Report plenary meeting
Report
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Minister-president, vorige week is in de federale Kamer de beleidsbrief Buitenlandse Zaken van federaal minister Reynders besproken. Altijd een interessant document, maar ook een document om alert bij te zijn. Daarin werden enkele nieuwe initiatieven aangekondigd, zoals een nieuwe functie die zou worden gecreëerd op het federale niveau, namelijk de raadgevers in economische diplomatie.
Ook op de ambassadeposten zouden er mini-businesscouncils komen, dus een lokaal netwerk van interessante economische contacten. De bevoegdheidsverdeling is deel duidelijk. Het aantrekken van buitenlandse investeringen en buitenlandse handel is een gewestelijke bevoegdheid. Om tot een succesvolle economische diplomatie te komen die ook resultaten heeft, is het absoluut nodig dat alle actoren op het veld aan hetzelfde zeel trekken. In die zin is het belangrijk om te stellen dat de federale diplomatie vooral een dienende rol heeft, een rol om de initiatieven op gewestelijk niveau te ondersteunen. Er is nu al een prima samenwerking. Flanders Investment & Trade (F.I.T.) en het Agence wallonne à lExportation et aux Investissements étrangers (AWEX) werken in heel wat landen samen. Ook de resultaten zijn er. De jongste cijfers inzake buitenlandse handel, de Vlaamse export naar de groeilanden, naar de BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India, China) stijgen. Dat mag ook wel eens onderstreept worden.
Begin november is tijdens de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid duidelijk afgesproken om de samenwerking tussen de gewestelijke economische vertegenwoordigers en de federale diplomatie te evalueren. Er is ook beslist om een werkgroep op te richten om die samenwerkingsverbanden te optimaliseren. Minister-president, in welke mate passen deze nieuwe federale initiatieven in de optimalisering van de samenwerkingsverbanden tussen de federale en gewestelijke overheden?
Vlaanderen heeft inzake bevoegdheden al een hele weg afgelegd. Wij zullen nog bijkomende bevoegdheden krijgen. Wat het economische beleid betreft, is er het belangrijke motto: in foro interno, in foro externo. Alle bevoegdheden die wij hier kunnen uitoefenen, kunnen wij ook in het buitenland of in de internationale relaties uitoefenen. Wij zijn bevoegd voor economie en voor de economische betrekkingen en handel, en wij voeren die bevoegdheden maximaal uit met F.I.T. Daarnaast is er ook de ondersteuning en de bijdrage van de ambassades en de consulaten. Dat blijkt uit de talloze missies die ikzelf heb meegemaakt.
In een federaal land is het niet meer dan normaal dat federale diplomaten de institutionele, economische en politieke realiteit van het land aanvaarden en ondersteunen. Ik stamp hier open deuren in als ik zeg dat zij het federale België vertegenwoordigen met zijn gewesten en gemeenschappen en met de deelstaten die een eigen en sterk buitenlands beleid voeren, zeker wat Vlaanderen betreft. Dat betekent dat de federale diplomatie de bevoegdheden van de gewesten op het vlak van economische diplomatie maximaal moet ondersteunen. Dat is een redenering waar men geen speld tussen krijgt.
Als de federale overheid parallel een federaal netwerk van economische diplomaten zou ontwikkelen, dan is dat daarmee strijdig. Het zou dan eigenaardig zijn dat ze besparingen moet doorvoeren net zoals wij dat doen, maar dat ze toch doublures zou ontwikkelen die nergens voor nodig zijn. Wanneer we in deze moeilijke economische tijden zeggen dat we alles moeten doen om buitenlandse investeerders naar hier te halen, dan moeten we de krachten bundelen. Iedereen moet zijn bevoegdheden maximaal inzetten. Het organiseren van doublures en andere zaken heeft daarbij geen enkele toegevoegde waarde.
Ik kan getuigen dat de federale diplomaten effectief een bijdrage leveren als wij op missie gaan naar het buitenland. Ik apprecieer dat ten zeerste.
Ik heb hierover gesproken met mijn collega, Jean-Claude Marcourt, omdat men altijd zegt dat het Vlaanderen is dat zo op zijn strepen staat, dat het Vlaanderen is dat zijn bevoegdheden invult. Ik kan u zeggen dat de heer Marcourt, bevoegd in de Waalse Regering wat deze materie betreft, dezelfde redenering volgt als wij. Het is ook in dat kader goed om dit zowel vanuit Vlaanderen als vanuit Wallonië duidelijk te maken aan de federale overheid mocht het nog niet duidelijk zijn.
Een laatste puntje, voorzitter, en dan sluit ik af. De heer Van den Heuvel verwees ook naar de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid van 7 november. Daar werden afspraken gemaakt en daar is een werkgroep in het leven geroepen die die samenwerking, zoals ik ze hier toelicht, moet stimuleren. Ik ga ervan uit dat men zich daaraan houdt.
Conclusie: het is heel duidelijk hoe wij het aanpakken. Er ligt heel ernstig werk op de plank, ook in het buitenland, voor alle deelstaten, waarbij we de federale overheid zeker kunnen gebruiken om er de federale diplomaten op in te schrijven, maar doublures en een gebrek aan respect voor de bevoegdheden, is zoeken naar problemen. En die kunnen we missen als kiespijn. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Minister-president, ik dank u wel, uw antwoord is duidelijk. Er is ook een duidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de gewesten. Het is goed dat nog eens benadrukt wordt dat Vlaanderen en Wallonië inderdaad partners zijn en dat we in deze tijd vooral de meerwaarde moeten zoeken. Wat is de meerwaarde van extra initiatieven of van de federale overheid in dezen? Dat moet duidelijk aangetoond worden via de werkgroep. U hebt een duidelijk standpunt vanuit de regering vertolkt en ik heb gemerkt dat het hier een kamerbrede steun krijgt. We kunnen dus aan de slag met de werkgroep om dat punt verder duidelijk te maken.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Voorzitter, ik zou de heer Van den Heuvel willen bedanken voor deze getelefoneerde vraag, want dat was wel duidelijk. (Gelach)
Maar het is niet omdat ze getelefoneerd werd dat ze niet belangrijk is, dat is iets helemaal anders. We weten nu wat minister Reynders effectief van plan is. Bij mijn weten staat dat evenwel niet in zijn beleidsbrief, maar dat is misschien een detail. Het blijkt een piste te zijn van de minister, los van zijn beleidsbrief.
Minister-president, u hebt gelijk, men moet geen doublures en parallelle netwerken oprichten. U hebt hier nog een keer uw visie op de copernicaanse omwenteling naar voren geschoven, maar in de praktijk blijkt dan toch dat de federale overheid andere plannen heeft en uw visie niet volgt. U kunt eventueel wel lovend zijn over de samenwerking van het diplomatiek personeel, maar we weten even goed dat het, wat de vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering in het buitenland betreft, in het verleden niet altijd zo vlot verlopen is met de Belgische ambassades en dergelijke meer.
Indien de Federale Regering dit nu absoluut wil doorzetten, welke politieke instrumenten hebt u dan om te zeggen: Neen, dit gaat niet door, daar steken we institutioneel een stokje voor? Ik denk dan bijvoorbeeld aan het instrument van het belangenconflict.
Mevrouw Moerman heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, ik heb vol belangstelling naar uw antwoord geluisterd, maar dit is natuurlijk niet nieuw. Dit is voor de eerste keer verschenen in de beleidsbrief van de voorvoormalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer De Gucht. Het is daarna opnieuw verschenen in de beleidsbrief van zijn opvolger, de heer Vanackere. Al die tijd is dat meer ampleur beginnen aan te nemen. Het zou natuurlijk onlogisch zijn mocht men niet samenwerken, daar hebt u volledig gelijk in. Maar het is even logisch dat het ondersteunend is.
Ik vrees dat het hier om een kruipende herwinning of herfederalisering van reeds overgedragen bevoegdheden gaat. U zou iets meer op uw strepen moeten staan, minister-president. Het is al gezegd: dit is niet vandaag of vorige week ontstaan, dit speelt zich al jaren af. Het staat los van de politieke kleur of de partij van de minister.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Het gaat om een exclusief Vlaamse bevoegdheid. Er wordt een concurrerend federaal netwerk opgezet. Dan is er ook nog, niet te vergeten, het compleet overbodige Agentschap voor Buitenlandse Handel. Dat werd nog niet vermeld. Dat is de derde speler. De drie spelers dreigen elkaar te beconcurreren op het terrein. Van samenwerking kan geen sprake zijn, want de bevoegdheidsverdeling is duidelijk. Als Vlaanderen exclusief bevoegd is, moet de federale entiteit een ondersteunende rol spelen in plaats van een parallel netwerk op te zetten om dan te spreken over samenwerking.
Mijnheer Van Hauthem, ik moet u aanvullen. In de algemene beleidsnota van 21 december staat expliciet dat de Federale Regering zich een coördinerende rol toemeet en dat ze de economische diplomatie van de federale diplomaten herbevestigt. Dat staat wel degelijk zwart op wit.
Minister-president, heeft de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid, waar we zolang op hebben moeten wachten, en waar uiteindelijk een werkgroep uit is voortgevloeid, een nieuwe dynamiek doen ontstaan om te komen tot een verdeling van de taken zoals het moet zijn? Of was het allemaal bedrog en een doekje voor het bloeden?
De heer Vereeck heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord aan de heer Van den Heuvel liet aan duidelijkheid niets te wensen over. LDD steunt uw standpunt ter zake ten volle. We gaan u daar natuurlijk aan houden als zich toch een tegenovergestelde ontwikkeling zou voordoen.
De heer Van Hauthem suggereert een belangenconflict. Maar als we dat hier indienen, wordt het meestal toch weggestemd.
Uw partij zetelt ook in de Federale Regering. Ik neem aan dat een telefoontje naar uw collega en vriend minister Vanackere wel zal volstaan om ervoor te zorgen dat dit niet doorgaat. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor Open Vld. Ik neem aan dat mevrouw Moerman de liberale ministers in de Federale Regering zal wijzen op de onwenselijkheid van dit initiatief.
Mijnheer Van Hauthem, we moeten eerst proberen te voorkomen dat er initiatieven worden genomen die doublures zijn en geen respect hebben voor onze bevoegdheden. Dat is mijn bedoeling. Mocht dat niet lukken, dan zullen we op het gepaste moment onderzoeken wat we dan wel kunnen doen.
Mevrouw Moerman, dit probleem is niet nieuw. U hebt het indertijd als minister ook ervaren. De verschillende Vlaamse regeringen hebben steeds meer invulling gegeven aan die bevoegdheden. De werking van F.I.T. is gaandeweg zeer professioneel uitgebouwd. We hebben onze eigen bevoegdheden maximaal ingevuld en gedaan wat we moesten doen. Zo kunnen we aantonen dat doublures niet nodig zijn en zelfs naast de kwestie.
We moeten zeer alert blijven in dit proces. We hebben dat gisteren in de commissie ook nog besproken. Ik ben daar samen met het parlement genoeg bezorgd om.
Er zijn contacten, mijnheer Vereeck. We moeten met de steun van het Vlaams Parlement benadrukken wat onze bevoegdheden zijn, hoe we die invullen en dat doublures overbodig zijn. De federale overheid heeft, los van elke politiek kleur, een drang om initiatieven te nemen. Ik kan dat tot op zekere hoogte begrijpen, iedereen wordt geconfronteerd met het aantrekken van buitenlandse investeerders. Dat economische aspect wordt natuurlijk alsmaar belangrijker. Er is altijd wel iemand die het idee om dat aspect in te vullen interessant vindt. Men vergeet daarbij dan dat de bevoegdheden overgedragen zijn en dat wij actief zijn op dat domein.
Er wordt genoeg getelefoneerd, maak u daar geen zorgen over. Ik ga ervan uit, voorzitter, dat het ook in de commissie Buitenlands Beleid van dit parlement van zeer nabij wordt opgevolgd. Wij zullen duidelijke taal spreken en we hopen dat iedereen het ook met die zin voor samenwerking verder aanpakt.
De actuele vraag is afgehandeld.