Report plenary meeting
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013
Report
Algemene bespreking (Voortzetting)
Dames en heren, aan de orde is de voortzetting van de algemene bespreking van het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2013.
Onderwijs en Vorming
We bespreken het beleidsdomein Onderwijs en Vorming.
Mevrouw Deckx heeft het woord.
Collegas, minister, eigenlijk heb ik het gevoel dat ik een beetje te laat kom. Het onderwijsdebat is al gevoerd.
De opmaak van een begroting is een onvermijdelijke confrontatie met de budgettaire werkelijkheid. Hierbij komt dat volgend jaar het besliste beleid op kruissnelheid en dat er een aantal dringende problemen moeten worden opgelost.
U hebt slechts een gedeeltelijke indexverhoging kunnen doorvoeren voor het volgende jaar. Bepaalde werkingsmiddelen worden niet geïndexeerd, de personeelsmiddelen wel.
Vandaag werd al ten overvloede gegoocheld met procenten, werd gesteld dat er sinds 2009 al dan niet 1 miljard bij is gekomen in de onderwijsbegroting. Maar als we die indexverhoging missen, dan weten we dat dat over drie jaar gespreid ongeveer een verlies betekent van 50 euro per kind. Dat, denk ik, spreekt meer tot de verbeelding van de ouders van die kinderen en van de onderwijsverstrekkers. Minister, om een en ander in evenwicht te brengen, hebt u de maximumfactuur aangepast, zodat een en ander kan worden opgelost op dat vlak.
We stellen vast dat Vlaanderen nog steeds heel veel investeert in onderwijs. U hebt daarnet al heel terecht gewezen op het feit dat we nog altijd boven het EU- en OESO-gemiddelde zitten. En in absolute cijfers stijgt onze onderwijsbegroting.
Minister, u plant ook heel wat nieuwe initiatieven. We weten al dat er 1350 leerkrachten extra zijn in het basisonderwijs. U geeft 30 miljoen euro extra voor de capaciteitsuitbreiding. Wat ik persoonlijk een heel mooi project vind, is die inzake de coaching van de concentratiescholen die u hebt opgestart, en waarvoor u ook een aanzienlijk bedrag extra op tafel legt. U investeert in wat we toch allemaal belangrijk achten, namelijk de studentenmobiliteit, in de uitbouw van een kenniscentrum. U investeert in extra studietoelagen. U legt meer geld op tafel voor de verdere integratie van het hoger onderwijs en u voorziet nog in een provisie van 10 miljoen euro voor de nieuwe cao. Daarbij komt ook nog 500.000 euro om de eerste noden te lenigen in de noodinternaten. We weten dat dat allemaal heel dringend is, dat het bedrag op zich wellicht niet zal volstaan. Maar ik heb tijdens de commissievergadering begrepen dat u daarover onderhandelingen opstart met het gemeenschapsonderwijs.
Wat heel belangrijk is, is de manier waarop u pas geleden de besparing van 1 procent op de loonmassa voor de onderwijsmensen hebt gerealiseerd. U hebt daarvoor prima samengewerkt met de onderwijsvakbonden. Het resultaat mag er zijn.
Wat is vandaag de hamvraag? Dat is niet hoeveel procent van de totale Vlaamse begroting naar onderwijs gaat. De hamvraag is of de scholen vandaag hun rekening kunnen betalen. Daarover gaat het. En, minister, ik denk dat er op het vlak van kostenefficiëntie in het onderwijs zeker nog wat kan worden geleerd. Ik zou u bij wijze van afsluiting willen vragen in te zetten op het geven van tips aan onze scholen over hoe ze energie-efficiënt kunnen aankopen, hoe ze materialen efficiënt kunnen aankopen en hoe ze creatief kunnen zijn met de middelen die ze van Vlaanderen krijgen. We weten immers allemaal dat we in deze tijden van crisis echt wel meer zouden willen geven. We zijn er allemaal van overtuigd dat onderwijs superbelangrijk is in onze maatschappij, dat het de beste bron van herverdeling is. Helaas zijn de middelen beperkt. Minister, ik vraag u dus met klem om daar werk van te maken. (Applaus bij sp.a en de N-VA)
Mevrouw De Knop heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, we hebben het debat over onderwijs al voor een deel vanochtend gevoerd, maar mijn fractie vindt het onderwijs absoluut belangrijk genoeg om hier toch even opnieuw haar belangrijkste bekommernissen mee te geven. Open Vld heeft het onderwijs in Vlaanderen steeds een warm hart toegedragen. Het is voor ons, liberalen, het beleidsdomein bij uitstek waar de emancipatie van de mens start. Nodeloos ook om te zeggen dus dat liberalen het onderwijsbeleid in Vlaanderen steeds met argusogen zullen opvolgen.
Maar niet alleen deze veeleer ideologische overtuiging maakt dat onze fractie het onderwijsbeleid van dichtbij opvolgt. Ook het beleid dat deze regering voert, noopt ons ertoe om extra waakzaam te zijn over wat er met ons onderwijs zal gebeuren. Want, minister, dat beleid boezemt ons vandaag bijzonder weinig vertrouwen in.
In het korte tijdsbestek dat mij is toegemeten, kan ik echt niet in detail ingaan op alle beleidskeuzes inzake onderwijs waarbij wij onze bedenkingen kunnen formuleren. Vandaar dat ik mij wil focussen op de centrale lijn van onze kritiek: dat er van alle aangekondigde en opgestarte beleidswerven weinig in huis zal komen. Dit is trouwens al van in het begin van deze legislatuur onze centrale kritiek. Maar daar waar we tijdens de als ik het zo mag noemen wittebroodsweken van deze Vlaamse meerderheid op een hautaine manier werden weggelachen toen we die kritiek formuleerden, vinden we daar vandaag steeds meer medestanders voor, niet het minst binnen de Vlaamse meerderheidspartijen zelf.
Collegas, de minister kondigt ook voor dit nieuwe begrotingsjaar nieuwe beleidswerven aan. Daarbij gaat het van ontwerpen van decreet, over conceptnotas en charters, tot het afsluiten van caos. Minister, het strekt u absoluut tot eer dat u ambitieus wilt zijn, maar we vrezen dat, alle accidents de parcours en alle politieke torpedos van de laatste maanden indachtig, het niet slecht zou zijn indien u een beetje realistischer en selectiever zou zijn. Want geef toe, er zijn veel werven: het lerarendebat, het secundair onderwijs, de dringende maatregelen voor de specifieke onderwijsbehoeften, een langetermijnaanpak op het vlak van capaciteit, het decreet Leerlingenbegeleiding, de conceptnota over het deeltijds kunstonderwijs, de aanpak in verband met de vreemde talen, het leerlingenvervoer en ga zo maar door.
Alleen, wij geloven niet meer in de daadkracht van deze Vlaamse Regering wanneer het gaat over onderwijs. Minister, het gaat ons daarbij niet enkel om de objectieve moeilijkheid om alle aangekondigde beleidswerven nog te kunnen realiseren in het resterende tijdsbestek van anderhalf jaar. In die zin is uw engagement bijzonder moedig. Zelfs met een eensgezinde meerderheid zou het al een huzarenstukje zijn om dat nog klaar te krijgen. Het gaat ons meer om de subjectieve moeilijkheid om alle aangekondigde beleidswerven nog te kunnen realiseren met een meerderheid die toch wel met haken en ogen aan elkaar hangt als het op onderwijs aankomt.
We kunnen ook niet spreken van een gemoedelijke of goede relatie met koepels en vakbonden, toch geen onbelangrijke gesprekspartners wanneer het gaat om onderwijs.
Met andere woorden, wanneer de minister zijn onderwijsbeleid niet zelf bemoeilijkt door te veel tegelijk te willen nochtans een typisch vrouwelijke eigenschap, dacht ik , dan doen anderen het wel in zijn plaats, bijvoorbeeld door hem publiekelijk terug te fluiten. Laat ons wat dat laatste betreft dan ook een kat een kat noemen: op dit ogenblik heeft Vlaanderen een minister van Onderwijs onder curatele. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Collegas, dit brengt ons dan ook bij de meest hallucinante vaststelling bij het non-beleid inzake onderwijs van deze Vlaamse Regering: het debat kan niet langer over de inhoud van het beleid worden gevoerd. Mijn fractie betreurt dit. Van in het begin van deze legislatuur hebben wij de hand uitgestoken naar deze meerderheid om mee te debatteren over de toekomst van het onderwijs. We stellen vast dat het vandaag veel minder over de inhoud gaat en veel te veel over de vorm en over wie op welk moment mag scoren: de minister-president, de minister of de partijvoorzitter.
Minister Smet heeft het woord.
We gaan het debat uit het verleden niet overdoen. Mevrouw De Knop, wat u zegt over de daadkracht klopt niet. Ik geef enkele voorbeelden van wat we met deze regering hebben gedaan. Er was helemaal geen consensus over de integratie in het hoger onderwijs op het moment dat wij aantraden. Er is consensus over gekomen. We hebben federaal twee wetten doen wijzigen. We hebben de taalregeling in het hoger onderwijs aangepast, wat met u in de regering destijds niet kon, maar ik ben blij dat we het nadien met uw steun hebben kunnen doen. Uw steun of steun van Open Vld, daar is af en toe een verschil tussen. Ik ben heel blij dat we dat hebben kunnen doen.
Een tweede dossier is heel de omkadering in het basisonderwijs. We hebben ons er niet toe beperkt er wat geld in te steken, we hebben ook een fundamentele hervorming gedaan van hoe de omkadering wordt berekend. Dat is een dieptehervorming. Natuurlijk is er wat turbulentie over geweest, niet in de meerderheid, maar met anderen, omdat mensen, al dan niet aangewakkerd door de oppositie, allerlei dingen beginnen te denken.
Een derde dossier is de capaciteit. We hebben ook de tbs geregeld. Uw partijgenote mevrouw Vanderpoorten heeft haar tanden daarop stuk gebeten. Dat is helemaal geen kritiek op haar. Wij hebben de tbs kunnen regelen. Ook hebben we nu met de vakbonden die besparingen kunnen afspreken. We hebben een eerste cao afgesloten en we gaan een tweede cao afsluiten.
U zegt dat we geen daadkracht hebben, maar dat klopt niet.
Ik sta niet onder curatele. De dag dat ik onder curatele sta, zal ik hier niet meer zitten. Ik heb al verschillende keren gezegd dat ik niet minister ben geworden om minister te zijn, maar om zaken te veranderen, en dat zullen we ook doen.
De prijzen worden uitgedeeld aan de meet. Het is nog altijd zestien maanden tot juni 2014. Ik ben van plan, en met mij de hele Vlaamse Regering, om de komende zestien maanden hard te werken. Het klopt dat we nog veel werk hebben. We zijn ambitieus. Ik ben blij dat u dat ten minste erkent. Je moet ambitieus en voluntaristisch zijn in het leven om vooruit te gaan. We gaan keihard werken. Veel van wat is aangekondigd, hebben we al gedaan of zullen we de komende maanden nog doen.
Minister, u hebt enkele van uw verwezenlijkingen tot nu toe opgesomd. Ik kan bij elk punt een kanttekening maken. U hebt voor het hoger onderwijs in de persoon van mevrouw Moerman een medestander gevonden. We hebben daar mee onze schouders onder gezet. De extra omkadering is er, maar tegelijk kunt u vandaag niet zeggen hoeveel leerkrachten daardoor in de realiteit extra zijn bijgekomen. Dat neemt niet weg dat het een goede zaak is dat die bijkomende omkadering in het lager onderwijs er is. Ze is noodzakelijk. Ik stel ook voor dat u dat goed evalueert. De tbs is natuurlijk een verwezenlijking, maar u moet toch toegeven dat het is gebeurd onder federale druk, waar de pensioenleeftijd is aangepast. Dat was een gegeven waar u niet onderuit kon.
De kern van mijn kritiek gaat niet over deze verwezenlijkingen, die u terecht opnoemt en die u moet oplossen als die zich op uw weg voordoen. Het gaat om de engagementen die u zelf in uw beleidsnota en uw beleidsbrieven hebt genomen. Ik denk aan de leerzorg, de hervorming van het secundair onderwijs en leerlingenbegeleiding. Het zijn geen werven die wij hebben opgestart, minister, maar u. Als u ons niet wilt achterlaten met een half huis, stel ik voor dat u duidelijke keuzes maakt. We zullen inderdaad afrekenen aan de meet.
Ik ben het eens: leerzorg, de hervorming van het secundair onderwijs en de leerlingenrechten komen er de volgende weken allemaal aan. Ik neem aan dat u dan ook de eerlijkheid zult hebben om te erkennen dat we een huzarenstuk hebben geleverd, zoals u zelf zegt.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Een heel stuk van de discussie over de begroting Onderwijs is natuurlijk deze voormiddag en namiddag al gevoerd, met cijfers en commentaren. Ik wil dus mijn tijd graag gebruiken om een aantal algemene beschouwingen mee te geven over de onderwijsbegroting die is opgemaakt en het onderwijsbeleid dat hiermee gevoerd kan worden.
Door een algemeen dalende conjunctuur komt ook de onderwijsbegroting onder druk te staan. Dat dwingt ons om voortdurend kritisch naar overheidsuitgaven te kijken. Desalniettemin wordt er wel beleidsruimte gecreëerd om de continuïteit van een aantal beleidsprioriteiten te vrijwaren, wat wij ten sterkste waarderen.
Wij vinden het positief dat de Vlaamse Regering in 2013 blijft investeren in de omkadering van het basisonderwijs, in de integratie van academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten en ook in schoolgebouwen. Zo zal in 2013 het nieuwe omkaderingssysteem basisonderwijs op kruissnelheid komen, waarvoor supplementair in 37,5 miljoen euro wordt voorzien. Specifiek voor de overdracht van de academische hogeschoolopleidingen naar de universiteiten wordt er in 19,1 miljoen euro voorzien in 2013.
Collegas, we staan aan de vooravond van zeer belangrijke uitdagingen binnen het onderwijs. Deze uitgaven hebben het voorbije jaar meermaals aanleiding gegeven tot actualiteitsdebatten en hoorzittingen in het Vlaams Parlement, wat duidelijk aantoont dat onderwijsvernieuwing overleg, tijd en discussie vraagt. Dit geldt bij uitstek voor het secundair onderwijs.
Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat het Vlaams secundair onderwijs van topkwaliteit is. Dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor uitdagingen. Vanuit de N-VA willen we volop meewerken aan de ambitie om wereldtopniveau te blijven nastreven. Wij ijveren er dan ook voor om, in overleg met alle stakeholders de huidige knelpunten aan te pakken. Aan de hand van een pakket slimme maatregelen streven we ernaar om het huidige onderwijs te optimaliseren en om gelijke groeikansen te garanderen voor elke leerling.
We willen ook focussen op gemotiveerde en optimaal geschoolde leerkrachten en hen het nodige vertrouwen geven. Het zijn toch in eerste instantie de leerkrachten die het verschil maken, en minder de structuren. In dat opzicht zijn een goede aanvangsbegeleiding van startende leerkrachten, werkzekerheid en voldoende differentiatiemogelijkheden binnen de leerkrachtenloopbaan bijzonder belangrijk. We zullen daarom ook actief blijven meewerken aan het loopbaandebat, een van de grote uitdagingen van 2013.
In dat verband verdient eveneens de zij-instroom van die leerkrachten onze volle aandacht. Door de zij-instroom te versterken, willen we tegemoet komen aan het nakende tekort van 20.000 leerkrachten. Bovendien kunnen zij-instromers een grote meerwaarde betekenen voor het onderwijs vanwege hun werkveldexpertise. Ze zijn de personen bij uitstek om de arbeidsmarkt in de klas te brengen.
Het pedagogisch partnerschap tussen ouders en scholen is ook voor ons een zeer belangrijk element. De rol van ouders in een schoolcarrière van een kind kan toch nauwelijks overschat worden. Er zijn in 2013 zeer belangrijke themas op de agenda, zoals de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs, de ondersteuning van leerlingen met bepaalde zorgnoden, het decreet op de hbo5-opleidingen, en de concrete realisatie en de omzetting van de talennota.
Kortom, voorzitter, minister, 2013 zal voor het onderwijsbeleid een cruciaal jaar worden. De N-VA-fractie zal zich dan ook blijven engageren om in 2013 kritisch, maar constructief en op een stelselmatige manier die verschillende uitdagingen mee aan te gaan.
De heer Vereeck heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn collega Boudewijn Bouckaert heeft gevraagd zijn voornaamste bedenkingen aan u over te maken.
In de begroting Onderwijs wordt nominaal weinig afgenomen van de diverse posten, maar wordt er wel een gedeeltelijke niet-indexering van de werkingsuitgaven toegepast. Dit betekent dat scholen voor hun uitgaven, die alsmaar stijgen door inflatie, nominaal dezelfde of slechts gedeeltelijk dezelfde inkomsten krijgen.
Tijdens de commissiebespreking verweet de minister LDD en Open Vld voor een niet-indexering van lonen te pleiten, maar tegen een niet-indexering van de uitgaven. Dat noemde hij inconsistent. Dat moeten we weerleggen. LDD is vóór een automatische indexering van nettolonen. Het perverse aan de gedeeltelijke niet-indexering van de uitgaven is dat die als een sluipend gif werkt. Daardoor wordt de kwaliteit van de onderwijsverstrekking ondermijnd. Vroeg of laat moeten de kosten als gevolg van dit kwaliteitsverlies dubbel en dik worden terugbetaald: kijken we maar naar de jarenlange verwaarlozing van onze verkeersinfrastructuur.
Erger nog is dat de scholen deze daling van hun werkingsmiddelen niet zelf kunnen opvangen door meer inkomsten te vragen aan de ouders. In het kleuter- en basisonderwijs is er immers de maximumfactuur. De scholen moeten dan maar teruggrijpen naar nepoplossingen, zoals wafelbakfeesten en spaghettiavonden. Dat kunnen we op zich wel steunen, maar in essentie zijn dat voor de scholen vernederende lapmiddelen. Bovendien moet de minister dan wel ophouden met hoog van de toren te blazen met zijn maatregelen voor meer sociale gelijkheid en zijn overheid die haar verantwoordelijkheid neemt.
In essentie is deze besparingswijze hypocriet en gemakzuchtig en komt ze neer op een superkaasschaaf. De minister durft niet te besparen waar dat wel zou kunnen: het inefficiënte kluwen aan richtingen in het secundair onderwijs; leerlingen minder in het buitengewoon en meer in het gewoon onderwijs plaatsen, de befaamde inclusie; meer schaalvoordelen door leerlingenvervoer en CLBs in één netwerk te brengen, wat niet strijdig is met de vrijheid van onderwijs; snoeien in een aantal vormen van verleuking en knuffelpedagogiek; een meer rationele aanwending van het scholenpark; een dringende verlaging van de administratieve lasten, waardoor er opnieuw mensen en middelen vrijkomen voor de eigenlijke kerntaken van het onderwijs. En dan hebben we het nog niet over de geldverslindende toekomstplannen betreffende de inkanteling van de hogescholen in de universiteiten.
Daarnaast kunnen er ook meer inkomsten worden gezocht door, bijvoorbeeld, gedifferentieerde studiegelden aan de universiteiten en hogescholen. Voor dit alles is er echter politieke moed nodig, en daartoe is deze coalitie niet in staat.
Tot slot kunnen deze saneringen dus minder nutteloze uitgaven en meer responsabiliserende inkomsten de minister ook in staat stellen om een aantal cruciale uitdagingen voor de toekomst aan te pakken, en dus te financieren. Er zijn de dringende investeringen in een moderne schoolinfrastructuur. Niet alles kan immers via pps. Er moet ook worden ingezet op scholen buiten de centrumsteden. Het kleuteronderwijs moet verder worden opgewaardeerd. Er moeten dringend concrete maatregelen worden genomen tot versterking van het technisch onderwijs en het beroepsonderwijs, en daarbij moet worden gestreefd naar een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. Bij het uitrollen van het hoger beroepsonderwijs moeten er eveneens voldoende aandacht en middelen zijn voor het werkplekleren.
Minister, het beheren van het Departement Onderwijs en Vorming is wellicht een van de moeilijkste taken binnen de Vlaamse Regering. De budgetten, de uitdagingen en de gevolgen voor de toekomst zijn er het grootst. Dit beheren betekent echter dat we keuzes moeten durven te maken: opdat we goed zouden kunnen doen wat we willen doen, moeten we de moed hebben af te schaffen wat we slechts halfhalf doen. Een bepaalde politieke partij in dit halfrond zal binnenkort de innestotechniek op haar werking uitproberen: snoeien om te groeien, als het ware. Hopelijk vindt u bij deze partij steun om hetzelfde te doen bij Onderwijs.
Mevrouw Meuleman vindt dat ze al voldoende heeft gezegd naar aanleiding van haar algemene beschouwingen bij de begroting 2013, en zal nu dus geen betoog houden.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het woord zevertaks heeft het gisteren niet gehaald. Het heeft de duimen moeten leggen tegen frietchinees. Minister, u zult wel begrijpen wat ik wil zeggen. De rest moet de uiteenzettingen in de commissie maar lezen.
In de vijf minuten die ik heb, kan ik ook weinig zeveren. Ik wil ook een beroep doen op punt 11 van artikel 45 van ons reglement, en wens dus niet te worden onderbroken.
Minister, als er een overschot aan geld is, is het niet moeilijk om cadeaus uit te delen. Dat weet iedereen. We leven momenteel in een tijd waarin er geen overschot aan geld is. Echt staatsmanschap drijft echter slechts boven in tijden van crisis. Het is in tijden van schaarste dat men de creatieve leiders ontdekt. De kunst is met weinig middelen de juiste beslissingen te nemen.
De kunst van deze regering zou erin bestaan om met de weinige middelen waarover ze beschikt, überhaupt beslissingen te nemen inzake onderwijs. Immers, al te lang liggen werven klaar, maar blijven beslissingen uit. Al te lang zijn problemen en knelpunten in het onderwijs gekend, maar worden oplossingen verdronken in een grote, alomvattende hervorming, enkel en alleen ten behoeve van het ego van de zoveelste onderwijsminister of de dictatoriale trucjes van Groen.
Ook al uw voorgangers hebben werk proberen te maken van een algemene hervorming. U bent dus niet alleen, maar het voordeel bij u is dat u luistert. Groen daarentegen wil de hervorming doorvoeren zonder te luisteren naar de onderwijsmiddens zelf.
Minister, het wordt tijd dat er beslissingen worden genomen door de voltallige regering. Het is tijd voor actie in dossiers zoals scholenbouw, leerzorg, loopbaanpact, opwaardering van tso en bso, vroegtijdige schoolverlaters, beroepsoriëntering, lerarentekort, enzovoort
Ik zal slecht één punt nader toelichten. U hebt proefprojecten aangekondigd in concentratiescholen in het basisonderwijs waarvoor u 4 miljoen euro uittrekt. U hebt hiervoor inspiratie gezocht bij een project in Rotterdam. Gisteren hoorde ik op de radio een interview met de wethouder van die stad. Hij was bijzonder lovend over zijn project en zei dat het hun doelstelling is om aan die leerlingen de beste leerkrachten te geven, met daarnaast ook meer betrokkenheid van de ouders en beroepsoriëntatie van in het basisonderwijs en rekening houden met de leefwereld van de kinderen.
Minister, sorry, maar dit zou geen proefproject mogen zijn. Dit is de elementaire basis voor iedere leerling in Vlaanderen. Ieder kind verdient de beste leerkracht, en daarom moet snel werk worden gemaakt van een grondig debat over de lerarenopleiding.
Ieder kind moet van in het basisonderwijs georiënteerd worden. Het is het basisonderwijs dat de sleutel vormt tot hervorming van het onderwijs en bijvoorbeeld de opwaardering van het tso. Helaas wordt het basisonderwijs ook in deze begroting stiefmoederlijk behandeld.
Ja, er moet rekening worden gehouden met de leefwereld van de kinderen. Dit heeft voor mij niks te maken met de kleur van die kinderen. Voor mij betekent dit dat we stilaan mogen vragen dat de leefwereld Vlaanderen wordt, en niet langer de op Mekka gerichte schotelantenne. Die kinderen moeten Vlamingen worden onder de Vlamingen. Alle kinderen moeten op dezelfde manier worden behandeld. Alleen zo wordt hun een toekomst gegarandeerd, hier in Vlaanderen.
Ik heb het dus over een onderwijs met het Nederlands als voertaal, zodat alle kinderen elkaar kunnen verstaan. Ik heb het over een onderwijs waar er een gelijkheid is tussen mannen en vrouwen, en waar in die zin wordt onderwezen. Zo kunnen vrouwen in een minirok over straat lopen.
Dat is mijns inziens de keuze die moet worden gemaakt. Dat is de leefwereld waar wij moeten naar streven.
Minister, er is nog veel werk aan de winkel, maar de tijd dringt. U zegt zelf dat aan de eindmeet, dus aan het einde van de legislatuur, de prijzen worden uitgedeeld. Welnu, die eindmeet nadert met rasse schreden. 2013 is het laatste volledige jaar van uw legislatuur. Ook ik zal aan die eindmeet staan om te zien wat u hebt bereikt, maar ik vind dat u nu reeds de juiste keuzes moet maken en niet moet wachten tot binnen vijf jaar, wanneer de proefprojecten afgelopen zullen zijn. Doet u dit niet, dan verliezen we een hele generatie scholieren.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, mijn betoog zal kort, maar gericht zijn. Ik zal niet herhalen wat we allemaal goed vinden in deze begroting, noch wat we allemaal gaan ondersteunen in de beleidsbrief.
Ik zal één aspect toelichten met betrekking tot de begroting, en één vraag stellen met betrekking tot het beleid in de volgende periodes.
Straks zal de heer De Meyer verder ingaan op een aantal aspecten.
Wat de begroting betreft, wil ik reageren op de niet-indexering van de werkingscomponent voor wat het basisonderwijs, het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs en de CLBs betreft. Ik wil daarvoor even teruggaan in de tijd.
Ik blik terug naar het moment in 2007 waarop wij het decreet van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs in dit parlement hebben behandeld. In 2007 zat Vlaanderen in een heel comfortabele situatie. Toen kregen de scholen gemiddeld 175 euro per leerling per jaar. Het onderwijsveld gaf toen duidelijk aan dat die extra input nodig was en dat dit niet zou leiden tot meer verlevendigd onderwijs. Zij hadden die middelen echt wel nodig om een aantal factoren te betalen die jaar na jaar stijgen. Die 175 euro extra was dus welkom.
Ook de CLBs hebben in diezelfde periode voor bijna 1 miljoen euro extra werkingsmiddelen gekregen. Ook daar werd heel duidelijk opgemerkt dat dit welkom was om te doen wat dagdagelijks nodig is.
Vandaag bevinden wij ons in een totaal andere context. De middelen zijn veel beperkter. Daarom is het natuurlijk heel belangrijk om net heel goed te weten onder welke voorwaarden we topkwaliteit van onderwijs kunnen blijven garanderen. Vandaag moeten we het zeer concrete antwoord op de vraag hoeveel euro het onderwijs per jaar per leerling nodig heeft, om echt kwaliteitsvol te zijn, schuldig blijven. In 2007 gaven we 175 euro extra. Mevrouw Deckx heeft daarnet ook al gezegd dat de beperkte indexering leidt tot 50 euro per leerling minder. Vandaag kunnen we onvoldoende inschatten wat de juiste impact daarvan is. Het is op termijn belangrijk te weten welke impact een maatregel heeft.
In het verleden hebben wij in het kader van de financiering een studie besteld bij het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) om een zicht te krijgen op de kost van het onderwijs, vooral voor ouders. We moeten blijven inzetten op topkwaliteit. We moeten dan wel weten welke minimumfinanciering in welk kader nodig is om die sterktes in de toekomst te kunnen blijven garanderen.
Ik wil verder ook aangeven wat wij prioritair vinden om tijdens de volgende maanden te realiseren. De periode wordt kort. We hebben nog achttien maanden te gaan en wij vinden het belangrijk dat een aantal dossiers nog deze legislatuur worden gerealiseerd.
Ten eerste verwachten wij dat er eind deze legislatuur een algemene visie en een masterplan zijn ontwikkeld voor de hervorming van het secundair onderwijs.
Ten tweede verwachten wij in september 2014 de automatische toekenning van de studietoelages.
Ten derde moet het leerlingenvervoer in het buitengewoon onderwijs aan het eind van de legislatuur verbeterd zijn.
Ten vierde is de uitrol van het decreet HBO5 een absolute must, alsook de activering ervan in functie van de arbeidsmarkt en het hoger onderwijs.
Ten vijfde moet in 2014 voor scholengemeenschappen duidelijk zijn in welk kader ze in de toekomst kunnen opereren en hoe ze de loopbaan van leerkrachten en leerlingen kunnen versterken.
Ten zesde moeten de volgende evaluatieonderzoeken zeker tijdens deze legislatuur worden afgerond. Ik heb het dan over de financiering van het hoger onderwijs en het leerplichtonderwijs, de evaluatie van het systeem leren en werken en de evaluatie van het decreet Lerarenopleiding.
Minister, dat zijn onze zorgen en vragen voor deze legislatuur. CD&V zal in 2013 ongetwijfeld op een kritische en geëngageerde manier meewerken aan de uitbouw van een degelijk onderwijsbeleid.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, collegas, de bespreking van de begroting en de beleidsbrief is, in tegenstelling tot vorig jaar, extreem vlot verlopen. Op een drafje, zouden we bijna zeggen. Daar zat de gehanteerde werkwijze uiteraard voor iets tussen, een door de minister geïnitieerde formule, die ook op onze steun kon rekenen. Ze heeft misschien een nog wat fijnere afstelling nodig, maar is, wat ons betreft, voor herhaling vatbaar.
Maar er zijn wellicht belangrijker reden waarom het dit jaar zo vlot ging. Tijdens de commissiebesprekingen kwamen een aantal fundamentele kwesties in verband met het onderwijs breed in de pers, als gevolg van uitgelekte notas of ondersteunde interviews, en zij waren bijgevolg het onderwerp van een plenair debat. Dat moesten we dus in de commissie niet nog eens dunnetjes overdoen.
Bovendien zijn een aantal kwesties de hervorming van het secundair onderwijs, het bijzonder onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs, het loopbaandebat enzovoort on hold gezet en weggesluisd naar een meerderheidswerkgroep. Dat maakte dat alvast niemand van de meerderheid noch in de commissie, noch in plenaire, noch vandaag veel zin had om heel diep op die kwesties in te gaan.
Ik moet wel vaststellen dat de minister een aantal van zijn grootse plannen serieus heeft moeten bijstellen, wellicht omdat hij zijn coalitiegenoten door zijn niet-aflatende demarrages heeft losgefietst. De kopman van het peloton heeft de roekeloze vluchter dan maar persoonlijk teruggefloten en tot kalmte en bedachtzaamheid aangemaand. Of de minister nog prijzen zal pakken aan de meet, is maar de vraag.
Collegas, wat de begrotingscijfers aangaat, heb ik er in de commissie op gewezen dat de mantra van de minister, namelijk dat hij sinds zijn aantreden in 2009 1 miljard euro meer in Onderwijs heeft gepompt, op mij niet zoveel indruk maakt. Hij heeft zeker gelijk dat 1 miljard euro zeer veel geld is, maar men moet dat cijfer relatief bekijken en niet absoluut, anders doet men aan oogverblinding. Als we de evolutie van de onderwijsbegroting in inflatiegezuiverde percentages bekijken, zien we toch een genuanceerder beeld: in 2010 inderdaad nog een stijging, dan twee jaar een daling, en nu een kleine stijging van 0,2 procent.
Als de minister zegt dat wij het daarmee in Vlaanderen, uitgedrukt in punten van het bruto regionaal product, beter doen dan het OESO- en het EU-gemiddelde, dan heeft hij gelijk. Maar we zijn het dan ook aan onszelf verplicht om ook in de kwaliteitsrankings aan de top te blijven, en kwaliteit afleveren heeft een prijs. De vraag of we met de budgetten zoals ze zich de jongste jaren hebben ontwikkeld, onze kwaliteit kunnen handhaven, kan ik niet beantwoorden, en de minister wellicht ook niet. Maar ze mag en moet wel gesteld worden, al zal ik de eerste zijn om te betogen dat de kwaliteit van ons onderwijs uiteraard niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats terug te voeren is op de centenkwestie. Zoveel factoren spelen mee dat is een open deur intrappen, ik zal het maar zelf zeggen.
Niettemin kan ik niet anders dan vaststellen dat de kwaliteit van ons Vlaamse onderwijs daalt. De rankings geven ons daartoe een indicatie, naast allerlei onderzoeken in basis- en secundair onderwijs en vaststellingen van universiteiten, hogescholen en allerhande onderwijsprofessionals. Er knipperen op vele plaatsen oranje lichten. Die vaststelling is algemeen en noopt inderdaad tot nadenken en ingrijpen.
Over de oorzaken van de trend van gestaag kwaliteitsverlies en over de manier waarop die trend moet worden omgebogen, lopen de meningen sterk uiteen. Wij zijn er alvast van overtuigd dat we reële problemen, zoals taalachterstand en te vroege uitstroom, moeten aanpakken met maatwerk, niet met grote allesomvattende passe-partouthervormingen die er alle schijn van hebben ideologisch geïnspireerd te zijn en dan druk ik me nog voorzichtig uit.
Ik ben het volmondig eens met André Oosterlinck, die in juni van dit jaar in de krant stelde: Ons onderwijs wordt bevolkt door leerkrachten die alle dagen het beste van zichzelf geven, in omstandigheden die niet altijd even gemakkelijk zijn, om onze (klein-)kinderen een gedegen vorming mee te geven. Laten we van hen niet het onmogelijke vragen en laten we hun energie en hun inzet niet onderuithalen met dure, complexe, ongevraagde, onvoldragen en daardoor tot mislukken gedoemde hervormingen.
Hij had het over het secundair onderwijs, maar deze uitspraak geldt in feite voor het hele onderwijs. In de voorbije twintig tot dertig jaar zijn er al te veel hervormingen geweest in het onderwijs. Dat heeft niet bijgedragen tot een kwaliteitsverbetering, wel integendeel. Het spoort misschien niet met de dadendrang van de minister, maar ik pleit hier toch uitdrukkelijk voor terughoudendheid.
Dat geldt ook voor het taalbeleid van deze coalitie. De versoepeling van de taalregeling in het hoger onderwijs was al een eerste, en wat ons betreft, veel te vergaande stap. Ook de talennota bevat ontoelaatbare inbreuken op de positie van het Nederlands in ons onderwijs. Mijn fractie is geen voorstander van het vervroegen van het tweedetaalonderwijs in het basisonderwijs, en evenmin van het onderwijzen van zaakvakken in een andere taal dan het Nederlands in het secundair onderwijs, wat de betrachting is van Content and Language Integrated Learning (CLIL). Ze wil wel een meer doorgedreven taalbeleid voor anderstaligen, met taalbadklassen die desnoods een volledig schooljaar in beslag nemen. Dat is dus heel wat meer dan het maximum van acht weken dat de minister nu vooropstelt.
De Vlor vraagt terecht dat men in het komende werkjaar vooruitgang zou boeken en beleidskeuzes zou maken. Daarom is het nodig dat men prioriteiten stelt en dat men daaraan de nodige budgettaire consequenties koppelt. Men moet het maar voor lief nemen dat men daarvoor enkele groots opgezette plannen moet afblazen of uitkleden. Deze coalitie moet werken aan het haalbare. Het onhaalbare, of zo men wil, het onwenselijke moet ze laten vallen. Dat schept duidelijkheid. Het zal meteen ook de onrust wegnemen die terecht ontstaan is in de onderwijswereld. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, heren ministers, geachte collegas, gezien de vorige uiteenzettingen en mijn beperkte spreektijd, zal ik kort tussenkomen van op de banken. De drie themas waarover ik het zal hebben, zullen u niet verrassen. Mijn concrete vragen zijn gericht aan de minister van Onderwijs, aan de minister van Financiën en eigenlijk ook een beetje aan de minister-president.
Mijn eerste punt is eigenlijk de stand van zaken van DBFM (Design Build Finance Maintain) en ESR-neutraliteit. Heren ministers, op 6 december 2011 heeft minister Muyters me in de commissie geantwoord dat hij op korte termijn aan de regering een oplossing zou voorleggen voor de waarborg publiek-private samenwerking (pps). Op 20 december 2011, bij de bespreking van de begroting voor 2012, heb ik minister Muyters naar de stand van zaken gevraagd. Op 2 februari 2012 heb ik hierover een schriftelijke vraag gesteld. De minister heeft me toen geantwoord dat de standpunten van de banken en van de Vlaamse overheid naar elkaar toegroeien. Op 12 juni van dit jaar heb ik daarover nogmaals een vraag gesteld in de commissie Financiën en Algemeen Beleid. Toen heeft de minister gezegd dat de Vlaamse Regering hierover een voorstel had goedgekeurd op haar vorige vergadering. Dat voorstel zou worden voorgelegd aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en aan Eurostat. U begrijpt dat ik nu met veel belangstelling vraag naar de stand van zaken.
Over het tweede punt, namelijk de gedeeltelijke indexering van de werkingsmiddelen, hebben meerdere collegas het al gehad. Tijdens de bespreking in de commissie heb ik gewezen op de moeilijke financiële omstandigheden waarin minister Smet een aantal beslissingen moet nemen. Het is echter de vraag hoelang we dit kunnen volhouden zonder de kwaliteit van het onderwijs in het gedrang te brengen. Ik herhaal mijn vraag naar een overzicht van het percentage van het onderwijsbudget dat de andere OESO-landen besteden aan respectievelijk personeel, werkingsmiddelen en infrastructuur. Hierop dient men een zicht te hebben om het debat op een serene manier te kunnen voeren.
Ten slotte wil ik het hebben over de zogenaamde uitrustingstoelagen op de investeringsprogrammas voor zware, didactische uitrustingen. Iedereen heeft de mond vol over herwaardering van tso en bso, van het beroepsgericht onderwijs. Ook de minister-president sprak daarover.
Minister, we hebben u in Onderwijsdecreet XX in het begin van deze legislatuur de mogelijkheid gegeven deze uitrustingstoelagen, dit belangrijk instrument, opnieuw in te voeren voor tso en bso. Met veel belangstelling vragen we of we dat nog in deze legislatuur mogen verwachten. Daar dringen we op aan.
We wachten met u op een antwoord van Eurostat.
Dat klopt.
We gaan die cijfers opvragen, en dat heeft wat tijd nodig.
Het uitrustingsprogramma gebeurt indien er financiële middelen komen, indien de economische toestand het toelaat, maar we weten dat die toestand is verslechterd. Daardoor wordt het moeilijk. In synergiewinsten tussen scholen liggen er nog heel wat mogelijkheden. Mevrouw Deckx heeft verwezen naar gezamenlijke aankopen, om maar één voorbeeld te geven.
Wat de uitrusting betreft, kijk naar de samenwerking die we met Audi en een aantal scholen hebben uitgewerkt. Heel wat scholen in Vlaanderen doen dat, sommige wat minder. Een actieve houding van scholen naar bedrijven kan ook heel wat mogelijkheden openen in de toekomst.
Minister Smet, niet opnieuw invoeren van uitrustingstoelagen en tegelijk niet ten volle indexeren van de werkingsmiddelen: laat ons eerlijk zijn, dat kunnen we niet volhouden. Voor het bso en tso is dat een bijzonder slecht signaal. Als we spreken over herwaardering van het beroepsgericht onderwijs, dan moeten we in deze legislatuur stappen zetten. Ik weet het: het is slechts een stap, maar een belangrijke.
Minister Muyters, ik stelde deze vragen al aan voormalig minister Vandenbroucke in de vorige legislatuur. Het wordt me altijd opnieuw beloofd ik zie de voorzitter drie maal ja knikken, hij weet het ook maar ik hoop dat er antwoord op komt. Dat heeft mogelijk ook consequenties voor de begroting van Vlaanderen.
Dat is juist de reden waarom we moeten wachten op een antwoord van Eurostat. Het dossier is moeilijk, dat weet u. Toen ik de vragen stelde aan voormalig minister Vandenbroucke, viel er nog heel wat te regelen. We hebben in 2010 samen met de banken bereikt dat we het dossier konden voorleggen. We kunnen Eurostat niet vragen wanneer het een antwoord zal geven.
Minister, ik zeg het met een boutade: u kunt het me niet kwalijk nemen, maar ik kan toch niet op een antwoord wachten tot voormalig minister Vandenbroucke hier terug is.
Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed
Dames en heren, we bespreken nu het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, er gaat geen dag voorbij of ik krijg onrustwekkende berichten over bedrijven die sluiten, mensen die werkloos worden, steeds meer burgers die balanceren op de armoedegrens of een dokters- of apothekersbezoek moeten uitstellen. Alle prognoses wijzen erop dat er weinig verbetering wordt voorspeld voor 2013, dat het einde van de tunnel nog niet onmiddellijk in zicht is. Wij, politici, zowel in de Vlaamse Regering als in het Vlaams Parlement, worden voor enkele belangrijke uitdagingen gesteld in de komende jaren.
In deze tijden van crisis moeten we de mensen in de eerste plaats zekerheid kunnen bieden. Zekerheid op tewerkstelling, maar ook zekerheid wat betreft wonen. Wonen is een basisbehoefte en een basisrecht. Dit recht geldt des te meer voor die Vlaming die er zonder voldoende ondersteuning vanwege de overheid niet in slaagt om zelf op een adequate manier te voorzien in die basisbehoefte. Betaalbaar wonen is de beste manier om aan armoede te ontsnappen. Het is zelfs een essentiële voorwaarde om aan de armoede te ontsnappen. Goed wonen is immers belangrijk voor een goed en succesvol leven: kinderen die goed wonen zijn minder vaak ziek, presteren beter op school en hebben zo later meer kansen in het leven. Alleen al om die reden moet er blijvend worden geïnvesteerd in een groeiend aanbod van sociale huur- en koopwoningen.
De Vlaamse Regering heeft bij haar aantreden in 2009 zeer veel ambitie inzake wonen geëtaleerd en heeft aangegeven dat ze van betaalbaar en kwalitatief wonen voor iedereen daadwerkelijk werk wilde maken. We hebben binnen deze legislatuur ongeveer drievierde afgelegd. Inzake woonbeleid is er de voorbije drie jaar heel wat vooruitgang geboekt. Het grond- en pandenbeleid blijft de hoofdprioriteit en de weerspiegeling bij uitstek van dat versterkt woonbeleid. Het decreet Grond- en Pandenbeleid werd lange tijd met de nodige scepsis bekeken. Vlaanderen zou er nooit in slagen de ambitie tegen 2020 of 2023 waar te maken. Vandaag drie jaar na de inwerkingtreding zijn de eerste resultaten zichtbaar en zien we dat de inhaalbeweging wel degelijk is ingezet. Dat blijkt uit de eerste voortgangsrapportage. Vlaanderen zit goed op schema. Er zijn de afgelopen vier jaar bijna 9000 sociale huurwoningen bijgekomen en nog eens bijna 10.000 vergunningen afgeleverd. Daarmee is nagenoeg 42 procent van de doelstelling gerealiseerd.
We moeten vaststellen dat de inspanningen van de gemeenten zeer ongelijk verdeeld zijn en dat nagenoeg de helft van de gemeenten aan het huidige tempo het bindend sociaal objectief niet zal halen. De screening komt dus net op tijd. De nieuwe gemeentebesturen weten perfect waar ze zich zullen moeten aan houden, kunnen bij hun aantreden hun intenties op het vlak van lokaal woonbeleid kenbaar moeten maken en zullen een tandje of in sommige gevallen een grote tand moeten bijsteken. Het kan voor ons immers niet dat er vandaag nog steeds gemeenten zijn die geen sociale woningen hebben en weigeren om hun verantwoordelijkheid ter zake te nemen.
Minister, een geplande maatregel die al behoorlijk wat discussie heeft losgeweekt, is de verhoging van de inkomensgrenzen in de sociale huisvesting. We vinden dat als fractie een goede maatregel, want volgens berekeningen komt nog maar een heel beperkt deel van de werkende mensen minder dan 10 procent vandaag in aanmerking voor een sociale woning. Dat kan en mag de bedoeling niet zijn. En het is juist: de wachtlijsten zullen door het optrekken van de inkomensgrenzen inderdaad langer worden, maar eigenlijk betekent dat alleen dat we de werkelijke woonnood in kaart brengen. Niets is immers zo gemakkelijk als de wachtlijsten korter te maken. Als er steeds minder mensen voor iets in aanmerking komen of van een bepaald recht kunnen genieten, dan zijn de wachtlijsten natuurlijk zo opgelost, maar dan hebben we niets gedaan aan de reële nood.
Komt het recht op wonen voor de allerarmsten met het optrekken van de inkomensgrenzen in het gedrang? Neen, dat mag allerminst de bedoeling zijn, maar sociale huisvesting mag er ook niet alleen zijn voor de allerzwaksten. Vandaag kunnen in de sociale huisvesting bijna alleen nog mensen zonder een job terecht. Dat is een regelrechte werkloosheidsval. Het bevordert bovendien ook de levenskwaliteit en leefbaarheid van bepaalde wijken niet. Maar het is vooral niet goed voor het draagvlak voor sociale huisvesting bij de bevolking. We hebben allemaal de mond vol van de sociale mix maar vandaag bestaat die sociale mix nog nauwelijks.
Minister, voor ons is woonzekerheid minstens even belangrijk als betaalbaar en kwalitatief wonen zowel in de sociale huisvesting als op de private huurmarkt.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, het groenboek voor het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) zag het licht in 2012. Medio 2013 gaan we naar een gedragen witboek. Het BRV zal ons hopelijk de mogelijkheid geven om vlotter en dynamischer op ruimtebehoeften in te spelen dan vandaag het geval is op basis van het Structuurplan Vlaanderen, met een aangepast instrumentarium voor de toekomst.
2013 zal een belangrijk jaar zijn in het kader van het versnellen van investeringsprojecten met een nieuwe procesaanpak, vertaald in de zogenaamde routeplanner. Er komt een unieke omgevingsvergunning met één openbaar onderzoek en één adviesronde voor de stedenbouwkundige aspecten en de milieuaspecten, wat zal leiden tot één vergunning.
Vorige week nog hadden we het in de commissie voor de zoveelste keer over de Raad voor Vergunningsbetwistingen. We gaven de raad de mogelijkheid om hulprechters in te schakelen om de structurele historische achterstand weg te werken, en we vereenvoudigden de procedures.
Wat Wonen betreft, komt er vanaf 2013 een versterkte inzet op renovatie van sociale woningen, telkens 100 miljoen euro de volgende vijf jaar. Dat is noodzakelijk als we weten dat bijna de helft van het sociaal patrimonium kwalitatief niet voldoet. Er komen extra middelen voor sociale verhuurkantoren, voor onze partij een belangrijk punt. Op de renovatiepremie wordt 8,8 miljoen euro bespaard. Jammer, maar nodig om de budgetten binnen de perken te houden.
Het beleid inzake bescheiden wonen wordt uitgewerkt, met focus op mensen die net buiten de categorie sociale woning vallen. Om een sociale woning te kunnen kopen, moet je aan voorwaarden voldoen, zoals onder een bepaald inkomen blijven, geen andere eigendommen hebben enzovoort. Dit is een momentopname en daardoor in mijn ogen niet helemaal rechtvaardig. Bescheiden woningen zijn wat dat betreft soepeler en zijn dus naast sociale woningen ons inziens een zeer interessante vorm om betaalbaar wonen mogelijk te maken.
Het bindend sociaal objectief en de doelstellingen van het grond- en pandenbeleid worden tegen het licht gehouden. De werking en de resultaten van de sociale huisvestingsmaatschappijen worden geëvalueerd, alsook het stelsel van sociale leningen. Het invoeren van een huiskorting wordt overwogen, wat extra zuurstof kan geven en de wachtlijst voor sociale woningen kan inkorten door een beroep te doen op het private woonpatrimonium.
Het woonbeleidsplan Vlaanderen 2050 wordt tegen eind 2013 verwacht, met oog voor verstandig ruimtegebruik. Dat is belangrijk vanuit het oogpunt ruimtelijke ordening.
Wat wonen in eigen streek betreft, wachten we een aantal uitspraken af, maar wat ons betreft blijft het hoe dan ook een goede maatregel die best behouden blijft, desnoods mits enkele verfijningen als dat nodig zou zijn.
De bruto beleidsruimte voor Wonen neemt in 2013 met 621 miljoen euro toe. Deze beleidsruimte wordt verder aangevuld door het beperken van de uitgaven met bijkomende structurele besparingsmaatregelen ten belope van 164 miljoen euro en het inzetten van bestaande uitgavenbuffers ten belope van 130 miljoen euro. Het totaal aan bruto beleidsruimte van 916 miljoen euro wordt enerzijds ingezet om allerhande oplopende kosten bij constant beleid te kunnen financieren, namelijk 871 miljoen euro, maar anderzijds is er toch ook ruimte om enkele nieuwe beleidsimpulsen te initiëren.
Voorzitter, minister, van een aantal onderdelen van het woonbeleid en van enkele evaluaties die aangekondigd zijn, verwacht de N-VA heel veel. Wij hopen dat we voor het betaalbaar wonen, een thema dat ons allen raakt, in 2013 en erna een flinke stap vooruit kunnen zetten. We hopen dat dat gebeurt en we denken op basis van de teksten die we hier bespreken, dat dat mogelijk moet zijn.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Collegas, de Vlaamse overheid heeft een verpletterende verantwoordelijkheid om het grondwettelijk recht dat iedereen een dak boven zijn hoofd moet hebben, na te leven. In de praktijk zien we dat die doelstelling niet gehaald wordt: de private huurmarkt krimpt verder, 27 procent van de klachten bij de Vlaamse Ombudsdienst gaan over sociaal woonbeleid, de daklozenproblematiek is een onopgeloste en jaarlijks weerkerende zaak, de armoedecijfers leren ons dat de doelgroep van de meest kwetsbaren nauwelijks toegang krijgt in de sociale huurmarkt, de leegstand in de sociale huisvesting blijft onopgelost en ondertussen blijven de wachtlijsten voor sociale huurwoningen verder aandikken.
Ik vraag me dan ook af wat de bedenkingen zijn van de minister van Armoedebestrijding, mevrouw Lieten.
Maar laat ons wel wezen, collegas, niet iedere huurder is een probleemhuurder. Moet de belastingbetaler dan ook blijven opdraaien voor alle woonkosten of moet de sociale huisvesting en woonondersteuning in de eerste plaats gericht zijn op de kwetsbare doelgroep en om noodsituaties de baas te kunnen?
LDD is van mening dat in de sociale huursector onvoldoende geïnvesteerd wordt in de probleemhuurder. Sociaal huren is een win for life voor de betere sociale huurder, de probleemhuurders daarentegen riskeren gemakkelijker uit huis te worden gezet. Ze belanden op straat of bij een nietsvermoedende private verhuurder. En dit kan vermeden worden door levenslang wonen voor beterverdieners te ontmoedigen en door in te zetten op woonbegeleiding.
Vandaag verdient 25 procent van de sociale huurders al meer dan het toegelaten inkomen, maar de wachtlijsten pieken tot 91.000 unieke dossiers, een stijging van 11,5 procent sedert het aantreden van deze regering. En toch wil men nog de inkomensgrenzen optrekken. Onbegrijpelijk voor wie al jaren op een wachtlijst staat. LDD is van oordeel dat de laagverdiener beter kan worden geholpen door de huurpremie inkomensgerelateerd te maken.
En ook de private huurmarkt is het vertrouwen in de overheid kwijt. Hoe kan een marktconforme woning vandaag nog betaalbaar en rendabel blijven voor de eigenaar? Het huurgarantiefonds geraakt niet uit de startblokken. Per opgestart dossier zou er in ongeveer 1800 tot 2000 euro voorzien worden. Dit wijst op een heel geringe bijdrage: aan een huurprijs van 500 euro per maand kan nauwelijks vier maanden uitbetaald worden.
Er wordt in veel middelen voorzien, 10 miljoen euro, ter ondersteuning van huurdersorganisaties en om de private eigenaar te lokken naar de sociale verhuurkantoren. Ik pleit ervoor dat er in de nieuwe communicatie plaats is voor zowel de plus- als voor de minpunten van de sociale verhuurkantoren. Om de eigenaar correct en klantvriendelijk te dienen, moet de beroepskwalificatie afgestemd worden op hetzelfde niveau als vergelijkbare beroepen.
Mijn conclusie is, collegas, dat uit de begroting eens te meer blijkt dat de overheid evolueert naar een projectontwikkelaar, een verkavelaar, een bouwonderneming of een makelaar. Via de sociale huisvestingsmaatschappijen worden steeds meer betere huurders aangetrokken, terwijl de meest kwetsbare huurders of probleemhuurders steeds meer doorgesluisd worden naar de private verhuurmarkt. En wanneer die daar niet meer terechtkunnen, blijft de doelgroep letterlijk in de kou staan. (Applaus bij LDD)
De heer Bothuyne heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het kort houden omdat ik de heer Ceyssens vervang, de nieuwe burgemeester van Meeuwen-Gruitrode.
Ruimtelijke Ordening is voor CD&V een verhaal van partnerschap. Het is in eerste instantie een partnerschap met de lokale besturen. Wij vinden het heel belangrijk om de ontvoogde gemeenten te begeleiden als volwassen partners in het verhaal van Ruimtelijke Ordening enerzijds en om anderzijds de niet-ontvoogde gemeenten te begeleiden en hun ervan te overtuigen om effectief ten volle hun verantwoordelijkheid op te nemen. De beleidsbrief heeft ons een duidelijk zicht gegeven op de plannen van de minister dienaangaande.
Partnerschap moet er niet alleen met lokale besturen zijn, maar bijvoorbeeld ook met architecten. Wat ons betreft is de communicatiecampagne rond de digitale bouwaanvraag en de administratieve afhandeling ervan, een heel belangrijk aspect van het beleid inzake ruimtelijke ordening voor het komende jaar. We verwachten er dan ook een en ander van.
Waar we met zijn allen veel van verwachten, is uiteraard alles wat de versnelling aangaat.
De versnelling van de versnelling is een prioriteit van iedereen. We juichen dan ook toe dat de commissie-Sauwens weer samenkomt om de opvolging van de aanbevelingen na te gaan en uit te zoeken hoe we dat proces nog kunnen versterken. De Raad voor Vergunningsbetwistingen was een goed voorbeeld van versnelling. Ondertussen is er op aangeven van het parlement en de minister een en ander veranderd. De heer Vandaele heeft daar al naar verwezen. De uitdaging is nu om de nadelen van de ingezette methodiek weg te werken. Zo kunnen ook de oude dossiers worden afgehandeld.
Ruimtelijke Ordening heeft een aanzienlijke impact op andere beleidsdomeinen. Minister, op het domein van Energie verwachten we dat u afstemt met uw collega die naast u zit met betrekking tot de studie rond onthaalcapaciteit. Er is nog winst te boeken, bijvoorbeeld door de inplanting van windturbines.
Ook voor Economie is Ruimtelijke Ordening belangrijk: niet alleen door snellere procedures, maar ook door de reorganisatie van de bijzondere economische knooppunten. Dat is twee jaar geleden gestart met de herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Dat werd toen goedgekeurd, maar op het terrein heeft het nog te weinig effect.
We staan met ons allen achter het winkelbeleid van deze regering. Ook daar is Ruimtelijke Ordening een essentiële partner om snel lokale besturen de mogelijkheid te geven om bijvoorbeeld kernwinkelgebieden af te bakenen in hun stad of gemeente. We rekenen dus op de immer voluntaristische krachtige inzet die minister Muyters steeds kenmerkt om van Ruimtelijke Ordening in 2013 een succes te maken.
De heer Wienen heeft het woord.
Minister, u had natuurlijk verwacht de heer Penris hier te zien. Ik hoop dat u die ontgoocheling ooit te boven komt en dat u het gemis ooit een plaats kunt geven in uw leven. U zult het vandaag met mij moeten stellen.
Minister, uw woonbeleid is op zijn minst ambitieus te noemen. We hebben gezien dat de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHMs) veel extra taken kregen. Ik denk aan het groeipad voor sociale woningen in het kader van het grond- en pandenbeleid, de bouw van bescheiden huur- en koopwoningen, het beheer van bescheiden huurwoningen, de bouw van socialeassistentiewoningen enzovoort. Daarenboven moet tegen 2020 het volledige patrimonium ook nog eens beschikken over dakisolatie, dubbel glas en een rendabel verwarmingssysteem. Ik hoop dat u deze ambities kunt waarmaken. Dat is in het belang van de mensen die een beroep moeten doen op sociale huisvesting.
Het budget is krap. Dat zou een probleem kunnen zijn. De Romeinen leerden het ons al: nec spe, nec metu, of geen hoop, geen vrees. Dat is sinds 14 oktober ook een beetje mijn leuze geworden. De noden zijn inderdaad hoog. U hebt dus terechte ambities. In totaal staan maar liefst 91.926 personen op de wachtlijst. Het gebrek aan betaalbare kwalitatieve woningen is een van de belangrijkste sociale noden in Vlaanderen.
Mevrouw Hostekint zegt dat we de eerste resultaten al kunnen zien, maar wij stellen vast dat de uitvoering van het Grond- en Pandendecreet niet van een leien dakje loopt. De oorzaak is dat het grond- en pandenbeleid niet wordt gedragen door de lokale politiek. 156 gemeenten hebben volgens het agentschap Wonen-Vlaanderen te weinig inspanningen gedaan om het bindend sociaal objectief te halen. Een meerderheid van de gemeenten geeft dus onvoldoende uitvoering aan de decretale verplichtingen. Eigenlijk boycotten sommige burgemeesters uw beleid.
Collega Penris, minzaam zoals we hem allemaal kennen, heeft me natuurlijk ook opgedragen om iets positiefs te zeggen. Wat w el goed is in de beleidsbrief, is het feit dat u Vlaamse sociale huisvestingsmaatschappijen wilt laten evolueren naar een soort volkshuisvesting. Dat is iets waarvoor de heer Penris steeds heeft gepleit. Het is essentieel voor de sociale huisvesting dat niet alleen de armsten onder ons volk er hun gading kunnen vinden en sociale woningen kunnen betrekken. Ook mensen zoals de postbode, de wijkagent, de kleine zelfstandige moeten terechtkunnen in die sociale huisvesting. Ik weet dat sommige partijen in dit gremium het daar niet mee eens zijn, maar ik denk dat ze dwalen.
Minister, ik plaats trouwens de verhoging van de inkomensgrens in dat kader. Ze is belangrijk om de juiste mix te krijgen in de sociale huisvesting en om gettos te vermijden waar enkel de allerarmsten van ons volk bij elkaar leven. Dat is een goede insteek. Dat is het pad dat we verder moeten bewandelen indien we die sociale huisvesting leefbaar willen houden. We merken immers in onze steden dat net daar het schoentje wringt, dat heel wat sociale huisvestingsentiteiten totaal onleefbaar geworden zijn. Ik ken heel wat blokken in het Antwerpse waar heel wat mensen niet echt een kwalitatief leven kunnen leiden door die onleefbaarheid. Dat heeft voor een deel te maken met de instroom van heel wat vreemdelingen in die sociale huisvesting.
We stellen vast dat een kwart van onze Vlaamse sociale woningen wordt toegewezen aan vreemdelingen. Bijna 27 procent van de personen op de wachtlijsten is vreemdeling. Ook dat zorgt voor een onleefbare situatie. We moeten drastische maatregelen durven te nemen om de leefbaarheid van onze sociale huisvesting op te krikken. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer van Rouveroij, ik heb begrepen dat mevrouw Van Volcem het woord niet zal nemen.
Voorzitter, ze woont de gemeenteraad van Brugge bij. Het is de laatste zitting waarin ze fungeert als schepen.
De heer Martens heeft het woord.
Voorzitter, ministers, ik zal het in de mij toegemeten tijd hebben over ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ordening is een problematiek waarin, zoals bij een begrotingsbespreking als die van vandaag, alle beleidsdomeinen samenkomen. Zoals u weet, minister, vervult ruimtelijke ordening een belangrijke regiefunctie. Ze moet ruimte vrijmaken voor ondernemen, voor wonen, voor ons integraal waterbeleid, voor natuur, voor bos, voor ons energiebeleid en noem maar op.
Wat wij van u, minister, volgend jaar verwachten, is dat de inplanting van logistieke centra enzovoort multimodaal gebeurt, dat vervoersgenererende activiteiten worden ingeplant op plaatsen waar ook overslagmogelijkheden naar het spoor en de binnenvaart zijn. We verwachten van u een ruimtelijk beleid op het vlak van wonen dat kernversterkend en inbreidingsgericht is. We moeten durven om die woonuitbreidingsgebieden in the middle of nowhere, op plaatsen waar de problematiek van de wateroverlast groot is, te schrappen. Wat dat betreft, verwachten we ook veel van uw beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat op korte termijn een oplossing wil vinden voor die verschillende signaalgebieden, die harde bestemmingen, die meer dan 23.000 percelen harde bestemmingen die in overstromingsgevoelige gebieden liggen. Daarvoor moeten oplossingen worden gevonden. We moeten meteen ook een bewarende maatregel nemen om te voorkomen dat de valleigebieden verder bebouwd worden en het waterbergend vermogen afneemt. Ruimtelijke ordening moet juist bijdragen aan de veerkracht van onze open ruimte. Ze moet een antwoord bieden op de toenemende klimaatopwarmingen enzovoort en alle gevolgen inzake wateroverlast.
Minister, wij verwachten ook een versnelling van de procedures voor het bestemmen en vergunnen van strategisch belangrijke investeringsprojecten. Ik heb in de commissie het voorbeeld gegeven van de problematiek van de hoogspanningslijnen. Daarvoor zijn voor één project niet minder dan zeven openbare onderzoeken nodig: in het kader van de kennisgeving van de plan-MER, van het ruimtelijk uitvoeringsplan, van de project-MER, van de stedenbouwvergunning, van de milieuvergunning. Door rond een project vijf of zeven openbare onderzoeken te organiseren, zal het maatschappelijk draagvlak niet toenemen. Voor ons is de vereenvoudiging van de procedures essentieel. Daarbij hoort ook de integratie van de milieu- en stedenbouwvergunning in één omgevingsvergunning.
Dat zal heel wat problemen opruimen die er vandaag zijn, bijvoorbeeld voor de inplanting van windturbines, waar we soms zien dat in bepaalde zones die zijn afgebakend als windturbinelocatie, projectontwikkelaar A de milieuvergunning op zak heeft, maar projectontwikkelaar B, met een project dat conflicteert met zijn concurrent, de stedenbouwvergunning. Beide projecten heffen elkaar op. Die omgevingsvergunning zou voor het creëren van onze energielandschappen en windturbinelandschappen een enorme stap voorwaarts zijn.
Minister, ik onderstreep het belang van een goede werking van de Raad voor Vergunningsbetwistingen. We weten allemaal dat handhaving het sluitstuk is van het beleid. We hebben een aparte Vlaamse rechtbank opgericht, de Raad voor Vergunningsbetwistingen, om sneller en beter recht te spreken. De waarheid gebiedt ons te zeggen dat we daar de eerste jaren zeker niet in zijn geslaagd. Tot onze tevredenheid hebben wij kunnen vaststellen dat de inspanningen van het parlement en de regering de laatste jaren ervoor hebben gezorgd dat de maandelijkse uitstroom groter is dan de maandelijkse instroom. Maar het passief van hangende dossiers van de eerste twee jaren moet nog worden opgelost. Dat kan door hulprechters in te schakelen, afkomstig van het Milieuhandhavingscollege of van de federale overheid, de Raad van State.
Mijnheer Martens, u had het over oplossingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld waterzieke gebieden, waar nu nog mag worden gebouwd, in de toekomst niet meer mogen worden bebouwd. Wij zijn het met u eens. Maar dan moeten we natuurlijk het bestaande instrumentarium verfijnen, onder andere het financiële instrumentarium. Ik denk daarbij vooral aan het systeem van planbaten en planschade. Als je nu door een planningsinitiatief ziet dat je grond of eigendom een meerwaarde krijgt, moet je planbaten betalen. Dat is een klein bedrag. Als je ziet dat je grond in waarde vermindert door een planningsinitiatief, moet je planschade betalen. Dat is een vrij hoog bedrag. Wij zijn ervan overtuigd dat we heel wat meer zouden kunnen doen als die bedragen dichter bij elkaar zouden kunnen komen. Mijnheer Martens, hopelijk kunnen wij daar in de toekomst samen werk van maken.
Mijnheer Vandaele, ik ben het daar volmondig mee eens. Planbaten en planschade moeten inderdaad meer in evenwicht zijn voor de besturen die initiatieven nemen om tot een planologische ruil over te gaan door harde bestemmingen in de overstromingsgevoelige gebieden beneden in de vallei uit te ruilen voor zachte bestemmingen boven in de vallei, en die daarvoor vandaag financieel worden bestraft omdat ze inderdaad veel meer moeten geven op het vlak van planschade dan ze ontvangen op het vlak van planbaten.
Het is minstens even noodzakelijk om alternatieve instrumenten uit te werken. Je kunt daarbij denken aan een ruilverkaveling uit kracht van wet, of aan andere vormen van planologische ruil waarbij men het systeem van planbaten en planschade tijdelijk uitschakelt, om zo enkel de netto baten en de netto schade in die ruiloperatie te vergoeden of af te romen. Wij kijken met veel interesse uit naar het decreet Landinrichting, dat samen met minister Schauvliege moet worden uitgewerkt. Wij hopen dat in dat decreet de gereedschapskoffer om aan grondbeleid te doen effectief zal worden verruimd.
Mevrouw Veerle Heeren is vandaag benoemd tot burgemeester van de belangrijke stad Sint-Truiden. De heer Marino Keulen heeft vandaag ook de eed afgelegd in handen van de gouverneur. (Applaus)
Ook de heer Lode Ceyssens heeft de eed afgelegd in handen van de gouverneur. Is er nog iemand die geen burgemeester wordt?
Mevrouw Heeren wordt vervangen door een West-Vlaamse stem. Mevrouw Coppé heeft het woord.
Voorzitter, ministers, collegas, nog goed anderhalf jaar en deze legislatuur loopt ten einde. Wat het woonbeleid betreft, kunnen we vaststellen dat er al heel wat werk werd geleverd en in de steigers werd gezet. Er worden initiatieven genomen tot renovatie van het patrimonium, de sector van het sociaal krediet wordt hervormd, er komt een grotere bescherming voor huurders op de private markt, de gemeenten worden nauwlettend opgevolgd met betrekking tot het bereiken van het opgelegde sociaal objectief, er wordt een nieuw financieringssysteem voor de sociale huisvestingssector uitgewerkt. Kortom, er is al heel wat gerealiseerd.
Het is nu zaak om op hetzelfde elan, snel en correct, verder te werken. De verdere inspanningen zijn absoluut nodig om de woonzekerheid van de mensen te versterken. Om dat te verwezenlijken, zijn en blijven inspanningen nodig op verschillende vlakken: een verhoging van het sociaal woonaanbod, een performant en duidelijk sociaal leningensysteem, het stimuleren van de private huursector, het verder aanmoedigen van de eigendomsverwerving en het realiseren van een bescheiden woonaanbod, om er maar enkele te noemen.
Minister, gestalte geven aan het woonbeleid is een uitdagende opdracht. Wonen blijft een van de meest elementaire basisbehoeften van de mensen en het blijft een taak van de overheid om in deze een belangrijke rol te spelen, zodat het grondwettelijk recht op wonen niet louter een theoretisch recht is, maar ook daadwerkelijk voor iedereen realiteit wordt.
Een eerste sleutelelement in het garanderen van het recht op wonen is de uitbreiding van het sociaal woonaanbod. Mevrouw Hostekint heeft er ook naar verwezen. In 2009, met de goedkeuring van het Grond- en Pandendecreet, werd op dat vlak een belangrijke inhaaloperatie gestart. Alles samen moet het sociaal woonpatrimonium tegen 2023 met meer dan 60.000 eenheden zijn aangegroeid. Dat betekent dat we aan evenveel gezinnen betaalbaar en kwaliteitsvol wonen kunnen aanbieden. Het is een gigantische operatie, en het is dan ook positief vast te stellen dat we vandaag op schema zitten.
Tegelijkertijd moeten we constateren dat heel wat gemeenten nog in gang moeten schieten. Daar kunnen uiteenlopende redenen voor zijn, maar het aantreden van nieuwe lokale besturen is toch een opportuniteit. Minister, u moet daarvan gebruikmaken om de nieuwe gemeentebesturen te informeren over de verwachtingen aangaande de bijkomende realisatie van sociale woningen. Het is ook goed dat er verder wordt gewerkt aan een degelijke monitoring van de activiteiten. Waar en indien nodig, moeten de werkingsgebieden van de maatschappijen opengebroken kunnen worden. De nodige realisatie van sociale woningen in een bepaalde regio mag niet worden gehypothekeerd door het gebrek aan zin voor initiatief.
Minister, een sociaal woonaanbod realiseren kost geld. Zonder een degelijk en sluitend werkend financieringssysteem beginnen de maatschappijen er niet aan. We hebben daarover regelmatig noodkreten gehoord vanuit de sector. Het nieuw financieringssysteem (NFS2), dat met de beste bedoelingen tot stand is gekomen, liet de huisvestingsmaatschappijen niet toe om op een financieel sluitende manier te werken. Een degelijk financieringssysteem dat huisvestingsmaatschappijen niet financieel straft wanneer zij de nodige activiteiten aan de dag leggen, is dus absoluut nodig. Ik kijk uit naar de effectieve introductie van het nieuwe systeem. We hebben daarover al meermaals gediscussieerd. Ik hoop dat de sector durft te investeren zonder dat elke maatschappij een GSC-maatschappij (gewestelijke sociale correctie) wordt.
Ik had het nog graag over verschillende andere zaken gehad, maar de vorige sprekers hebben ook al veel gezegd. Ik wil nog één punt aanhalen: een eigen woning verwerven in economisch minder stabiele tijden kan worden gestimuleerd door het verschaffen van enige zekerheid voor het terugbetalen van de hypothecaire lening. Op dat vlak heeft de Vlaamse overheid dan wel haar verantwoordelijkheid genomen door het instellen van een verzekering gewaarborgd wonen, maar spijtig genoeg en tot onze grote verbazing zijn er minder aanvragen. Minister, hopelijk worden er in de toekomst meer inspanningen geleverd om promotie te maken voor deze lening. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Minister Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, ik reageer graag op een aantal zaken die hier zijn gezegd. Er zijn een aantal zaken die mij verontrusten, en er zijn ook een aantal zaken die mij blij stemmen.
Mevrouw De Waele, wat mij toch enigszins blijft verontrusten, is uw mening over sociaal huren. Ik zal het komende anderhalf jaar blijven proberen om u op andere gedachten te brengen. U zegt dat sociaal huren de win for life is voor diegene die er beter aan toe is, voor de betere huurder, en dat mensen met financiële problemen niet in een sociale woning geraken.
Mevrouw De Waele, u weet wellicht dat de inkomensgrenzen om in een sociale huurwoning te geraken, vandaag dusdanig zijn dat u geen job meer mag hebben als straatveger of als poetshulp via dienstencheques. In dat geval kunt u geen sociale woning meer binnen. Met andere woorden, om nog in aanmerking te komen voor een sociale woning. mag je nog nauwelijks een inkomen, zelfs een minimuminkomen hebben.
Dan vraag ik u, mevrouw De Waele: is dat dan uw model? Vindt u dat gezond? U wilt dat nog verder inkrimpen. Ik begrijp dat niet. Ik denk dat er mensen zijn, ook mensen die het moeilijk hebben, die hun kans grijpen en die, na vele jaren soms van werkzoekende te zijn, uiteindelijk een job vinden. Die mensen worden zonder pardon dan van de wachtlijst gegooid omdat ze ocharme een heel kleine job hebben kunnen bemachtigen met een erg laag loon. Ik vind dat niet juist, mevrouw De Waele. Ik denk dat we mensen niet moeten straffen wanneer ze uit de miserie willen kruipen, maar juist moeten belonen.
Wat uw win for life betreft, wil ik u trouwens nog zeggen dat de huur wordt aangepast aan het inkomen van mensen. Als u een sociale woning begint te huren wanneer u in armoede leeft, en op een dag veel begint te verdienen, dan kunnen er twee dingen gebeuren. Een heleboel mensen verhuizen dan spontaan, omdat ze zich iets nieuws kunnen permitteren op de markt, soms in een buurt of omgeving waar ze liever willen wonen. Een aantal andere mensen blijven graag in de buurt waar ze misschien al lange tijd wonen, worden stabiele huurders, en worden iemand die voor de buren zorgt, iemand die mee het groen onderhoudt; iemand die zorgt voor de leefbaarheid van die sociale woonwijken. Daarvoor pleit u toch ook?
Ik denk dat het meest correcte dat we dan kunnen doen, datgene is wat we nu doen, namelijk de huur optrekken, en zelfs optrekken tot aan een markthuurwaarde, wanneer mensen meer verdienen dan een bepaalde grens. Op die manier steekt de maatschappij er niets aan toe, zoals u lijkt te willen suggereren, maar creëren we toch een soort stabiele bewoning, waarbij we ervoor zorgen dat een van u beider buren wel een job heeft, wel een opleiding volgt, en toont dat er een kans is om het morgen beter te hebben dan vandaag. Ik denk dat het onze plicht is als maatschappij om te blijven investeren in die groep mensen.
Bescheiden wonen, daar heb ik ook het een en ander over gehoord. Ik hoorde onder andere de heer Vandaele. Mijnheer Vandaele, ik denk dat ik nog meer kans heb om u op andere gedachten te brengen dan mevrouw De Waele. Ik heb nog goede hoop op dat vlak. U zegt dat het toch weinig rechtvaardig is, en u pleit eerder voor bescheiden wonen dan voor sociaal wonen.
Welnu, het gaat over verschillende groepen. Als we bescheiden woningen aanbieden, dan gaat het om mensen die wat meer financiële mogelijkheden hebben, niet altijd gemakkelijk op de private markt aangewezen kunnen zijn, maar die er financieel toch beter aan toe zijn dan de mensen die we in de sociale woningen trachten te huisvesten. Ik hoop dat u in het komende jaar zult zien dat ons plan voor die bescheiden woningen mooi complementair is aan het sociale aanbod, en ook niet marktverstorend werkt voor het private aanbod. Ik denk dat we op die manier elkaar nog kunnen vinden.
Ik hoorde ook nog een aantal kanttekeningen over het Grond- en Pandendecreet: dat het niet door elke gemeente wordt gedragen. Dat klopt, maar ik denk wel dat het belangrijk is dat we aan de start van een nieuwe bestuursperiode de nieuwe gemeentebesturen een kans geven om een plan te maken voor de komende jaren. We kunnen nu heel duidelijk zeggen hoever ze staan: soms is dat ver, soms helemaal niet. Wij vragen de gemeentebesturen in januari om ons hun intenties over te maken tegen de maand maart om te kunnen zien wie vooruit wil en wie niet. Ik denk dat we mensen met de correcte intentie niet moeten straffen, maar dat we moeten zoeken naar mensen die mee willen en dat die ook te vinden zijn.
Mijnheer Vandaele, om u gerust te stellen: er is niet bespaard op de renovatiepremie. Wat we wel telkens doen, is op basis van de snelheid waarmee de dossiers worden ingediend en de bedragen volgens welke ze toekomen, een inschatting maken van het nodige budget. In sommige jaren is dat een forse stijging gebleken; in andere jaren daalt dat budget wat. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat de Federale Regering iets langer dan een jaar geleden een aantal fiscale aftrekposten heeft geschrapt. Veel mensen hebben toen een factuur vervroegd naar het einde van dat jaar. Ze zijn dat natuurlijk logischerwijze overeengekomen met de aannemers. Daardoor merken wij een lichte terugval in facturen in de daarop volgende periode. Het is dus zeker geen besparing.
Mijnheer Wienen, u hebt een aantal dingen gezegd waar ik blij mee ben, maar toch ook een aantal zaken die mij verontrusten. U hebt gezegd dat er zoveel vreemden en vreemdelingen zijn in sociale woningen en op wachtlijsten, en dat dat voor een onleefbare situatie zorgt.
Ik denk dat u een fout maakt ter zake. Wat ervoor zorgt dat het soms onleefbaar is in een aantal wijken sociale woonwijken, maar ook andere is dat niet iedereen even goed zorgt voor datgene wat gemeenschappelijk is en van iedereen, voor de straat, voor de buurt. Dat zorgt voor fricties. Het klopt zeker dat er problemen zijn in een aantal sociale woonwijken. Ik vind niet dat u die problemen mag gelijkstellen met de afkomst van de mensen. We moeten kijken naar de problemen die rijzen en die aanpakken. Het is namelijk niet zo dat het loutere feit dat iemand ouders of grootouders heeft die uit een ander land kwamen, zorgt voor de problemen. Ik hoop dat u dat zult willen inzien. We mogen de problemen niet ontkennen, maar die kunt u niet linken, denk ik, aan kleur of ras.
Ik heb ook een aantal positieve zaken gehoord. Sommige leden willen sterk inzetten op woonzekerheid. Mevrouw Hostekint, mevrouw Coppé, u hebt ter zake in mij een bondgenoot. De heer Vandaele heeft benadrukt dat het erg belangrijk is om sociale verhuurkantoren extra aandacht en middelen te geven. Ik vind dat ook. Mijnheer Vandaele, ik weet dat uw partij daar veel brood in ziet. Ik voel dat ook zo aan. Mevrouw De Waele ziet dat niet zo. Zij vindt dat ik mensen lok naar de sociale verhuurkantoren, als waren die mensen Hans en Grietje en ik de gemene heks die hen in een kooi zal stoppen, om hen vet te mesten. (Gelach)
Mevrouw De Waele, dat is niet zo.
Ik heb ook nog gehoord dat mevrouw Coppé me oproept om op hetzelfde elan door te gaan als de voorbije jaren, om dus meer bij te bouwen, om een oplossing te vinden voor die sociale leningen door al die tarieven eenvormig te maken. Daar is nu ook een concreet voorstel voor. Ze vraagt dat ik keihard werk zou maken van bescheiden wonen en dat ik het nieuwe financieringssysteem FS3 ook in werking zou doen gaan. Mevrouw Coppé, ik beloof u heel plechtig dat ik er alles aan zal doen om de komende periode even snel, zo niet sneller te werken.
Dames en heren, even een dienstmededeling: vanaf 18 uur wordt u een lichte maaltijd aangeboden in het zelfbedieningsrestaurant. U kunt nu dus al gaan eten.
De heer Wienen heeft het woord.
Minister, u weet zeer goed op welke punten in uw beleid we elkaar kunnen vinden en welke wij ook ondersteunen. Dan heb ik het bijvoorbeeld over die volkshuisvesting. Wij delen de intenties en de visie van Open Vld en LDD niet. We zitten inderdaad op uw golflengte: er moet sociale huisvesting worden gecreëerd voor die voorbeelden die u hebt gegeven, voor die straatveger of die dame die poetst voor dienstencheques. Ook die mensen moeten terecht kunnen in die sociale huisvesting. Dat is ook belangrijk voor die leefbaarheid.
U zegt dat ik de vreemdelingen de schuld geef voor het feit dat heel wat woonblokken onleefbaar zijn geworden door het slechte onderhoud van gemeenschappelijke delen. Soms gaat het niet enkel over slecht onderhoud, maar botweg over vandalisme, bevuiling en noem maar op. Ik heb niet gezegd dat dit te maken heeft met ras. Ik had het specifiek over vreemdelingen, en dan bedoel ik mensen die onze Belgische nationaliteit niet bezitten. U stelt dat dit niets te maken heeft met het feit dat men het kind is van ouders of grootouders van vreemde origine. Ook daarover ging het niet. Het gaat specifiek over vreemdelingen. Ik stel enkel vast dat omgaan met de eigendom van iemand anders soms ik durf dat te zeggen cultureel ook anders is bepaald. Vreemdelingen die hier komen, hebben soms niet zo goed door welke normen en waarden wij hebben qua eigendom, het onderhoud van huurwoningen en woningen die door u, door de overheid ter beschikking worden gesteld. Daarover gaat het. Daar ligt het probleem.
Het gaat uiteraard ook over het feit dat in bepaalde sociale woonentiteiten de concentratie van vreemdelingen dus mensen die niet over onze nationaliteit beschikken zo hoog is geworden dat de overlast en de onleefbaarheid crescendo gaan. Ik heb op geen enkel moment gezegd dat dit te maken zou hebben met ras of eender wat. Het gaat over vreemdelingen die anders aankijken tegen wonen in dit land.
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Minister, ik hoop dat ik u wat meer gezond verstand en een beetje meer sociaalvoelendheid zal kunnen bijbrengen, zeker op het vlak van wonen. U doet steeds alsof dit belachelijk is, maar toch zou u er goed aan doen wat beter te luisteren naar de input van oppositieleden.
Mijn verhaal is er een om de meest kwetsbare huurder aan een dak boven zijn hoofd te helpen. We weten allemaal dat dit een grondwettelijk recht is en dat u, als minister van Wonen, daar een verpletterende verantwoordelijkheid in draagt.
De wachtlijsten voor sociale huurders nemen steeds toe. Sinds uw aantreden als minister is er een stijging met maar liefst 11,5 procent. Dit is niet niks. Dit betekent dat de wachtrij sociale huurders nog langer is geworden. Ik wil daar iets aan doen.
Kan men dat doen door die wachtlijsten te laten aandikken door mensen die beter verdienen? Neen! Dit zou een artificiële aandikking van de wachtlijsten met zich meebrengen.
Neem nu die postbode of die werkende man die net ietsje te veel verdient om vandaag een sociaal huurhuis te betrekken. Ik wil die helpen, maar heb daar een ander voorstel voor. Zorg ervoor dat de huurpremie wordt verruimd en inkomensgerelateerd. Zo gaat u de sociale huisvesting niet moeten vastleggen voor mensen die beter verdienen, maar gaat u ervoor zorgen dat die postbode of die man die net ietsje te veel verdient, ook terecht kan op de private verhuurmarkt en geholpen wordt.
Minister, u maakt er een beetje een lachertje van. U doet alsof ik zeg dat u eigenaars lokt naar een sociaal verhuurkantoor. (Opmerkingen van minister Freya Van den Bossche)
Dat zijn uw eigen woorden! Die woorden staan letterlijk genotuleerd in het commissieverslag, en ik heb u ermee geconfronteerd. U gebruikt het woord lokken! U zegt dat we de eigenaars moeten lokken. Ik zeg u: trek eigenaars aan, maar dan wel op een faire en correcte manier. Dat is mijn pleidooi. Zorg ervoor dat de eigenaar zowel de voor- als de nadelen leert kennen van sociale verhuurkantoren. Immers, er zijn voordelen, maar er zijn ook addertjes onder het gras.
Ik vind het erg dat u zowel nu, in plenaire, als in commissie, de zaken die ik naar voren breng, in het belachelijke wilt trekken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik wil absoluut niet dat er misverstanden zouden ontstaan tussen de minister en ikzelf. Ook ik vind dat sociale woningen en bescheiden woningen complementair moeten zijn. Alleen is het systeem van sociale woningen niet volmaakt omdat het een momentopname is.
Ben je toevallig pas afgestudeerd, niet gehuwd en werkloos, dan kom je in aanmerking. Maar het kan zijn dat je het jaar nadien een gegoede burger bent, gehuwd met een rijke dame en niet meer in aanmerking kunt komen voor een sociale koopwoning. Een sociale huurwoning, dat is een ander paar mouwen. Die blijft sociaal in lengte van dagen.
Ik wens nog een paar korte reacties te geven.
Mijnheer Wienen, ik ben u inderdaad vergeten te noemen bij diegenen die hard pleiten voor een brede toegankelijkheid bij sociaal wonen. Het is inderdaad niet uw partij die zich daartegen kant. Het gaat eerder om mevrouw De Waele, daarin gesteund door mevrouw Van Volcem.
Ik wil u eraan herinneren, mevrouw De Waele, dat ik er helemaal niet tegen ben om premies te geven aan mensen om te huren op de private markt. Wanneer men echter tegelijkertijd niet zorgt voor een voldoende breed aanbod, dan zal de krapte op de huurmarkt er enkel toe leiden dat via die premies de prijzen de hoogte in worden gejaagd. In dat geval zijn die premies gewoon geld dat rechtstreeks in de zak belandt van mensen die al veel hebben.
Ik vind de communicatie over SVKs vrij fair. Men krijgt een gegarandeerde huurinkomst en men heeft geen administratieve last. Dat is tweemaal absoluut waar.
Mevrouw De Waele, ik heb veel respect voor parlementsleden, ongeacht of die in de meerderheid of in de oppositie zitten. Onze meningen zijn echter zo diametraal tegengesteld aan elkaar dat ik in die drie jaar nog geen enkel moment heb gevonden dat ik u heb kunnen volgen of u mij. Dat mag u niet zien als een gebrek aan respect. Een parlement is een forum waarop u mij daarop mag wijzen, maar ik ook u.
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Martens, ik zie een rol weggelegd om beleid bij de andere domeinen mogelijk te maken. Zo niet, moet ik het energiebeleid en het woonbeleid voeren. Ik denk dat de collegas dat niet zouden willen. Op basis van het energiebeleid of van het woonbeleid dat daar wordt uitgetekend, wil ik nagaan wat ik op het vlak van ruimtelijke ordening kan doen.
De heer Bothuyne heeft daarnet ook al gezegd dat we tijdens de laatste commissievergadering een vrij goed debat hebben gevoerd over de Raad voor Vergunningsbetwistingen. We hebben toen afgesproken om nog een tussentijdse evaluatie te houden. Ik zal echter rekening houden met de kritiek dat dit beter moet gaan en dat die historische achterstand moet worden weggewerkt.
Wat het vergunningenbeleid betreft, push ik elke dag het departement en iedereen die ermee te maken heeft om sneller te werken. Maar zowel de omgevingsvergunning als het kaderdecreet is een fundamentele wijziging. We kunnen ons niet veroorloven dat er juridische fouten worden gemaakt waarmee men nadien mee naar de Raad van State kan gaan. Er moet grondig werk worden geleverd. Ik zal elke uiteenzetting en ook het krantenartikel van de heer Van den Heuvel vandaag in De Tijd gebruiken om het departement en de agentschappen ertoe aan te zetten om dit snel af te ronden.
Mijnheer Martens, wat de watergevoelige gebieden betreft, werken we momenteel al met de quick wins in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV). Ik herinner u aan Klein Appelmoes in Brugge, waar we een woonuitbreidingsgebied niet hebben gevalideerd vanwege het feit dat dit in een watergevoelig gebied lag. Ik ben het echter met u en met de heer Vandaele eens dat we het volledige instrumentarium waaronder ook alternatieve instrumenten moeten bekijken, om te zien wat er verder in de toekomst moet gebeuren.
Ik denk dat we hiermee de bespreking van het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed kunnen afsluiten.