich verdienstelijk hebben gemaakt voor de Vlaamse Gemeenschap. In het verleden hebben we al erepenningen uitgereikt voor economie, beeldende kunst, wetenschap, welzijnswerk, literatuur, sport, muziek en film: stuk voor stuk themas die in de lijn van de Vlaamse bevoegdheden liggen. Vandaag is het de beurt aan de verdienstelijke Vlaming in het buitenland.
Waarom wij dit jaar hiervoor hebben gekozen, kan ik niet beter verwoorden dan met de woorden van Inge Roggeman van de Stichting Vlamingen in de Wereld: Een verdienstelijk Vlaming is een Vlaming verblijvend in het buitenland en waarvan de activiteiten bijdragen tot het prestige van onze regio in het buitenland. Dit met culturele, artistieke, wetenschappelijke en maatschappelijke activiteiten die de aandacht van de Vlamingen in Vlaanderen verdienen.
De vier laureaten van vandaag werden door het Uitgebreid Bureau van ons parlement geselecteerd uit een lijst van kandidaten die de Vlaamse volksvertegenwoordigers hebben voorgedragen.
Ik verwelkom hier in ons halfrond ook Szia, vijf jonge violistes en een accordeonist, die de zitting zullen opluisteren met enkele muziekfragmenten die bij onze laureaten passen. Als u daarover meer uitleg wenst, kunt u dat nadien aan de laureaten zelf vragen. Zij mogen al meteen de toon zetten voor deze bijeenkomst.
De voorzitter begeeft zich naar het spreekgestoelte.
Laudatio voor prof. dr. Sophie De Schaepdrijver
Szia speelt de 5de Hongaarse dans van Johannes Brahms. (Applaus)
Mevrouw De Schaepdrijver, in een interview hebt u gezegd dat geschiedenis een les in bescheidenheid is. Ik citeer u: Als historicus moet je je werk naar beste vermogen doen en het jezelf niet gemakkelijk maken. Anderzijds mag je jezelf niet te ernstig nemen. Op basis van documenten probeer je een verzonken wereld tot leven te brengen.
Deze omschrijving getuigt van de manier waarop u als toponderzoekster en boekschrijvend historica opereert. In een sprankelende schrijfstijl en met een talent voor samenhang en rigoureus onderzoek, maakt u het verleden op een beeldende wijze tastbaar en concreet.
Het is één van de vele redenen waarom u in 1999 de Arkprijs van het Vrije Woord ontving voor uw boek De Groote Oorlog. Dit moedig boek brengt een reconstructie van ons land tijdens de bezetting van 1914-1918. Het is een boek dat op een adembenemende manier het verhaal vertelt achter de duizenden en duizenden kruisen op kerkhoven rond Ieper en Verdun of langs de Somme. Het is de geschiedenis van een oorlogsgeneratie en van de voorstellingen waarmee ze ten oorlog trok, van hoe het die voorstellingen tijdens de oorlog is vergaan en van hun naoorlogs lot, dat de twintigste eeuw zo heeft getekend. Het is een boek over een nog steeds onverwerkt verleden.
Vanuit verschillende hoeken botste dit project op onbegrip en afwijzing. Het werd zelfs afgeraden door sommige collega-historici. Maar, voor wie over een belegen onderwerp , aldus het juryrapport van de Arkprijs, een studie kan distilleren die ons vandaag, onder meer gezien de actuele situatie in binnen- en buitenland, op een bijzondere wijze kan aanspreken, die verdient deze hulde. Wie een tegengewicht aanbrengt tegen de waan van onze eeuw, tot op de dag van vandaag, die schrijft zich in in het rijtje van vrijgeesten die het vrije woord verkondigen.
Vandaag wordt uw boek gezien als een basiswerk op grond waarvan u verder onderzoek deed in de archieven over Wereldoorlog I. In het verlengde van uw specialisatie publiceerde u meerdere werken. Zo gaf u het dagboek uit van Constance Ellis-Graeffe, een Brits-Belgische vrouw die tijdens de bezetting het Duitse kamp koos. U schreef onder meer ook het nawoord van het uit het Duits vertaalde werk van Sebastian Haffner De zeven doodzonden van Duitsland tijdens de Eerste Wereldoorlog. En naast uw boeken zijn er ook uw artikels in verschillende tijdschriften, zoals het Flanders Fields Magazine.
Dames en heren, in de media stellen we regelmatig vast dat de meeste aandacht inzake historische oorlogsverslaggeving naar de Tweede Wereldoorlog gaat. Maar dat is inmiddels veranderd. Vandaag schenken programmamakers van historische documentaires meer aandacht aan de Eerste Wereldoorlog en stelt men vast dat het aantal mensen dat de Westhoek bezoekt, stijgt. Er zijn inmiddels ook succesvolle films geweest over 1914-1918.
In 2011 is in de Westhoek de prestigieuze Wereldoorlog I-serie Parades End opgenomen, een coproductie van VRT, BBC en Home Box Office (HBO). Deze miniserie is binnenkort op de VRT te zien. De serie is gebaseerd op de boeken van Ford Madox Ford. Het Mediafonds van het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) heeft 150.000 euro productiesteun toegekend aan deze serie.
Met de jaartallen 2014-2018 in aantocht zal de aandacht voor de Eerste Wereldoorlog nog massaler worden. Men is al druk bezig met de voorbereiding van tal van evenementen. Veel gemeentebesturen en middenveldorganisaties zullen de bezettingsgeschiedenis van dorpen en steden belichten.
En ook u, mevrouw De Schaepdrijver, bent als gerenommeerd historica en grandeguerriste betrokken bij de organisatie van deze herdenking. U bent aangesteld als de curator van een historische tentoonstelling die zal gaan over de stad Brugge tijdens de bezetting, een geschiedenis waarvan u het verhaal zowel nationaal als internationaal zult inpassen.
De eeuwherdenking van de Grote Oorlog zal ook in dit parlement niet onopgemerkt voorbijgaan. Samen met het Vlaams Vredesinstituut plant het Vlaams Parlement een tentoonstelling die zal plaatsvinden in De Loketten van ons Huis van de Vlaamse Volksvertegenwoordigers. Deze namiddag bespreekt de plenaire vergadering een voorstel van resolutie over het aanmoedigen van klasreizen naar sites die verbonden zijn met de Eerste Wereldoorlog.
Mevrouw De Schaepdrijver, uw onderzoekswerk richt zich niet alleen op Wereldoorlog I, maar ook op 19de-eeuwse stedelijke geschiedenis, met publicaties over prostitutie, steden en migratie.
Meerdere essays, recensies en toespraken daaromtrent bracht u samen in Taferelen uit het burgerleven. Een publicatie die door de pers werd onthaald als een heerlijke bundel erg leesbare essays met knappe stukken over collaboratie en idealisme en met hartverwarmende verhalen over uw leven in Amerika.
In Amerika bent u als professor in de moderne Europese geschiedenis verbonden aan de Pennsylvania State University. Het is niet uw eerste job in het buitenland. Op uw tweeëntwintigste vertrok u naar het Europees Universitair Instituut in Italië. U bent daarna niet meer teruggekomen naar België. Van Italië ging u naar Nederland, waar u doceerde aan verschillende universiteiten. In 1995 vertrok u naar Amerika.
Maar de banden met uw geboorteland zijn nooit losgemaakt. U pendelt ook vandaag nog regelmatig tussen Amerika en België. Dat bewijst u vandaag. U doet dat niet alleen om lezingen te geven over de Eerste Wereldoorlog, maar ook omdat uw mening over de grote levensvragen erg gewaardeerd wordt.
Zoals ik reeds vermeldde, wordt vanaf volgend jaar de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog herdacht en mogen we ongetwijfeld nieuwe publicaties over de Groote Oorlog verwachten. We zijn uiteraard benieuwd naar de resultaten van uw voortgezet onderzoek en kijken uit naar uw publicaties waarmee u ons verleden plaatst in het perspectief van deze tijd.
Beste mevrouw De Schaepdrijver, als blijk van erkenning overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2012.
De voorzitter overhandigt de gouden erepenning en de oorkonde aan prof. dr. Sophie De Schaepdrijver. (Applaus)
Professor Sophie De Schaepdrijver:
Geachte voorzitter, dames en heren volksvertegenwoordigers, het is een hele eer om hier te mogen staan, ik zou bijna zeggen een te grote eer, en dan helemaal in dit gezelschap. Om het specifiek over twee laureaten te hebben: zuster Jeanne Devos verdedigt uitgebuite mensen tegen een brutale arbeidsmarkt, en Christine Van den Wyngaert onderwerpt oorlogsmisdadigers aan de blik van het gerecht. Wie dat doet, strijdt met het recht, tegen de macht, zoals Koen Lenaerts dat trouwens ook doet. Ik ken geen relevanter inspanning.
Wat mijzelf betreft, ik sta bepaald niet op de barricaden. Ik zit in een kamer en denk na over dode mensen. Dat is mijn vak. Om dat vak te kunnen uitoefenen, ben ik indertijd naar het buitenland vertrokken. Maar als historicus en als burger mag je met je land blijven meedenken, en ook mee hérdenken. Ik blijf verbonden met België, en ik blijf verbonden met mijn taal. En ik heb vastgesteld dat het leven elders soms de blik op het eigen land verscherpt.
Ik zal één frappant gegeven noemen: het geschiedbedrijf. Vrienden hier denken weleens dat het vak geschiedenis aan Amerikaanse universiteiten wel een lage status moet hebben, omdat de Amerikaanse universiteiten resultaatgerichte instellingen zijn zonder veel tijd of middelen voor een zogezegd zachte bezigheid als geschiedenis. Dat beeld klopt niet. Het geschiedonderwijs in de States heeft status. De collegezalen lopen vol, óók en zelfs vooral met jonge mensen die een ander specialisme nastreven en die doorgaan als chirurg of advocaat. Echte diplomas dus. (Gelach)
Het weerhoudt hen niet van noeste arbeid over het verleden, het opdiepen van ongemakkelijke waarheden incluis geenszins een zachte bezigheid. Dat is het ginds niet, dat is het hier ook niet.
Ik wil eindigen met een algemeen punt. Een beetje historicus in de Verenigde Staten, in Europa, in België, in Vlaanderen, diept voortdurend weerbarstigheden op en houdt die tegen het licht. Niet vanuit het soort perverse deconstructiedrift dat men graag mag verwijten aan de zogeheten culturele elite, maar wel vanuit een dagelijks aangegane confrontatie met complexiteit, zij het dan wel een confrontatie met complexiteit die moet eindigen in een verhaal.
Het is mijn stellige overtuiging dat een historicus het zichzelf moeilijk moet maken, maar het daarbij niet mag laten. Een historicus is het zijn of haar medeburgers verplicht een samenhangend en als het even kan een boeiend verhaal te vertellen. Om het samen te vatten, een historicus mag vervelend zijn. Ik bedoel daarmee dat een historicus weerbarstigheden mag opdiepen die niet passen in het plaatje, die vallen buiten het handelsmerk. Maar een historicus mag niet vervelen. Ik dank u allen van harte. (Applaus)
Mevrouw De Schaepdrijver, wat u over historici hebt verteld, zal ik zeer duidelijk inprenten, nietwaar, mijnheer Van Mechelen.
Laudatio voor zuster Jeanne Devos
Szia speelt Por Una Cabeza van Carlos Gardel. (Applaus)
Mevrouw Devos, wat een gevoel van ruimte moet u hebben als u in Vlaanderen bent. Een grootstad in Vlaanderen zoals Antwerpen heeft met meer dan een half miljoen inwoners een bevolkingsdichtheid van 2500 inwoners per vierkante kilometer. Mumbai, uw Indiase thuisstad, heeft een bevolkingsdichtheid van 27.348 inwoners per vierkante kilometer.
U bent in 1963 naar India vertrokken om met kinderen met een handicap te werken. Na een paar jaren gaf de bisschop u de opdracht om de Young Christian Students (YCS) op te richten, een katholieke studentenvereniging voor leerlingen van de secundaire school. De vereniging ging meehelpen bij natuurrampen.
In het klooster van Dindigul, waar jonge Indiase zusters worden voorbereid voor hun vertrek naar Latijns-Amerika en Afrika, ontmoette u vrouwen die actief waren in de vrouwenbeweging. U zag er hoe meisjes in de dorpen werden geronseld om in de stad te gaan werken als dienstmeisjes. Deze meisjes waren machteloos en stonden er alleen voor. U had het gevoel dat u daaraan iets moest doen. Alsof het voorbestemd was, werd u gecontacteerd door de Indiase bisschoppenconferentie. Die vroeg om iets te doen voor de migrantenmeisjes uit de dorpen die in de steden gingen werken. Die meisjes waren kasteloos en werden onzichtbaar in de stad. Ze werden al op zeer jonge leeftijd verkocht.
Meisjes zijn minderwaardig in India. In de gezinnen zien ze niet graag een geboorte van een meisje. We kunnen het ons moeilijk voorstellen: 5- en 6-jarigen die worden weggetrokken uit hun gezin om te gaan werken als dienstmeisjes. In India is er een groep van kinderen die niet naar school gaan, die gewoon onzichtbaar zijn voor hun huisgenoten. Ze zijn gebruiksgoed.
In 1985 begon u in Mumbai met een kleine gemeenschap van vier zusters. Iedereen had een eigen taak. U probeerde uit te zoeken hoe je contact kon krijgen met de migrantenvrouwen en de dienstmeisjes. Direct contact leggen was moeilijk. De vrouwen waren moeilijk bereikbaar en werden afgeschermd door hun werkgevers. U kon alleen in de vroege ochtenduurtjes de meisjes te pakken krijgen aan de melkkraampjes waar ze melk gingen kopen voor hun werkgevers. Nog een plaats was aan de schoolpoorten als ze de kinderen van hun werkgevers gingen afhalen. Voor deze meisjes organiseerde u in het begin gewoon praatbijeenkomsten. De eerste vergadering bestond uit zes meisjes met een leeftijd tussen 6 en 11 jaar. Op een dergelijke bijeenkomst liet u de meisjes vertellen over hun dagelijkse leven. Zij konden er hun ervaringen delen en elkaar steunen in de moeilijkheden die ze dagelijks ondervinden. Het meest aangrijpende was toen de kinderen u vroegen of ze ook mochten huilen. In de gezinnen waar ze werkten, was het immers verboden om te huilen.
Na acht maanden kwam er meer beweging in de zaak. U noemde het initiatief de beweging van de dienstmeisjes , later de National Domestic Workers Movement. Het eerste doel was om met een bewustmakingscampagne de mensen te doen begrijpen wat er schuilgaat achter een dergelijk jong leven dat getypeerd wordt als not seen, not heard, not spoken. U wilt deze meisjes een gezicht geven. U wilt hun zelfrespect, hun zelfwaarde teruggeven. Uw beweging verdedigt de rechten van de dienstmeisjes. De verandering moet niet worden opgelegd, maar moet van henzelf komen. Zij zelf willen veranderen.
Zuster Devos, het was zeker geen gemakkelijke weg die u hebt bewandeld. U kreeg veel tegenwind. U werd bedreigd met de dood en er werd regelmatig geprobeerd u het land uit te krijgen, wat niet gelukt is. Maar u gaf niet op. U bent namelijk een doorzetter.
Door te luisteren naar huishoudelijk personeel zag uw beweging drie grote problemen: de stigmatisering van huishoudelijk werkers en hun werk, de totale afwezigheid van rechten en rechtsbescherming, en de afwezigheid van alle vormen van organisatie en opleiding.
Deze drie grote problemen hebben geleid tot de drie doelstellingen van uw beweging zoals we die vandaag kennen: waardigheid van huishoudelijk werk en huishoudelijk personeel, rechten en juridische bescherming en empowerment.
Er zijn vandaag al 23 groepen die samenkomen in 17 verschillende staten van India. Het aantal leden is uitgegroeid tot ongeveer 2 miljoen. U hebt meer dan 200 vaste medewerkers, verspreid over heel het land.
Uw werk wordt internationaal gewaardeerd. In 2005 werd u samen met 999 andere peace builders genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede en in België ontving u verschillende onderscheidingen zoals onder andere een eredoctoraat van de KU Leuven en een Vlerick-Award voor uw managementkwaliteiten.
Maar wat u waarschijnlijk gelukkiger maakt, is dat in India kinderarbeid onder de 14 jaar verboden werd. Deze wet is wel niet geldig voor huisarbeid, maar het is alvast een belangrijke mentaliteitswijziging tegenover kinderarbeid.
De strijd is nog altijd niet gestreden, maar u geeft niet op. U gelooft in de solidariteit die leeft tussen dienstmeisjes, die veel sterker is dan de vernietigende kracht van uitbuiting en discriminatie. U bent niet bezig met de vraag waarom mensen in hun moeilijke levenssituatie terechtkomen, maar wel hoe het morgen anders kan zijn. Door die houding bent u ook niet uitgekomen op visies die als beledigend kunnen worden ervaren.
U vertrekt vanuit de realiteit, namelijk dat kinderarbeid bestaat. Je bereikt niets door alleen maar te roepen dat het moet worden afgeschaft. U besefte dat men beter een manier moest vinden om zoveel mogelijk kinderen te bereiken en hen daartoe aan te zetten om anders na te denken, zodat zij later hun kinderen niet hoeven af te staan aan vreemden om hetzelfde lot te moeten ondergaan. Alles begint klein. Verandering kan verschillende generaties duren. Daar is geduld voor nodig en taai doorzettingsvermogen, eigenschappen die u allebei bezit.
Als blijk van onze waardering voor uw werk overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2012.
Geachte collegas, traditioneel worden de verdiensten van de laureaten van de Gouden Erepenning op perkament vereeuwigd in een oorkonde. Deze oorkonde is gemaakt door Joke Van den Brandt, voorzitter van de vzw Kalligrafia.
De voorzitter overhandigt de gouden erepenning en de oorkonde aan zuster Jeanne Devos. (Applaus)
Zuster Jeanne Devos:
Voorzitter, minister-president, ministers, volksvertegenwoordigers, familie, medewerkers van de KU Leuven, ACV, Broederlijk Delen, de muzikanten, vrienden allemaal, als 75-plusser kreeg ik de laatste jaren erkenningen voor ons werk in India, maar het is het werk van miljoenen sterke vrouwen en creatieve kinderen. In hun naam aanvaard ik graag de gouden erepenning van ons Vlaams Parlement, en de gouden stoel die mij van het ene naar het andere voert. (Gelach)
Deze erkenning betekent veel voor mij en voor ieder van hen, en voor de sterke samenwerking vanuit Vlaanderen met de KU Leuven, Broederlijk Delen, ACV, allerlei groepen en vele mensen uit Vlaanderen die het goede willen voor de armsten en die de Millenniumdoelstellingen, vooral het halveren van armoede en honger in de wereld tegen 2015, willen waarmaken.
Voor ons, vrouwen, domestic workers, is het een erkenning van hun diensten, hun sterkte en uithoudingsvermogen. Voor de kinderen, slachtoffers van kinderarbeid en kinderhandel, is het een aanmoediging voor hun nieuwe dromen. Voor dat alles een warme, Indische dank aan u allen.
Huisarbeid is een van de oudste en belangrijkste overlevings- en werkmogelijkheden voor miljoenen vrouwen in India en over heel de wereld. In het hedendaagse India is het de meest gevraagde en sterkst groeiende werkmogelijkheid. Maar huisarbeidsters blijven een kwetsbare groep, onderbetaald, niet beschermd, slachtoffers van uitbuiting, discriminatie, fysiek, emotioneel, psychologisch, en seksueel misbruik.
De National Domestic Workers Movement (NDWM) werd voor huisarbeidsters in India een plaats van bevrijding, waardigheid en toekomst. Een 28-jarige solidariteit heeft bewezen dat een proces van samenwerking met armen, geloof in hen, participatie van hen, verandering mogelijk maakt. In verschillende staten en talen van India hebben we duizenden groepen van huisarbeidsters en parlementen van kinderen. Die werken voor de waardigheid van de persoon van de vrouw en arbeidster, de waardigheid van hun werk, voor rechten als vrouw en arbeidster, voor de erkenning van huisarbeid als volwaardig werk, voor vorming en empowerment. Die kracht staat recht tegenover de macht van uitbuiting en discriminatie.
Tot op vandaag bereikten we een naam voor huisarbeidsters, fundamentele rechten in de verschillende staten. Huisarbeidsters werden, na anderhalf jaar actie, erkend in de beschermingswet voor vrouwen en kinderen tegen seksueel misbruik in de werkplaats. Dat is pas onlangs goedgekeurd door het Indische parlement.
De laatste drie jaar nemen we als beweging ook deel aan de National Advisary Commission (NAC) van onze eerste minister Manmohan Singh en aan de taskforce van het ministerie van Arbeid in de centrale regering. In 2011 kwam het groene licht met de International Labour Organization Convention 189 voor Decent Work for Domestic Workers, gestemd door 183 landen in de ILO Labour Conference in Genève en gesteund door de Indische regering. Acht landen hebben de conventie al geratificeerd en wij hopen dat België vlug zal volgen. Dat zal een aanmoediging zijn voor de Indische regering. Speciaal dank ik hiervoor ACV en Wereldsolidariteit België, voor hun steun en samenwerking, die voor ons zeer veel mogelijk maakte. De conventie heeft nog nood aan verdere ratificatie en toepassingen, zodat alle huisarbeidsters, over heel de wereld, bereikt worden.
Voor het werk met kinderen in huisarbeid, tegen misbruik, verkrachting, uitbuiting en slavernij, hebben we nu in verschillende staten een crisisinterventieploeg, brugscholing en brugscholen voor de overgang naar normaal onderwijs. In vijf staten van India, van noord naar zuid, hebben we nu transit shelterhomes voor slachtoffers van kinderarbeid en kinderhandel. We geven de kinderen, hoe klein ook, een gevoel van bescherming en een kans om te dromen van een nieuwe toekomst, die we ook waar willen maken. Dank voor zowel de enorme uitwisseling van kennis en ervaring als de financiële steun van KU Leuven en het Kinderrechtenfonds.
Maar vrouwen- en kinderhandel voor huisarbeid zijn algemeen, ook internationaal, en nemen nog altijd toe. Die mensenhandel neemt verschillende vormen aan van kopen en verkopen van kinderen door agenten, via valse beloften van zorg en toekomstdromen. De anti-traffickingcampagne van onze beweging krijgt momentum in de plaatsen van herkomst en van bestemming, maar wordt tot op heden sterk geboycot door de maffia.
De beweging heeft inderdaad een verschil gemaakt voor miljoenen armen en biedt hoop op waardig werk in de toekomst. We ervaren dat een wondere kracht onze beweging stuurt. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om alle weldoeners, maar ook heel Vlaanderen te danken voor de sterke solidariteit gedurende al die jaren en voor het geloof en het vertrouwen in onze aanpak.
Maar er blijft nog heel wat te doen. De overlevingsstrijd van armen, de verdrukking van vrouwen en kinderen, de toename van geweld tegen vrouwen en kinderen in India en de hele wereld, is een uitdaging voor ons allen. Seksueel misbruik behoort tot de meest fundamentele bedreigingen die de mens kent, omdat het niet enkel de eer en de fysieke integriteit van een individu schendt, maar ook de samenhang en het zelfbeeld van een gemeenschap. Net daarom verdient de groepsverkrachting van 16 december in Delhi, India, die ook hier in het nieuws kwam, een heel grondige reflectie en een fundamentele ommekeer in alle patriarchale samenlevingen. Elke kaars op het graf van de jonge vrouw uit Delhi zou moeten branden in de hoop dat we zelf en samen kunnen veranderen.
Wij blijven rekenen op uw steun en samenwerking, vooral tegen de wrede en onmenselijke kinderhandel en vrouwenhandel, tegen misbruik van kinderen en van armen. Wij vertrouwen er ook in dat we samen een nieuwe wereld kunnen bouwen van rechtvaardigheid, eerbied en vrede voor allen. Die rechtvaardigheid creëert voor de armere ook vrede. De schoonste manier om de honderdste verjaardag van de Eerste Wereldoorlog te herdenken is door samen te werken aan vrede. Ik dank u. (Applaus)
Laudatio voor prof. dr. Koen Lenaerts
Szia speelt Da Capo van Georges Boulanger. (Applaus)
Ik zal het Uitgebreid Bureau voorstellen de stemmingen in het vervolg op deze manier aan te kondigen. (Applaus)
Mijnheer Lenaerts, beste Koen, eerst en vooral van harte gefeliciteerd met uw benoeming tot vicepresident van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Het is één van de hoogste gerechtelijke functies die een Vlaming ooit heeft bekleed. Deze benoeming is de kers op de taart van uw glansrijke carrière.
Na uw studies aan de Katholieke Universiteit van Leuven, Namen en Harvard hebt u verschillende functies uitgeoefend. Naast professor aan het Europacollege in Brugge was u ook advocaat in Brussel en gasthoogleraar aan de Harvard Law School.
Sinds 1983 bent u professor aan de KU Leuven, met leeropdracht Europees recht, en sinds 1990 bekleedt u er de rang van buitengewoon hoogleraar. Daarnaast bent u er ook directeur van het Instituut voor Europees Recht ik vraag me soms af wanneer u slaapt.
Reeds bij de oprichting van het Gerecht van Eerste Aanleg van de Europese Unie, gevestigd in Luxemburg sinds 1989, was u betrokken partij. U oefende er de functie uit van rechter tot 6 oktober 2003. U maakte toen de overstap naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, waar u nu vice-president bent, de eerste om het nieuw gecreëerde ambt uit te oefenen. U bent verkozen tot oktober 2015.
Ik wil opmerken dat we zeer goede herinneringen hebben aan ons professioneel bezoek aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het is de toen aanwezige leden van het Uitgebreid Bureau vooral opgevallen hoe we daar gewoon konden binnenstappen. Dat is zelfs gemakkelijker dan hier in het Vlaams Parlement binnengeraken. Wat ons zeer is bijgebleven, is die zaak van die Portugese jongen. We hebben achteraf van u nog het arrest ontvangen.
Beste Koen, u bouwde als rechter van het Gerecht van de Eerste Aanleg van de EU een reputatie op als kenner van Europees recht. U werd daarvoor niet alleen geprezen, u werd ook gevraagd om mee te schrijven aan de Verklaring van Laken, het pronkstuk van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie in 2001.
De Europese Raad besloot op basis daarvan een Conventie over de toekomst van de Europese Unie in te stellen. Deze Europese conventie besprak problemen die de toekomstige ontwikkeling van de EU met zich meebrengt. De conventie was ook een kader dat binnen het herenigde Europa het pad moest effenen voor een Europese grondwet.
Veel Europese burgers stellen zich de vraag of een Europese grondwet wel nodig is. U, mijnheer Lenaerts, verwoordde uw gedachte als volgt: De grondwet zelf zal de burger dichter bij Europa betrekken. Hij zal concrete resultaten zien. De uitwerking van de grondwet moet leiden tot meer jobs, een sterke economie, meer levenskwaliteit, meer veiligheid, degelijk onderwijs en een betere gezondheidszorg. De grondwet is van enorm belang omdat ze Europa organiseert als een entiteit die staatsoverstijgend is. Dat is haar meerwaarde voor de gewone man en vrouw.
U staat achter een sterk Europa, dat een dam kan opwerpen tegen sociale en fiscale dumping, rechtsonzekerheid in de nieuwe lidstaten en protectionisme.
Achter de schermen houdt u ook regelmatig de pen vast, zoals bij het Verdrag van Lissabon. Maar u kreeg bij het Europees Hof eind vorig jaar ook het gevoelige dossier Is het Europese noodfonds ESM (Europees Stabiliteitsmechanisme) rechtsgeldig of niet? voorgeschoteld. Het Hof van Justitie van de EU zag uiteindelijk geen graten in een apart solidariteitsmechanisme voor de eurozone. Het noodfonds ESM, dat eurolanden in nood bijspringt, blijft dus overeind.
Ons land waardeert uw passie en kennis. Naar aanleiding van de nationale feestdag van 21 juli 2004 werd u samen met een aantal personen in de adelstand verheven. Zowel aan de Universiteit van Antwerpen als aan de Vrije Universiteit Brussel bekleedt u leerstoelen. Naast de erkenning die u geniet in ons land, heeft de University of Michigan Law School u in 2005 benoemd tot Distinguished Helen DeRoy Fellow. Ik weet niet goed hoe ik die naam moet uitspreken. Indien ik me niet vergis, gaat het om een vrouw met Nederlandse roots.
Beste Koen, Europa is een passie voor u en u bent een wandelende encyclopedie van het Europees recht. Ik heb dat deze ochtend trouwens nog mogen ervaren. U was deze ochtend in de lift ten aanzien van mevrouw De Schaepdrijver nog volop aan het pleiten. Door uw verdiensten en prestaties draagt u bij tot het prestige van onze regio in het buitenland. Als blijk van erkenning overhandig ik u namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2012.
Ik heb begrepen dat u uw toespraak hier op het spreekgestoelte zult houden. Ik vermoed omwille van politieke ambities, maar eigenlijk denk ik dat dit er niets mee te maken heeft. (Gelach)
De voorzitter overhandigt de gouden erepenning en de oorkonde aan prof. dr. Koen Lenaerts. (Applaus)
Professor Koen Lenaerts:
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, hooggeachte dames en heren, in zijn bekende verklaring van 9 mei 1950 wees Robert Schuman erop dat de vereniging van Europa niet ineens kan worden verwezenlijkt, maar dat dit stapsgewijs moet gebeuren in een integratieproces. Vaak wordt gedacht dat de regios in dit proces niet voldoende worden erkend omdat de Europese Unie enkel lidstaten zou kennen. Deze opvatting gaat echter voorbij aan de ontwikkelingen van de laatste tien jaar waarbij regios in het bijzonder regios die als autonome democratie in een lidstaat functioneren steeds meer volwaardige partners worden van de Europese Unie.
Zoals bekend bepaalt het Verdrag van Lissabon dat de Europese Unie de nationale identiteit (van de lidstaten) die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren eerbiedigt, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur (artikel 4, lid 2, VEU). Dit verdrag geeft ook een vernieuwde invulling aan het subsidiariteitsbeginsel die rekening houdt met de federale staatsstructuur die verschillende lidstaten kennen (artikel 5, lid 3, VEU). Een verklaring bij dit Verdrag van Lissabon verduidelijkt verder dat, wat België betreft, de parlementen van de gemeenschappen en gewesten in hun optreden ten aanzien van de Unie op gelijke voet staan met het federale parlement.
Ook de recente rechtspraak van het Hof van Justitie en dan kom ik dichter bij mijn huis eerbiedigt de constitutionele autonomie van de regios als zou het om lidstaten gaan. Een arrest uit 2009 verduidelijkt dit. De Engelse landbouwer Horvath duidelijk van Hongaarse origine, maar dat is Europa had een subsidie aangevraagd in het kader van een Europees green farming-programma. Hij kreeg de subsidie niet omdat hij niet voldeed aan de hoge normen die Engeland had vastgesteld bovenop de minimumnormen voorzien in de betreffende EU-verordening. Voor de Britse rechter voerde landbouwer Horvath discriminatie aan ten opzichte van een Schots landbouwer, die de subsidie wel zou krijgen omdat Schotland beslist had enkel de minimumnormen op te leggen. In antwoord op een prejudiciële vraag van de Britse rechter, stelde het Hof van Justitie dat het Europeesrechtelijk niet-discriminatiebeginsel niet wordt geschonden wanneer de autonome regios binnen een lidstaat op een verschillende wijze een EU-verordening uitvoeren die slechts minimumnormen bevat (arrest HvJ van 16 juli 2009, Horvath, C-428/07, Jur. p. 1-6355). Het Hof legt uit dat, net zoals tussen lidstaten onderling het bestaan van verschillende regelgevingen op zichzelf geen discriminatie vormt, het loutere feit dat de autonome regios binnen een lidstaat uiteenlopende maatregelen treffen ook geen verboden discriminatie kan opleveren.
De erkenning door de Europese Unie van de constitutionele autonomie van de regios binnen een lidstaat geldt voor alle beleidsdomeinen waarin de betrokken regios bevoegd zijn. Wanneer bijvoorbeeld aan de regios binnen een lidstaat fiscale autonomie wordt toegekend, zullen binnen die lidstaat verschillende fiscale regimes territoriaal naast elkaar bestaan, zonder dat dit Europeesrechtelijk tot de vaststelling van een verboden discriminatie leidt. Het bestaan van een gunstiger regeling in een bepaalde regio is het immers het natuurlijke gevolg van de constitutioneel verankerde fiscale autonomie die Europa erkent.
De keerzijde van dit alles is dat een autonome regio, op dezelfde wijze als een lidstaat, aan de verplichtingen van het Europees recht onderworpen is in haar betrekkingen met andere lidstaten. Dit leidt soms tot verrassingen omdat vele regionale regelingen enkel werden geanalyseerd in hun interactie met regelingen van andere regios of het federale niveau van dezelfde lidstaat. Het is zo dat in deze interne interactie het Europees recht niet relevant is, maar in de interactie met andere lidstaten en hun onderdanen staan de vereisten van het Europees recht wel voorop. Het is dus een uitdaging voor de autonome regios binnen de Europese Unie om de verenigbaarheid van hun wetgeving te onderzoeken met de vereisten van het vrije verkeer, het burgerschap van de Unie, het niet-discriminatiebeginsel, en andere verplichtingen die voortvloeien uit het Europees recht. Zo volgt uit de rechtspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de Vlaamse regeling inzake successierechten dat voor de waardeberekening van een onroerend goed geen ongunstiger regime mag worden toegepast wanneer de erflater niet in Vlaanderen woonde maar wel in een andere lidstaat, of nog dat een Vlaamse kmo niet anders mag worden behandeld indien een aantal van haar werknemers in Nederland en niet in Vlaanderen zijn tewerkgesteld.
De verhouding tussen autonome regios en de Europese Unie is dus een tweerichtingsverkeer: de Europese Unie, en in het bijzonder het Hof van Justitie bij de uitlegging van het recht van de Europese Unie, moet een autonome regio beschouwen als was zij een lidstaat. De recente rechtspraak doet dat ook uit respect voor de nationale identiteit van de betrokken lidstaat. Maar op haar beurt moet de regio in kwestie zich openen naar de Europese Unie en op die manier voor zichzelf en haar inwoners alle kansen grijpen die de interne markt en de overige beleidsdomeinen van de Unie haar bieden als onderdeel van het groter geheel dat Europa heet. Dit is wellicht het geactualiseerde begrip van August Vermeylens uitspraak uit 1900: Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden.
In het bijzonder wil ik hierbij het belang van de regios voor Europa zelf onderstrepen. Regios, zoals ook Vlaanderen, zijn vaak bevoegd voor onderwijs de Vlaamse Gemeenschap, maar ik gebruik hier het woord regio generiek , ook voor het uitwerken van de Europese dimensie ervan in de eindtermen van het basis- en secundair onderwijs. Opvoeden tot Europese burgerzin is cruciaal voor de toekomst van de Europese integratie , wat in de actualiteit van vandaag treffend tot uiting komt in de bestrijding van de eurocrisis waarvoor vaak bij de bevolking onbegrip bestaat omdat ze het systeem waarin wij leven, niet kent, namelijk een regio, een land verankerd in een groter geheel van supranational governance zoals dat in moderne termen heet.
Mijnheer de voorzitter, hooggeachte dames en heren, ik ben ten zeerste gemotiveerd om, dag na dag, met mijn collegas van het Hof van Justitie van de Europese Unie het hier geschilderde tweerichtingsverkeer verder vorm te geven, en dit niet alleen om erop toe te zien dat de regios bij de uitoefening van hun bevoegdheden de Europese regels naleven, maar ook om ervoor te zorgen dat de Europese regels worden uitgelegd en toegepast op een wijze die aan de autonomie van de regios haar juiste waarde toekent.
Heel dankbaar neem ik deze Gouden Erepenning aan. Hij vormt voor mij een stevige aanmoediging om de regios in het recht van de Europese Unie onder de aandacht te blijven brengen, als Vlaming en als Europeeër. Ik dank u. (Applaus)
Laudatio voor prof. dr. Christine Van den Wyngaert
Szia brengt Regenmijmeringen, origineel van Paul Simon, en in de jaren 70 vertaald en vertolkt door mevrouw Van den Wyngaert. (Applaus)
Mevrouw Van den Wyngaert, wie had ooit kunnen denken dat een zangeres van protestliederen tegen de Vietnamoorlog, die naast Ferre Grignard en Wannes Van de Velde op de planken heeft gestaan, later internationaal strafrechter zou worden?
Uw ouders vonden zangeres echter geen goede beroepskeuze. U hebt uiteindelijk voor rechten gekozen. Na uw studies rechten en criminologie aan de Vrije Universiteit Brussel werd u in 1985 hoogleraar straf- en strafprocesrecht aan de Universiteit Antwerpen.
Mensenrechten lopen als een rode draad door uw leven. Zo was u al in de jaren 60 sterk geëngageerd voor de vrede.
Toen u in 1986 werd gevraagd om observator te zijn voor de Liga voor Mensenrechten bij het proces van de anti-apartheidsactiviste Hélène Passtoors in Johannesburg, was uw internationale carrière gelanceerd.
U schreef ook mee aan de fameuze Genocidewet, waarmee België zich een tijdlang profileerde als koploper in de strijd tegen de straffeloosheid van personen die zich schuldig maken aan genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Op basis van deze wet werden Belgische rechtbanken namelijk bevoegd om ook daders van dergelijke misdrijven die geen enkele band hadden met België, te veroordelen. Al snel leidde deze wet tot diplomatieke spanningen en werd, tot uw grote ontgoocheling, de universele bevoegdheid van de Belgische rechtbanken ongedaan gemaakt. Volgens de bijgestuurde versie van de wet zijn onze rechters alleen nog bevoegd als de verdachten of de slachtoffers Belg zijn of hier verblijven.
In de jaren 90 werd u regelmatig gevraagd om gastprofessor te zijn aan diverse universiteiten in het buitenland. U ontving in 2001 een eredoctoraat van de universiteit van Uppsala in Zweden.
Omdat de internationale gemeenschap al tijdens de Joegoslavische burgeroorlog had vastgesteld dat de mensenrechten werden geschonden, richtte de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in 1993 het Joegoslavië-tribunaal op, dat in Den Haag werd gevestigd. De rechtssystemen van diverse landen werden gecombineerd. Het Joegoslavië-tribunaal is een internationaal hof om verantwoordelijken van zware schendingen van de Conventies van Genève het internationaal humanitair recht in ex-Joegoslavië sinds 1991 te vervolgen. In 2000 was er zon achterstand opgebouwd dat werd besloten om verscheidene ad-interimrechters aan te werven. U was er één van.
Na enkele opdrachten als ad-litemrechter bij het Joegoslavië-tribunaal werd u in 2005 benoemd tot permanent rechter. U zag deze benoeming als een bekroning van uw levenslange strijd voor het internationale humanitaire recht. Belangrijke dossiers zoals de zaak-Karadzic werden u toegewezen.
Naast uw werk als rechter deelt u uw kennis door mee te werken aan de opmaak van wetgeving. U werkte verscheidene wetboeken uit voor onder meer de Europese Unie.
In 2009 werd u benoemd tot rechter van het Internationaal Strafhof, eveneens in Den Haag. Een van de pijnlijkste problemen in de strijd voor eerbiediging van de mensenrechten is nog steeds dat wie zich schuldig maakt aan zware misdaden tegen de mensheid, vaak onbestraft blijft. Het Internationaal Strafhof is een instrument dat straffeloosheid helpt tegen te gaan en dat de universele mensenrechten meer afdwingbaar helpt te maken.
Uw aanstelling bij dit hof was een uitzonderlijk feit voor ons land, want het was van 1952 geleden dat België nog een magistraat bij de Verenigde Naties had.
Wij zijn verheugd dat de voorzitter van het Internationaal Strafhof, rechter Sang-Hyun Song, mevrouw Van den Wyngaert persoonlijk komt feliciteren met haar huldiging.
Mr. Song, welcome to the Flemish Parliament, we appreciate your presence. (Applaus)
In interviews vertelde u, en ik citeer: Het Internationaal Strafhof kan conflicten niet voorkomen. Maar het kan die wel inperken en landen leiden naar verzoening. Ik geloof dat er eerst gerechtigheid moet geschieden, opdat verzoening van een volk mogelijk wordt. De geschiedenis leert ons dat dit een heel belangrijk proces is. De Tweede Wereldoorlog lag open, omdat er na de Eerste Wereldoorlog geen verzoening was. Duitsland werd vernederd en kreeg zware herstelbetalingen opgelegd. Dat gaf Hitler carte blanche om de Duitse nationalistische gevoelens te bespelen. Einde citaat.
Mevrouw Van den Wyngaert, het is mede uw verdienste dat schendingen van mensenrechten niet ongestraft blijven. De Liga voor de Mensenrechten heeft u daarvoor reeds in de bloemen gezet. Als rechter voor het Joegoslavië-tribunaal en het Internationaal Strafhof weet u als geen ander hoe verraderlijk snel situaties kunnen keren en hoe landen en regios van een toestand van verstandhouding naar confrontaties en regelrechte oorlog kunnen evolueren. Al jaren buigt u zich over de gruwelijkste misdaden: genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden.
U trekt sinds jaren mee aan de kar tegen onverdraagzaamheid, demagogie en diverse uitingen van haat, en u voert een pleidooi voor een open, sterke en betrokken samenleving, waarin elke burger, ongeacht zijn gelijkenissen of verschillen, tot zijn recht kan komen. U hebt door de jaren heen een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het internationaal strafrecht. U bent een geëngageerde en gedreven vrouw, die bijdraagt tot een vredesdividend op internationaal niveau. Tussen haakjes staat hier, mevrouw Van den Wyngaert: als zangeres zou u dat nooit gelukt zijn, we mogen dus uw ouders dankbaar zijn. (Gelach. Applaus)
Ik heb deze ochtend kennisgemaakt met uw moeder, hier aanwezig.
Als blijk van onze waardering overhandig ik u daarom namens het Vlaams Parlement de Gouden Erepenning 2012.
De voorzitter overhandigt de gouden erepenning en de oorkonde aan prof. dr. Christine Van den Wyngaert. (Applaus)
Professor Christine Van den Wijngaert:
Voorzitter, minister-president, dames en heren ministers en volksvertegenwoordigers, musici, die ik zeer hartelijk dank voor het op toon zetten van het nummer dat ik destijds op mijn plaat heb gebracht, waardige aanwezigen, president Song, my president of the International Criminal Court, who has honoured me by his presence today, en decaan Dirk Vanheule, van de Antwerpse rechtsfaculteit, die hier aanwezig is, het is voor mij een bijzondere eer om vandaag deze onderscheiding van het Vlaams Parlement te mogen ontvangen. Ik zie hierin een erkenning van de waarden die ik in mijn eigen loopbaan, in mijn werk, altijd heb verdedigd. Ze zijn in de toespraak aan de orde gekomen: mensenrechten en de internationale strafjustitie, die voor mij twee kanten van dezelfde medaille zijn.
Moderne mensenrechten zijn ongeveer zo oud als ikzelf. Ik ben geboren in het begin van de jaren 50, op een moment dat het allemaal nog heel nieuw was. De Universele Verklaring was nog maar net tot stand gekomen in de Verenigde Naties en in Europa begon men zeer langzaam aan de constructie van mensenrechten met het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat was allesbehalve een verworvenheid. Vandaag nemen we dat als vanzelfsprekend aan, maar in die jaren was dat heel nieuw. Ook nog toen ik student was in de jaren 70 kwam dat vrijwel niet aan bod in het onderwijs, maar vandaag is het een mainstream onderwerp geworden. U zult zeggen: so what? Kijk maar naar Syrië, Mali en het Midden-Oosten. Haalt het allemaal wel iets uit?
Ik denk dat we toch niet pessimistisch mogen zijn, want met de mensenrechten hebben we een norm gekregen waaraan gedragingen van staten en ook van organisaties, zoals terreurorganisaties, kunnen worden getoetst. Dat is heel belangrijk. We kunnen schendingen niet tegenhouden, maar we kunnen gedragingen toetsen en schendingen eventueel voorleggen aan mensenrechten, rechtbanken zoals in Europa of mensenrechtencommissies.
Ook voor de onderdrukten van deze wereld zijn mensenrechten een fantastisch lichtbaken, waarin ze zich kunnen rechttrekken en waarin ze niet alleen hun moreel gelijk, maar ook hun juridisch gelijk kunnen bewijzen. Het is belangrijk te kijken naar bijvoorbeeld de memoires van Nelson Mandela, die al die jaren in Robben Island heeft doorgebracht. In zijn memoires zegt hij dat het louter bestaan van die Universele Verklaring van de Rechten van de Mens voor hem iets was om zich aan op te trekken en zich aan vast te houden, omdat dat precies aantoonde dat het morele en juridische gelijk aan zijn kant stond.
Voor de Aung San Suu Kyis van vandaag of de Chinese of Russische dissidenten zal het niet veel anders zijn. We mogen niet overdreven optimistisch zijn, maar een pessimisme is totaal uit den boze. We hebben een verworvenheid waar we fier op moeten zijn en waar we aan moeten blijven werken om het zo te houden.
Een recente ontwikkeling betreft niet alleen de bescherming van de mensenrechten, maar ook de mogelijkheid om mensen, individuen te vervolgen die ervan beschuldigd worden de mensenrechten zwaar te hebben geschonden. [1] Dit is ook heel nieuw. Toen ik student was in de jaren 70 en een academica in de jaren 80, was dit totaal ondenkbaar, het was politieke sciencefiction. Het idee van Neurenberg was dood. Wij, academici, droomden van een internationaal strafhof, maar we hebben nooit gedacht dat we dat zelf nog zouden meemaken.
Ik was heel blij en enthousiast dat ik deel mocht uitmaken van de groep mensen die de theoretische statuten opstelden, die dan in de praktijk konden worden omgezet als daar een politieke bereidheid toe was. En toen werd plots, in de jaren 90, eerst het Joegoslavië-tribunaal opgericht, en nu dus het Internationaal Strafhof. Wat deze fantasie nog meer fantastisch maakte, was dat ik zelf tot rechter werd benoemd in deze instellingen, eerst in het internationaal strafhof voor het voormalige Joegoslavië, en daarna in het Internationaal Strafhof. Het is een uitdagende taak, een fantastische kans en een voorrecht om er deel van uit te maken. Het strafhof is echt een laboratorium waar modern internationaal strafrecht wordt opgesteld. En dit is nog maar het begin.
Internationale strafrechtbanken worden soms kritisch bekeken, maar je moet een en ander in een historisch perspectief zien. Internationale strafrechtbanken kunnen op veel vlakken vergeleken worden met de mensenrechtenhoven van de jaren 60, die zich in de voorbije decennia hebben ontwikkeld en nu algemeen worden aanvaard.
Tijdens mijn studies in de jaren 70 was dat niet het geval. Heel wat Europese landen bijvoorbeeld hadden het individueel petitierecht tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg nog niet aanvaard. Frankrijk bijvoorbeeld erkende dat recht niet. Nu echter dat weten we allemaal moet een land dat lid wil worden van de Europese Unie, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens formeel onderschrijven en het individueel petitierecht aanvaarden. Dat is tegenwoordig algemeen aanvaard, maar we vergeten al te vaak dat dit een verwezenlijking is waar we allen trots op moeten zijn en die we moeten koesteren.
Ik kan alleen maar hopen dat dit ook zal opgaan voor het Internationaal Strafhof, dat nu ook zijn weg zoekt om recht te ontwikkelen, en dat is niet gemakkelijk. Het is allemaal heel nieuw, waardoor we in feite een laboratorium zijn. Gaandeweg hopen we erkenning te krijgen. Momenteel hebben meer dan 120 landen het Internationaal Strafhof erkend. Dat zijn er al heel wat, maar het zijn er niet genoeg: de Verenigde Staten, China en Rusland ontbreken. Het is een work in progress, en ik kan alleen maar hopen dat het Internationaal Strafhof in de toekomst algemeen erkend zal worden en deel zal uitmaken van de Verenigde Naties, net zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens deel uitmaakt van de EU.
Eleanor Roosevelt drukte haar stempel op de opmaak van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een van haar uitspraken luidde: Het respect voor mensenrechten bevorderen is een vervullende, maar nooit vervulde opdracht. Dit geldt ook voor het Internationaal Strafhof: het is een work in progress. Daar werken is meer dan een gewone job, het is een missie die heel wat idealisme, betrokkenheid en professionalisme vergt van alle betrokkenen. Deze Erepenning is voor mij dan ook niet alleen een erkenning van mijn eigen werk, maar ook van dat van alle mannen en vrouwen die dag in dag uit de droom van internationaal strafrecht proberen te verwezenlijken.
Professor Lenaerts heeft het al gezegd: August Vermeylen wou Vlaming zijn om Europeeër te worden. Ik wil Vlaming zijn om wereldburger te worden. Dat doe ik vanuit een Vlaamse stek. Ik ben hier geboren en getogen. Ik ben hier gegroeid. Ik dank mijn familie, ik dank het onderwijs dat ik hier heb mogen genieten en dat van topkwaliteit is. Ik dank het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO), waar ik in volledige vrijheid mijn fundamenteel onderzoek heb mogen doen. Ik dank mijn universiteit en de academische wereld, die voor mij de voedingsbodem waren waarin ik heb mogen groeien. Mijn grote erkentelijkheid gaat vandaag naar het Vlaams Parlement en naar Vlaanderen, zonder wie ik geen wereldburger zou kunnen zijn. Ik dank u voor uw aandacht. (Applaus)
- De voorzitter keert terug naar de voorzitterstoel.
[1] Het cursieve tekstgedeelte werd door professor Van den Wijngaert in het Engels uitgesproken.