Report plenary meeting
Report
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen.
De algemene bespreking is geopend.
Mevrouw De Vits, verslaggever, heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik heb een kort verslag bij de bespreking van dit ontwerp van decreet. Voor de plenaire vergadering wil ik eerst heel kort toelichten waarom dit ontwerp van decreet er gekomen is.
Steeds meer mensen bereiken een hoge leeftijd en in veel gevallen gelukkig in een goede gezondheid. Daarbij moeten we beseffen dat de levensloopbaan niet eindigt op 65 jaar. Een vierde van de bevolking kan niet op non-actief geplaatst worden. We moeten de emancipatie van ouderen met andere woorden structureel verankeren. In 2004 heeft dit parlement daartoe al een belangrijke stap gezet, toen hebben we over een eerste versie van dit decreet gestemd.
De wijziging die vandaag voorligt, is vooral een wijziging met betrekking tot een geactualiseerde visie op de rol van de Vlaamse overheid versus de lokale besturen. Het Planlastendecreet bepaalt dat Vlaanderen de lokale besturen moet ondersteunen in plaats van planlasten op te leggen. Die visie komt neer op minder betutteling, vandaar dat het ouderenbeleid op lokaal niveau niet langer meer zal worden gestuurd, maar wel zal worden gestimuleerd. Er is een ondersteunende rol van de Vlaamse overheid waarbij men een beroep kan doen op één of meerdere partnerorganisaties.
De commissie organiseerde een hoorzitting waar de verschillende betrokken partijen werden gehoord en vervolgens was er de bespreking in commissie. Ik geef het verslag van de standpunten in de commissie.
Mevrouw Dillen gaat akkoord met de uitgangspunten en doelstellingen van het ontwerp van decreet, maar ze stelt zich de vraag of men met dit voorstel van decreet die doelstellingen wel realiseert. Een afbouw van controlerende functies houdt ook risicos in. Zullen bijvoorbeeld alle gemeenten wel hun verantwoordelijkheid blijven opnemen? Zijn er voldoende financiële middelen gepland? De tekst over de partnerorganisaties is vaag en onduidelijk. Wie zal ze erkennen? Gaat het om één of meerdere partnerorganisaties? Wie kan de partnerorganisaties aanspreken? Dat zijn de vragen die mevrouw Dillen zich stelt. Ze merkt ook op dat de Raad van State heel wat juridische bemerkingen maakt bij het ontwerp van decreet.
Mevrouw Jans steunt het ontwerp van decreet. Ze vindt het belangrijk in te spelen op nieuwe vormen van participatie en inspraak die meer inhouden dan alleen maar adviesraden. Mevrouw Jans vindt het ook goed dat de betutteling van de gemeenten verdwijnt en dat de lokale besturen zelf een inclusief beleid uitwerken, ondersteund door een partnerorganisatie.
Wij steunen het ontwerp van decreet. Wel vragen we ons af wat een lokale ouderraad vermag als de lokale overheid ouderen niet bij het beleid betrekt. Het is een goede zaak dat de betutteling verdwijnt, maar dit mag niet leiden tot een verarming van het ouderenbeleid. Daarom vraagt mijn fractie een evaluatie na twee jaar. Dan moet duidelijk zijn of de planlast is verminderd en het ouderenbeleid is versterkt. We hebben geen problemen met het werken met partnerorganisaties, maar de ouderen zelf moeten ook kunnen worden ondersteund door de Vlaamse Ouderenraad.
De heer Gysbrechts zal het ontwerp van decreet niet goedkeuren. Hij staat wel achter het principe van minder betutteling en meer stimulering. De invoeging van het ouderenbeleidsplan in het lokale beleidsplan juicht Open Vld toe, maar het gevaar is de perceptie dat in de lokale besturen een ouderenbeleid niet langer verplicht is. Er komen financiële middelen, maar ze worden toegekend aan partnerorganisaties. De Vlaamse Ouderenraad wil de middelen over de gemeente verdelen, en dat komt neer op 480 euro. Dat is niet zinvol en het budget zou dan best worden geschrapt, aldus de heer Gysbrechts.
Mevrouw Vogels zal het ontwerp van decreet evenmin goedkeuren. De lokale besturen zouden volgens haar immers de ouderenadviesraden minder ernstig kunnen nemen. De VVSG zal haar aanbodgestuurde ondersteuning voortzetten maar zo bevordert men de participatie en de betrokkenheid van de ouderen zelf niet.
Tijdens de artikelsgewijze bespreking werden er een aantal amendementen ingediend door mevrouw Dillen om tegemoet te komen aan de bemerkingen van de Raad van State en aan kritieken geuit op de hoorzitting. Ook mevrouw Van der Borght en de heer Gysbrechts dienden een amendement in, maar die werden verworpen in de commissie.
Er werden drie amendementen aangenomen. Nadat mevrouw Dillen haar eigen amendement had ingetrokken, werd er met unanimiteit een amendement aanvaard op artikel 9, paragraaf 2, dat stelt dat de Vlaamse Ouderenraad zal worden gehoord over de erkenning van één of meer relevante partnerorganisaties. Er wordt, met inbegrip van twee onthoudingen, ook een nieuw artikel 10 aanvaard, waardoor er een evaluatie komt van het decreet gedurende het derde jaar na de inwerkingtreding. Ten slotte wordt ook het hernummerd artikel 13 gewijzigd, dat slaat op de inwerkingtreding van het decreet. (Applaus)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, dit decreet schuift een aantal mooie principes en doelstellingen naar voren die mijn fractie zeker kan ondersteunen. Het is in ieder geval een grondige wijziging met het bestaande beleid. We mogen spreken van een drastische ommezwaai.
De lokale verantwoordelijkheid wordt meer beklemtoond. Dit is belangrijk. De schoonmoederfunctie van het Vlaamse niveau verdwijnt. Het gaat zeker geen controlerende functie meer uitoefenen.
We zijn het er allemaal over eens dat beleidsparticipatie van ouderen belangrijk is. Ouderen dienen op een rechtstreekse wijze te worden betrokken. De vraag is alleen of dit met dit ontwerp van decreet kan worden gerealiseerd. Hoe mooi de doelstellingen ook mogen zijn, mijn fractie heeft toch een aantal fundamentele punten van kritiek bij dit ontwerp van decreet.
Dit ontwerp van decreet is zeer algemeen en vaag en het bevat zeer veel machtigingen voor de Vlaamse Regering. Maar dat zijn we intussen wel al gewoon. Maar er zijn vooral ook zeer veel onduidelijkheden en vragen die onbeantwoord blijven en geen antwoord krijgen in de toelichting en ook niet in de grondige bespreking tijdens de commissiezitting. Ook de Raad van State heeft fundamentele kritiek.
Ik som kort enkele punten van kritiek op.
We moeten ons eerst en vooral de vraag stellen of dit Vlaams Parlement wel bevoegd is om de in dit ontwerp van decreet voorziene regeling uit te werken. Minister, u bent daar in uw antwoord vrij licht overheen gegaan. De Raad van State heeft hier zeer ernstige twijfels bij. De bevoegdheid van de decreetgever reikt niet zo ver dat hij bepaalde ministers of bepaalde diensten van de Vlaamse Regering met opdrachten kan belasten of de regering of haar diensten op een welbepaalde manier kan organiseren. De decreetgever kan met andere woorden niet regelen dat de Vlaamse Regering een minister aanstelt ter coördinatie van het ouderenbeleid. Evenmin kan de decreetgever de Vlaamse Regering verplichten om welbepaalde opdrachten aan haar diensten toe te kennen. Het behoort tot de autonomie van de Vlaamse Regering om te bepalen welke voorbereidende maatregelen er nodig zijn ter uitvoering van haar beleid in het algemeen en van het ouderenbeleid in het bijzonder.
De lokale verantwoordelijkheid wordt meer beklemtoond. Het Vlaamse niveau gaat zijn controlerende functie afbouwen. Maar dit houdt toch wel een aantal ernstige risicos in. Wij moeten ons durven af te vragen of alle gemeenten hun verantwoordelijkheid zullen opnemen. Ik zal dit niet veralgemenen en ik heb dit ook tijdens de commissiebespreking gezegd maar ik vrees dat er in Vlaanderen gemeenten zullen zijn die weinig of niets zullen doen en alles zullen afschuiven op de partnerorganisaties. Het is dan ook wenselijk om, minstens in de toelichting, beter aan te geven wat de opdracht van de gemeenten moet blijven.
De cruciale vraag is wat het vooropgestelde budget is. We weten allemaal dat het al dan niet kunnen verwezenlijken van een decreet in de praktijk afhangt van de beschikbare budgetten. We zijn het er allemaal over eens dat het budget zeer belangrijk is. De behoeften van ouderen vormen dé grote uitdaging van de toekomst. Dat is daarnet nog in een actuele vraag aan bod gekomen.
Minister, met betrekking tot de vzw-structuur van de Vlaamse Ouderenraad heeft de Raad van State terecht ernstige bedenkingen bij de in dit ontwerp van decreet voorziene juridische rechtspersoon. In strijd met een aantal essentiële bepalingen van de wet op de vzws worden in dit decreet regels vastgesteld die op een ingrijpende wijze het bestaan, de organisatie en de werking van de Vlaamse Ouderenraad raken of die op een algemene wijze het administratief toezicht op die verenigingen organiseren.
Gelet op het feit dat er slechts één vereniging in aanmerking komt om aangesteld te worden als Vlaamse Ouderenraad moet de vraag gesteld worden of het niet de bedoeling is van dit ontwerp van decreet om onder het mom van de subsidiëring van een privé-instelling de oprichting van een organieke openbare dienst te beogen. Collegas, dit is echt een juiste opmerking van de Raad van State. Ik deel dan ook zijn advies dat het beter is om de Vlaamse Ouderenraad op te richten onder de vorm van een rechtspersoon sui generis, wat perfect kan volgens de bijzondere wet van 8 augustus 1980, die ter zake zeer ruime mogelijkheden biedt.
Ook over de partnerorganisaties blijft er veel onduidelijkheid, ook na de bespreking in de commissie. Is daar echt nood aan, zeker gezien de budgettaire krapte? Hoeveel partnerorganisaties wenst de Vlaamse Regering? Hoe zullen ze worden gestructureerd? Over wie gaat het? Ter zake zijn er immers veel mogelijkheden. Wat zal de verhouding zijn tot de lokale ouderenraden? Wat is de meerwaarde voor alle betrokkenen en voor de Vlaamse Ouderenraad? Op welke wijze zijn er voldoende waarborgen dat er voldoende rekening wordt gehouden met het lokale niveau? Zo kan ik nog wel een paar vragen over de partnerorganisaties opsommen die onbeantwoord blijven.
Minister, ik wil nog één vraag expliciet stellen, omdat het misschien belangrijk is daar meer duidelijkheid over te hebben. Wie wil de Vlaamse Regering eigenlijk als relevante partnerorganisatie erkennen? Ik blijf herhalen dat ik me niet van de indruk kan ontdoen dat een en ander toch wel op het lijf van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) is geschreven. Vandaag bestaat er al een convenant met de VVSG voor een periode van vijf jaar en met zelfde of toch minstens een soortgelijke opdracht. Daaraan wordt een behoorlijke financiering gekoppeld. Stel dat de VVSG wordt uitgekozen als relevante partnerorganisatie, hoe zal dit zich verhouden tot het bestaande convenant? We hebben de gelegenheid gehad om daar uitvoerig over te debatteren in de commissie. Ik zal heel dat debat hier niet herhalen, maar dat wou ik toch even opmerken. Voor onze fractie is dat immers toch wel een punt van kritiek.
Ook over Brussel-Hoofdstad zijn er ernstige bedenkingen, omdat de bevoegdheden niet enkel beperkt zijn tot gemeenschapsaangelegenheden. Meer bepaald is er kritiek op de subsidiering van de partnerorganisaties, omdat die zich niet enkel richten op de ondersteuning van het beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, maar ook op de ondersteuning van de ouderen zelf. De regeling van participatiemogelijkheden van burgers of groepen burgers ontsnapt aan de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap. De regeling waarin dit ontwerp voorziet, meer bepaald in artikel 9, is dus zeker niet aangepast aan de situatie in Brussel.
Ik rond af. Ook al zijn de doelstellingen die naar voren worden geschoven om invulling te geven aan een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen, positieve en juiste doelstellingen, de wijze waarop een en ander in dit ontwerp van decreet wordt uitgewerkt is niet de juiste wijze. Ik betreur het dat de Vlaamse Regering en de meerderheid in dit Vlaams Parlement geen gevolg willen geven aan terechte opmerkingen van de Raad van State. Dan gaat het niet over inhoudelijke, over principiële, politieke bemerkingen, maar over opmerkingen die enkel zijn ingegeven door mijns inziens terechte juridische en legistieke bekommernissen. Minister-president, heren minister, ik richt me hierbij ook tot u. Ik vind dit een regelrechte kaakslag aan het adres van de Raad van State. De Raad van State verdient echt beter. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Dehaene heeft het woord.
Voorzitter, ik dacht mijn betoog te houden vanop mijn plaats, maar het is misschien mijn laatste kans om hier vooraan een betoog te houden. (Gelach)
Hoeveel tijd heb ik? Een halfuur. Geachte leden, het voorliggende ontwerp van decreet is inderdaad uitvoerig besproken in de commissie. Ik durf te zeggen dat het een voorbeeldbehandeling heeft gekregen in onze commissie, in die zin dat we de tijd hebben genomen. Vaak is er kritiek uit de commissie Welzijn omdat we sommige dingen te snel zouden behandelen, maar hiervoor hebben we de nodige tijd genomen. Er is een hoorzitting geweest, een nuttige hoorzitting, die heeft geleid tot een aantal aanpassingen en amendementen die zijn aanvaard. Die aanpassingen werden ons onder meer door de Vlaamse Ouderenraad gesuggereerd.
Mevrouw Dillen spreekt van een radicale ommezwaai. Sta me toe dat enigszins te nuanceren. Dit ontwerp is eigenlijk een vertaling van wat de jongste jaren al bestaat: lokaal zijn er zeer veel besturen die het decreet zoals dat bestond ter harte hebben genomen en een zeer onderbouwd lokaal sociaal beleidsplan hebben uitgewerkt, in overleg met zeer veel actoren.
Ik spreek uit ondervinding, maar ook een aantal collegas hebben bevestigd dat het decreet voor een zeer grote dynamiek gezorgd heeft op lokaal niveau, om het lokaal sociaal beleidsplan te onderbouwen en te laten ontstaan. Ik ben ervan overtuigd dat die dynamiek niet zomaar zal wegebben met dit ontwerp van decreet. Ook al zal het lokaal sociaal beleid onderdeel worden van het globale beleidsplan in de nieuwe legislaturen in de gemeenten, ik ben ervan overtuigd dat men de bestaande dynamiek niet alleen zal gebruiken voor het sociale gedeelte van het beleidsplan, maar voor elk gedeelte.
De aanpassingen die vandaag voorgesteld worden, zijn inderdaad een vertaling van wat er de voorbije zes jaren was. Er is geen specifieke financiële ondersteuning voor de gemeenten, maar dat heeft de gemeenten er niet van weerhouden om toch het nodige te doen voor een gedragen lokaal sociaal beleidsplan. Ik ben blij dat we die aanpassing doen.
De amendementen die aangenomen werden, moeten ervoor zorgen dat er ook in de volgende legislatuur voldoende overleg is met onder andere de Vlaamse Ouderenraad. Wie er uiteindelijk gekozen wordt als partner, zal nog moeten blijken. Mevrouw Dillen gaat ervan uit dat dat de VVSG is. Als het de VVSG is, twijfel ik er niet aan dat die dat goed zal doen. Maar ik twijfel er evenmin aan dat de Vlaamse Regering in eer en geweten zal beslissen welke organisatie de lokale besturen zal begeleiden. Belangrijk is dat we de lokale besturen de kans geven om dat sociale hoofdstuk in te brengen in het totale beleidsplan.
Laat ons eerlijk zijn, collegas: de planlastvermindering die dit teweeg zal brengen, kunnen we alleen maar toejuichen. Uiteraard moeten we er allemaal, hier in dit halfrond en in onze gemeenteraden, over waken dat er voldoende aandacht blijft voor het sociale beleid. (Applaus)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, heren ministers, collegas, we bespreken nu en stemmen straks over het ontwerp van decreet Ouderenbeleid en Ouderenparticipatie. Het huidige decreet, dat dateert van 2004, was misschien nogal betuttelend, maar het heeft er toch voor gezorgd dat 90 procent van onze Vlaamse steden en gemeenten een ouderenadviesraad hebben opgericht. Dat is geen kleine verdienste. De fond is met andere woorden gelegd, ook al weten we dat niet alle gemeenten hun lokale ouderenadviesraden even intensief bevragen.
Veeleer negatief in het huidige decreet was de betuttelende houding, waarbij Vlaanderen traditioneel gaat voor het opleggen van plannen, het aanwerven van personeel verplicht maakt, de methodiek bepaalt en daarna eigenlijk onvoldoende meet wat de resultaten zijn van zijn maatregelen.
Het ontwerp van decreet dat hier vandaag voorligt, bevat zeker een aantal positieve elementen. Het getuigt van een meer volwassen houding ten aanzien van lokale besturen. Lokale besturen zullen binnen hun sociaal lokaal beleidsplan hun ouderenparticipatiebeleid uittekenen en aangeven met welke instrumenten ze die ouderenparticipatie gestalte zullen geven. Vlaanderen zal enkel de resultaten evalueren. In die beleidsvisie stappen wij als liberalen graag mee.
Positief is ook dat kosteninducerende maatregelen, zoals een afzonderlijke ambtenaar voor ouderenbeleidsparticipatie, wegvallen. Deze verplichting stoorde een aantal gemeenten vooral omdat de in het decreet voorziene financiering er nooit is gekomen, en zelfs als zou de financiering er gekomen zijn volgens de voorwaarden van het decreet, dan zouden deze middelen voor kleinere gemeenten nooit hebben volstaan om die ambtenaar in dienst te nemen.
Ondanks deze positieve elementen, zijn er toch ook een aantal bekommernissen, ook bij de meerderheid. Om die reden vroeg mevrouw De Vits een hoorzitting en die leverde ons een goed rapport op van het vandaag bestaande decreet. Uit de hoorzitting bleek ten eerste duidelijk dat een aantal gemeenten dit ontwerp van decreet percipiëren als de afschaffing van de verplichting om te werken rond ouderenbeleidsparticipatie. Dit is volgens ons niet de bedoeling van het decreet. Het belang van ouderenbeleidsparticipatie mag niet worden onderschat gelet op de toenemende vergrijzing, waarbij een steeds groter aandeel van onze bevolking tot die groep ouderen behoort.
Ouderen zijn ook geen eenduidige groep. Je hebt een hele grote groep vitale ouderen, je hebt ouderen die fysiek wat minder goed zijn maar met beperkte hulp nog heel goed functioneren en ten slotte een groep van vooral hoogbejaarde ouderen die fysiek en mentaal sterk afhankelijk worden. Hun verschillende noden en wensen detecteren en er rekening mee houden bij het ontwikkelen van het beleid behoort tot de essentie van een democratie, zowel op Vlaams als op lokaal niveau.
Minister, ik meen te begrijpen dat de minister-president u dringend nodig heeft. Anders wacht ik wel even.
Ga gewoon verder, mevrouw Van der Borght.
Minister, u was net als ikzelf afgelopen vrijdag aanwezig op de viering van 20 jaar Federatie Onafhankelijke Seniorenzorg die in het teken stond van een dynamische ouderenzorg. Dank u, minister, dat u zo aandachtig naar mij luistert.
Ik heb uit uw uiteenzetting daar mogen begrijpen dat het grote debat over onze toekomstige ouderenzorg er zeker zit aan te komen, gelet op de federale bevoegdheden die zullen worden overgeheveld binnen een paar jaar. Minister, collegas, dit mag ons natuurlijk niet beletten daar nu al op te anticiperen in uw en onze werkzaamheden.
De minister-president krijgt er maar niet genoeg van. Minister-president, ik vind het een beetje vervelend dat u telkenmale de minister stoort in zijn poging om te luisteren naar het parlement. Voorzitter Peumans zegt ook altijd als we met elkaar aan het praten zijn: ga babbelen in de koffiekamer, hier moet je luisteren.
Ze zijn wel hier, mevrouw Van der Borght. Gaat u verder.
Dank u wel.
Minister, dit alles mag ons niet beletten om in onze werkzaamheden te anticiperen op wat komen gaat. Vandaar toch ook mijn vraag om de doelstelling van dit ontwerp van decreet scherp te stellen en gemeenten te enthousiasmeren voor de ouderenbeleidsparticipatie en met hen hierover voldoende te communiceren. Ik denk dat verstandige politici die lokaal actief zijn en hun gemeente zien vergrijzen trouwens ook wel de meerwaarde ervan zullen inzien.
Een tweede element dat uit de hoorzitting is gebleken, is dat de subsidiëring van de partnerorganisatie voor ons allesbehalve duidelijk is. We stelden vast dat de VVSG voor het werken rond lokaal sociaal beleid, waarvan ouderenbeleidsparticipatie een onderdeel was, van de Vlaamse overheid 480.000 euro ontvangt. Daarnaast nog een partnerorganisatie erkennen, deed ons vrezen voor een dubbele financiering. Daarom hadden we een amendement ingediend in de commissie om de subsidiëring van de partnerorganisatie te schrappen.
Tijdens de begrotingsbespreking vorige week hebben we nogmaals duidelijkheid gevraagd en ook verkregen. De 148.000 euro die we sinds de stemming van het huidige decreet jaarlijks terugzien in de begroting en die deel uitmaakt van de 480.000 euro subsidie voor de VVSG, zal worden afgetrokken van de subsidie indien de partnerorganisatie een andere organisatie is dan de VVSG. Daarmee bent u ons gedeeltelijk tegemoet gekomen. We zullen nu vanuit onze fractie de uitvoering van dit ontwerp van decreet opvolgen, meer bepaald het aanduiden van de partnerorganisatie, de subsidies voor die partnerorganisatie en de impact ervan op de financiering van de VVSG indien de partnerorganisatie de VVSG niet zou zijn.
Een aandachtspunt dat eveneens aan bod kwam bij de hoorzitting en dat we hier zeker willen herhalen is dat we bij evaluaties meer moeten gaan naar harde cijfers die ons politici en burgers laten zien of we vooruitgang boeken. Dit is een opmerking die niet alleen geldt voor dit onderwerp, maar voor heel veel domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. Itinera gaf ons voorbeelden van landen waar dat wel transparant gebeurt. Misschien kunnen we daar inspiratie opdoen.
Open Vld heeft in de commissie tegen dit ontwerp van decreet gestemd omdat er voor ons geen duidelijkheid was met betrekking tot de dubbele financiering. Daarover is ons door de minister iets meer duidelijkheid gegeven bij de bespreking van de begroting. We blijven desalniettemin beducht voor de uiteindelijke uitvoering en we blijven bekommerd om een aantal zaken, maar het is voor ons wel een argument om onze neen-stem van de commissie om te zetten in een onthouding.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, ik wil mevrouw De Vits bedanken voor het vrij volledige verslag. Ze citeerde mij, zeggende dat wij dit ontwerp van decreet niet kunnen goedkeuren om verschillende redenen. Omdat in de commissie het amendement aanvaard is dat bij de toewijzing van de partnerorganisatie ook het Ouderenoverlegcomité zal worden betrokken, hebben wij in de commissie reeds onze stem omgezet in een onthouding. Dat zullen we ook vandaag doen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ik wil eveneens mevrouw De Vits bedanken voor het volledige verslag. Omdat dit een belangrijk ontwerp van decreet is, wil ik onze visie toch ook verduidelijken.
Minister, we vinden het een goed ontwerp van decreet, dat tegemoet komt aan de doelstellingen die het beoogt en dat volledig kan worden ingepast in de visie die deze regering uitdraagt als het aankomt op de efficiëntie en de werking van de lokale besturen. Het decreet van 30 april 2004 met betrekking tot het inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen, dat met dit ontwerp van decreet wordt aangepast aan de moderne realiteit, heeft ontegensprekelijk zijn waarde gehad.
Er zijn nagenoeg geen lokale besturen meer die ouderen niet betrekken bij het beleid en het staat dus prominent op de agenda van diezelfde lokale besturen. Immers, de overgrote meerderheid van de lokale besturen heeft de afgelopen jaren een visie met betrekking tot ouderenbeleid uitgewerkt, heeft een schepen bevoegd voor senioren, heeft een seniorenadviesraad, heeft een coördinator seniorenbeleid enzovoort. Al deze lokale besturen deden dit onder andere onder stimulans van het decreet van 2004 maar zeker ook als gevolg van het stijgende maatschappelijk belang van ouderen in onze samenleving. We zijn daarom ook blij dat nu gekozen is voor een modernere visie op het ouderenbeleid en dat de betutteling van de lokale besturen achterwege blijft. De lokale besturen zullen zelf de verantwoordelijkheid op zich nemen om een inclusief ouderenbeleid uit te werken, iets wat ze in de praktijk nu ook al doen. De Vlaamse Regering zorgt daarbij terecht voor de nodige ondersteuning via partnerorganisaties.
Tijdens de hoorzitting en de bespreking van het ontwerp van decreet in de commissie is er veel aandacht gegaan naar deze mogelijke partnerorganisaties. In onze visie zijn dat duidelijk niet de provincies, aangezien zij in het kader van de interne staatshervorming andere verantwoordelijkheden hebben gekregen. In de hoorzittingen in commissie mochten we ook horen dat de Vlaamse Ouderenraad zichzelf ook niet als partnerorganisatie ziet. We hebben zeker begrip voor die keuze, maar zijn eveneens tevreden dat zij in dit ontwerp van decreet toch de aandacht krijgen die ze verdienen en dat ze blijvend betrokken worden in dit proces.
Deze modernere visie op het ouderenbeleid past perfect in de planlastvermindering waar deze regering voor staat. Besturen zullen op die manier minder tijd en energie hoeven te stoppen in het maken van plannen en rapporten allerhande, en kunnen die tijd en die energie op een meer zinvolle manier investeren in het ouderenbeleid. Het is daarom belangrijk dat die nagestreefde vermindering van de planlast ook effectief gerealiseerd wordt.
De kritiek die bij de bespreking door sommigen geuit werd, namelijk dat lokale besturen geen aandacht meer zouden besteden aan het ouderenbeleid, lijkt mij volledig onterecht. Lokale besturen dienen immers nog steeds een visie uit te werken in het kader van de nieuwe beheers- en beleidscyclus. Tevens benadrukte minister Vandeurzen in de commissie dat in zijn omzendbrief planlastvermindering aan de lokale besturen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat ze werk moeten maken van ouderenbeleid en -participatie. En persoonlijk kan ik het me echt niet voorstellen dat een bestuursploeg het zich nu nog kan veroorloven om dit niet op te nemen in haar beleid. Er zijn tegenwoordig trouwens voldoende mondige ouderen, die de lokale bestuurders ook zullen wijzen op hun verantwoordelijkheden.
Onze fractie vindt het belangrijk dat in dezen ook wordt ingespeeld op nieuwe vormen van participatie en inspraak. Adviesraden zijn een goed instrument, maar niet elk lid van de doelgroep wordt bereikt door een adviesraad. De lokale besturen zullen dan ook creatief moeten zijn en inspelen op de wijzigende leefwereld van ouderen. Daar moeten we ons van bewust zijn en ook op inspelen.
Voorzitter, minister, collegas, dit ontwerp van decreet biedt de lokale besturen de mogelijkheden en nodige ondersteuning om een ouderenbeleid op maat uit te bouwen en dit zonder zware planlast en betutteling door de Vlaamse overheid. Op basis van deze elementen kan onze fractie niet anders dan dit ontwerp van decreet ten volle steunen. (Applaus)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik stel er prijs op de collegas te danken voor de manier waarop zowel in de commissie als in de plenaire vergadering het ontwerp is behandeld. Een aantal zaken die collegas nu opnieuw hebben aangebracht, werden natuurlijk ook behandeld in de commissie en werden daar beantwoord.
Ik ben een beetje verbaasd over de kritiek of de suggestie als zou bij het aanduiden bij decreet van een coördinerend minister een zware bevoegdheidsoverschrijding aan de orde zijn. Als ik goed geïnformeerd ben, was het in een voorstel van decreet uit 2004 dat het parlement dat in het oorspronkelijke decreet heeft ingeschreven. Het is niet zo dat dat nu plots werd uitgevonden. Het gaat om een bestaande situatie.
Ik ben blij dat ik nu de minister zie. Vanop het spreekgestoelte kunnen we dat niet.
En is het een verbetering? (Gelach)
Nu is het een verbetering, minister.
U hebt gelijk, minister. Het was ingeschreven in dat voorstel van decreet. Op dat ogenblik was er echter geen advies van de Raad van State. Het zijn eminente juristen van de raad die daarover hun licht hebben laten schijnen en dat gemotiveerd hebben opgemerkt.
Het zou me interesseren te weten hoe uw fractie toen heeft gestemd. U hebt toen een positie ingenomen. Dat decreet is ondertussen inderdaad in uitwerking. Het is op dit moment het tweede Vlaams ouderenbeleidsplan dat in uitvoering is.
De bedoeling is dat we op zoek gaan naar één of meerdere partnerorganisaties, precies om de lokale besturen en alle actoren op het lokale vlak aan te moedigen een goed geïntegreerd beleid te voeren, om dat ondersteunende, stimulerende beleid te kunnen voeren. Dat is toch belangrijk. Het ontwerp van decreet verwijst uitdrukkelijk naar de bestaande actoren, waaronder de adviesraden. Zoals het bepaalt, zal er een oproep gelanceerd worden en zullen dan ook één of meerdere partnerorganisaties worden aangeduid. Het is ons natuurlijk bekend dat de VVSG die rol nu vervult. Het ontwerp van decreet is echter duidelijk. Het sluit niet uit dat in de oproep ook ruimte wordt gecreëerd voor bijkomende partnerorganisaties of dat een andere partnerorganisatie wordt aangeduid.
Samen met u ben ik wel tevreden over het amendement dat in de commissie aan het ontwerp van decreet is toegevoegd, namelijk dat er in een evaluatie is voorzien.
Mevrouw De Vits heeft een punt. We moeten nagaan of het vertrouwen dat aan lokale besturen wordt gegeven voor minder betutteling en planlast , niet betekent dat de betrokkenheid en participatie van ouderen aan de opmaak en de uitvoering van het beleid zou verminderen. Ik heb het amendement dan ook gesteund. Het zal toelaten om de vraag naar meer data, cijfers en een concreet zicht op het geheel te beantwoorden.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/4)
De artikelen 1 en 2 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 3. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemming over het artikel wordt aangehouden.
Er is een amendement in hoofdorde tot schrapping van artikel 4 en in bijkomende orde op artikel 4. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Er is een amendement op artikel 5. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Er is een amendement tot schrapping van artikel 6. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemming over het artikel wordt aangehouden.
Er zijn amendementen op artikel 7. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemmingen over de amendementen en over het artikel worden aangehouden.
Artikel 8 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 9. (Zie Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 1716/5)
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
De artikelen 10 tot en met 13 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.